3 Preventiebeleid

Aan de orde is het VAO Preventiebeleid (AO d.d. 26/02). 

De voorzitter:

Er hebben zich diverse sprekers aangemeld. Ik geef als eerste het woord aan de heer Krol namens de fractie van 50PLUS. Zoals u weet, hebt u twee minuten spreektijd, mijnheer Krol. 

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Omdat 50PLUS het vanuit preventieoogpunt belangrijk vindt dat de groep kwetsbare ouderen tegen gordelroos en longontsteking standaard een vaccinatie krijgt aangeboden, dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Gezondheidsraad al in 2013 heeft aangegeven dat er gezondheidswinst blijft liggen door onderbenutting van beschikbare vaccins; 

overwegende dat er bewezen effectieve vaccins bestaan tegen gordelroos en longontsteking veroorzaakt door pneumokokken; 

overwegende dat in een aantal landen binnen de Europese Unie, waaronder Groot-Brittannië, deze vaccins inmiddels publiek worden aangeboden aan ouderen; 

overwegende dat met name voor kwetsbare ouderen gordelroos en longontsteking zeer belastende en potentieel gevaarlijke aandoeningen zijn, die bovendien veel extra zorgkosten met zich meebrengen; 

constaterende dat de populatie van verpleeg- en verzorgingshuizen steeds kwetsbaarder wordt; 

verzoekt de regering, te onderzoeken welke alternatieve mogelijkheden er zijn om vaccinatie van bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen tegen gordelroos en longontsteking te financieren en de Kamer daarover binnen een halfjaar te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 173 (32793). 

De heer Krol (50PLUS):

Mijn tweede motie gaat over een gezond gewicht. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het programma Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG) nuttig en succesvol is gebleken; 

overwegende dat volgens cijfers van het RIVM drie van de vijf ouderen een vorm van overgewicht heeft; 

overwegende dat circa 25% van de ouderen in zorginstellingen ondervoed is en dat bij thuiswonende ouderen met thuiszorg dit percentage nog hoger ligt; 

overwegende dat een goede voedingstoestand een positieve invloed heeft op de gezondheid; 

verzoekt de regering, te onderzoeken of er een programma Senioren op Gezond Gewicht opgezet kan worden en de Kamer hierover binnen drie maanden te berichten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 174 (32793). 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het belangrijk is dat kinderen gezond opgroeien en dat een gezonde omgeving helpt om al op jonge leeftijd gezonde keuzes te maken en aan te leren; 

constaterende dat de doelstelling voor het aantal JOGG-gemeentes gehaald is; 

constaterende dat het zijn van een JOGG-gemeente geen positieve invloed heeft op het aantal gezonde basisscholen; 

verzoekt de regering, de basisschool een vast onderdeel van de JOGG-aanpak te maken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 175 (32793). 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

En mijn tweede motie luidt als volgt: 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het van groot belang is dat consumenten meer inzicht krijgen in de productsamenstelling, waardoor zij zich onder meer bewust zijn van de hoeveelheid zout, vet en suiker; 

overwegende dat het beschikbaar maken van informatie over de productsamenstelling een belangrijke voorwaarde is voor het veranderen van de dynamiek van de niet-transparante levensmiddelenindustrie; 

constaterende dat de Levensmiddelen Databank niet dekkend is, waardoor er geen gedetailleerd inzicht is in de productsamenstelling op merkniveau; 

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de kennis over de productsamenstelling die bij producenten bekend is, beschikbaar wordt gesteld, zodat deze informatie toegankelijk wordt voor niet-commerciële en wetenschappelijke doeleinden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 176 (32793). 

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Gerven. Hij vervangt zijn collega, mevrouw Leijten. 

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Twee maanden geleden sprak de commissie voor VWS over het preventiebeleid van deze regering. Daar valt veel over te zeggen. Collega Leijten heeft dat toen ook gedaan namens de SP. Een van de punten was dat ons voedsel veel gezonder kan en moet: minder zout, minder vet en minder suiker. Ik denk dat verschillende fracties daarover nog moties zullen indienen. Voor de SP is het voorkomen van overgewicht en ziekten in samenhang met voeding op jonge leeftijd een belangrijk punt. Natuurlijk spelen ouders daarin een belangrijke rol, maar we zien ook de geraffineerdheid van de industrie die erin slaagt om kinderen te beïnvloeden. Reclame gericht op kinderen is zeer geraffineerd en zeer schadelijk. Een alliantie van deskundigen vraagt om een reclameverbod. Dat is iets wat al jaren in de lucht hangt, maar niet wordt doorgevoerd. Er komt geen reclameverbod; dat gebeurde niet onder Rouvoet, niet onder Klink en niet onder dit kabinet. De SP steunt op dit punt de deskundigen en daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat reclame gericht op kinderen uiterst effectief is en dat de levensmiddelenindustrie uiterst geraffineerd is in het promoten van haar (ongezonde) levensmiddelen bij kinderen tot 13 jaar; 

van mening dat de reclamecode, die vrijwillig is vastgelegd, veel promotie van ongezonde levensmiddelen met veel (verzadigd) vet en suiker toch toestaat; 

van mening dat juist kinderen beschermd dienen te worden en dat een alliantie van deskundigen betoogt dat kinderen minder kans lopen op overgewicht en chronische ziekten als diabetes, kanker, hart- en vaatziekten of psychische problemen als zij minder ongezonde levensmiddelen eten; 

verzoekt de regering, een verbod op kidsmarketing voor te bereiden en voor het einde van 2015 voor te leggen aan de Kamer, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 177 (32793). 

De heer Van Gerven (SP):

Ik hoop op steun van de Partij van de Arbeid op dit punt. Ik hoop dat de PvdA-fractie niet alleen blaft maar ook bijt. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter. Ik heb vier moties dus ik kan niet veel tijd besteden aan het terugblikken op het debat over het preventiebeleid. We zijn op de goede weg. Dat is de constatering die ik in ieder geval opnieuw doe. Op sommige punten kan het echter nog een tandje scherper, sneller en steviger. Daarom dien ik vier moties in. Ik begin snel met het voorlezen ervan. Eén motie gaat over de gezonde schoolkantines. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat 105 van de 2.000 schoolkantines gezond zijn en de JOGG-aanpak gekoppeld is aan gezonde scholen; 

overwegende dat de in 2009 aangenomen motie-Vendrik stelt dat alle schoolkantines in 2015 gezond moeten zijn; 

van mening dat 105 gezonde schoolkantines een mager resultaat is; 

verzoekt de regering, in overleg met JOGG-partners te komen tot een aanpak zodat iedere schoolkantine per 1-1-2017 gezond is, en duidelijk aan te geven aan welke eisen schoolkantines moeten voldoen, hoe er wordt omgegaan met langlopende horecacontracten, hoe het toezicht geregeld wordt en hoe er wordt omgegaan met scholen die in 2017 geen gezonde kantine hebben, en de Kamer hierover uiterlijk 1 juli 2015 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wolbert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 178 (32793). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat een kwart van de jongeren slecht hoort en dit grote impact heeft op hun welzijn, leerprestaties en arbeidsperspectief; 

van mening dat actiever beleid nodig is om gehoorschade te voorkomen; 

verzoekt de regering, voor 1 oktober 2015 met de Nationale Hoorstichting tot een actieplan te komen om gehoorschade te voorkomen en de Kamer ieder halfjaar te informeren over de voortgang, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wolbert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 179 (32793). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de onafhankelijke adviescommissie fabrikantvoorstellen voor zoutreductie heeft beoordeeld als "matig" en zelf geen zoutnorm opstelt; 

van mening dat eenduidige informatie over een wenselijke hoeveelheid zout per product van groot belang is; 

verzoekt de regering, mogelijk te maken dat de onafhankelijke adviescommissie voor de belangrijkste productgroepen een wenselijke hoeveelheid zout per eenheid product opstelt en deze openbaart, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wolbert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 180 (32793). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat veel voedingsmiddelen in Nederland worden geïmporteerd en deze vaak erg zout zijn; 

constaterende dat de regering op 16 december 2014 aangaf productverbetering te prioriteren voor haar Europese voorzitterschap in 2016 maar dat dit niet terugkomt in de formele inzet van 28 januari 2015; 

verzoekt de regering, haar toezegging na te komen om zoutreductie als onderdeel van productverbetering expliciet te agenderen voor haar Europese voorzitterschap in 2016, dit najaar al in overleg te treden met lidstaten en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wolbert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 181 (32793). 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Het oorspronkelijke debat vond plaats op 26 februari. Dat is een dikke twee maanden geleden. Het voordeel daarvan is dat ik nu meteen aan de staatssecretaris kan vragen hoe het staat met de goede toezeggingen die hij heeft gedaan. Een van die toezeggingen was dat hij rond april met een brief zou komen, waarin hij ingaat op de vraag of de reclamecode op het gebied van kidsmarketing werkt, hoe hier in het buitenland mee wordt omgegaan en of het ook voldoende wordt gemonitord. Ik had namelijk het verzoek aan de staatssecretaris gedaan om het onderzoek uit 2011 nog een keer te doen. Uit dat onderzoek bleek dat de naleving van die reclamecode heel slecht was. Krijgen we die brief van de staatssecretaris nog in de komende twee dagen? 

Verder vraag ik de staatssecretaris of hij er inmiddels over uit is of in het kader van het stimuleringsprogramma artikel 5a van de Wet publieke gezondheid, dat gaat over gezondheidszorg voor ouderen, opnieuw geëvalueerd gaat worden. Dat vraag ik als CDA'er nog eens expliciet omdat er op dit moment heel veel verandert in de ouderenzorg. Er verandert ook heel veel in de zorg die gemeenten bieden. Het is van belang dat gemeenten zich blijven houden aan de eisen rond dit aspect van de Wet publieke gezondheid. Is de staatssecretaris er inmiddels uit of hij dit wel of niet gaat evalueren? 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voorzitter. In het AO op 26 februari over preventie heb ik onder meer met de minister gewisseld wat de Wetenschappelijke Adviescommissie Productverbetering heeft gezegd. Die raad vindt dat het convenant dat is gesloten door de voedingsmiddelenindustrie, niet ambitieus genoeg is om de doelen te halen die zij gesteld heeft voor 2020, namelijk om zout-, vet- en suikerreductie toe te passen. Omdat ik het antwoord van de minister niet helemaal bevredigend vind, heb ik de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat uit recent onderzoek van de Consumentenbond blijkt dat ongeveer 80% van het zout dat we binnenkrijgen, is verwerkt in producten die we kant en klaar kopen; 

constaterende dat uit dit onderzoek ook is gebleken dat 40% van deze producten nog steeds even zout of zelfs zouter is geworden sinds 2014; 

constaterende dat ook al in de jaren voor het akkoord Verbetering Productsamenstelling werd gewerkt aan de zoutreductie in eten; 

constaterende dat de Wetenschappelijke Adviescommissie stelt dat de huidige doelstellingen gering en niet ambitieus zijn; 

van mening dat de zoutreductie ondanks de inspanningen te langzaam tot stand komt; 

verzoekt de regering, te onderzoeken welke bindende afspraken er gemaakt kunnen worden waardoor de zoutreductie gerealiseerd kan worden, te onderzoeken wat de stand van zaken is voor suiker- en vetreductie en hoe ook hier bindende afspraken over gemaakt kunnen worden, en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling van dit najaar te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 182 (32793). 

De voorzitter:

De bewindslieden hebben aangegeven een paar minuten nodig te hebben om de antwoorden voor te bereiden. 

De vergadering wordt van 10.31 uur tot 10.36 uur geschorst. 

De voorzitter:

Ik heet de minister en de staatssecretaris alsnog van harte welkom, want dat had ik nog niet gedaan. Gezien het drukke programma geef ik hen snel het woord. 

Minister Schippers:

Voorzitter. In zijn motie op stuk nr. 173 verzoekt de heer Krol om te onderzoeken welke alternatieve mogelijkheden er zijn om de vaccinatie van bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen te financieren. Het gaat dus om de mogelijkheden van financiering. In het algemeen overleg heb ik al aangegeven dat de Gezondheidsraad reeds om advies gevraagd is met betrekking tot vaccinatie van ouderen tegen gordelroos. Dit advies zal mogelijk dit jaar worden gegeven. Ik kan dat nooit met zekerheid stellen omdat de Gezondheidsraad zelf bepaalt hoe snel men advies uitbrengt. Ook de vaccinatie tegen longontsteking komt op de agenda van de Gezondheidsraad. De raad heeft daar nog geen tijdpad voor gegeven, maar zal daarover wel adviseren. Ik wil deze motie ontraden, want ik vind het slecht werkbaar om eerst een advies aan te vragen en meteen al, zonder het advies af te wachten, besluiten te nemen. Ik wil het advies dan ook eerst rustig afwachten. 

Ik kom op de motie op stuk nr. 176 waarin mevrouw Dik-Faber de regering verzoekt, ervoor te zorgen dat de kennis over productsamenstelling die bij producenten bekend is, beschikbaar wordt gesteld, zodat deze informatie toegankelijk wordt voor niet-commerciële en wetenschappelijke doeleinden. De informatie wordt gedeeld en er wordt gewerkt aan een betere uitwisseling van gegevens uit verschillende databanken. Derhalve wil ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laten. 

De voorzitter:

Het oordeel over de motie op stuk nr. 176 is aan de Kamer. 

Minister Schippers:

Ik kom op de motie op stuk nr. 180 over zoutreductie. Mevrouw Wolbert verzoekt de regering om mogelijk te maken dat de onafhankelijke adviescommissie voor de belangrijkste productgroepen een wenselijke 

hoeveelheid zout per eenheid product opstelt en deze openbaart. Ik deel de zorgen van de Kamer over de hoeveelheid zout in ons eten, maar ook over de slechte vetten, zoals ik ze maar voor het gemak zal noemen, en over de calorieën. Dat is ook de reden waarom ik met de industrie in gesprek ben en een onafhankelijke adviesraad heb ingesteld. Die adviseert over de vraag wat ambitieus genoeg is en hoe we dat realiseren. Waarom heb ik die route gevolgd? Omdat we met de Europese Unie een open markt zijn. Ik kan wel allerlei normen opleggen aan de Nederlandse industrie, maar dan komen vervolgens Belgische en Franse potjes naast Nederlandse potjes in de schappen te staan. We brengen onze eigen industrie dan in een slechte positie ten opzichte van de buitenlandse industrie. Die weg moeten we niet opgaan. De voedingsindustrie is een heel belangrijke industrie in Nederland. Die wil ik niet de nek omdraaien. Ik wil wel dat we beter worden. Dus wat doe ik? Ik praat op Europees niveau met mijn collega's. Ik kom daar nog over te spreken naar aanleiding van de motie van mevrouw Wolbert. Ik heb daarnaast een pact gesloten met de Nederlandse industrie over verbetering. We doen dat stap voor stap. De normen die we vaststellen in de stuurgroep, maken we openbaar. De naleving — die komt nog — zal per bedrijf op de website te zien zijn. Dat is volgens mij de weg die we moeten volgen. Ik wil deze motie dan ook ontraden. 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 180 wordt ontraden. Heel kort, mevrouw Wolbert, want we zitten krap in de tijd. Ik wil één zin van u horen. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik snap het. Deze motie legt geen normen op. In deze motie wordt juist gevraagd om normen te publiceren. Dus per productgroep aan te geven "dit zou het kunnen zijn". De wetenschappelijke commissie zegt nu: de ambitie is matig en zou veel beter kunnen. 

De voorzitter:

En uw vraag is? 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik vraag om die concrete normen te publiceren. Ik hoor de minister eigenlijk een antwoord in de richting van de motie geven. Ik begrijp dan ook eigenlijk niet waarom zij de motie ontraadt. 

Minister Schippers:

Omdat u schrijft: een onafhankelijke adviescommissie. Feitelijk is het de stuurgroep die de normen vaststelt. Die krijgt advies van de adviescommissie. Deze commissie is heel kritisch, en dat vind ik goed. Zij is onafhankelijk en moet een en ander aanjagen. Ik zal het gesprek met de stuurgroep als volgt voeren: beste mensen, ik vind dat u niet ambitieus genoeg bent; laten we er een tandje bij doen. Maar de onafhankelijke adviescommissie een andere rol geven dan de rol de we hebben afgesproken, lijkt me een kwestie van doorkruising. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Als ik "onafhankelijke adviescommissie" in de motie zou vervangen door "stuurgroep", kunt u daar dus wel mee instemmen. 

Minister Schippers:

Dan steun ik de motie en laat ik het oordeel aan de Kamer. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Dan ga ik de motie in die zin wijzigen. 

De voorzitter:

Wij zien de gewijzigde motie tegemoet. 

Minister Schippers:

Als dat gebeurt, zijn we het helemaal eens. 

Wat de motie op stuk nr. 181 betreft: ik kan begrijpen dat mevrouw Wolbert denkt dat zij in de brief van het kabinet niet heeft gezien dat er aandacht wordt besteed aan zoutreductie, slechte vetten et cetera. Dat klopt; wij moesten kiezen voor twee prioriteiten. Daarbij hebben we gekozen voor AMR en geneesmiddelen. Dat wil niet zeggen dat ik zoutreductie, calorieën en slechte vetten los heb gelaten. Sterker nog: ik ga op dat punt actief dingen organiseren. Ik ben daarover afgelopen week in Riga al in gesprek geweest met mijn collega's. Ik zie de problemen ook meteen: "ons nationale voedsel heeft transvetten; wij gaan dit op EU-niveau dus niet verbieden". Zo'n verbod zou ik eigenlijk wel graag willen. Ik ga hier echt hard aan trekken en ik heb de trojka voorgesteld om hier alle drie aan te gaan trekken. Ik zie deze motie dus als ondersteuning van het beleid. 

Over de motie op stuk nr. 182 heb ik eigenlijk al gezegd wat ik daarover wil zeggen. Wij hebben nu afspraken waarvan het bindende karakter is dat het daadwerkelijk zichtbaar wordt als een bedrijf niet voldoet aan de gemaakte afspraken. Ik vind dat wij dit hier zo moeten aanjagen. In de motie staat "bindend". Ik weet niet wat dat betekent. Er wordt vaak naar Groot-Brittannië gekeken. Daar gelden op dit punt geen sancties. Wat is dan "bindend"? "Bindend" is dat we iets kunnen doen als niet aan de afspraken wordt voldoen. Dat kunnen we niet, want we kunnen het ook niet wettelijk afdwingen. Ik zou dus willen kiezen voor de door mij gevolgde route: publiek maken wat we hebben afgesproken en publiek maken of het bedrijf daaraan voldoet. Tegelijkertijd en parallel daaraan wil ik proberen om op Europees niveau normen af te stemmen. Ik zou deze motie dus willen ontraden. 

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Als blijkt dat een deel van de voedingsindustrie, hoewel zij ook te maken heeft met andere landen in Europa, vrijwillig in staat is om het zoutgehalte te reduceren, is er toch geen reden om steeds naar Europa te verwijzen als argument waarom we hiermee niet veel sneller voortgang zouden kunnen maken en waarom we hierover geen betere, bindende afspraken zouden kunnen maken? 

Minister Schippers:

Bij zoutreductie heb je te maken met de houdbaarheid van het product en met de smaak die de klant graag wil. Die smaak van de klant is vaak op te veel zout gericht. Ik wil dit wel verbreden, zodat we, ook als bevolking, aan minder zout gewend raken. De Consumentenbond pleit in zijn brief voor verbreding. Dat wil ik ook; dat vind ik heel belangrijk. Je hebt voorlopers; dat zijn onze bondgenoten. We moeten de achterblijvers meekrijgen. Als we die niet meekrijgen, ontstaat een ongelijk speelveld. Als ik normen ga opleggen en als Danone, dat toevallig een Frans bedrijf is, daar zich niet aan houdt, hebben wij hier met onze Nederlandse producenten echt een probleem. Als we met elkaar de handen niet ineenslaan en als ik dit niet via de Europese weg probeer, zodat we via het Europese niveau ook bedrijven in andere landen kunnen dwingen tot zoutreductie, worden onze producten in de schappen gewoon vervangen door producten uit het buitenland. Dat is heel nadelig voor onze industrie, terwijl zij juist met mij het programma ondersteunen om het zoutgehalte met elkaar in een goed maar ambitieus tempo te reduceren. 

De voorzitter:

De motie op stuk nummer 182 wordt door de minister ontraden. Het woord is aan de staatssecretaris. Ik ga ervan uit dat hij begint met de motie op stuk nr. 174. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. In de motie op stuk nr. 174 worden wij verzocht om te onderzoeken of er een programma Senioren op Gezond Gewicht kan worden opgezet. Naar aanleiding van het debat, waarin ook gevraagd is om bijvoorbeeld met de ouderenbonden in overleg te treden om te bekijken of specifieke aandacht voor ouderen nodig is, ben ik met hen in overleg. Zij zeggen tegen mij dat ik een beetje rekening moet houden met het feit dat ook door de ouderenbonden diverse activiteiten worden ondernomen om ervoor te zorgen dat we in het nationaal preventieprogramma meer aandacht hebben voor ouderen. Ik geef er de voorkeur aan om in overleg met de ouderenbonden te bekijken welke extra aandacht in het preventieprogramma komt in plaats van een apart programma Senioren op Gezond Gewicht op te zetten. Bij de preventie bij senioren zijn immers misschien veel meer aspecten aan de orde. Om die reden zou ik deze motie willen ontraden, maar met de toezegging dat ik met de ouderenbonden bezig ben om ouderen aparte aandacht te geven in dat nationaal preventieprogramma. 

In haar motie op stuk nr. 175 verzoekt mevrouw Dik-Faber de regering om de basisschool een vast onderdeel van de JOGG-aanpak te maken. Als ik mevrouw Dik-Faber zo mag begrijpen dat zij niet vraagt om een apart programma voor de basisscholen, maar om die integraal onderdeel van de JOGG-aanpak te maken, dan laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Uiteraard ben ik heel blij met de toezegging van de staatssecretaris. Ik wil dat graag nog even onderstrepen omdat in het debat de cijfers aan de orde waren. Ik heb die nog even opgezocht. Het percentage JOGG-gemeenten met een gezonde basisschool is lager dan het landelijk gemiddelde en als er in een JOGG-gemeente sprake is van gezonde basisscholen, is dat vaak minder dan 10. Ik wil heel graag onderstrepen dat de staatssecretaris dit oppakt omdat er echt nog veel te doen is. 

De voorzitter:

De staatssecretaris laat het oordeel over de motie-Dik-Faber op stuk nr. 175 aan de Kamer. 

Staatssecretaris Van Rijn:

De motie-Van Gerven op stuk nr. 177 gaat over kidsmarketing. Ik koppel die even aan een vraag van mevrouw Bruins-Slot, namelijk of ik nog met een brief kom over kidsmarketing. Ik verwacht die brief in mei aan de Kamer te kunnen sturen. Daarin wordt de monitoring meegenomen, net als de onderzoeken in andere landen. In deze motie wordt daarop vooruitgelopen en wordt verzocht om alvast een verbod op kidsmarketing voor te bereiden. Ik wil mij echt houden aan de toezegging die ik aan de Kamer heb gedaan. Ik breng in kaart hoe het met de monitoring zit en hoe het in andere landen zit. Daarna kunnen we discussiëren over de vraag wat de beste aanpak is. Om die reden zou ik deze motie willen ontraden. 

De heer Van Gerven (SP):

Als uit die brief en nader onderzoek blijkt dat het verbieden van kidsmarketing tot 13 jaar gewenst is, neemt de staatssecretaris die aanbeveling dan over? 

Staatssecretaris Van Rijn:

De heer Van Gerven stelt mij een vraag over een brief die nog gemaakt moet worden en waarover we nog een debat met de Kamer zullen hebben. Hij vraagt mij wat ik ga doen als daar wat uitkomt. Zullen we het debat over die brief even afwachten? Het lijkt mij handiger om dan de argumenten met elkaar te bespreken. 

De heer Van Gerven (SP):

Is een mogelijke uitkomst van dat debat dan dat er een kidsmarketingverbod komt? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik schrijf een brief aan de Kamer waarin de monitoring zit en waarin de ervaring in andere landen beschreven is. Daarover zullen we een debat hebben. Dat debat zal bepalen wat ons verdere beleid zal zijn, zoals het eigenlijk altijd gaat. 

In de motie-Wolbert op stuk nr. 178 wordt de regering verzocht, in overleg met JOGG-partners te komen tot een aanpak zodat iedere schoolkantine gezond is. Laat ik vooropstellen dat ik het doel van de motie onderschrijf. Ook ik wil dat we op termijn te maken hebben met honderd procent gezonde schoolkantines. Die beleidsinzet delen wij. Er zijn wel een aantal afspraken gemaakt die nog lopen. Eind 2015 hebben we de onderzoeksresultaten van De Gezonde Schoolkantine. Die wil ik aan de Kamer sturen. Ik ben inderdaad aan het uitzoeken of er een nieuwe aanpak zou moeten komen, ook met de JOGG-partners, om na te gaan of we dat goed kunnen combineren. Dat zeg ik ook een beetje in antwoord op de vraag van mevrouw Dik-Faber. Ik heb geen moeite met het doel, maar wel een beetje met de termijnen. In de motie staat namelijk: maak een apart plan van aanpak en informeer de Kamer al op 1 juli 2015. Misschien kan ik mevrouw Wolbert verleiden om haar motie aan te houden door het volgende toe te zeggen. Ik dien het doel van de motie, de gezonde schoolkantines, met als doelstelling 1 januari 2017, maar vraag mevrouw Wolbert om mij de gelegenheid te geven om nog eens even overleg te voeren met de partners, zowel de JOGG-partners als de scholen, over de vraag hoe dat het beste kan. Nog leuker zou zijn als zij haar motie, gelet op mijn toezegging, zou willen intrekken. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik vind dat er druk op de ketel moet blijven omdat we echt hopeloos achterlopen. Ik zou 1 juli wel willen vervangen voor oktober, zodat we het dit najaar nog kunnen meenemen in de begroting. Ik hoop dat de staatssecretaris dat akkoord vindt. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dan versta ik de motie als volgt. Wij delen de doelstelling. Mevrouw Wolbert verzoekt mij om in oktober te melden wat de stand van zaken is van het overleg dat ik met diverse partners heb gehad om tot die doelstellingen te komen. Zo kan de Kamer er tijdig over besluiten. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Met als einddoel dat we de doelen per 2017 wel gehaald hebben. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Over het doel zijn wij het eens. 

In de motie-Wolbert op stuk nr. 179 wordt de regering verzocht, met de Nationale Hoorstichting te komen tot een actieplan. Ik heb tijdens het debat al verwoord dat gehoorschade en het voorkomen ervan een probleem zijn waaraan wij veel aandacht moeten besteden om ze te kunnen bestrijden. Ook hier is er misschien een datumkwestie. Er zijn afspraken gemaakt en convenanten gesloten met de muzieksector. Die afspraken hebben betrekking op de geluidsmeting, de gehoorbescherming en de bewustwording onder jongeren. De looptijd van dit convenant is tot eind 2015. Ik wil de resultaten van het convenant afwachten om tot een goed oordeel te kunnen komen over de vervolgstappen. 

Ik deel echter het gevoel van urgentie van mevrouw Wolbert. Ik heb tijdens het algemeen overleg een brief over de voortgang toegezegd. Als wij kunnen afspreken dat ik rond de datum die in de motie wordt genoemd, een eerste stand van de voortgang zal geven, dan kan ik met de sector praten over de voortgang van het convenant. De Kamer kan dan worden geïnformeerd en wij kunnen eventueel nog verdere acties voorbereiden. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Het gaat mij niet alleen om het convenant, want dat is maar een onderdeel van de aanpak. Het gaat mij er echt om, dit veel breder neer te zetten opdat ook in preventief opzicht op jonge leeftijd een plan van aanpak wordt uitgerold met de Nationale Hoorstichting. Dat hoeft niet tot 2016 te wachten. Ik dring erop aan dat wij in oktober een plan hebben en daarbij mag best worden verwezen naar de resultaten van het convenant die nog zullen volgen. Ik vraag dit ook met het oog op de behandeling van de begroting. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik vind het netjes om de resultaten van het convenant, voor zover bekend, erbij te betrekken. Ik ben zeer bereid om samen met de Hoorstichting te bekijken wat wij verder nog kunnen doen om gehoorschade te bestrijden en voorkomen. Als ik de motie zo mag uitleggen dat ik de Kamer op 1 oktober informeer over de stand van zaken op dat punt nadat ik daarover overleg heb gevoerd met de Hoorstichting, dan laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer. 

De voorzitter:

De staatssecretaris laat het oordeel over de motie op stuk nr. 179 (32793) aan de Kamer. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dan was er nog een vraag van mevrouw Bruins Slot over het stimuleringsprogramma van de GGD's voor de gezondheidszorg voor ouderen. Het plan van aanpak komt eind juni. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun aanwezigheid. 

Op een nader te bepalen tijdstip zal worden gestemd over de ingediende moties. 

De vergadering wordt van 10.53 uur tot 10.58 uur geschorst. 

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven