4 Biotechnologie en kwekersrecht

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 5 april 2012 over Biotechnologie en kwekersrecht.

De voorzitter:

Ik heet de leden, de staatssecretaris en de gasten op de publieke tribune van harte welkom. Er zijn zes woordvoerders. Zij krijgen allen twee minuten spreektijd. Die tijd is inclusief het indienen van moties.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Kwekersrecht en genetisch gemodificeerde organismen; er staan grote belangen op het spel: de voedselzekerheid, de vrijheid om te kiezen en de belangen van de boeren en gezonde voeding.

Ik dien twee moties in. De eerste is mede ingediend door een nieuwe woordvoerder op dit terrein, de heer Van Bemmel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er al jaren berichten zijn over vermeende belangenverstrengeling bij de European Food Safety Authority (EFSA);

constaterende dat de EFSA onder meer kritiek heeft gehad van de Europese Ombudsman en het Europees Parlement;

overwegende dat de schijn van belangenverstrengeling ten koste gaat van het vertrouwen in voedselveiligheid van consumenten;

verzoekt de regering, een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de EFSA,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van Bemmel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 221 (27428).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Mijn tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er (biologische) boeren zijn die niet willen werken met cisgenese producten;

overwegende dat keuzevrijheid gewaarborgd dient te worden;

spreekt uit dat zaaizaad en producten die tot stand zijn gekomen middels cisgenese en andere ggo-technieken, door een label herkenbaar dienen te zijn voor de burger en de consument,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 222 (27428).

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Mede namens mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink van de ChristenUnie dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat cisgenese technieken vergelijkbaar zijn met klassieke veredelingstechnieken en kunnen bijdragen aan verduurzaming van de landbouw en mondiale voedselzekerheid;

constaterende dat de European Food Safety Agency (EFSA) recent een rapport heeft uitgebracht over cisgenesetechnieken, waarbij EFSA de risico's van de toepassing ervan vergelijkbaar acht met de risico's van klassieke veredelingstechnieken;

van mening dat door toepassing van nieuwe veredelingstechnieken zoals cisgenese, er spoedig een substantiële bijdrage geleverd kan worden aan weerbaarheid van gewassen tegen ziekten en plagen, en dus aan reductie van gewasbeschermingsmiddelengebruik, met positieve gevolgen voor het milieu en de mondiale voedselzekerheid;

verzoekt de regering, te bevorderen dat cisgenesetechnieken vrijgesteld worden van de EU-wet- en regelgeving inzake gmo's en de Kamer uiterlijk 1 juli 2012 over de voortgang van dit overleg te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ormel en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 223 (27428).

De heer Ormel (CDA):

Een tweede motie dien ik in met collega Snijder-Hazelhoff.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gentherapie een zeer veelbelovend onderzoeksveld in de medische biotechnologie is waarmee ziekten die tot nu toe onbehandelbaar zijn, mogelijk behandelbaar worden;

overwegende dat gentherapie in Nederland valt onder Richtlijn 2001/18, terwijl deze in overige lidstaten valt onder ingeperkt gebruik: Richtlijn 2009/41;

overwegende dat Richtlijn 2009/41 voldoende voorzorgsmaatregelen bevat voor het veilig gebruik van gentherapie en dat de Commissie Genetische Modificatie geadviseerd heeft tot het dereguleren van bepaalde vormen van gentherapie;

verzoekt de regering, een eventuele nationale kop te verwijderen, het ontwerpbesluit op dit punt aan te passen en bij de Europese Commissie aan te dringen op een evaluatie met als doel de uitvoering op het gebied van gentherapie zo spoedig mogelijk te harmoniseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ormel en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 224 (27428).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Ik heb geen motie maar ik wil toch graag even twee puntjes markeren. Het eerste punt heeft betrekking op de eerste motie die de heer Ormel net heeft ingediend. Vorig jaar februari heeft de VVD-fractie samen met de CDA-fractie de regering verzocht, in Europees verband snel over te gaan tot een vereenvoudiging van het toelatingsregime of een vrijstelling voor onder meer de vernieuwende veredelingstechniek cisgenese. De VVD is daar al jaren voorstander van. Die motie is met een ruime meerderheid aangenomen. Wij kunnen volgens ons nu een vervolgstap zetten en nog sneller aan de slag omdat de EFSA in een recent uitgebracht rapport heeft verduidelijkt dat ook de risico's van toepassing van de cisgenese-techniek vergelijkbaar zijn met de klassieke veredelingstechniek, dus dat niets meer in de weg staat om voor cisgenese zo snel mogelijk een vrijstelling in de EU-regelgeving over het gmo te krijgen.

De tweede opmerking die ik graag maak, is dat wij het kabinet nogmaals verzoeken om de brede kwekersvrijstelling serieuzer in Europa met een aantal lidstaten op te pakken. Wij beseffen dat niet alle lidstaten hier evenveel belang bij hebben, maar wij zullen echt onze coalitiepartners in Europa in die zin moeten zoeken om ook dit te bewerkstelligen.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie maakt zich nog wel wat zorgen over de inzet van dit kabinet voor de brede kwekersvrijstelling in Europa. Dat is in het debat aan de orde geweest. Wij hopen dat de staatssecretarissen goed hebben begrepen dat het voor de Kamer van ongelofelijk groot belang is dat de motie-Koopmans onverkort wordt uitgevoerd. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij vrijstelling van nieuwe veredelingstechnieken de verplichting het product apart te labelen, vervalt;

overwegende dat er bij consumenten en boeren de wens bestaat om de genetisch gemodificeerde gewassen te herkennen;

verzoekt de regering, de keuzevrijheid van producenten en consumenten te garanderen door voor producten afkomstig van de acht nieuwe veredelingstechnieken, te weten zinc finger nuclease, gerichte mutagenese, cis- en intragenese, RNA methylering, gg-enten, agroinfiltratie en reversed breeding, de labelingsplicht te behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dikkers en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 225 (27428).

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik dien een drietal moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de European Food Safety Authority (EFSA) onder meer kritiek heeft gehad van de Europese Ombudsman en het Europees Parlement wegens belangenverstrengeling;

van mening dat de Europese markt pas opengesteld mag worden voor genetisch gemodificeerde gewassen als de European Food Safety Authority (EFSA) als een neutraal orgaan beschouwd kan worden;

verzoekt de regering, actief in Europa te bepleiten dat het onwenselijk is om mensen in functie te houden bij de European Food Safety Authority (EFSA) die de schijn van belangenverstrengeling hebben vanwege voormalige functies of dubbele functies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 226 (27428).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het niet wenselijk is dat dieren moeten sterven of moeten lijden wegens de introductie van genetisch gemodificeerde gewassen;

spreekt uit dat als voorwaarde voor goedkeuring van veldproeven of commerciële toepassingen van genetisch gemodificeerde gewassen in Nederland wordt opgenomen dat geen dierproeven gedaan worden of zijn ten bate van dat gewas, en dat dit in de vergunningsvoorwaarde opgenomen dient te worden;

spreekt uit dat als de regering meent dat er een groot en zwaarwegend maatschappelijk belang is bij de introductie per veldproef of commerciële toepassing van een genetisch gemodificeerd gewas in Nederland dat dierproeven rechtvaardigt, zij niet overgaat tot het verlenen van een vergunning alvorens de Kamer hier haar goedkeuring aan heeft verleend,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 227 (27428).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, het co-existentieoverleg genetisch gemodificeerde organismen weer bijeen te roepen;

verzoekt de regering tevens, cisgenese te betrekken bij het co-existentieoverleg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 228 (27428).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. De ChristenUnie-fractie heeft er grote twijfels over of co-existentie gaat werken. Het garanderen van een gentechvrije status voor bijvoorbeeld bioboeren gaat over veel meer dan afspraken over isolatieafstanden. Het gaat ook over het handhaven van een strikte nultolerantie in zaaigoed. Het gaat ook over menselijke fouten, zoals het niet schoonmaken van machines, het verwisselen van poot- en zaaigoed et cetera. Het gaat ook over het betrekken van imkers, die te maken zullen krijgen met vervuiling door stuifmeelkorrels van bijvoorbeeld maïs, waardoor hun honing onverkoopbaar wordt. De introductie van genetisch gemodificeerde gewassen leidt tot contaminatie, zoals blijkt uit de praktijk in bijvoorbeeld Canada en de Verenigde Staten. De ChristenUnie-fractie is zeer kritisch over de teelt van genetisch gemodificeerde gewassen in de Nederlandse landbouw.

