Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 19 december 2023, nr. IENW/BSK-, tot wijziging van de Regeling bodemkwaliteit 2022 in verband met het aanwijzen en het actualiseren van normdocumenten

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 25 van het Besluit bodemkwaliteit;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling bodemkwaliteit 2022 wordt als volgt gewijzigd:

A

De tabel in bijlage C komt te luiden:

Aanwijzen werkzaamheden en normdocumenten

Indien in de tabel voor een categorie van werkzaamheden een normdocument of een onderdeel van een normdocument in de derde kolom, onderscheidenlijk vierde kolom, cursief is weergegeven, geschiedt de aanwijzing van dat normdocument of onderdeel daarvan uitsluitend ten behoeve van de toepassing van de artikelen 9 en 15 van het Besluit bodemkwaliteit.

Indien in de tabel voor een categorie van werkzaamheden een normdocument of een onderdeel van een normdocument in de derde kolom, onderscheidenlijk vierde kolom, dikgedrukt is weergegeven, geschiedt de aanwijzing van dat normdocument of onderdeel daarvan uitsluitend ten behoeve van de toepassing van artikel 18 van het besluit (de wijze van uitvoering van een werkzaamheid). De aanwijzing heeft dan betrekking op essentiële eisen ILT-toezicht.

Categorie

Werkzaamheden

Normdocumenten

Certificatie- en accreditatierichtlijnen

Onderdelen

Vereiste van een certificaat, onderscheidenlijk accreditatie als grondslag voor een erkenning bodemkwaliteit

Vereiste van een erkenning bodemkwaliteit, onderscheidenlijk erkenning bodemkwaliteit met persoonsregistratie

Toepasselijkheid van art. 17, lid 1, onderscheidenlijk art. 17, lid 2 (onafhankelijkheidsvereisten)

1

Aanleg van bodembeschermende voorzieningen als bedoeld in artikel 4.509 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

BRL SIKB 7700 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 7701 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening met prefab betonnen elementen, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 7702 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening van beton, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 7703 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening met bitumineus materiaal, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 7704 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte kunstharsgebonden beschermlaag, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 7711 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voegafdichting, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

2

Verlenen van een productcertificaat voor het produceren van producten op grond van een nationale BRL

BRL 1004-01 Kalkzandsteen, versie van 25 mei 2016.

 

accreditatie

erkenning

Werkzaamheid als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 2

   

BRL 1328-03 Pleistersystemen, versie van 30 juni 2016.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 2307-2 AEC-bodemas voor ongebonden toepassing in grond en wegenbouwkundige werken, versie van 3 juli 2017.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 2506-2 Recyclinggranulaten, versie van 15 juli 2019.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 5068 Cellenbeton voor toepassing in buitenwanden (type B-wanden) in bouwwerken, versie van 5 juli 1999, met wijzigingsblad van 9 juni 2016.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 5070 Vooraf vervaardigde betonproducten, versie van 16 april 2015.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 5071 Vooraf vervaardigde vezelcement producten, versie van 16 april 2015.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 5076 Vooraf vervaardigde polymeerbeton producten, versie van 16 april 2015.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 5077 vooraf vervaardigde geopolymeerbeton producten/ geopolymeerbeton voor ter plaatse gestorte producten, versie van 15 april 2017.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 5078 Groutmengsels voor het afdichten van boorgaten, versie van 26 juni 2019 met wijzigingsblad van 16 juli 2020

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 5080: vooraf vervaardigde producten op basis van een CO2 geactiveerd bindmiddel versie van 15 december 2022

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 52230 Keramische producten, versie van 22 april 2015.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9301 Mijnsteen voor GWW-werken, versie van 25 februari 2016.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9302-2 E-bodemas in ongebonden toepassing, versie van 8 mei 2015 met wijzigingsblad van 27 mei 2019.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9313 Zand uit dynamische wingebieden, versie van 26 juni 2019.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9315 De milieuhygiënische kwaliteit van geëxpandeerde kleikorrels voor ongebonden toepassing in werken, versie van 9 april 2008, met wijzigingsblad van 3 juli 2017.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9317 Poreus gesteente van vulkanische oorsprong, versie van 13 mei 2015.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9319 De milieuhygiënische kwaliteit van drinkwaterreststoffen voor toepassing in grondwerken, versie van 31 augustus 2009.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9320 Bitumineus gebonden mengsels, versie van 24 april 2009, met wijzigingsblad van 19 juni 2017.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9321 Milieuhygiënische kwaliteit van industriezand en (gebroken) industriegrind, versie van 4 november 2014, met wijzigingsblad van 27 mei 2019.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9322 Mengsels van cementgebonden minerale reststoffen, versie van 1 maart 2016 met wijzigingsblad van 2 september 2016.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9324 Groevesteen in ongebonden toepassing, versie van 13 mei 2015, met wijzigingsblad van 27 mei 2019.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9326 Schelpen, versie van 15 september 2011, met wijzigingsblad van 13 mei 2015.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9327 Milieuhygiënische kwaliteit van bitumineuze afdichtingsmaterialen voor toepassing in waterkerende en waterafdichtingssystemen, versie van 30 maart 2017.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9331 Geblazen glasgranulaat, versie van 26 juni 2019.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL9335 Grond, versie van 2 november 2021, en de bijbehorende SIKB protocollen 9335-1, 9335-2 en 9335-4, versies van 2 november 2021.

Tot 1 april 2025 is het toegestaan om BRL 9335 Grond, versie van 22 juni 2017, met wijzigingsblad van 2 november 2021, en de bijbehorende SIKB-protocollen 9335-1, 9335-2 en 9335-4, versies van 22 juni 2017, met wijzigingsblad van 2 november 2021. toe te passen.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL 9335, SIKB Protocol 9335-1, SIKB Protocol 9335-2 onderscheidenlijk SIKB Protocol 9335-4, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9337 De milieuhygiënische kwaliteit van polymeergebonden steenslag voor toepassing in GWW-werken, versie van 2 november 2009.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9338 Cementgebonden mortel, versie van 17 juni 2016.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9339 De milieuhygiënische kwaliteit van duurzaam waterglasgebonden grond voor in situ toepassing in bouwkundige en civieltechnische werken, versie van 11 november 2022

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9341 Steenachtige substraten, versie van 25 februari 2016.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9345 Slakken en slakmengsels voor toepassing in GWW-werken, versie van 7 oktober 2015.

 

accreditatie

erkenning

 
   

BRL 9348 Nationale beoordelingsrichtlijn voor het NL BSB® Productcertificaat voor de milieuhygiënische kwaliteit van cementgebonden mortels uit verplaatsbare volumetrische doseer- en menginstallaties op basis van niet-gekalibreerde weegmiddelen, versie van 3 juni 2022

 

accreditatie

erkenning

 

3

Analyse van bouwstoffen, grond of baggerspecie ter voldoening aan een verplichting die geldt bij of krachtens het Besluit bodemkwaliteit

NEN-EN-ISO/IEC 17025:2018 Algemene eisen voor de competentie van test- en kalibratielaboratoria in combinatie met toepasselijke onderdelen van AP04 die in deze kolom en volgende kolom bij de werkzaamheid in categorie 3 zijn aangewezen.

 

accreditatie

erkenning

Werkzaamheid als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 1

   

AP 04-A, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Algemeen, versie 10, vastgesteld op 23 april 2020.

Tot 1 oktober 2024 is het

toegestaan versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

 

accreditatie

erkenning

 
   

AP 04-V, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Monstervoorbehandeling, versie 11, vastgesteld op 23 april 2020

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 10, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

 

accreditatie

erkenning

 
   

AP 04-SG, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Samenstelling grond, versie 13, vastgesteld op 23 april 2020.

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 12, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

Pakket SG1.

Pakket SG2.

Pakket SG3.

Pakket SG4.

Pakket SG5.

Pakket SG6.

Pakket SG8.

accreditatie

erkenning

 
   

AP 04-SB, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Samenstelling bouwstoffen (niet zijnde grond en afvalstoffen), versie 10, vastgesteld op 23 april 2020.

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

Pakket SB1.

Pakket SB3.

Pakket SB4.

Pakket SB5.

accreditatie

erkenning

 
   

AP 04-U, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Uitloogonderzoek, versie 10, vastgesteld op 23 april 2020

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

Pakket U1.

Pakket U2.

Pakket U3.

accreditatie

erkenning

 
   

AP 04-E, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Analyse van eluaten, versie 10, vastgesteld op 23 april 2020.

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

 

accreditatie

erkenning

 

4

Analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, bij een verkennend onderzoek, een nader onderzoek of een vergelijkbaar onderzoek van de bodem, dan wel bij een onderzoek in het kader van een ingreep in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam.

Deze werkzaamheid is niet aangewezen voor zover zij uitsluitend in de privésfeer wordt verricht, niet wordt verricht om direct of indirect aan een wettelijke verplichting te voldoen en bij het verrichten van de werkzaamheid ook geen andere publieke belangen in het geding zijn.

NEN-EN-ISO/IEC 17025:2018 Algemene eisen voor de competentie van test- en kalibratielaboratoria in combinatie met toepasselijke onderdelen van AS SIKB 3000 die in deze kolom en volgende kolom bij de werkzaamheid in categorie 4 zijn aangewezen.

 

accreditatie

erkenning

Werkzaamheid als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 1

   

AS SIKB 3000, Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek, versie 8, vastgesteld op 23 april 2020.

Protocol 3001, Conserveringsmethoden en conserveringstermijnen voor milieumonsters, versie 5 van 2 oktober 2014.

Protocollen 3010 t/m 3090, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (grond), versie 9, vastgesteld op 23 april 2020.

Protocollen 3110 t/m 3190, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (grondwater), versie 8, vastgesteld op 23 april 2020.

Protocollen 3210 t/m 3290, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (waterbodem), versie 6, vastgesteld op 23 april 2020.

accreditatie

erkenning

 

5

Bewerking, zijnde de procesmatige ex-situ reiniging en bewerking van grond die is ingedeeld in de kwaliteitsklasse matig of sterk verontreinigd of baggerspecie die is ingedeeld in de kwaliteitsklasse sterk verontreinigd.

BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 5.1, vastgesteld op 2 november 2021.

Tot 1 april 2025 is het toegestaan om BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 7500, Protocol 7510:

Thermische reiniging;

Extractieve reiniging/bewerking;

Eenvoudige procesmatige zandscheiding van (zandige) baggerspecie;

Biologische reiniging/ behandeling (incl. landfarming);

Koude immobilisatie;

Fysische scheiding (nat of droog zeven).

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 7500, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

Protocol 7510, Procesmatige ex situ reiniging/bewerking en immobilisatie van grond en baggerspecie, versie 5.1, vastgesteld op 2 november 2021,

Tot 1 april 2025 is het toegestaan om Protocol 7510, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 7510, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

 
 
 
 

6

Certificeren van personen voor werkzaamheden die in de uitoefening van een bedrijf worden uitgevoerd

NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012, Conformiteitsbeoordeling-Eisen voor certificatie-instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten in combinatie met een of meerdere normdocumenten die zijn opgenomen in deze tabel.

 

accreditatie

erkenning

Werkzaamheid als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 2

7

Periodieke inspectie van bodembeschermende voorzieningen als bedoeld in het het Besluit activiteiten leefomgeving

AS SIKB 6700 – Inspectie bodembeschermende voorzieningen, versie 3.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6701 – Visuele inspectie vloeistofdichtheid, versie 3.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6702 – Geo-elektrische meting vloeistofdichtheid, versie 3.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6703 – Hydrologische meting vloeistofdichtheid, versie 3.1, vastgesteld op 24 februari 2022, met uitzondering van hoofdstuk 4 van dit protocol.

Tot 1 april 2025 mag gebruik gemaakt worden van Protocol 6703 – Hydrologische meting vloeistofdichtheid, versie 3.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6704 – Meten vloeistofdichtheid met luchttestsysteem, versie 3.0 vastgesteld op 1 december 2022.

Tot 1 april 2025 mag gebruik gemaakt worden van Protocol 6704 – Meten vloeistofdichtheid met luchttestsysteem, versie 2.0, vastgesteld op 19 februari 2015.

Protocol 6711 – Visuele inspectie vloeistofdichtheid minerale lagen, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

accreditatie

erkenning

Werkzaamheid als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 2

8

Milieukundige begeleiding die bestaat uit:

– Processturing bij het uitvoeren van de milieubelastende activiteit graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit zoals bedoeld in artikel 4.1233 van het Besluit activiteiten leefomgeving

– Processturing en verificatie bij het uitvoeren van de milieubelastende activiteit saneren van de bodem als bedoeld in artikel 4.1244 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

– Processturing en verificatie bij uitvoering van een sanering van de bodem, uitgezonderd de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, of een grondwatersanering onder het overgangsrecht van de Wet bodembescherming

– Processturing en verificatie bij het uitvoeren van een grondwatersanering geregeld bij of krachtens een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, Omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet of een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet

– Processturing en verificatie bij het uitvoeren van herstel van de bodemkwaliteit zoals bedoeld in artikel 5.6 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op basis van de zorgplicht of naar aanleiding van een ongewoon voorval. Voor het uitvoeren van deze werkzaamheid is geen erkenning bodemkwaliteit vereist indien sprake is van een ongewoon voorval op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in afdeling 19.1 Omgevingswet en onverwijld handelen noodzakelijk is.

– Processturing bij het uitvoeren van een ingreep zijnde een baggerwerk of onderhoudswerk met een omvang van tenminste 1.000 m3, in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam die is ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse sterk verontreinigd

– Processturing en verificatie bij de uitvoering van een spoedeisende waterbodemsanering die op grond van overgangsrecht wordt uitgevoerd onder de Wet bodembescherming zoals die

BRL SIKB 6000 Milieukundige begeleiding van graven in de bodem, saneren van de bodem, grondwatersanering, ingrepen in de waterbodem en nazorg, versie 6.0, vastgesteld op 7 maart 2022

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om BRL SIKB 6000, Beoordelingsrichtlijn Milieukundige begeleiding van (water)bodemsaneringen, ingrepen in de waterbodem en nazorg, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 6000:

– Verificatie;

– Processturing

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 6000, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

Of

BRL SIKB 7000 Uitvoering van graven in de bodem, saneren van de bodem, grondwatersanering en ingrepen in de waterbodem, versie 7, vastgesteld op 7 maart 2022

Tot 1 januari 2025 is het toegestaan om BRL SIKB 7000 – Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 7000:

– Processturing.

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 6001, Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met conventionele methoden en nazorg, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen.

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 6002, Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met in situ methoden en nazorg, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen.

Protocol 6003, Milieukundige begeleiding van ingrepen in de waterbodem en waterbodemsaneringen, versie 6.1, vastgesteld op 7 maart 2022.

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 6003, Milieukundige begeleiding van ingrepen in de waterbodem en uitvoering van waterbodemsaneringen, versie 5.0 van 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen

Protocol 6005, Milieukundige begeleiding van graven in de bodem en saneren van de bodem, versie 6.0, vastgesteld op 7 maart 2022. Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 6005: Milieukundige begeleiding van graven in en saneren van de bodem, versie 1.0, versie 26 maart toe te passen.

Protocol 6006, Milieukundige begeleiding van saneren van de bodem met in situ technieken en grondwatersaneringen, versie 6.0, vastgesteld op 7 maart 2022.

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 6006: Milieukundige begeleiding van saneren van de bodem met in situ technieken en grondwatersanering, versie 1.0, versie 26 maart 2020 toe te passen.

Protocol 6007: Milieukundige begeleiding van tijdelijk uitname van grond, versie 6.0, vastgesteld op 7 maart 2022

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 6001, Protocol 6002, onderscheidenlijk Protocol 6003, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

certificaat

Erkenning met persoonsregistratie

Werkzaamheid onderdeel verificatie als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 1

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Waterwet

 

Of

Protocol 7006 – Uitvoering van saneren van de bodem met in situ technieken en grondwatersaneringen, versie 6.0, vastgesteld op 7 maart 2022.

Tot 1 januari 2026 mag Protocol 7002 – Uitvoering van landbodemsaneringen met in situ methoden, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toegepast worden.

     

9

Monsterneming bij partijkeuringen ter voldoening aan een verplichting die geldt bij of krachtens het Besluit bodemkwaliteit

BRL SIKB 1000, Beoordelingsrichtlijn Monsterneming voor partijkeuringen, versie 9.1, vastgesteld op 2 november 2021.

Tot 1 april 2025 is het toegestaan om BRL SIKB 1000, Beoordelingsrichtlijn Monsterneming voor partijkeuringen, versie 9.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

of

AS SIKB 1000, Accreditatieschema Monsterneming voor partijkeuringen, versie 1.1, vastgesteld op 4 maart 2010 met wijzigingsblad 5 van 27 februari 2020.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 1000, onderscheidenlijk AS SIKB 1000, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

Protocol 1001, Monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie, versie 9.1, vastgesteld op 2 november 2021. Tot 1 april 2025 is het toegestaan om Protocol 1001, Monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie, versie 9.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

Protocol 1002, Monsterneming voor partijkeuringen niet-vormgegeven bouwstoffen, versie 9.1, vastgesteld op 2 november 2021. Tot 1 april 2025 is het toegestaan om Protocol 1002, Monsterneming voor partijkeuringen niet-vormgegeven bouwstoffen, versie 9.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

Protocol 1003, Monsterneming voor partijkeuringen vormgegeven bouwstoffen, versie 9.1, vastgesteld op 2 november 2021. Tot 1 april 2025 is het toegestaan om Protocol 1003, Monsterneming voor partijkeuringen vormgegeven bouwstoffen, versie 9.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 1001, Protocol 1002, onderscheidenlijk Protocol 1003, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

Certificaat of accreditatie

Erkenning met persoonsregistratie

Werkzaamheid als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 1

 
 

10

Produceren van een bouwstof, grond of baggerspecie, waarvoor door een certificerende instelling aan de producent een productcertificaat als bedoeld in categorie 2, is verleend

De normdocumenten die bij categorie 2 zijn opgenomen.

 

certificaat op basis van categorie 2

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

11

Het uitvoeren van de milieubelastende activiteit graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit zoals bedoeld in paragraaf 4.120 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

Het uitvoeren van de milieubelastende activiteit saneren van de bodem als bedoeld in paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

– het uitvoeren van een sanering van de bodem, uitgezonderd de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, of een grondwatersanering onder het overgangsrecht van de Wet bodembescherming

Het uitvoeren van een grondwatersanering geregeld bij of krachtens een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, Omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet of een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet;

Het uitvoeren van herstel van de bodemkwaliteit zoals bedoeld in artikel 5.6 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op basis van de zorgplicht of naar aanleiding van een ongewoon voorval. Voor het uitvoeren van deze werkzaamheid is geen erkenning bodemkwaliteit vereist indien sprake is van een ongewoon voorval op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in afdeling 19.1 Omgevingswet en onverwijld handelen noodzakelijk is.

Het uitvoeren van een ingreep zijnde een baggerwerk of onderhoudswerk met een omvang van tenminste 1.000 m3, in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam die is ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse sterk verontreinigd

Het uitvoeren van een spoedeisende sanering van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam die op grond van overgangsrecht wordt uitgevoerd onder de Wet bodembescherming zoals die luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Waterwet

BRL SIKB 7000 Uitvoering van graven in de bodem, saneren van de bodem, grondwatersanering en ingrepen in de waterbodem, versie 7.0, 7 maart 2022

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om BRL SIKB 7000 – Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 7001 – Uitvoering van landbodemsanering met conventionele methoden, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen.

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 7002 – Uitvoering van landbodemsaneringen met in situ methoden, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen.

Protocol 7003 – Uitvoeren van ingrepen in de waterbodem en waterbodemsaneringen, versie 7.0, vastgesteld op 7 maart 2022. Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 7003 – Uitvoering van waterbodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018 met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen.

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 7004 – Tijdelijk uitplaatsen van grond, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021 toe te passen.

Protocol 7005 – Graven in de bodem en saneren van de bodem, versie 7.0, vastgesteld op 7 maart 2022.

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 7005 – Graven in en saneren van de bodem, versie 1.0 vastgesteld op 26 maart 2020 toe te passen

Protocol 7006 – Uitvoeren van saneren van de bodem met in situ technieken en grondwatersaneringen, versie 7.0, vastgesteld op 7 maart 2022

Tot 1 januari 2026 is het toegestaan om Protocol 7006- Uitvoering van saneren van de bodem met in situ technieken en grondwatersanering, versie 1.0, vastgesteld op 26 maart 2020 toe te passen

Protocol 7007 – Tijdelijke uitname van grond, versie 7.0, vastgesteld op 7 maart 2022.

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

 
 
 
 
 
 

12

Veldwerk dat bestaat uit het plaatsen van boringen en peilbuizen ten behoeve van het nemen van grond- en grondwatermonsters, het nemen van grond- en grondwatermonsters, locatie-inspectie of maaiveldinspectie en monsterneming van asbest in de bodem of het uitvoeren van vergelijkbare onderzoeken in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam.

Deze werkzaamheid is niet aangewezen voor zover zij uitsluitend in de privésfeer wordt verricht, niet wordt verricht om direct of indirect aan een wettelijke verplichting te voldoen en bij het verrichten van de werkzaamheid ook geen andere publieke belangen in het geding zijn.

BRL SIKB 2000, Beoordelingsrichtlijn Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek, versie 7.0, vastgesteld op 7 maart 2022

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan om BRL SIKB 2000, Beoordelingsrichtlijn Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021 te gebruiken.

of

AS SIKB 2000, Accreditatieschema Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodem- en waterbodemonderzoek, versie 2.8, vastgesteld op 7 februari 2014 met wijzigingsblad van 2 november 2021.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 2000, onderscheidenlijk AS SIKB 2000, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

Protocol 2001, Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen, versie 7.0, vastgesteld op 7 maart 2022.

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan om Protocol 2001, Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021 te gebruiken.

Protocol 2002, Het nemen van grondwatermonsters, versie 7.0, 7 maart 2022. Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan om Protocol 2002, Het nemen van grondwatermonsters, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021 te gebruiken.

Protocol 2003, Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek, versie 7.0, 7 maart 2022. Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan om Protocol 2003, Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021 te gebruiken.

Protocol 2018, Maaiveld inspectie en monsterneming van asbest in bodem, versie 7.0, 7 maart 2022. Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan om Protocol 2018, Maaiveld inspectie en monsterneming van asbest in bodem, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021 te gebruiken.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 2001, Protocol 2002, Protocol 2003, onderscheidenlijk Protocol 2018, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

Certificaat of accreditatie

Erkenning met persoonsregistratie

Werkzaamheid als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 1

 
 
 
 
 
 
 
 
 

13

Verwijderen, onklaar maken, reparatie en installeren van ondergrondse opslagtanks, leidingen en appendages. Deze werkzaamheid is niet aangewezen voor zover zij niet wordt verricht om direct of indirect aan een wettelijke verplichting te voldoen en bij het verrichten van de werkzaamheid ook geen andere publieke belangen in het geding zijn.

BRL SIKB 7800, Beoordelingsrichtlijn voor Tankinstallaties (ontwerpen, installeren, modificeren, (her)-classificeren, keuren en herstellen), versie 1.0, vastgesteld op 1 oktober 2018 met wijzigingsblad van 3 april 2020.

 

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

   

BRL-K902, Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksanering HBO/diesel, KIWA Nederland B.V., versie 04, vastgesteld op 26 juli 2011 met wijzigingsbladen van 14 september 2012 en 29 mei 2015.

 

certificaat

erkenning

 
   

BRL-K904 Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksaneringen, KIWA Nederland B.V., versie 4, vastgesteld op 15 juni 2016, met wijzigingsblad van 4 november 2021

 

certificaat

erkenning

 
   

BRL-K905 Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tankreiniging, KIWA Nederland B.V., versie 3 vastgesteld op 1 maart 2016, met wijzigingsblad van 4 november 2021

 

certificaat

erkenning

 

14

Beoordeling en keuring van ondergrondse opslagtanks, leidingen en appendages en daarbij behorende voorzieningen als bedoeld in het Besluit activiteiten leefomgeving

AS SIKB 6800 – Controle en keuring tank(opslag)installaties, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6801 – Controle bekleding en kathodische bescherming van ondergrondse tanks en ondergronds leidingwerk behorende bij onder- of bovengrondse tanks, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6802 – Controle op water/bezinksel/micro-organismen in onder- en bovengrondse tanks, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6803 – Controle aarding en potentiaalvereffening, van ondergrondse tanks en ondergronds leidingwerk behorende bij onder- of bovengrondse tanks, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6811 – Keuring van ondergrondse tanks of ondergronds leidingwerk behorende bij onder- of bovengrondse tanks; uitvoeren bodemweerstandsmeting, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

accreditatie

erkenning

Werkzaamheid als handeling aangewezen als bedoeld in artikel 17 lid 2

 
 

15

Inspecteren van de aanleg van een werk met isolerende voorzieningen als bedoeld in artikel 3.9.6, eerste lid regeling bodemkwaliteit zoals geldend op 31-12-2023

AS SIKB 6900, Accreditatieschema Inspectie werk met IBC-bouwstof, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6901, Inspectie bij aanleg IBC-werk, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

accreditatie

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

16

Aanbrengen van isolerende voorzieningen als bedoeld in artikel 3.9.2, regeling bodemkwaliteit zoals geldend op 31-12-2023

BRL 1148, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor aanleg van afdichtingslagen met zandbentonietpolymeergel mengsel, 7 april 2014.

 

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

   

BRL 1149 Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO® procescertificaat voor verwerken van kunststoffolie, versie van 21 juni 2019

 

certificaat

erkenning

 

17

Controle van de staat van een werk als bedoeld in artikel 3.9.8, eerste lid, onder c regeling bodemkwaliteit zoals geldend op 31-12-2023

AS SIKB 6900, Accreditatieschema Inspectie werk met IBC-bouwstof, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

Protocol 6902, Controle staat van het IBC-werk, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018 met wijzigingsblad van 28 februari 2020.

accreditatie

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

18

Samenvoegen van verschillende partijen grond of baggerspecie in de zin van artikel 4.1255 van het Besluit activiteiten leefomgeving

BRL9335 Grond, versie van 2 november 2021, en de bijbehorende SIKB protocollen 9335-1, 9335-2 en 9335-4.

Tot 1 april 2025 is het toegestaan om BRL 9335 Grond, versie van 22 juni 2017 met wijzigingsblad van 2 november 2021, en de bijbehorende SIKB-protocollen 9335-1, 9335-2 en 9335-4, toe te passen.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL 9335, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

Of

BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 5.1, vastgesteld op 2 november 2021.

Tot 1 april 2025 is het toegestaan om BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 7500, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

SIKB protocol 9335-1, versie van 2 november 2021. Tot 1 april 2025 is het toegestaan om SIKB protocol 9335-1, versie van 22 juni 2017, met wijzigingsblad 2 november 2021, toe te passen.

SIKB protocol 9335-2, versie van 2 november 2021. Tot 1 april 2025 is het toegestaan om SIKB protocol 9335-2, versie van 22 juni 2017, met wijzigingsblad 2 november 2021, toe te passen.

SIKB protocol 9335-4, versie van 2 november 2021. Tot 1 april 2025is het toegestaan om SIKB protocol 9335-1, versie van 22 juni 2017, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

Of

Protocol 7510, Procesmatige ex situ reiniging/bewerking en immobilisatie van grond en baggerspecie, versie 5.1, vastgesteld op 2 november 2021.

Tot 1 april 2025 is het toegestaan om Protocol 7510, Procesmatige ex situ reiniging/bewerking en immobilisatie van grond en baggerspecie, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

Tot 1 januari 2025 is het toegestaan om protocol 7511

Ontwateren en rijpen van baggerspecie Versie 5.1 van 2 november 2021 toe te passen.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 7510 onderscheidenlijk protocol 7511, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

 
 
 
 
 

19

Mechanisch boren in de bodem als beschreven in BRL SIKB 2100 en protocol 2101

BRL SIKB 2100, Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren, versie 4.1, vastgesteld op 2 november 2021. Tot 1 april 2025 is het toegestaan om BRL SIKB 2100, Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren, versie 4.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

De volgende werkgebieden, worden onderscheiden in BRL SIKB 2100:

– mechanische boringen zonder waterdruk;

– mechanische boringen met waterdruk;

– mechanische luchtliftboringen.

Protocol 2101, Mechanisch boren, versie 4.1, vastgesteld op 2 november 2021. Tot 1 april 2025 is het toegestaan om Protocol 2101, Mechanisch boren, versie 4.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

20

         

21

Ontwerpen, installeren, beheren en onderhouden van het ondergrondse deel van bodemenergiesystemen

BRL SIKB 11000, Beoordelingsrichtlijn Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 3.1, vastgesteld op 2 november 2021, met wijzigingsblad van 6 oktober 2022.

Tot 1 april 2025 is het toegestaan om BRL SIKB 11000, Beoordelingsrichtlijn Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 3.0, vastgesteld op 20 juni 2019, met wijzigingsblad van 6 oktober 2022 toe te passen

BRL SIKB 11000, Beoordelingsrichtlijn Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 3.1, vastgesteld op 2 november 2021.

Tot 1 april 2025 is het toegestaan om BRL SIKB 11000, Beoordelingsrichtlijn Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 3.0, vastgesteld op 28 maart 2019, met wijzigingsblad van 2 november 2021, toe te passen.

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 11000:

1a. Ontwerpen op hoofdlijnen van open bodemenergiesystemen;

1b. Ontwerpen op hoofdlijnen van gesloten bodemenergiesystemen;

2a. Ontwerpen in detail van open bodemenergiesystemen;

2b. Ontwerpen in detail van gesloten bodemenergiesystemen;

3a. Installeren van open bodemenergiesystemen;

3b. Installeren van gesloten bodemenergiesystemen;

4a. Beheren en onderhouden van open bodemenergiesystemen;

4b. Beheren en onderhouden van gesloten bodemenergiesystemen.

Protocol 11001, Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 3.0, vastgesteld op 2 november 2021 met wijzigingsblad van 6 oktober 2022.

Tot 1 april 2025 is het toegestaan Protocol 11001, Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 3.0, vastgesteld op 28 maart 2019, met wijzigingsblad van 6 oktober 2022 toe te passen.

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

 
 
 
 
 

22

Ontwerpen, installeren en beheren van het bovengrondse deel van bodemenergiesystemen

BRL voor het InstallQ procescertificaat voor ‘Ontwerpen, installeren en beheren van installaties’, deelgebied Ontwerpen en installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen en het beheren van bodemenergiesystemen deel 6000-21/00, vastgesteld op 1 november 2019.

De volgende subdeelgebieden worden onderscheiden in BRL InstallQ 6000 Deel 21/00:

1. Ontwerpen van energiecentrales van bodemenergiesystemen van individuele woningen(ontwerpen, klein);

2. Installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen van individuele woningen(installeren, klein);

3. Beheren van bodemenergiesystemen van individuele woningen (beheren, klein);

4.Ontwerpen van energiecentrales van bodemenergiesystemen van woongebouwen en/of utiliteitsgebouwen (ontwerpen, groot);

5. Installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen van woongebouwen en/of utiliteitsgebouwen (installeren, groot);

6. Beheren van bodemenergiesystemen van woongebouwen en/of utiliteitsgebouwen (beheren, groot).

ISSO-publicatie 39

Energiecentrale met warmte- en koudeopslag (WKO). Ontwerp, realisatie en beheer, vastgesteld op 1 juni 2017.

ISSO-publicatie 44 Het ontwerp van hydraulische schakelingen voor verwarmen, vastgesteld op 5 november 1998.

ISSO-publicatie 47 Ontwerp hydraulische schakelingen voor koelen, vastgesteld op 17 maart 2005.

ISSO-publicatie 69 Model voor de beschrijving van de werking van een klimaatinstallatie, vastgesteld op 8 november 2002.

ISSO-publicatie 72

Ontwerp van individuele en klein elektrische warmtepomp-systemen voor woningen, vastgesteld op 1 juni 2017.

ISSO-publicatie 73 Ontwerp en uitvoering van verticale bodemwarmtewisselaars, vastgesteld op 1 juni 2017.

ISSO-publicatie 76 Montage- en materiaalspecificaties voor warmwater-verwarmingsinstallaties, vastgesteld op 24 mei 2005.

ISSO-publicatie 80 Handboek integraal ontwerpen van collectieve installaties met warmtepompen in woningbouw, vastgesteld op 1 juni 2017.

certificaat

erkenning

Werkzaamheid niet als handeling aangewezen als bedoeld in art. 17, lid 1 of lid 2.

 
 
 

Noot bij tabel bij categorie 9 en categorie 12

Onder een werkzaamheid als bedoeld in categorie 9 (monsterneming bij partijkeuringen) en categorie 12 (veldwerk) wordt niet verstaan het assisteren van een medewerker van een persoon of instelling die voor die werkzaamheid is erkend, bij het verrichten van handelingen ten behoeve van de werkzaamheid, voor zover:

  • a. de assistentie plaatsvindt onder toezicht en verantwoordelijkheid van de medewerker als in de aanhef bedoeld,

  • b. niet tegelijkertijd ook door een andere persoon assistentie wordt verleend, en

  • c. het activiteiten betreft die de assistent blijkens de BRL SIKB 1000 of de BRL SIKB 2000 mag verrichten.

B

Bijlage D wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. ‘NEN 5717: NEN 5717: 2017, Bodem – Waterbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek’ wordt vervangen door ‘NEN 5717: NEN 5717: 2023, Bodem – Waterbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek’;

  • 2. ‘NEN 5720: NEN 5720: 2017, Bodem – Waterbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch onderzoek’ wordt vervangen door ‘NEN 5720: NEN 5720: 2023, Bodem – Waterbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch onderzoek’;

  • 3. ’NEN 5725: NEN 5725: 2017, Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek’ wordt vervangen door ‘NEN 5725: NEN 5725: 2023, Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek’;

  • 4. ‘NEN 5740: NEN 5740, Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, januari 2009, met wijzigingsblad van 1 februari 2016’ wordt vervangen door ‘ NEN 5740: NEN 5740: 2023, Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Regeling bodemkwaliteit 2022 in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

TOELICHTING

1. Inleiding

De Regeling bodemkwaliteit 2022 (verder: Rbk 2022) geeft een technische invulling aan de regels van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). De Rbk 2022 geeft als onderdeel daarvan ook invulling aan de regels met betrekking tot de kwaliteitsborging in het bodembeheer, in de praktijk Kwalibo genoemd. Bepaalde werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door erkende bedrijven. In de Rbk 2022 zijn deze werkzaamheden aangewezen. Erkende bedrijven moeten de werkzaamheden uitvoeren met inachtneming van dezelfde normdocumenten die ook de grondslag voor erkenning hebben gevormd. In bijlage C bij de Rbk 2022 wordt aangegeven voor welke werkzaamheden een erkenning bodemkwaliteit is vereist en wordt voor elke werkzaamheid aangegeven aan welke normdocumenten aanvragen om erkenning worden getoetst en op welke wijze erkende bedrijven de werkzaamheden moeten verrichten. De normdocumenten vormen ook de grondslag voor het verlenen van certificaten en accreditaties, die bij aanvragen om erkenning moeten worden verstrekt om voor erkenning in aanmerking te komen.

De Rbk 2022 stelt voor het opstellen van diverse typen milieuverklaringen het gebruik van NEN-normen of andere normdocumenten verplicht. In bijlage D bij de Rbk 2022 zijn deze normdocumenten opgenomen waarvan ingevolge de Rbk 2022 gebruik moet worden gemaakt voor zover ze niet in bijlage C zijn opgenomen.

Normdocumenten worden opgesteld door schemabeheerders en normcommissies, in samenwerking met het bedrijfsleven en de overheid. Normdocumenten moeten voortdurend worden aangepast aan de stand van de techniek en de wetenschap en aan nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld in de regelgeving.

2. Hoofdlijnen van deze regeling

Deze wijzigingsregeling wijzigt de tabel van bijlage C en de versie van enkele normdocumenten genoemd in bijlage D van de Rbk 2022. Hierin worden vele verwijzingen naar nieuwe versies van normdocumenten ingevoegd. Ook worden bij bestaande normdocumenten wijzigingsbladen toegevoegd.

Omdat in vrijwel elke categorie een wijziging wordt doorgevoerd, is voor de duidelijkheid van de wijzigingen ervoor gekozen om de tabel van bijlage C in zijn geheel in de wijzigingsregeling op te nemen.

3. Verhouding tot de Omgevingswet

Aanleiding om enkele normdocumenten waarnaar in bijlage C en bijlage D wordt verwezen aan te wijzen zijn veranderingen in de terminologie en veranderingen in de structuur van de regelgeving.

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in het bijzonder het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en de wijziging van het Besluit bodemkwaliteit ter gelegenheid daarvan, zijn enkele begrippen gewijzigd. Verschillende normdocumenten moesten worden aangepast om ze met de nieuwe terminologie in lijn te brengen. Als voorbeelden van nieuwe terminologie kunnen worden genoemd:

  • waar voorheen werd gesproken over de Wet bodembescherming (Wbb) gaat het nu om het Bal.

  • daarnaast is de benaming van de onderscheiden kwaliteitsklassen waarin bodem, grond en baggerspecie worden ingedeeld, herzien; zo heeft de klasse ‘achtergrondwaarde’ plaatsgemaakt voor de klasse ‘landbouw/natuur’.

Verder zijn er normdocumenten aangepast naar aanleiding van veranderingen in de structuur van de regelgeving. De reden daarvan is dat de Omgevingswet uitgaat van een andere systematiek dan de Wet bodembescherming. Het Bal is ingedeeld naar milieubelastende activiteiten (mba’s). Voor de mba’s graven en saneren waren daarom zes nieuwe protocollen nodig, die ook in bijlage C zijn toegevoegd. Onder 4.2 wordt hier verder op ingegaan.

Een andere wijziging is het vervallen van de mogelijkheid van het toepassen van bouwstoffen met een hogere emissie van verontreiniging, die alleen mogen worden toegepast met isolatie-, beheers- en controlemaatregelen (IBC-bouwstoffen) in zogenoemde IBC-werken. Dit is toegelicht in het Aanvullingsbesluit bodem (Stb. 2021, 98). Er kunnen geen IBC-bouwstoffen meer worden toegepast, en dus kunnen Certificerende Instellingen (CI’s) ook geen certificaten voor deze producten meer afgeven ten behoeve van het verkrijgen van een erkende kwaliteitsverklaring. De eisen voor onderhoud van bestaande IBC-werken en de daarvoor benodigde normdocumenten blijven wel bestaan.

4. Gevolgen voor bedrijven, gevolgen voor overheden en burgers en gevolgen voor het milieu

4.1 Algemene informatie

In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen beschreven wat de gevolgen van de wijzigingen zijn voor bedrijven, voor overheden en burgers en voor het milieu en op welke wijze dat inzichtelijk is gemaakt. Onder 4.2 wordt nader ingegaan op de effecten per afzonderlijk normdocument.

Gevolgen voor bedrijven

Deze wijzigingsregeling heeft beperkte gevolgen voor de administratieve lasten of de inhoudelijke nalevingkosten van bedrijven aangezien de wijziging grotendeels aanpassing van normdocumenten aan veranderingen in regelgeving betreft die al eerder hun beslag hebben gekregen. Eventuele lasten vloeien overigens direct uit de normdocumenten voort. De juridische verankering in deze regeling is vooral bedoeld om bestuursrechtelijke handhaving van de normdocumenten ten behoeve van de erkenning en de uitvoering van de desbetreffende werkzaamheden mogelijk te maken. Voordat een normdocument wordt vastgesteld en in bijlage C en D bij de Rbk 2022 kan worden opgenomen, wordt ten behoeve van het vereiste brede draagvlak dat hiervoor bij betrokkenen moet bestaan een uitgebreide procedure gevolgd waarin alle betrokkenen in de gelegenheid worden gesteld om hun mening over het ontwerp van het normdocument te geven. Daarbij komt ook eventuele lastenverzwaring dan wel -vermindering aan bod.

De effecten per normdocument zijn in beeld gebracht en opgenomen onder 4.2. Voor de individuele normdocumenten zijn, waar dat noodzakelijk is, overgangsperioden opgenomen. Deze periodes zijn nodig in verband met het handhaven van de certificatie of accreditatie voor de individuele bedrijven zodat zij ook na in werking treden van de Omgevingswet hun werkzaamheden kunnen voortzetten. De periode sluit aan bij de frequenties van de audits die nodig zijn om gecertificeerd of geaccrediteerd te blijven.

Gevolgen voor overheden en burgers

De normdocumenten worden gewijzigd of toegevoegd om te kunnen werken volgens de systematiek van de Omgevingswet, het Bal en het gewijzigde Besluit bodemkwaliteit. Andere wijzigingen in de documenten zijn alleen doorgevoerd om aan de actuele stand der techniek te voldoen. De bestuurlijke lasten voor overheden veranderen daardoor niet. De wijzigingen in deze wijzigingsregeling zijn niet van toepassing op burgers en hebben dan ook geen gevolgen voor hen.

Nadere toelichting per schemabeheerder

Onder 4.2 wordt per normdocument nader ingegaan op de wijzigingen en gevolgen. Onderstaand wordt het overzicht op hoofdlijnen gegeven.

Te wijzigen, toe te voegen en te verwijderen normdocumenten in beheer bij SIKB (bijlage C)

De belangrijkste wijzigingen in bijlage C van de Rbk 2022 betreffen het aanpassen van normdocumenten die in beheer zijn van de schemabeheerder Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB). Deze zijn opgenomen in meerdere categorieën in deze bijlage bij de Rbk 2022.

De aanleiding voor het aanpassen van de normdocumenten is het in werking treden van de Omgevingswet. De aanpassingen worden deels gerealiseerd door middel van wijzigingsbladen en in enkele situaties door middel van nieuwe normdocumenten.

De meeste aanpassingen zijn beperkt (met name de introductie van nieuwe terminologie) en dit leidt dus ook niet tot significante lasten of baten.

Deze aanpassingen zijn noodzakelijk om ook onder de Omgevingswet met deze normdocumenten te kunnen werken. De normdocumenten kunnen alleen worden gebruikt voor werkzaamheden binnen het Kwalibo-stelsel als deze zijn aangewezen in de Rbk 2022; er is daarvoor geen alternatief.

Daarnaast zijn in enkele normdocumenten technische verbeteringen doorgevoerd, zodat weer kan worden voldaan aan de stand der techniek. Denk aan het gebruik van drones of digitale meetmiddelen. Dit vergroot de uitvoerbaarheid. Het leidt in het algemeen tot beperkte baten (per bedrijf dat werkzaamheden uitvoert).

De meest ingrijpende wijziging zijn de protocollen die worden gebruikt voor milieukundige begeleiding bij bodemsanering en graven in verontreinigde grond (behorende bij Beoordelingsrichtlijn (BRL) SIKB 6000), en de uitvoering van bodemsanering en graven in verontreinigde grond (behorende bij BRL SIKB 7000). Het gehele wettelijke kader waarbinnen deze werkzaamheden worden uitgevoerd, verandert. Daarvoor zijn nieuwe protocollen opgesteld. Het uitvoerende bedrijfsleven zal kennis moeten nemen van de nieuwe protocollen, en zich voor de nieuwe protocollen laten certificeren (in plaats van voor de bestaande protocollen). Dat dit noodzakelijk is, is een rechtstreeks gevolg van de Omgevingswet. De aanwijzing van de protocollen in de Rbk 2022 geeft hier alleen invulling aan.

Voor nieuwe normdocumenten worden waar dat mogelijk is overgangstermijnen ingebouwd in de Rbk 2022. Het bestaande normdocument is dan met een wijzigingsblad te gebruiken tot men geaccrediteerd of gecertificeerd is voor het nieuwe normdocument. Alleen op deze wijze wordt voorkomen dat uitvoerende bedrijven bij het in werking treden van de Omgevingswet en de Rbk 2022 niet meer geaccrediteerd of gecertificeerd zijn of dat onnodige complicaties in lopende projecten optreden.

De normdocumenten en wijzigingsbladen zijn vastgesteld door de Centrale Colleges van Deskundigen en Accreditatiecolleges van SIKB. De samenstelling en de verslagen van de vergaderingen van de Centrale Colleges van Deskundigen en Accreditatiecolleges van SIKB zijn te vinden op de website van SIKB. SIKB heeft voor alle wijzigingen in normdocumenten de kosten, baten en maatschappelijke effecten in beeld gebracht.

De (gewijzigde) normdocumenten worden gebruikt om invulling te geven aan wettelijke verplichtingen en daarbij de kwaliteit te borgen.

De kosten en baten van de wijzigingen zijn voor de afzonderlijke uitvoerende partijen in algehele zin gering. Deze hangen met name samen met de overgang naar de Omgevingswet; in een aantal situaties zijn innovaties doorgevoerd, die leiden tot efficiënter werken. Van een aantal normdocumenten zijn er veel gebruikers, waardoor totale lasten wel beduidend lager of hoger kunnen zijn.

De impact van wijzigingen door de Omgevingswet voor opdrachtgevers zijn niet meegenomen- bij het bepalen van de kosten en baten, maar wel benoemd. Als voorbeeld gelden eisen voor vloeistofdichte vloeren in de toekomst ook voor een deel van de riolering (wat betekent dat vaker een erkend bedrijf ingezet moet worden). Ook de uitvoering van bodemsanering en graven in verontreinigde grond wijzigt, wat heeft geleid tot geheel nieuwe uitvoeringsprotocollen.

Te wijzigen Normdocumenten vastgesteld door het College van Deskundigen ‘Tanks, Tankinstallaties en Appendages’ (ingesteld door KIWA) (bijlage C)

In categorie 13 van de Rbk 2022 worden twee wijzigingsbladen toegevoegd. Deze zorgen ervoor dat de indeling in werkzaamheden beter aansluit bij de daadwerkelijke risico’s voor mens en milieu (en de bodem). Omdat het om een vergelijkbaar aantal controles gaat, blijven kosten en baten naar verwachting gelijk.

Toe te voegen Normdocument vastgesteld door het Gezamenlijk college van deskundigen ‘Grondstoffen en Milieu’ (bijlage C)

In categorieën 2 en 10 wordt één normdocument toegevoegd (BRL 9348) dat is vastgesteld door het Gezamenlijk college van Deskundigen ‘Grondstoffen en Milieu’. Het document wordt beheerd door SGS. Met de toevoeging wordt beoogd de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid te vergroten en het milieu beter te beschermen. Dit is nader toegelicht bij de beschrijving van het document (onder 4.2)

Te verwijderen normdocument vastgesteld door het Gezamenlijk college van deskundigen ‘Korrelvormige materialen’ (bijlage C)

In categorieën 2 en 10 wordt één normdocument verwijderd (BRL 9336) dat is vastgesteld door het Gezamenlijk college van Deskundigen ‘Korrelvormige materialen’. Het document werd beheerd door KIWA. Dit normdocument heeft op dit moment geen gebruikers meer. Het kan onder de Omgevingswet niet meer gebruikt worden. Dit is nader toegelicht bij de beschrijving van het document (onder 4.2).

Te wijzigen normdocument vastgesteld door het College van Deskundigen ‘Kunststoffen in de grond-, weg- en waterbouw’ (bijlage C)

In categorie 16 wordt een document gewijzigd (BRL 1149). Dit document is in beheer bij KIWA. Hier was een gedateerde versie van de BRL 1149 opgenomen, die met name wordt gebruikt in situaties waar de Rbk 2022 geen betrekking op heeft. Dit is nader toegelicht in de beschrijving van het document (onder 4.2).

Te wijzigen NEN-normen (Nederlandse Normen, in beheer bij NEN) in bijlage D

Om aan te sluiten bij de Omgevingswet zijn de NEN-normen voor onderzoek naar de landbodem en de waterbodem aangepast. In de Rbk 2022 wordt het gebruik van deze normen verplicht gesteld voor zover het de inhoud van de Rbk 2022 betreft. De normen hebben een breder gebruik. De technische inhoud van de normen is niet aangepast. De wijzigingen, voorbereiding en effecten worden nader toegelicht in de toelichting onder 4.2.

4.2 Informatie per normdocument

Zoals in paragraaf 3 en 4 toegelicht, zijn in bijlagen C en D uiteenlopende wijzigingen in de normdocumenten aangebracht zodat deze goed zijn afgestemd op de systematiek en terminologie van de regelgeving zoals die na inwerkingtreding van de Omgevingswet luiden en zodat zij voldoen aan de stand der techniek. Deze aanpassingen houden herstel van typefouten tot inhoudelijke wijzigingen in. Dit heeft in bijlage C tot wijzigingen in de volgende normdocumenten geleid:

Bijlage C

Normdocumenten in beheer bij SIKB

  • AS SIKB 1000 en BRL SIKB 1000

    Protocollen 1001, 1002 en 1003

  • AS SIKB 2000 en BRL SIKB 2000

    Protocollen 2001, 2002, 2003 en 2018

  • BRL SIKB 2100

    Protocol 2101

  • BRL SIKB 6000

    Protocollen 6001, 6002, 6003, Nieuwe protocollen 6005, 6006 en 6007

  • BRL SIKB 7000

    Protocollen 7001, 7002, 7003, 7004, Nieuwe protocollen 7005, 7006 en 7007

  • BRL SIKB 7500

    Protocol 7510, Protocol 7511

  • BRL 9335

    Protocollen 9335-1, 9335-2 en 9335-4

  • BRL SIKB 11000

    Protocol 11001

  • AS SIKB 6700

    Protocollen 6701, 6702, 6703, 6704 en 6711

  • AS SIKB 6800

    Protocollen 6801, 6802, 6803 en 6811

  • AS SIKB 6900

    Protocollen 6901 en 6902

  • BRL SIKB 7700

    Protocollen 7701, 7702, 7703, 7704 en 7711

  • BRL SIKB 7800

Normdocumenten in beheer bij overige schemabeheerders

  • BRL-K904 (KIWA)

  • BRL-K905 (KIWA)

  • BRL 9348 (SGS)

  • BRL 9336 (KIWA)

  • BRL 1149 (KIWA)

Enkele normdocumenten die gewijzigd of toegevoegd worden, zijn al deels in gewijzigde vorm opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit zoals die geldt tot aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, maar waren niet opgenomen in de Rbk 2022 zoals vastgesteld op 18 november 2022 en gepubliceerd op 19 januari 2023 (Stcrt. 2023, 1338). Deze wijzigingen worden ook verwerkt in de Rbk 2022. Voor de toelichting hierop wordt verwezen naar de wijzigingsregelingen van 22 september 2022 (Stcrt. 2022, 23587) en 21 juni 2023 (Stcrt. 2023, 17712).

Dit betreft:

  • BRL 5078 (KIWA) in categorie 2 en 10

  • BRL 5080 (KIWA) in categorie 2 en 10

  • BRL 9339 (SGS) in categorie 2 en 10

  • AP04-A, AP04-E, AP04-U, AP04-V, AP04-SB, AP04-SG in categorie 3 (AP = Accreditatieprogramma)

  • AS SIKB 3000 in categorie 4

  • Protocollen 3010 t/m 3090, Protocollen 3110 t/m 3190, Protocollen 3210 t/m 3290

  • BRL SIKB 2000 in categorie 11

  • Protocollen 2001, 2002, 2003 en 2018

  • BRL SIKB 11000 en protocol 11001 in categorie 21.

De belangrijkste aanpassingen gegroepeerd per schemabeheerder

Normdocumenten in beheer bij SIKB

AS SIKB 1000 en BRL SIKB 1000 Monsterneming bij partijkeuringen (categorie 9)

Door de gebruikers van het normdocument zijn meerdere wijzigingen voorgesteld opdat de eisen beter aansluiten op de dagelijkse uitvoering. Dit leidt tot meer efficiëntie en voorkomt handhavingsknelpunten. Het gaat om de volgende aanpassingen:

  • Het niet langer voorschrijven van specifieke meetmiddelen en beeldmiddelen (bijv. meetlint, fotocamera etc.). Er zijn tegenwoordig diverse manieren om bijvoorbeeld een depot in te meten. Afhankelijk van de situatie wordt het beste middel ingezet. Dat kan een meetlint zijn, maar ook een drone. Het is aan de gebruiker van het normdocument om dit per geval te bepalen;

  • Het mogelijk maken van bemonstering van batches bij productie van niet-vormgegeven bouwstoffen in plaats van bemonstering op tijdstippen;

  • Het opnemen van een maximale partijgrootte (max. 10.000 ton) bij bemonstering van partijen bouwstoffen om daarmee de kwaliteit te blijven waarborgen. Hiermee wordt aangesloten bij de invoering van deze groottebeperking in de Rbk 2022;

  • Het aansluiten van de eisen aan verpakkingsmateriaal van monsters op de voorschriften van de laboratoria in plaats van eigen voorschriften in de protocollen zelf.

De inschatting van de schemabeheerder SIKB is dat de inhoudelijke wijzigingen leiden tot een vermindering van de kosten dan wel tot hogere baten doordat efficiënter gewerkt wordt, met name vanwege het niet langer voorschrijven van specifieke meetmiddelen en beeldmiddelen (het gebruik van een drone voor inmeting ontbrak bijvoorbeeld). Met de aanpassing van de Beoordelingsrichtlijn 1000, het Accreditatieschema 1000 en de bijbehorende uitvoeringsprotocollen en opname in de Rbk 2022 ook andere middelen officieel toegestaan. De verwachte jaarlijkse besparing is circa € 4.000,= per jaar per certificaathouder (met circa 200 certificaathouders voor de uitvoeringsprotocollen die vallen onder deze Beoordelingsrichtlijn/ dit Accreditatieschema).

De maximale partijgrootte is opgenomen in de Rbk 2022.

AS SIKB 2000 en BRL SIKB 2000 Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek (categorie 12)

Voor Accreditatieschema (AS) SIKB 2000 wordt een wijzigingsblad toegevoegd om aan te sluiten bij de Omgevingswet.

De inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de AS en de BRL zoals die in de Regeling bodemkwaliteit voorafgaand aan de Omgevingswet zijn opgenomen, zijn al mogelijk gemaakt met een aparte wijzigingsregeling 21 juni 2023 (Stcrt. 2023, 17712). Met de huidige wijzigingsregeling blijft het gebruik van de AS, BRL en onderliggende protocollen onder de Omgevingswet mogelijk.

BRL SIKB 2100 Mechanisch boren (categorie 19)

In dit normdocument is een drietal belangrijke wijzigingen doorgevoerd. Hierdoor sluiten de eisen in de BRL beter aan op de dagelijkse uitvoeringspraktijk.

  • Verruiming van mogelijkheden voor gebruik van de avegaarboortechniek in droge bodem;

  • Toestaan van andere afdichtingsmaterialen voor zover die voldoen aan de generieke eisen uit de Rbk 2022;

  • Mogelijkheden om boorgaten niet af te dichten in het geval de werkzaamheden bestaan uit het veldwerk ten behoeve van in situ-monstername uit een partij grond die wordt ontgraven indien deze zich niet in een kwelgebied bevindt. Voor de in situ-monstername zelf is ook AS SIKB 1000 of BRL SIKB 1000 van toepassing (dit is ongewijzigd). In dat geval levert het tijdelijk niet afvullen van de boorgaten geen milieurisico op en wordt voorkomen dat de fysieke samenstelling van de te ontgraven partij wijzigt door het afdichtmateriaal dat wordt toegevoegd. In kwelgebieden is dat vanwege gevolgen op de waterhuishouding niet toegestaan. Zie ook de toelichting bij BRL SIKB 11000.

De avegaarboor is beter geschikt voor mechanische boringen in droge bodem, bijvoorbeeld partijkeuringen, mits aan de randvoorwaarden wordt voldaan zoals opgenomen in BRL SIKB 1000, protocol 1001 (monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie) en de eisen zoals opgenomen in de Rbk 2022.

De belangrijkste wijziging is de keuze voor de te gebruiken afdichtingsmaterialen. Nu wordt dit in de tekst van het bij BRL SIKB 2100 horende protocol 2101 beperkt doordat het moet voldoen aan de kwaliteitseisen voor grond zoals opgenomen in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit en de Rbk 2022. Er zijn ook andere afdichtingsmaterialen beschikbaar die deels worden gekarakteriseerd als bouwstof (diverse soorten grout / cement-bentonietmengsels). Deze zijn geschikt voor afdichting van boorgaten, met name bij het belangrijkste gebruik van dit protocol: de boringen ten behoeve van aanleg van bodemenergiesystemen. Het gebruik van bouwstoffen wordt toegestaan, mits deze voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in bijlage A van de Regeling bodemkwaliteit en de Rbk 2022. Met het opnemen van een wijzigingsblad bij het protocol in de Rbk 2022 vervalt deze eerdere beperking.

De verwachte jaarlijkse besparing (baten minus kosten) is circa EUR 4.500,00 per bedrijf dat deze werkzaamheden uitvoert (circa 125 bedrijven).

BRL SIKB 6000 Milieukundige begeleiding van (water-)bodemsaneringen en nazorg (categorie 8)

De Omgevingswet heeft een andere invulling aan de milieubelastende activiteiten (en werkzaamheden) van bodemsanering en waterbodemsanering gegeven en ook van de milieukundige begeleiding daarvan. Met name voor landbodem zijn de aanpassingen ingrijpend: de Wet bodembescherming en het Besluit Uniforme Saneringen vervallen, en verplichtingen zijn gewijzigd opgegaan in met name het Besluit activiteiten leefomgeving. Deze gewijzigde invulling sluit niet aan op de reikwijdte van de bestaande protocollen voor bodemsanering. Daardoor is het noodzakelijk de BRL SIKB 6000 aan te passen en nieuwe protocollen te introduceren (de protocollen 6005, 6006 en 6007).

Ook is opgenomen hoe bepaalde werkzaamheden kunnen worden gedelegeerd, en hoe verantwoordelijkheden daarbij worden verdeeld en vastgelegd. Deze informatie ontbrak in de huidige beoordelingsrichtlijn.

De huidige protocollen 6001 en 6002 blijven bestaan in verband met overgangsrecht dat van toepassing is op (bestaande) saneringen die zijn opgestart onder de Wet bodembescherming, inclusief het Besluit uniforme saneringen en de verplichtingen die daarbij horen; aanpassingen in deze protocollen beperken zich tot terminologie. Bedrijven kunnen dan op werken in uitvoering doorwerken met een erkenning op basis van de bestaande protocollen. Op termijn (2 jaar) worden deze protocollen uitgefaseerd als lopende saneringen zijn afgerond, of wanneer alle bedrijven die nog werkzaamheden uitvoeren, erkend zijn voor de nieuwe protocollen.

Daarnaast zijn er versies van de protocollen 6005 en 6006 (versie 1.0) die tijdelijk mogen worden gebruikt, gecombineerd het met wijzigingsblad van 2 november 2021 op BRL 6000. Dit is gedaan om geen belemmeringen voor de uitvoering te creëren met het in werking treden van de Omgevingswet. Voor 1 januari 2026 moeten bedrijven over zijn gegaan naar versie 6.0 van deze protocollen (versie van 7 maart 2022).

Het protocol 6003 (begeleiding van waterbodemsanering) is op terminologie herzien om dit te laten aansluiten bij de Omgevingswet. Er zijn hier geen ingrijpende wijzigingen nodig, omdat de aanpak niet verandert: bij waterbodemsanering stond vaak de voorgenomen activiteit (met name onderhoudsbaggerwerk) al centraal. Dit protocol blijft in de toekomst gehandhaafd en valt niet onder het overgangsrecht.

Er is daarmee een (tijdelijke) uitbreiding van het aantal protocollen voor de milieukundige begeleiding bij bodemsanering. De nieuwe protocollen zijn:

  • Tot uiterlijk 1 januari 2026: Protocol 6005: Milieukundige begeleiding van graven in en saneren van de bodem, versie 26 maart 2020;

  • Tot uiterlijk 1 januari 2026: Milieukundige begeleiding van saneren van de bodem met in situ technieken en grondwatersanering, versie 26 maart 2020;

  • Protocol 6005: Milieukundige begeleiding van graven in en saneren van de bodem, versie 7 maart 2022;

  • Protocol 6006: Milieukundige begeleiding van saneren van de bodem met in situ technieken en grondwatersanering, versie 7 maart 2022;

  • Protocol 6007: Milieukundige begeleiding van tijdelijk uitname van grond, versie 7 maart 2022.

Het nieuwe protocol 6005 heeft betrekking op de volgende werkzaamheden:

  • Processturing bij het uitvoeren van de milieubelastende activiteit graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit zoals bedoeld in artikel 4.1233 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

  • Processturing en verificatie bij het uitvoeren van de milieubelastende activiteit saneren van de bodem als bedoeld in artikel 4.1244 van het Besluit activiteiten leefomgeving voor zover het de standaardaanpak en/of saneren door ontgraven van verontreiniging betreft;

  • Processturing en verificatie bij herstel van de bodemkwaliteit zoals bedoeld in artikel 5.6 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op basis van de zorgplicht of naar aanleiding van een ongewoon voorval. Dit met uitzondering van onverwijld handelen.

Het nieuwe protocol 6006 heeft betrekking op de volgende werkzaamheden:

  • Processturing en verificatie bij het uitvoeren van een grondwatersanering geregeld bij of krachtens een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet of een omgevingsvergunning als bedoeld in afdeling 5.1 van de Omgevingswet;

  • Processturing en verificatie bij het uitvoeren van een in-situ sanering geregeld bij of krachtens een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet of een omgevingsvergunning als bedoeld in afdeling 5.1 van de Omgevingswet;

  • Processturing en verificatie bij herstel van de bodemkwaliteit zoals bedoeld in artikel 5.6 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op basis van de zorgplicht of naar aanleiding van een ongewoon voorval. Dit met uitzondering van onverwijld handelen;

Het nieuwe protocol 6007 is specifiek bedoeld voor graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit waarbij sprake is van het tijdelijk uitnemen van grond zoals omschreven in Bijlage I, onder A van het Besluit activiteiten leefomgeving. Dit is een veel voorkomende activiteit, namelijk het graven ten behoeve van aanleg of vervanging van kabels en leidingen in verontreinigd gebied. Er is dan geen doelstelling om de bodemkwaliteit te verbeteren of verontreiniging daadwerkelijk te verwijderen.

Het is een aanvullend beschikbaar protocol dat voor deze werkzaamheden als alternatief kan worden gebruikt voor het nieuwe protocol 6005. Een aantal werkzaamheden, zoals monstername voor verificatie, is bij deze werkzaamheid namelijk niet nodig. Bedrijven die alleen de milieukundige begeleiding uitvoeren bij het tijdelijk uitnemen van grond kunnen ervoor kiezen zich voor protocol 6007 te certificeren. Dit is een wens van het uitvoerende bedrijfsleven. Het aanvullende protocol leidt tot een lastenverlichting omdat vaardigheden en kennis van veldwerk en bemonsteringen niet van toepassing zijn.

De aanpassing van de bestaande protocollen en het toevoegen van nieuwe protocollen hangt volledig samen met de eisen uit het Besluit activiteiten leefomgeving, als onderdeel van het stelsel van de Omgevingswet. De uitbreiding van het aantal protocollen wordt als meest efficiënte aanpassing gezien. Dit kan wel betekenen dat tijdelijk een dubbele auditlast nodig is voor bedrijven en personen die volgens alle protocollen willen werken (en niet alleen de nieuwe). Het is aan de bedrijven zelf om deze afweging te maken. Het voordeel van de nieuwe protocolindeling is dat de voorbereidende werkzaamheden met de komst van het Besluit activiteiten leefomgeving sterk vereenvoudigd zijn. Er wordt meer gebruik gemaakt van standaarden.

Resumerend is de verwachting dat met het invoeren van de Omgevingswet een lastenverlichting wordt bereikt, omdat minder vaak milieukundige begeleiding nodig is en bijbehorende procedures zijn vereenvoudigd. Dit is onafhankelijk van de wijziging in de protocollen. De protocollen zijn zo opgesteld dat deze ook geschikt zijn voor situaties die onder het overgangsrecht vallen. Een dubbele auditlast is daarmee niet noodzakelijk, tenzij bedrijven dit zelf willen. Specifiek voor het nieuwe protocol 6007 geldt dat deze werkzaamheid ook mag worden uitgevoerd door een bedrijf dat erkend is voor protocol 6005; andersom is dit niet toegestaan vanwege de extra kennis en vaardigheden die noodzakelijk zijn voor protocol 6005 (met name kennis en beheersing van veldwerk en bemonsteringen). Het uitvoerende bedrijf kan zelf een keuze maken.

BRL SIKB 7000 Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem (categorie 11)

De Omgevingswet kent als milieubelastende activiteiten (mba’s) het saneren van de bodem en graven in de bodem. De bestaande protocollen voor (water)bodemsanering sluiten niet meer aan op het wettelijk kader. Hierdoor is het noodzakelijk BRL SIKB 7000 aan te passen en nieuwe protocollen te introduceren (7005, 7006 en 7007).

De huidige protocollen 7001, 7002 en 7004 blijven bestaan in verband met overgangsrecht dat van toepassing is op (bestaande) saneringen die zijn opgestart onder de Wet bodembescherming, inclusief het Besluit uniforme saneringen; aanpassingen in deze protocollen beperken zich tot terminologie. Bedrijven kunnen dan op werken in uitvoering doorwerken met een erkenning op basis van de bestaande protocollen. Op termijn (2 jaar) worden deze protocollen worden uitgefaseerd als lopende saneringen zijn afgerond, en/of alle bedrijven die nog werkzaamheden uitvoeren erkend zijn voor de nieuwe protocollen.

Daarnaast zijn er versies van de protocollen 7005 en 7006 (versie 1.0) die tijdelijk mogen worden gebruikt, gecombineerd het met wijzigingsblad van 2 november 2021 op BRL 7000. Dit is gedaan om geen belemmeringen voor de uitvoering te creëren met het in werking treden van de Omgevingswet. Na 2 jaar moeten bedrijven over zijn gegaan op versie 7.0 van deze protocollen (versie van 7 maart 2022).

Het protocol 7003 (het uitvoeren van waterbodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem) is herzien om dit te laten aansluiten bij de Omgevingswet. Dit protocol blijft in de toekomst gehandhaafd en valt niet onder het overgangsrecht.

Er is daarmee een (tijdelijke) uitbreiding van het aantal protocollen voor de milieukundige begeleiding bij bodemsanering. De nieuwe protocollen zijn:

  • Tot 1 januari 2026: Protocol 7005 – Graven in en saneren van de bodem, versie 26 maart 2020

  • Tot 1 januari 2026: Protocol 7006 – Uitvoering van saneren van de bodem met in situ technieken en grondwatersanering, versie 26 maart 2020

  • Protocol 7005 – Graven in en saneren van de bodem, versie 7 maart 2022

  • Protocol 7006 – Uitvoering van saneren van de bodem met in situ technieken en grondwatersanering, versie 7 maart 2022

  • Protocol 7007 Tijdelijke uitname van grond, versie 7 maart 2022

Het nieuwe protocol 7005 heeft betrekking op de volgende werkzaamheden:

  • Het uitvoeren van de milieubelastende activiteit graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit zoals bedoeld in paragraaf 4.120 van het Besluit activiteiten leefomgeving

  • Het uitvoeren van de milieubelastende activiteit saneren van de bodem als bedoeld in paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving voor zover het de standaardaanpak en/of saneren door ontgraven van verontreiniging betreft

  • Herstel van de bodemkwaliteit zoals bedoeld in artikel 5.6 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op basis van de zorgplicht of naar aanleiding van een ongewoon voorval. Dit met uitzondering van onverwijld handelen

Het nieuwe protocol 7006 heeft betrekking op de volgende werkzaamheden:

  • Het uitvoeren van een grondwatersanering geregeld bij of krachtens een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet of een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet

  • Het uitvoeren van een in-situ sanering met als doel verontreiniging uit de bodem te verwijderen

  • Herstel van de bodemkwaliteit zoals bedoeld in artikel 5.6 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op basis van de zorgplicht of naar aanleiding van een ongewoon voorval. Dit met uitzondering van onverwijld handelen

Het nieuwe protocol 7007 is specifiek bedoeld voor graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit waarbij sprake is van tijdelijk uitnemen van grond zoals omschreven in Bijlage I, onder A, bij het Bal. Deze werkzaamheden zijn beperkter dan protocol 7005 mogelijk maakt, waardoor minder specialisaties nodig zijn (met name een aangepaste werkervaringseis): er is met name geen doelstelling de bodemkwaliteit te verbeteren. Dit is een wens van het uitvoerende bedrijfsleven. Dit kan voor bedrijven die alleen werkzaamheden uitvoeren die bestaan uit het tijdelijk uitnemen van grond een lastenverlichting betekenen, omdat ze zich voor minder werkzaamheden hoeven te certificeren. Het protocol 7007 is de opvolger van het protocol 7004 dat is opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit zoals geldend voor in werking treden van de Omgevingswet.

De aanpassing van de bestaande protocollen en het toevoegen van nieuwe protocollen hangt volledig samen met de eisen uit het Besluit activiteiten leefomgeving, als onderdeel van de Omgevingswet. De opname van de protocollen in de Rbk 2022 is hier slechts een invulling van. De uitbreiding van het aantal protocollen wordt als meest efficiënte aanpassing gezien. Dit kan wel betekenen dat tijdelijk een dubbele auditlast nodig is voor bedrijven en personen die volgens alle protocollen willen werken. Het is aan de bedrijven zelf om deze afweging te maken. Het voordeel van de nieuwe protocolindeling is dat de voorbereidende werkzaamheden met de komst van het Besluit activiteiten leefomgeving sterk vereenvoudigd zijn. Er wordt meer gebruik gemaakt van standaarden.

Resumerend is de verwachting dat met het invoeren van de Omgevingswet een lastenverlichting wordt bereikt, omdat minder vaak uitvoering van graven of saneren nodig is door een erkend bedrijf en omdat bijbehorende procedures zijn vereenvoudigd. Dit is onafhankelijk van de wijziging in de protocollen. De protocollen zijn zo opgesteld dat deze ook geschikt zijn voor situaties die onder het overgangsrecht vallen. Een dubbele auditlast is daarmee niet noodzakelijk. Specifiek voor het nieuwe protocol 7007 geldt dat deze werkzaamheid ook mag worden uitgevoerd door een bedrijf dat erkend is voor protocol 7005; andersom is dit niet toegestaan vanwege de extra kennis en vaardigheden die noodzakelijk zijn (met name kennis en beheersing van veldwerk en bemonsteringen). Het uitvoerende bedrijf kan zelf een keuze maken.

AS SIKB 6700 Inspectie bodembeschermende voorzieningen (categorie 7)

In het kader van het beheer van het normdocument zijn verkeerde verwijzingen en verschrijvingen geconstateerd. Deze kunnen leiden tot juridische misinterpretatie en verwarring. De wijzigingen nemen dit weg en hebben geen gevolg voor de uitvoeringspraktijk.

Naar aanleiding van het nieuwe artikel 5.19, vijfde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving is een inhoudelijke wijziging doorgevoerd. Het is voortaan verplicht dat herstel moet worden uitgevoerd door een gecertificeerd bedrijf dan wel beoordeeld en goedgekeurd moet worden door een geaccrediteerd inspectiebedrijf. Deze BRL gaat over de inspectie en voorzag nog niet in het uitvoeren van een deelinspectie, alleen een volledige inspectie van het herstelde deel. Dit zou tot onnodige inspectie (immers alleen een gedeelte en niet een hele nieuwe voorziening) en daarmee onnodige kostenverhoging/lastenverzwaring voor het bedrijfsleven leiden. De AS 6700 is hiervoor aangepast. Met deze aanpassing heeft de inspecteur alleen het gerepareerde deel van de voorziening te beoordelen en geen volledige inspectie inclusief uitgebreide rapportage uit te voeren. Uiteraard moet dit expliciet in het inspectierapport worden vermeld. Het belang van het milieu blijft geborgd.

Daarnaast zijn de deskundigheidseisen voor de Deskundig Inspecteur verduidelijkt.

Een beperkt aantal deskundigheidseisen is nader ingevuld of verduidelijkt aangezien hier in de praktijk tegen aan werd gelopen bij audits. Het betreffen hier algemene deskundigheidseisen die rechtstreeks uit NEN-EN-ISO 17020 waren overgenomen die zo breed waren dat deze door auditors op meerdere manieren te interpreteren zijn. Deze eisen zijn nu specifiek gemaakt voor de werkzaamheden uit het schema, waarmee de werkbaarheid en kwaliteit worden verbeterd. Ook zijn documenten geschrapt die niet meer bestaan, relevant of actueel zijn waardoor hier bij audits ook niet meer naar gevraagd kan worden. Dit komt de werkbaarheid ten goede.

De belangrijkste wijziging komt voort uit de regels uit het Bal. Dit is de verplichting tot controle bij herstel, die is opgenomen in het wijzigingsblad bij het AS en de onderliggende protocollen. Ook wordt de inspectie van riolering vaker verplicht in het Bal. Dit is al mogelijk op basis van de bestaande protocollen die hiervoor niet gewijzigd zijn. De extra kosten voor deze verplichtingen zijn voor het bedrijfsleven dat eigenaar is van een vloeistofdichte voorziening en bijbehorende riolering. Deze zijn niet afhankelijk van het wijzigingsblad bij AS en de protocollen.

De inschatting is dat de verduidelijking van het AS en de protocollen leidt tot een besparing (baten minus lasten) van circa € 4.500,= per instelling (circa 15 geaccrediteerde instellingen).

Van de protocollen 6703 en 6704 zijn nieuwe versies beschikbaar, die ook zonder wijzigingsblad onder de Omgevingswet gebruikt kunnen worden. De aanpassingen bestaan uit verduidelijkingen. In protocol 6703 is een informatief (niet verplicht) deel over inspectie van afscheidingsinstallaties opgenomen, omdat hiervoor de inzet van een geaccrediteerd en erkend bedrijf of instelling niet verplicht is; om die reden is hoofdstuk 4 van het protocol uitgezonderd.

BRL SIKB 6800 Controle en keuring tank(opslag)installaties (categorie 14)

Er zijn diverse verduidelijkingen doorgevoerd. Zo wordt voortaan vermeld dat de referentiecel niet verplaatst hoeft te worden bij een MEP-uit (metaal-elektrolytpotentiaal) meting om de werking van de kathodische bescherming te bepalen zoals omschreven in protocol 6801. Dit was de dagelijkse praktijk maar was als dusdanig nog niet vermeld in de BRL. Een eerder goedgekeurde wijziging (wijziging nummer 3 van het Wijzigingsblad van 18 februari 2016) is verwerkt in het protocol. Deze wijziging is bij de versiewijziging van 1.3 naar 2.0 per abuis niet verwerkt. Met deze wijziging wordt dit hersteld. De inspectiebedrijven werken al sinds 2016 conform dit wijzigingsblad. Er zijn dus geen gevolgen voor de praktijk.

In hoofdstuk 4 (de uitwendige keuring van tank(opslag)installaties) in protocol 6811 is verduidelijkt, dat dit hoofdstuk alleen van toepassing is op stalen tanks en leidingen met bekleding/coating. Met deze verduidelijking wordt voorkomen dat er discussie kan ontstaan over de werkingssfeer.

De wijzigingen zijn dus beperkt. De inschatting van de schemabeheerder is dat er geen netto-effecten zijn op baten en lasten.

AS BRL 6900 Accreditatieschema Inspectie Werk met IBC-bouwstof (categorie 15 en 17)

De doorgevoerde wijzigingen zien niet op nieuwe eisen, maar volgen uit andere gewijzigde normdocumenten. Zo zijn de competentie-eisen aan de inspecteurs in overeenstemming gebracht met AS SIKB 6700, de herziene NEN-EN-ISO 12957-1, NEN-EN-ISO 12957-2 (2019), UIT 83:2018 nl en UIT 84:2018 nl. Ook zijn enkele eisen aan apparatuur (voor trekslagsterkte, afpelsterkte en manometer) in overeenstemming gebracht met de hiervoor genoemde documenten. De wijzigingen hebben dan ook geen impact op de uitvoeringspraktijk.

Ten aanzien van het protocol 6901 (inspectie bij aanleg van een IBC-werk) is van belang op te merken dat er met het in werking treden van de Omgevingswet geen nieuwe IBC-werken meer mogen worden aangelegd. Het gebruik van dit protocol valt onder het overgangsrecht voor bestaande werken. Voor protocol 6902 geldt dat alleen de inspectie van werken aangelegd onder het Besluit bodemkwaliteit een erkende werkzaamheid is (vanaf 2008). Voor het Besluit bodemkwaliteit zijn ook al werken met IBC-bouwstoffen aangelegd. Dat ging via diverse andere regelingen.

De inschatting van de schemabeheerder is dat er geen netto-effecten zijn op baten en lasten.

BRL SIKB 7500 Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie (categorie 5 en 18)

Zowel de opleidingseisen als de voor interne audit te bezoeken projecten waren in de BRL 7500 gebaseerd op ‘ernstig (= sterk) verontreinigde grond’. Dit is gewijzigd in ‘verontreinigde grond’. Anders zouden er voor personen die alleen werken met ‘verontreinigde grond’ geen opleidingseisen zijn. Ook zou dit betekenen dat projecten waar ‘niet sterk verontreinigde grond’ gereinigd wordt, niet geaudit hoeven te worden. Met de wijziging wordt deze situatie gecorrigeerd.

Met de introductie van de Omgevingswet vervalt de erkenningsplicht voor de werkzaamheden onder Protocol 7511: Het op natuurlijke wijze ontwateren en rijpen van baggerspecie gericht op de fysische kwaliteitsverbetering. Het protocol is daarom niet meer opgenomen in categorie 5 van bijlage C van deze regeling. Regels ten aanzien van het samenvoegen van partijen, het ex-situ reinigen van baggerspecie en het op de kant zetten van baggerspecie zoals opgenomen in deze Rbk 2022 en het Besluit activiteiten leefomgeving blijven uiteraard wel gelden.

De inschatting van de schemabeheerder SIKB is dat de (beperkte) noodzakelijke verduidelijking leidt tot een besparing van circa € 4.000,= per erkend bedrijf (circa 100 bedrijven).

Protocol 7511 dat wordt geschrapt in categorie 5, omdat voor de werkzaamheid in dit protocol erkenning niet meer verplicht is, wordt ook gebruikt voor het samenvoegen van partijen baggerspecie van gelijke kwaliteit (opgenomen in categorie 18). Hiervoor is een alternatief beschikbaar (BRL 9335), dat eveneens is opgenomen in categorie 18. In de internetconsultatie zijn meerdere reacties gegeven dat niet alle bedrijven en overheden die gecertificeerd en erkend zijn voor protocol 7511 al erkend zijn voor BRL 9335. Ook heeft het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) erop gewezen dat de regeldrukeffecten (en lasten, baten) nog onvoldoende in beeld zijn van het volledig schrappen van dit protocol.

Om te voorkomen dat bedrijven en overheden deze werkzaamheid niet meer kunnen uitvoeren, is in categorie 18 opgenomen dat protocol 7511 tot 1 januari 2025 kan worden gebruikt. De periode na in werking treden van deze wijzigingsregeling zal worden gebruikt om gezamenlijk met de schemabeheerder (SIKB), erkende bedrijven en overheden te bepalen hoe deze overgang vorm kan worden gegeven. Met het gebruik van protocol 7511 wordt de kwaliteit van de werkzaamheden voldoende geborgd. Ook artikel 4.1255 van het Besluit activiteiten leefomgeving, waar de inzet van een erkend bedrijf voor de milieubelastende activiteit samenvoegen van partijen is uitgewerkt biedt deze mogelijkheid.

BRL SIKB 7700 Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening (categorie 1)

Het normdocument is verduidelijkt. Onder andere de bestaande technische eisen voor de gebruikte bouwmaterialen en wijze waarop dat is vastgelegd worden beter uitgelegd. Verkeerde verwijzingen en verschrijvingen zijn gecorrigeerd.

De inschatting van de schemabeheerder SIKB is dat de omzetting kostenneutraal is. In het Bal dat in werking treedt samen met de Omgevingswet is de verplichting gebruik te maken van deze BRL wel uitgebreid; deze verplichting komt niet voort uit de Rbk 2022. Bij aanleg van een vloeistofdichte vloer door een erkend bedrijf, dient ook de bedrijfsriolering door een erkend bedrijf te zijn aangelegd. De extra kosten komen voor de eigenaar. De BRL en de bijbehorende protocollen hoefden hiervoor niet te worden aangepast.

BRL SIKB 7800 Tankinstallaties (categorie 13)

In het kader van het beheer van het normdocument zijn verkeerde verwijzingen en verschrijvingen geconstateerd. Deze kunnen leiden tot juridische misinterpretatie en verwarring. De wijzigingen nemen dit weg en hebben geen impact op de uitvoeringspraktijk.

De inschatting van de schemabeheerder is dat er geen effecten zijn op baten en lasten.

BRL 9335 Grond (categorie 2, 10 en 18)

Binnen het protocol 9335-2 is een foutieve paragraafverwijzing gecorrigeerd. Specifiek voor deze BRL 9335 en de bijbehorende protocollen was in de aanpassing van de Regeling bodemkwaliteit van 9 juni 2020 al een aantal wijzigingsbladen opgenomen. Vanzelfsprekend blijven de hierin opgenomen wijzigingen gelden. Naar aanleiding van de openbare reactieronde die de schemabeheerder SIKB heeft uitgevoerd, zijn de modelproductcertificaten herzien.

De inschatting van SIKB is dat de overgang naar het nieuwe normdocument (wijzigingsblad) per certificaathouder circa € 1.500,= kost (400 certificaathouders).

BRL SIKB 11000 Ondergronds deel Installaties bodemenergie

Voor BRL SIKB 11000 wordt een geconsolideerde versie toegevoegd (versie 3.1), waarin eerdere wijzigingen van versie 3.0 zijn verwerkt. De inhoud verandert niet.

Normdocumenten in beheer bij overige schemabeheerders

Wijzigingsbladen bij BRL K-904 en BRL K-905 vastgesteld door het College van Deskundigen ‘Tanks, Tankinstallaties en Appendages’ (ingesteld door KIWA)

In categorie 13 van de Rbk 2022 worden twee wijzigingsbladen toegevoegd. De kosten en baten blijven naar inschatting van de schemabeheerder gelijk. Wel wordt de praktische uitvoerbaarheid verhoogd en worden (potentiële) milieurisico’s beter voorkomen.

Aanpassingen die kunnen voortkomen uit ervaringen na in werking treden van de Omgevingswet zullen op een later moment worden doorgevoerd. De huidige normdocumenten (met toe te voegen wijzigingsbladen) kunnen ook worden gebruikt onder de Omgevingswet.

Wijzigingsblad bij BRL-K904 (4 november 2021)

  • Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksaneringen, KIWA Nederland B.V., versie 4, vastgesteld op 15 juni 2016, met wijzigingsblad van 4 november 2021

In de BRL-K904 wordt onderscheid gemaakt in twee toepassingsgebieden. Deze zijn gebaseerd op het risico van de stoffen die in de tank opgeslagen zijn geweest:

  • Toepassingsgebied 1: Opslagtanks t.b.v. PGS-Klasse 1 t/m Klasse 4 vloeistoffen zoals gedefinieerd in PGS 28 en PGS 30 (PGS= publicatiereeks gevaarlijke stoffen): dit zijn vloeibare brandstoffen

  • Toepassingsgebied 2: Opslagtanks t.b.v. chemicaliën zoals gedefinieerd in PGS 31

Op het toepassingsgebied is een aanpassing doorgevoerd. De stoffen koelvloeistof, ruitensproeiervloeistof en Ad Blue, die eerst onder toepassingsgebied 2 vielen, worden met dit wijzigingsblad ingedeeld binnen toepassingsgebied 1. Hiermee wordt beter aangesloten bij de praktijk omdat dergelijke opslag nagenoeg altijd plaatsvindt in combinatie met opslag van brandstoffen. Dit vergroot de uitvoerbaarheid.

Ook wordt hiermee beter aangesloten op het milieurisico: deze stoffen hebben relatief een lager milieurisico, waar toepassingsgebied 2 is bedoeld voor stoffen met het hoogste milieurisico. Daarvoor is het niet meer mogelijk gecertificeerd te worden voor toepassingsgebied 2, door middel van enkel tanksaneringen van tanks met een product met een relatief lager milieurisico.

Voor toepassingsgebied 2 wordt de controlefrequentie door de certificatie-instelling (CI) aangepast. Voor toepassingsgebied 1 blijft deze ongewijzigd. Het minimum aantal controlebezoeken wordt aangepast aan het daadwerkelijke aantal tanksaneringen binnen dit toepassingsgebied 2.

Het verwachte effect is dat het aantal controles door de certificatie-instelling gelijk blijft, tenzij men grote hoeveelheden tanks binnen toepassingsgebied 2 saneert (een relatief kleine markt).

Het wijzigingsblad is vastgesteld door College van Deskundigen ‘Tanks, Tankinstallaties en Appendages’ op 25 februari 2022.

Wijzigingsblad bij BRL-K905 (4 november 2021)

  • Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tankreiniging, KIWA Nederland B.V., versie 3 vastgesteld op 1 maart 2016, met wijzigingsblad van 4 november 2021

In de BRL-K905 wordt onderscheid gemaakt tussen twee toepassingsgebieden. Deze zijn gebaseerd op het risico van de stoffen die in de tank opgeslagen zijn geweest:

  • Toepassingsgebied 1: Opslagtanks t.b.v. PGS-Klasse 1 t/m Klasse 4 vloeistoffen zoals gedefinieerd in PGS 28 en PGS 30 (PGS= publicatiereeks gevaarlijke stoffen): dit zijn vloeibare brandstoffen

  • Toepassingsgebied 2: Opslagtanks t.b.v. chemicaliën zoals gedefinieerd in PGS 31

Op het toepassingsgebied is een aanpassing doorgevoerd. Een aantal stoffen dat eerst onder toepassingsgebied 2 viel, zullen met dit wijzigingsblad onder toepassingsgebied 1 vallen, namelijk: koelvloeistof, ruitensproeiervloeistof en Ad Blue. Hiermee wordt beter aangesloten bij de praktijk, dergelijke opslag vindt nagenoeg altijd plaats in combinatie met opslag van brandstoffen. Dit vergroot de uitvoerbaarheid.

Ook wordt beter aangesloten bij het milieurisico. Deze stoffen hebben relatief een lager milieurisico, waar toepassingsgebied 2 is bedoeld voor stoffen met het hoogste milieurisico. Daarvoor is het niet meer mogelijk gecertificeerd te worden voor toepassingsgebied 2, door middel van enkel tanksaneringen van tanks met een product met een relatief lager milieurisico.

Voor toepassingsgebied 2 wordt de controlefrequentie door de CI (certificatie-instelling) aangepast. Voor toepassingsgebied 1 blijft deze ongewijzigd. De aanpassing bestaat eruit dat het minimum aantal controlebezoeken wordt aangepast aan het daadwerkelijke aantal tankreinigingen binnen dit toepassingsgebied 2.

Het verwachte effect is dat het aantal controles door de certificatie-instelling gelijk blijft, tenzij men grote hoeveelheden tanks binnen toepassingsgebied 2 reinigt (een relatief kleine markt). Daarentegen vallen stoffen met een laag milieurisico nu onder toepassingsgebied 1.

Het wijzigingsblad is vastgesteld door College van Deskundigen ‘Tanks, Tankinstallaties en Appendages’ op 25 februari 2022.

Nieuw normdocument vastgesteld door het Gezamenlijk college van deskundigen ‘Grondstoffen en Milieu’

BRL 9348 (SGS, 3 juni 2022)

In categorie 2 en 10 wordt één normdocument toegevoegd (BRL 9348) dat is vastgesteld door het Gezamenlijk college van Deskundigen ‘Grondstoffen en Milieu’. Het document wordt beheerd door SGS.

  • BRL 9348 Nationale beoordelingsrichtlijn voor het NL BSB® Productcertificaat voor de milieuhygiënische kwaliteit van cementgebonden mortels uit verplaatsbare volumetrische doseer- en menginstallaties op basis van niet-gekalibreerde weegmiddelen van 3 juni 2022

Met deze beoordelingsrichtlijn (BRL) wordt, overeenkomstig de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit en de Rbk 2022, de milieukwaliteit bepaald van cementgebonden mortels in de situaties dat er geen gekalibreerde weegmiddelen aanwezig zijn voor de grondstoffen. De beoordelingsrichtlijn vormt daarmee een alternatief voor de BRL 9338 (Cementgebonden mortel) die al is opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit en de Rbk 2022.

Er is behoefte aan een nieuwe BRL voor verplaatsbare installaties (bijvoorbeeld voor gebruik op een werk of bouwplaats), omdat deze niet aan alle eisen voor stationaire installaties kunnen voldoen. Handhavende instanties keken steeds scherper naar verplaatsbare installaties, omdat die niet konden voldoen aan de eisen uit BRL 9338. Om ook de kwaliteit van verplaatsbare installaties te kunnen borgen is door de schemabeheerder SGS een specifiek daarop gerichte nieuwe BRL opgesteld.

De BRL 9348 wijkt af ten opzichte van de BRL 9338 in de wijze waarop wordt geborgd dat het vervaardigde product voldoet aan de milieukwaliteitseisen voor een vormgegeven bouwstof zoals opgenomen in bijlage A van de Rbk 2022. Dit wordt onder andere gedaan door eisen te stellen aan het te gebruiken cement en aan de toeslagmaterialen die mogen worden gebruikt. Zo moet de milieukwaliteit van de toeslagmaterialen al in beeld zijn op een vergelijkbaar betrouwbaarheidsniveau als in de situatie dat deze materialen apart zouden worden toegepast (overeenkomstig milieukwaliteitseisen opgenomen in de Rbk 2022).

De BRL 9348 is vastgesteld door het Gezamenlijk college van deskundigen ‘Grondstoffen en Milieu’ op 10 januari 2022. Overeenkomstig de eisen uit de Regeling bodemkwaliteit zoals die gold voor in werking treden van de Omgevingswet is de BRL 9348 getoetst en aanvaard door de Harmonisatie Commissie Bouw van de Stichting Bouwkwaliteit op 3 juni 2022.

Het gebruik van de BRL 9348 is vrijwillig (1) als alternatief voor de BRL 9338, (2) voor het uitvoeren van partijkeuringen per geleverde partij cementgebonden mortel of (3) voor het opstellen van een fabrikant-eigen verklaring (alternatieven die al geboden zijn in de Rbk 2022).

De producenten zullen daarvoor een toelatingsonderzoek moeten doorlopen, dat onder andere bestaat uit een aantal partijkeuringen en het opstellen van een kwaliteitssysteem. Dit onder toezicht van een certificatie-instelling, die voor de BRL 9348 een accreditatie moet verkrijgen. De kosten voor een toelatingsonderzoek variëren tussen € 10.000,= en € 50.000,= afhankelijk van clustering en samenwerking.

Met de introductie van deze BRL wordt de uitvoerbaarheid vergroot en wordt geborgd dat de bodem voldoende wordt beschermd bij toepassing van het materiaal.

Vervallen: Normdocument vastgesteld door het Gezamenlijk college van deskundigen ‘Korrelvormige materialen’

BRL 9336 (KIWA)

In categorie 2 en 10 vervalt één normdocument (BRL 9336) dat is vastgesteld door het Gezamenlijk college van Deskundigen ‘Korrelvormige materialen’. Het document werd beheerd door KIWA.

  • BRL 9336 Milieuhygiënische kwaliteit van E-Vliegas in ongebonden toepassing, versie van 4 november 2014, met wijzigingsblad van 27 mei 2019

Deze BRL vervalt binnen de Rbk 2022. De BRL is bedoeld om de kwaliteit van E-vliegas als IBC-bouwstof (Isoleren, Beheersen, Controleren) vast te leggen. Het toepassen van IBC-bouwstoffen is onder de Omgevingswet niet meer toegestaan. Er zijn ook geen bedrijven meer erkend. De BRL heeft daardoor binnen de reikwijdte van Kwalibo en de Rbk 2022 geen functie meer.

Gewijzigd: Normdocument in beheer bij het College van Deskundigen ‘Kunststoffen in de grond-, weg- en waterbouw’

BRL 1149 (KIWA)

In categorie 16 wordt een document gewijzigd (BRL 1149). Dit document is in beheer bij KIWA.

  • Nu omschreven als: BRL 1149 Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor verwerken van kunststof folie, 14 juni 2002, met wijzigingsblad van 21 maart 2005.

In de Rbk 2022 is een oude versie van BRL 1149 opgenomen. Deze BRL 1149 kan gebruikt worden voor het afdichten van IBC-werken (Isoleren, Beheersen, Controleren). Om te voorkomen dat risico’s voor het milieu ontstaan zijn maatregelen nodig, bijvoorbeeld het aanbrengen van een folie-isolatie. De voorwaarden zijn uitgewerkt in paragraaf 3.9 van de Regeling bodemkwaliteit zoals die gold voor in werking treden van de Omgevingswet. Onder de Omgevingswet mogen geen nieuwe IBC-werken worden aangelegd of IBC-bouwstoffen toegepast, maar blijven bestaande verplichtingen wel gelden. Om die reden is in de Rbk 2022 geen paragraaf meer opgenomen over het toepassen van IBC-bouwstoffen, maar blijft verwijzing naar deze BRL nodig.

De BRL 1149 is echter niet opgesteld specifiek voor de afwerking van IBC-werken, maar met name voor andere situaties waarbij een afdichting met folie nodig of gewenst is. Hiervoor is geen erkenning nodig of van toepassing. In een aantal situaties is het gebruik van deze BRL 1149 als (niet verplichte) mogelijkheid benoemd in het Besluit activiteiten leefomgeving.

De BRL is inmiddels geactualiseerd en de certificatie van bedrijven gebeurt op basis van de actuele BRL. Puur inhoudelijk gezien zou voor het toekomstige gebruik binnen de reikwijdte van Kwalibo en de aanwijzing in de Rbk 2022, dus uitsluitend het gebruik gericht op het nakomen van bestaande verplichtingen bij IBC-werken (zoals een reparatie) een verwijzing naar de oude versie van de BRL kunnen volstaan. Het zou niet wenselijk zijn dat de praktijk met twee verschillende versies van een BRL zou moeten werken, louter omdat deze onder verschillende wetgevingsstelsels zouden vallen. Om die reden wordt de datum en titel aangepast in:

  • BRL 1149 Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO® procescertificaat voor verwerken van kunststoffolie, d.d. 21 juni 2019.

Bijlage D

In bijlage D van de Rbk 2022 worden vier gewijzigde NEN-normen opgenomen. Dit zijn:

  • NEN 5717: 2023, Bodem – Waterbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek

  • NEN 5720: 2023, Bodem – Waterbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch onderzoek

  • NEN 5725: 2023, Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek

  • NEN 5740: 2023, Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond

Deze normen zijn aangepast om aan te sluiten bij de systematiek en met name de terminologie van de Omgevingswet. De normen worden gebruikt voor uitvoering van onderzoek naar de kwaliteit van de landbodem en de waterbodem.

In de hoofdstukken 5 tot en met 7 van de Rbk 2022 is voor een aantal typen milieuverklaring het gebruik van delen van deze normen verplicht gesteld om een milieuverklaring op te stellen. Dit betreft de volgende typen milieuverklaring:

  • Milieuverklaring voor partijen grond en baggerspecie op grond van een bodemonderzoek of op grond van een bodemkwaliteitskaart: voor zowel het vooronderzoek als het aanvullend onderzoek.

  • Milieuverklaring voor de ontvangende bodem op grond van een bodemonderzoek: voor zowel het vooronderzoek als het aanvullend onderzoek.

  • Milieuverklaring voor de ontvangende bodem op grond van een bodemkwaliteitskaart: voor het vooronderzoek.

Voor een milieuverklaring op grond van een partijkeuring, een erkende kwaliteitsverklaring of een fabrikant-eigenverklaring is het gebruik van deze normen niet verplicht.

De normen hebben een veel breder gebruik dan de Rbk 2022 (zowel verplicht als vrijwillig). De normen worden met name gebruikt om de kwaliteit van de landbodem (grond en grondwater) en de waterbodem in beeld te brengen. Niet uitputtend gaat het hierbij om onderzoek:

  • Bij of voorafgaand aan diverse milieubelastende activiteiten zoals benoemd in hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5 van het Besluit activiteiten leefomgeving

  • Bij vergunningverlening (bijvoorbeeld bouw)

  • Om te bepalen welke maatregelen nodig zijn om bij werken de bodem blootstelling aan verontreiniging te voorkomen

  • Bij eigendomstransacties (vrijwillig)

De technische inhoud van de normen, bijvoorbeeld hoeveel bodemmonsters moeten worden genomen of geanalyseerd in een bepaalde situatie, is op één uitzondering na niet gewijzigd. In de NEN 5720 was al opgenomen dat bij een actualisatie-onderzoek, mits er uit het vooronderzoek geen aanwijzingen zijn dat de waterbodemkwaliteit is veranderd, kan worden volstaan met minimaal de helft van het aantal boringen. Voor de onderzoeksstrategie oevergebied kan ook worden volstaan met (minimaal) de helft van het aantal analyses. Dit levert een kleine kostenbesparing op (ordegrootte EUR 100,= tot EUR 300,= per onderzochte hectare), waar wel is geborgd dat de milieukwaliteit van de bodem voldoende in beeld blijft.

Een wijziging is wel dat de standaard-analysepakketten voor grond (vaste bodem) en waterbodem niet meer zijn opgenomen in de NEN 5740 en de NEN 5720 maar in bijlage J van de Rbk 2022. De pakketten zelf zijn niet gewijzigd. Daarbij gold ook in de situatie voor het in werking treden van de Omgevingswet al dat waarop daadwerkelijk wordt geanalyseerd ook afhankelijk is van de informatiebehoefte.

Een voordeel voor nog uit te voeren onderzoek is dat in de loop der tijd steeds meer informatie beschikbaar is gekomen over de kwaliteit van de (water)bodem of informatie die gebruikt kan worden om de verwachte kwaliteit van de bodem te bepalen. Denk aan al uitgevoerde bodemonderzoeken, bodeminformatiesystemen of digitaal beeldmateriaal. Ook is de extra informatiebehoefte afhankelijker van de activiteit die men gaat verrichten of de doelstelling van het onderzoek.

Dat zal in de praktijk gaan betekenen dat meer gebruik zal worden gemaakt van bestaande informatiebronnen, waardoor uitvoering van veldwerk en analyses minder vaak nodig is. De normen zijn op dit gebied verduidelijkt en aangepast. Dit vraagt in essentie een andere denkwijze die nu beter wordt benadrukt, terwijl de daadwerkelijke inhoud van de normen niet is gewijzigd.

Het NEN heeft een inhoudelijke herziening van deze normen voor de nabije toekomst gepland, waarbij ook beoordeeld kan worden of de onderzoeksstrategieën zelf (bijvoorbeeld monsternames en analyses) nog voldoende aansluiten; dit valt buiten het traject om de normen geschikt te maken voor gebruik onder de Omgevingswet.

De normen zijn opgesteld onder verantwoordelijkheid van de NEN-normsubcommissie ‘Onderzoeksstrategie en Veldwerk’ en de NEN-normcommissie milieukwaliteit. Op het ontwerp van de normen is een openbare commentaarronde uitgevoerd. Deze openbare commentaarronde is breed bekendgemaakt (onder andere door NEN, SIKB, Rijkswaterstaat). De reacties zijn verwerkt en de verwerking is gedocumenteerd. Bij de verwerking van de reacties is onderscheid gemaakt tussen de noodzakelijke verbeteringen of verduidelijkingen voor gebruik onder de Omgevingswet en wensen voor een toekomstige wijziging of herziening (die nu niet zijn verwerkt, maar in de toekomst kunnen worden meegenomen).

De reacties en wijze van verwerking zijn beschikbaar via NEN.

5. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De in deze wijzigingsregeling aangepaste normdocumenten zijn voor de vaststelling van de normdocumenten voor een handhaafbaarheids-, uitvoerbaarheids- en fraudegevoeligheidstoets (HUF-toets) voorgelegd aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft voorafgaand aan het ontwerp van de wijzigingsregeling bij meerdere aangepaste normdocumenten opmerkingen gemaakt, die zijn verwerkt. Daardoor zijn de normdocumenten geschikt voor opname in de Rbk 2022.

Voor een drietal normdocumenten die worden aangewezen in bijlage C (dat wil zeggen binnen het Kwalibo-stelsel) was nog geen HUF-toets uitgevoerd. Dit betreft het nieuwe normdocument BRL 9348 en de wijzigingsbladen bij de BRL-K904 en BRL-K905.

BRL 9348

In algehele zin dient deze beoordelingsrichtlijn nog in overeenstemming te worden gebracht met de Regeling bodemkwaliteit 2022, zoals die geldt na in werking treden van de Omgevingswet. Dit geldt voor een groot deel van de BRL-en in categorie 2 en 10 van bijlage C, omdat deze allen eerder zijn aangewezen in de Regeling bodemkwaliteit, en zijn getoetst door de Harmonisatie Commissie Bouw van de Stichting Bouwkwaliteit. Voor de producent die erkend wil worden gelden de eisen uit de Regeling bodemkwaliteit 2022. Bij afgifte van de milieuverklaring bodemkwaliteit (in de vorm van de erkende kwaliteitsverklaring) gelden eveneens de eisen uit de Regeling bodemkwaliteit 2022.

Het is van belang te benadrukken dat de toeslagstoffen en vulstoffen moeten voldoen aan de eisen van respectievelijk bijlage A (bouwstof) of bijlage B (grond) uit de Regeling bodemkwaliteit. Dit moet worden aangetoond met een productcertificaat, fabrikant eigen verklaring of partijkeuring die ook de basis kan vormen voor de milieuverklaring bodemkwaliteit bij rechtstreekse toepassing van de grond of bouwstof. Dit is ook de intentie van de BRL 9348, maar een ruimere interpretatie is mogelijk.

Dit zal bij een toekomstige aanpassing van de BRL 9348 aan de Regeling bodemkwaliteit 2022 en het Besluit bodemkwaliteit zoals dat geldt na in werking treden van de Omgevingswet verwerkt moeten worden. Ook de producent die de milieuverklaring afgeeft zal moeten verklaren dat zijn product voldoet aan de milieukwaliteiteisen (dit wordt al expliciet benadrukt en uitgewerkt in de Regeling bodemkwaliteit 2022). Dit kan mogelijk niet als grondstoffen van een slechte kwaliteit worden bijgemengd. Met de Regeling bodemkwaliteit 2022 zelf wordt daarmee de benodigde borging geïntroduceerd.

BRL-K904 en BRL-K905

Voor deze BRL-en zijn geen significante zaken naar voren gekomen, de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid verandert niet. Wel wordt geadviseerd grafisch (in een plaatje) weer te geven hoe de verschillende toepassingsgebieden zich tot elkaar verhouden. Dit is een actie die buiten de BRL-en kan worden opgepakt door de schemabeheerder.

Parallel met deze wijzigingsregeling loopt een programma met als doel het Kwalibostelsel te versterken. Het plan van aanpak is aangeboden aan de Tweede Kamer op 4 april 2022 (Kamerstukken II 30 015, 104). Onderdelen van dit programma zijn het verder verbeteren van de normdocumenten en het versterken van de instrumenten voor toezicht, handhaving en vergunningverlening. Dit alles gebeurt in combinatie met een verbeterde betrokkenheid van alle partijen (overheid, bedrijfsleven, burger). In dit kader worden ook resultaten van de HUF-toetsen van de normdocumenten zoals opgenomen en gewijzigd in deze wijzigingsregeling meegenomen.

Een ander aspect is dat in de Regeling bodemkwaliteit 2022 de eisen en verantwoordelijkheden voor de milieuverklaring bodemkwaliteit explicieter zijn uitgeschreven, ten opzichte van de Regeling bodemkwaliteit zoals die gold voor het in werking treden van de Omgevingswet. Deze eisen gelden voor het opstellen van alle typen milieuverklaring bodemkwaliteit zoals opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit 2022. Deze eisen zijn daarmee ook van toepassing op de personen en instellingen die erkend zijn voor de werkzaamheden in categorie 10 van de Regeling bodemkwaliteit 2022 als zijn grond, baggerspecie of bouwstoffen produceren op grond van een aangewezen nationale BRL.

6. Consultatie en inspraak

De wijzigingsregeling is van 27 september 2023 tot en met 8 november 2023 via de website www.internetconsultatie.nl ter consultatie aangeboden om een ieder de gelegenheid te geven op de voorgestelde wijzigingen te reageren. Hierop zijn in totaal 9 reacties gekomen. Gelijktijdig met de consultatie is advies gevraagd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR).

Inhoud normdocumenten

De nieuwe en gewijzigde normdocumenten, waarnaar in bijlage C en D wordt verwezen, maken als zodanig geen onderdeel uit van de internetconsultatie; alleen de verwijzing naar die documenten wordt geconsulteerd. De normdocumenten zijn namelijk vastgesteld door landelijke organen (colleges van deskundigen, accreditatiecolleges en normcommissies), ook wel schemabeheerders genoemd. De schemabeheerders en NEN doorlopen bij de vaststelling van de normdocumenten een eigen inspraakprocedure, die is vastgelegd in een reglement en die de betrokkenheid van alle betrokkenen garandeert.

In de regeling kan alleen een verwijzing naar die documenten worden opgenomen. Als er tegen een normdocument overwegende bezwaren blijken te bestaan, kan dat reden zijn om in de Rbk 2022 voorlopig geen verwijzing naar dat normdocument op te nemen of een voorwaardelijke verwijzing, nadat bijvoorbeeld eerst afspraken zijn gemaakt dat het normdocument zal worden aangepast.

De aanwijzing van normdocumenten in deze regeling volgt op de totstandkoming van de normdocumenten zelf. Via de regeling kan niets aan de normdocumenten worden veranderd, omdat daarvoor een procedure moet worden gevolgd door de schemabeheerder die het normdocument heeft vastgesteld. De schemabeheerder besluit zelfstandig of het normdocument wordt vastgesteld. Het opnemen van een verwijzing naar een normdocument in de Regeling bodemkwaliteit heeft enkel tot doel om naast een certificatie of accreditatie ook een erkenning voor het verrichten van een aangewezen werkzaamheid verplicht te stellen, zodat bestuursrechtelijke handhaving van de vereisten om voor de erkenning in aanmerking te komen, mogelijk wordt, alsmede van de uitvoering van de desbetreffende werkzaamheid overeenkomstig het normdocument (of de gebundelde essentiële eisen uit een of meer normdocumenten, als daarnaar wordt verwezen).

Toelichting op de inspraakprocedure schemabeheerders en NEN

Op hoofdlijnen zien de procedures er als volgt uit:

Vertegenwoordigers van de werkzaamheid waarop het normdocument betrekking heeft, bijvoorbeeld aanleg van bodembeschermende voorzieningen, hebben zitting in een groep van inhoudelijk deskundigen waarin de wijzigingen worden voorbereid. Een gewijzigd of nieuw normdocument wordt vervolgens in ontwerp aan een (Centraal) College van Deskundigen of Accreditatiecollege voorgelegd waarin alle belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd. Als het college met het wijzigingsvoorstel instemt, volgt er in de regel een openbare consultatieronde. De ontwerpnormdocumenten worden via de website van de betrokken schemabeheerder bekend gemaakt en gedurende een bepaalde periode kan hierop worden gereageerd. Daarnaast worden specifieke belanghebbenden (zoals brancheorganisaties van het midden- en kleinbedrijf, certificaathouders en certificatie-instellingen) expliciet op de hoogte gebracht van de voorgenomen wijzigingen in de normdocumenten. Na afloop van de consultatie worden de reacties verwerkt. In sommige gevallen leidt dit tot aanpassing van het ontwerp. In een enkel geval wordt bij een minimale wijziging van het bestaande normdocument afgezien van een openbare consultatieronde. Het definitieve document wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het College van Deskundigen of het Accreditatiecollege.

Voor de NEN-normen wordt een vergelijkbaar proces doorlopen. Het opstellen gebeurt door een taakgroep. Het ontwerp van de normdocumenten wordt voorgelegd aan de normcommissie waarin alle belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd. Na instemming volgt een openbare consultatieronde die eveneens bekend wordt gemaakt via de website van NEN. Na afloop van de consultatie worden de reacties verwerkt en de gewijzigde norm voor goedkeuring voorgelegd aan de normcommissie.

Alle normdocumenten worden vervolgens aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aangeboden om op te nemen in de Rbk 2022. Dit gebeurt indien voldaan wordt aan artikel 25 van het Besluit bodemkwaliteit. Hierin staat dat normdocumenten kunnen worden aangewezen indien deze niet in strijd zijn met een wettelijk voorschrift, indien zij zijn vastgesteld door organen waarin alle betrokken partijen zich konden laten vertegenwoordigen, indien zij zowel qua inhoud als qua strekking voldoende duidelijk zijn en indien zij voldoende draagvlak hebben bij de betrokken partijen. De normdocumenten worden in dat geval opgenomen in de bijlagen bij de Rbk 2022.

Reacties op de inspraak

De reacties hebben betrekking op een aantal onderwerpen:

  • Het voornemen van intrekken van protocol 7511 (3 reacties van overheidspartijen)

  • Uitvoeringsaspecten van de Regeling bodemkwaliteit 2022 voor erkende bedrijven (2 reacties namens brancheverenigingen uit het bedrijfsleven)

  • Verschillen in omschrijvingen tussen milieubelastende activiteiten in het Besluit activiteiten leefomgeving en werkzaamheden in bijlage C van de Regeling bodemkwaliteit (1 reactie van een overheidspartij)

  • Het gelijktijdig bestaan van meerdere normen of protocollen vanwege overgangstermijnen (1 reactie van een overheidspartij)

  • Het nog niet opnemen van een aantal normdocumenten / nog niet schrappen van normdocumenten (1 reactie van een schemabeheerder)

  • Het feit dat de inhoud van de normdocumenten geen onderdeel uitmaakt van de consultatie (1 reactie, gegevens niet openbaar).

De reacties uit de internetconsultatie hebben geleid tot één aanpassing ten opzichte van het ontwerp van de wijzigingsregeling. Het voornemen was protocol 7511 (bij BRL SIKB 7500) per direct niet meer aan te wijzen in de Regeling bodemkwaliteit. Hiervoor is een overgangstermijn opgenomen. Daarnaast zijn naar aanleiding van de reacties verduidelijkingen toegevoegd.

Uitgezonderd de reacties over het niet meer aanwijzen van protocol 7511, zijn er geen reacties gekomen die aanleiding gaven het aanwijzen of verwijderen van de normdocumenten zoals op te nemen in het ontwerp van bijlage C en D te heroverwegen.

Intrekken protocol 7511

Ten tijde van de internetconsultatie waren er nog 68 erkende bedrijven en overheden. Aangegeven is dat de overgangsperiode tussen bekendmaking van het ontwerp van de wijzigingsregeling en het inwerking treden te kort is voor alle erkende bedrijven om gecertificeerd en erkend te zijn voor het beschikbare alternatief, BRL 9335. Dit wil overigens niet zeggen dat alle bedrijven en overheden een erkenning nodig hebben, omdat de erkenning alleen nodig is voor het samenvoegen van partijen baggerspecie van verschillende herkomst.

Ook biedt het protocol 7511 de mogelijkheid rekening te houden met een wijziging van de milieuhygiënische kwaliteit die optreedt door het rijpen van de baggerspecie en de definitieve milieukwaliteit pas vast te stellen na rijping. Van nature aanwezige organische componenten die van invloed zijn op de bepaling van de kwaliteitsklasse kunnen bijvoorbeeld worden afgebroken. Dit aspect is volgens de insprekers nog niet voldoende verwerkt in BRL 9335 of in de tekst van de Regeling bodemkwaliteit 2022.

Wel is het van belang dat ook in het Besluit activiteiten leefomgeving eisen staan voor degene die de milieubelastende activiteit ‘samenvoegen van partijen’ uitvoert (artikel 4.1255). De inhoud van dit besluit maakt geen onderdeel uit van de uitgevoerde internetconsultatie.

In aanvulling op de reacties, zijn vergelijkbare vragen ook gesteld aan de schemabeheerder SIKB en aan de helpdesk van het Informatiepunt Leefomgeving (www.iplo.nl).

Om de bovenstaande redenen wordt voor het gebruik van protocol 7511 een overgangstermijn opgenomen in de wijzigingsregeling. Dit is nader toegelicht in paragraaf 4.2 van deze wijzigingsregeling.

Uitvoeringsaspecten van de Regeling bodemkwaliteit 2022

Twee brancheverenigingen hebben met de internetconsultatie gewezen op mogelijke uitvoeringsaspecten van de Regeling bodemkwaliteit 2022. In de reactie wordt verwezen naar correspondentie en overleg dat hierover plaatsvindt tussen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven. Dit is een apart traject van informatievoorziening en uitwisseling, met als doel op een uitvoerbare manier te voldoen aan de eisen die de Regeling bodemkwaliteit 2022 stelt én voldoende milieu-informatie beschikbaar te hebben bij toepassing van grond, baggerspecie of bouwstoffen. Het deel van de Regeling bodemkwaliteit 2022 waarop dit betrekking heeft is al eerder vastgesteld (Besluit van 18 november 2022) en maakt geen onderdeel uit van de huidige wijzigingsregeling.

Verschillen in omschrijvingen tussen de Regeling bodemkwaliteit 2022 en het Besluit activiteiten leefomgeving

Geconstateerd is dat in een aantal situaties in het Besluit activiteiten leefomgeving een verkorte of afwijkende omschrijving is opgenomen van de werkzaamheid dan in de Regeling bodemkwaliteit 2022 (en deze wijzigingsregeling) waarin de werkzaamheden daadwerkelijk staan omschreven.

Dit kan alleen in overeenstemming worden gebracht door een aanpassing van het Besluit activiteiten leefomgeving, waar deze wijzigingsregeling geen betrekking op heeft. Wel loopt een programma met als doel het Kwalibo-stelsel te versterken. Het plan van aanpak is aangeboden aan de Tweede Kamer op 4 april 2022 (Kamerstuk 30 015 nummer 104). Onderdeel van deze aanpak is ook het verbeteren en verduidelijken van wet- en regelgeving. Dergelijke aanpassingen worden hierin meegenomen.

Gelijktijdig bestaan van meerdere normdocumenten en overgangstermijnen

Er is aangegeven dat het vanuit toezicht kan leiden tot misinterpretaties als er meerdere versies van normdocumenten gelijktijdig gebruikt mogen worden. Daarbij wordt ook aangegeven dat er documenten met essentiële eisen zijn die mogelijk niet meer aansluiten op de normdocumenten.

Dit speelt met name bij de documenten in categorie 8 (BRL SIKB 6000) en categorie 11 (BRL SIKB 7000)

Het is gebruikelijk dat er bij gewijzigde normdocumenten sprake is van overgangstermijnen, waarbij zowel de oude als de nieuwe versie gebruikt mag worden. Deze tijd is onder andere nodig om de benodigde accreditaties en certificaten voor de nieuwe normdocumenten te verkrijgen.

Specifiek voor normdocumenten in relatie tot saneren en graven (BRL SIKB 6000 en BRL SIKB 7000) is de situatie ontstaan dat eisen voor saneringen binnen de Wet bodembescherming anders zijn of kunnen zijn dan de eisen voor graven en saneren binnen de Omgevingswet. Dit is uitgewerkt in paragraaf 4.2.

Dat maakte het opstellen van nieuwe protocollen die direct ingaan met de overgang naar de Omgevingswet noodzakelijk; deze protocollen zijn gekoppeld aan de BRL SIKB 6000 en BRL SIKB 7000 die geldt voorafgaand aan het in werking treden van de Omgevingswet. Alleen op deze wijze wordt voorkomen dat werkzaamheden niet kunnen worden uitgevoerd na het in werking treden van de Omgevingswet, omdat bedrijven pas dan kunnen starten met het certificatie-traject.

Er is gebleken dat het zeer gewenst was ook andere onderdelen (niet gerelateerd aan de gewijzigde wetgeving) aan te passen, zoals duidelijker afspraken over uitbesteding van werkzaamheden en zaken die naar voren kwamen uit eerdere HUF-toetsen. Daarom heeft de schemabeheerder ook verder herziene protocollen opgesteld, gekoppeld aan een nieuwe versie van de BRL’s waar deze protocollen bij horen. Hiervoor is ook nieuwe (herziene) certificatie en accreditatie nodig. Om deze verbeteringen niet uit te stellen tot een volgende wijziging van de Regeling bodemkwaliteit, en ook nu al accreditatie en certificatie mogelijk te maken, is ervoor besloten ook deze protocollen al aan te wijzen.

De voordelen hiervan (verbetering al mogelijk) wegen op tegen de nadelen (tijdelijk dubbele protocollen).

De nieuwe protocollen bij BRL SIKB 6000 en BRL SIKB 7000 zijn zo opgezet dat de essentiële eisen in de protocollen zelf staan; dit geldt echter niet voor de protocollen die nog van toepassing zijn voor saneringen onder de Wet bodembescherming (overgangsrecht). Bij een toekomstige wijziging van de Rbk 2022 zal worden beoordeeld of het benoemen van documenten met essentiële eisen nog wenselijk is.

Het nog niet aanwijzen of verwijderen van een aantal normdocumenten

Een schemabeheerder heeft gewezen op een administratieve fout, namelijk een verkeerde publicatiedatum van BRL 5080. Dit is aangepast. Daarnaast is het verzoek gedaan drie beoordelingsrichtlijnen niet meer aan te wijzen, omdat deze zijn ingetrokken door de colleges van deskundigen en er nu geen gebruikers meer zijn. Dit is niet voorgelegd bij de internetconsultatie van het ontwerp van deze wijzigingsregeling. Dit zal worden opgenomen in een toekomstige wijzigingsregeling, met een bijbehorend consultatietraject.

Een drietal nieuwe, al door de betrokken colleges van deskundigen vastgestelde beoordelingsrichtlijnen, is niet opgenomen in deze wijzigingsregeling. Deze BRL-en dienen eerst te worden beoordeeld op draagvlak en uitvoerbaarheid; dit is reden geweest de BRL-en nu niet op te nemen in het ontwerp van deze wijzigingsregeling. Mogelijk vergt de opname van deze BRL-en ook inhoudelijke aanpassingen aan de Regeling bodemkwaliteit 2022.

Aanwijzen NEN-documenten

Er is een reactie gekomen op het feit dat de internetconsultatie geen betrekking heeft op de inhoud van de normdocumenten, specifiek de NEN-normen (NEN 5717, NEN 5720, NEN 5725 en NEN 5740) die worden aangewezen. In de reactie wordt de suggestie gewekt dat de verantwoordelijkheid voor deze normen bij een klein comité ligt.

De inhoud van de normdocumenten lag zoals eerder in dit hoofdstuk besproken niet voor ter consultatie; het gaat hier om de aanwijzing van de normdocumenten. Voor de inhoud van de normdocumenten heeft de normcommissie al een consultatietraject georganiseerd, waarbij een ieder heeft kunnen reageren. Tijdens deze consultatieronde was het ontwerp van de NEN-normen geruime tijd openbaar beschikbaar, en kon iedereen daar een reactie op indienen; de reacties zijn afgewogen en waar dat noodzakelijk was verwerkt. De NEN-normen zijn opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de normcommissie milieukwaliteit en de normsubcommissie onderzoeksstrategie en veldwerk van NEN.

Toetsing door het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR)

ATR heeft het ontwerp van de wijzigingsregeling en het daaraan voorafgaande proces beoordeeld, en daarop geadviseerd.

ATR beoordeelt de regeldrukgevolgen aan de hand van het volgende toetsingskader:

  • 1. Nuloptie (nut en noodzaak): is er een taak voor de overheid en is wetgeving het meest aangewezen instrument?

  • 2. Zijn er minder belastende alternatieven mogelijk?

  • 3. Is gekozen voor een uitvoeringswijze die werkbaar is voor de doelgroepen die de wetgeving moeten naleven?

  • 4. Zijn de gevolgen voor de regeldruk volledig en juist in beeld gebracht?

Het college heeft geconstateerd dat van een aantal normdocumenten (te weten NEN-normen in bijlage D) de normen gedurende een deel van de internetconsultatie nog niet openbaar beschikbaar waren. Deze zijn alsnog beschikbaar gesteld. Dit bemoeilijkt de beoordeling van nut en noodzaak van het aanwijzen van de normen. Specifiek gaat het hier niet om een nieuwe aanwijzing, maar om aanwijzing van normen die aangepast moesten worden voor de Omgevingswet. Op het ontwerp van de normen is echter wel een uitgebreide openbare reactieronde geweest, waarbij ervoor is gekozen geen beleidsrijke wijzigingen door te voeren. De normen zijn met name in lijn gebracht met de Omgevingswet, en voor de komende jaren is een traject aangekondigd om de normen geheel te beoordelen en waar noodzakelijk te herzien.

ATR heeft geadviseerd de nut en noodzaak van inhoudelijke wijzigingen in externe normdocumenten (met materiële gevolgen voor de praktijk) nader te onderbouwen

Hier zijn twee voorbeelden voorgedragen: de geactualiseerde norm NEN 5740 (opgenomen in bijlage D) en de wijzigingsbladen bij BRL-K904 en BRL-K905. Voor NEN 5740 is aanvullende motivatie opgenomen. Deze norm gaat over de uitvoering van bodemonderzoek. De werkwijze van uitvoering van bodemonderzoek (monsternames, analyses per situatie) is niet veranderd. Wel is beter benadrukt dat moet worden gekeken naar de daadwerkelijke informatiebehoefte en naar de al beschikbare informatie.

Voor BRL-K904 en BRL-K905 blijkt dat in de normaal voorkomende situaties er geen sprake is van significante wijzigingen. De uitvoerbaarheid wordt wel vergroot.

ATR heeft geadviseerd toe te lichten waarom nieuwe normdocumenten dwingend worden aangewezen, en er niet wordt gekozen voor een facultatieve verwijzing. Dit heeft betrekking op de normdocumenten die onderdeel uitmaken van het Kwalibo-stelsel, waar er sprake is van een dwingende verwijzing. In het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer (Staatsblad 2006, 308) wat de start vormt van het Kwalibo-stelsel is dit toegelicht. In paragraaf 2.9 de toelichting van de Regeling bodemkwaliteit 2022 (Staatscourant 2023, 1338) worden de diverse verantwoordelijkheden binnen het Kwalibo-stelsel eveneens toegelicht. De wettelijke basis voor Kwalibo is opgenomen in hoofdstuk 11a van de Wet milieubeheer.

In Kwalibo wordt uitgegaan van het kabinetsstandpunt over het gebruik van conformiteitsbeoordeling, waarbij deze wordt opgenomen in de regelgeving (Tweede kamerstuk 29304-6, vergaderjaar 2015-2016). Met de dwingende verwijzing naar normdocumenten wordt er voor zorg gedragen dat de benodigde kwaliteit en integriteit van degene die werkzaamheden uitvoert is geborgd. Dit heeft tot doel de bodem te beschermen.

Parallel met deze wijzigingsregeling loopt een programma met als doel het Kwalibo-stelsel te versterken. Onderdeel hiervan is te beoordelen of de reikwijdte van het stelsel nog juist is. Dit kan betekenen dat werkzaamheden in de toekomst worden geschrapt of er werkzaamheden worden toegevoegd, inclusief de beoordeling van de gevolgen daarvan. Dan wordt ook de dwingende verwijzing naar de betrokken normdocumenten heroverwogen. Dit maakt geen onderdeel uit van de huidige wijzigingsregeling.

ATR heeft geadviseerd duidelijk te maken wat de inhoudelijke uitkomsten zijn van de consultatie over de (wijzigende) normdocumenten en toe te lichten hoe definitieve normen opvolging geven aan de aandachtspunten voor de werkbaarheid.

De besluitvorming over de normdocumenten ligt bij de colleges van deskundigen, accreditatiecolleges en normcommissies, de besluitvorming wordt vastgelegd en aangeleverd aan het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Deze colleges van deskundigen en commissies hebben direct inzicht in de uitkomsten van de uitgevoerde (openbare) reactierondes, en de wijze waarop de reacties zijn verwerkt. De colleges en normcommissies bestaan uit een brede vertegenwoordiging van belanghebbenden bij de normdocumenten (overheden, bedrijfsleven, organisaties) en zijn ook verantwoordelijk voor het draagvlak.

De huidige wijzigingsregeling heeft tot doel de normdocumenten aan te wijzen die zijn gewijzigd voor de Omgevingswet. Het uitgangspunt hierbij is technische wijzingen te beperken tot wat minimaal nodig is om te voldoen aan de stand der techniek (beleidsarm). Dit heeft er nu toe geleid dat er in de toelichting bij de wijzigingsregeling niet uitgebreid is ingegaan op de uitkomsten van de (openbare) reactierondes waar juist aspecten naar voren komen die leiden tot een beleidsrijke aanpassing. Bij beleidsrijke aanpassingen wordt dit wel noodzakelijk geacht. In het kader van het programma om het Kwalibo-stelsel te versterken zijn hierover al afspraken gemaakt met de beheerders van de normdocumenten. Deze bestaan onder andere uit de melding van een initiatief (inclusief nut en noodzaak) bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voorafgaand aan de start van het opstellen van de normdocumenten.

ATR heeft geadviseerd de regeldrukanalyse bij de wijzigingen van normdocumenten kwalitatief en kwantitatief aan te vullen in de toelichting

Bij enkele normdocumenten ontbrak deze analyse nog, Deze analyse is toegevoegd. Voor één specifieke situatie (het voornemen tot intrekken van protocol 7511) is besloten het document nu niet in te trekken. De effecten zijn onvoldoende in beeld, en certificaathouders hebben tijd nodig om over te gaan naar alternatieven.

In de toelichting is inzicht gegeven in de verwachte effecten per bedrijf (persoon, instelling) omdat dit het beste inzicht geeft, er is geen totaal opgenomen in de toelichting bij deze wijzigingsregeling.

7. Notificatie

De ontwerpregeling is op 8 augustus 2023 voorgelegd aan de Europese Commissie (kennisgevingsnummer 2023/0491/NL), teneinde aldus te voldoen aan artikel 5, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europese parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU L 241/1). Verschillende onderdelen van artikel I kunnen namelijk technische voorschriften in de van de richtlijn bevatten.

Gedurende de stand still periode van 8 augustus 2023 tot en met 9 november 2023 is een vraag ontvangen over de definitie van accreditatie in de regeling. Hierop is geantwoord dat deze definitie te vinden is in het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) en dat in de Nota van Toelichting van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer (voorganger van het Bbk) nog meer toelichting op de reikwijdte van accreditatie zoals bedoeld kan worden gevonden.

8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met de inwerkingtreding van de Rbk 2022. De inwerkingtreding van die regeling is afhankelijk van de inwerkingtreding van het stelsel Omgevingswet, dat thans gesteld is op 1 januari 2024.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

Naar boven