De huidige situatie betreffende het convenant is nog allerminst bevredigend. Het ontbreken van een gevuld schadefonds en een goed monitoringssysteem kan natuurlijk niet, en al helemaal niet nu vandaag bij wijze van spreken de genetisch gemodificeerde aardappels van BASF al gepoot zouden kunnen worden. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de HPA-verordening co-existentie in werking is getreden voor wat betreft de gewassen maïs, aardappelen en suikerbieten;

overwegende dat er nog geen monitoringssysteem bestaat voor de teelt van genetisch gemodificeerde gewassen en dat er nog geen volledig gevuld restschadefonds bestaat, volgens het principe "de vervuiler betaalt";

verzoekt de regering, met de convenantpartners tot behoorlijke en gedragen afspraken te komen op het gebied van monitoring en restschade, zodat op zijn minst het pakket van co-existentieafspraken gereed is voordat de teelt van deze genetisch gemodificeerde gewassen in Nederland plaatsvindt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Dikkers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 229 (27428).

De heer Ormel (CDA):

Ik heb een vraag over de motie van mevrouw Dikkers, die ook door mevrouw Wiegman is ondertekend. Daarin wordt gevraagd om een labelingsplicht voor een aantal nieuwe technieken, waaronder cisgenese. Maar mevrouw Wiegman heeft ook mijn motie ondertekend waarin verzocht wordt de cisgenesetechnieken vrij te stellen van EU-wet- en regelgeving inzake gmo's. Hoe verhouden die twee zaken zich volgens haar tot elkaar?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik ben een groot voorstander van labeling en etikettering als het gaat om herkomst. Wat betreft cisgenese en de EU-wet- en regelgeving ben ik erg kritisch op het feit dat dit onder hetzelfde regime zou vallen als de genetische modificatie die over de soortgrenzen heen gaat.

De heer Ormel (CDA):

Daarmee komt de geachte afgevaardigde Wiegman toch in een onmogelijke spagaat volgens mij. Door de motie-Dikkers mee te ondertekenen wil zij technieken die volkomen normaal zijn – alles dus – onder een labelingsplicht brengen. Ook op een biologisch geteeld gewas moet dan een label komen dat vermeldt hoe het tot stand is gekomen. Ik kan me niet voorstellen dat de ChristenUnie dat wil.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik ben een groot voorstander van duidelijke labels en etikettering op tal van terreinen. Dat is al jaren mijn betoog. Het is echter absoluut niet mijn bedoeling om op deze manier cisgenese onder de EU-regelgeving te houden op al die punten waarvan we zeggen: dat hoort daar niet thuis. De heer Ormel leest de motie blijkbaar anders. Ik ben erg benieuwd hoe de staatssecretaris haar leest. Ik ben in ieder geval voor duidelijke etikettering en labeling, zodat de herkomst bekend is en mensen keuzevrijheid hebben.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. Ik bedank de afgevaardigden voor de gemaakte opmerkingen, de vragen en de ingediende moties. Kortheidshalve ga ik meteen in op de moties.

In de motie op stuk nr. 221 verzoeken mevrouw Ouwehand en de heer Van Bemmel de regering om een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de positie van de EFSA. In het AO heb ik al aangegeven dat dit wat ons betreft niet meer nodig is. Wij hebben binnen Europa op verzoek van de Kamer een- en andermaal aandacht gevraagd voor de positie van de EFSA. Onze vragen hebben mede geleid tot een groot aantal acties en maatregelen, waarbij transparantie in de meest ruime zin het vertrekpunt is geworden, zowel over de werkwijze als over de positie van de betrokkenen. Wij zijn met eenieder van mening dat de schijn van belangenverstrengeling altijd moet worden tegengegaan. Juist daarom is transparantie zo belangrijk. Iedereen kan via internet zien wie wat doet en heeft gedaan en waar eventueel conflicterende belangen lijken te bestaan. Kortom, ik kan niet anders dan zeggen dat deze motie overbodig is. Ik ontraad haar derhalve.

In de motie op stuk nr. 223 verzoeken de heer Ormel en mevrouw Wiegman de regering om in overleg met de andere Europese lidstaten en de Europese Commissie te bevorderen dat cisgenesetechnieken worden vrijgesteld van de Europese wet- en regelgeving inzake gmo's. In het AO heb ik al aangegeven dat het kabinet zeker de intentie heeft om hier met een positieve grondhouding naar te kijken. Wij vinden het echter ook belangrijk om eerst met de Nederlandse stakeholders – dat gebeurt volgende week – en met de EFSA te spreken over hetgeen de EFSA heeft geschreven. Daarna komen wij pas met het kabinetsstandpunt. De intentie van de motie is helder en ik zeg de indieners toe dat wij voor 1 juli met een inhoudelijke reactie komen. De intentie van de motie kan ik steunen. Ik laat het oordeel hierover daarom graag aan de Kamer.

De motie-Ormel/Snijder-Hazelhoff op stuk nr. 224 gaat over gentherapie. De indieners stellen in de motie dat de lidstaten op basis van verschillende richtlijnen op verschillende manieren omgaan met gentherapie en gentherapeutische toepassingen. Ik heb dat erkend. Nederland heeft gekozen voor de richtlijn die in de motie wordt genoemd om korte lijnen en korte procedures mogelijk te maken. Daarbij staat vooral de positie van de patiënt centraal. De suggestie die in de overwegingen van de motie doorklinkt, namelijk dat alleen Nederland zich zou baseren op richtlijn 2001/18, klopt niet. De meeste lidstaten baseren zich op deze richtlijn. Andere lidstaten baseren zich op de andere richtlijn, 2009/41. Ik deel de opvatting van de heer Ormel dat er sprake moet zijn van harmonisatie. Ik deel niet de opvatting dat er in Nederland sprake is van een Europese kop; integendeel. Wij kiezen juist voor deze richtlijn omdat hiermee onnodige wet- en regelgeving wordt vermeden en omdat hiermee de procedures worden ingekort. De intentie van de motie is dat er moet worden gestreefd naar harmonisatie. Dat kan ik voluit onderstrepen. Daarom laat ik het oordeel over deze motie, met de kanttekeningen die ik heb gemaakt, graag aan de Kamer.

De heer van Gerven heeft een motie ingediend, op stuk nr. 226, over de EFSA. Deze motie is vergelijkbaar met de motie-Ouwehand/Van Bemmel op stuk nr. 221. Ook in die motie wordt gevraagd om onafhankelijke stappen te zetten met betrekking tot de positie van de EFSA-leden, zeker als er sprake is van een schijn van belangenverstrengeling. Ik heb al aangegeven wat Nederland heeft gedaan en kan dus niet anders dan de motie ontraden.

In zijn motie op stuk nr. 227 geeft de heer Van Gerven aan dat er met betrekking tot de dierproeven in relatie tot de plantaardige ontwikkelingen geen enkele sprake mag zijn van dierproeven. Het is niet de plek om dat hier te regelen; daar hebben wij de Wet op de dierproeven voor. De Kamer weet welke beperkingen daarin zijn aangebracht. Alleen al om die reden adviseer ik haar om deze motie niet te steunen. Juist de Wet op de dierproeven biedt de gelegenheid om dit soort zaken te regelen. Aan dubbele wet- en regelgeving hebben de Kamer en de leden van het kabinet ook geen behoefte. Om die reden ontraad ik deze motie.

De motie van de heer Van Gerven op stuk nr. 228, waarin de regering wordt verzocht om cisgenese te betrekken bij het co-existentieoverleg, neemt collega Bleker met zich mee. Wij hebben daar niet over gesproken, maar mede namens hem zeg ik dat het oordeel over deze motie aan de Kamer is. De resterende moties zijn voor de heer Bleker.

De heer Ormel (CDA):

Hoe kan de regering positief staan tegenover de beweging om cisgenese vrij te stellen van alle gmo-regelgeving en tegelijk positief staan tegenover het betrekken van cisgenese bij het co-existentieoverleg? Dat rijmt niet met elkaar.

Staatssecretaris Atsma:

Wat mij betreft pakt de heer Bleker de laatste motie inhoudelijk over. Hij laat het oordeel over deze motie graag aan de Kamer. Hij ziet geen overwegende bezwaren. Hij zou overwegende nadelen kunnen noemen, maar die ziet hij ook niet, en dus laat hij graag het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:

Dit is een wat lastige discussie. Het woord is aan mevrouw Snijder.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Een beetje consistent beleid van het kabinet zou heel aardig zijn. De staatssecretaris gaf, met zijn verhaal daarbij, met "oordeel Kamer" een positief advies over cisgenese en ondersteunt daarmee wat in die motie staat. In deze motie wordt dat eigenlijk weersproken, omdat daarin wel degelijk weer de link wordt gelegd met de gmo-discussie. Dit, terwijl dat op Europees niveau daar nu juist van losgekoppeld is door de EFSA-rapportage. Ik vind dat dus een beetje vreemd. Het had mij dus logischer geleken als staatssecretaris Bleker deze motie zou ontraden met overwegende bezwaren.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Het is een beetje een bijzondere orde van dienst, maar ik zal een aanvulling geven op de motie op stuk nr. 228. Daarin staat niets meer en niets minder dan "te betrekken bij". "Te betrekken bij" kan dus ook betekenen: in dat overleg de consequenties trekken die zojuist zijn geformuleerd. We hebben een standpunt ten aanzien van cisgenese geformuleerd, en met deze motie wordt bedoeld dat deze conclusies bij het co-existentieoverleg betrokken dienen te worden, om vervolgens te zien wat dat daarvoor betekent. Dat is wat er staat, niets meer en niets minder.

De voorzitter:

Mijnheer Van Gerven, aan welke staatssecretaris wilt u een vraag stellen?

De heer Van Gerven (SP):

Het gaat om mijn motie, dus het is toch wel goed als ik daar ook nog even wat over zeg. Cisgenese staat ter discussie. De EFSA heeft een rapport gepubliceerd, en anderen hebben dat ook gedaan. Die rapporten geven aan dat er wel degelijk risico's kunnen zijn, net als bij transgenese. Wij vragen dus niets meer en niets minder dan de mensen die het betreft, bij elkaar te brengen en met hen in gesprek te gaan. Dat lijkt mij gewoon een goede zaak. Het komt niet elke dag voor dat ik het kabinet moet bijvallen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Gerven, u staat bij de interruptiemicrofoon. Dat betekent dat u een vraag gaat stellen aan de staatssecretaris en niet dat u uw eigen motie gaat verdedigen. Ik hoop niet dat de heer Ormel nu de heer Van Gerven iets gaat vragen, maar dat hij een vraag aan de staatssecretaris heeft.

De heer Ormel (CDA):

Ja, want ik vond de redenering van de staatssecretaris zeer interessant. Maar die redenering volgend, gaat de staatssecretaris dan ook de biologische landbouw betrekken bij het co-existentieoverleg?

Staatssecretaris Bleker:

Nee.

De heer Ormel (CDA):

Waarom niet?

Staatssecretaris Bleker:

Omdat een discussie hierover afgerond lijkt te zijn, waar het gaat om cisgenese. Hoe die relatie dan in het co-existentieoverleg wordt gelegd, moet daar af geconcludeerd worden. Dat is mijn stellingname en dat is ook de bedoeling van de indiener. De bijval van de SP, reeds zo vroeg op deze mooie donderdagochtend, geeft geweldig veel hoop.

De voorzitter:

Uw dag kan niet meer stuk.

Staatssecretaris Bleker:

Inderdaad.

De voorzitter:

Dan geef ik u nu het woord om de andere moties te behandelen.

Staatssecretaris Bleker:

De motie op stuk nr. 222 is prematuur. Om die reden stel ik voor om de motie aan te houden. Er komt nog een definitief standpunt van het kabinet over cisgenese als ggo. Dat is ook afhankelijk van het traject in Europa, in Europese regelgeving inzake biologische landbouw.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand heeft daar een vraag over.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik hoor graag van de staatssecretaris wanneer hij denkt dat er een kabinetsstandpunt komt en of hij inschat dat het op deze lijn zal zitten. Wij hebben gewisseld dat opkomen voor de keuzevrijheid van de boeren ook in het hart van de staatssecretaris zou liggen.

Staatssecretaris Bleker:

Dat is ook zo, maar ik kan niet vooruitlopen op de inhoud van een kabinetsbesluit. Ik kijk ook even naar de collega wanneer wij denken dat er een kabinetsbesluit dienaangaande is, maar ik neem aan dat wij het dan over enkele maanden hebben. Voor de zomer, zegt hij.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, houdt u dan uw motie aan?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat overweeg ik nog heel even. Ik laat het u weten.

De voorzitter:

Dank u.

Staatssecretaris Bleker:

Precies diezelfde argumentatie geldt voor de motie op stuk nr. 225.

Over de motie op stuk nr. 229 laat ik het oordeel aan de Kamer. In de constatering wordt gesproken over een volledig gevuld restschadefonds. Ik neem niet aan dat wordt beoogd dat het daartoe moet komen, maar dat het tot afspraken moet komen tussen de convenantspartners. Dat heb ik in het algemeen overleg al toegegeven. Zo bedoeld zie ik de motie als ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel aan de Kamer.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Wij houden onze motie op stuk nr. 225 aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Dikkers stel ik voor, haar motie (27428, nr. 225) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik wilde nog even laten weten dat de staatssecretaris de motie op stuk nr. 229 inderdaad zo kan lezen. Ik kijk ook uit naar het kabinetsbesluit voor de zomer, zeker waar het gaat over keuzevrijheid en cisgenese.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven