4 Staatsdeelnemingen

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een algemeen overleg met de minister en de staatssecretaris van Financiën over (beloningsbeleid) staatsdeelnemingen.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Alweer enige tijd geleden hebben wij gesproken over het beloningsbeleid. Hierbij was onder andere het maximumsalaris voor de Nederlandse Spoorwegen aan de orde. In de Kamer was breed gedeelde steun om de teugels aan te halen, vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de hoofdtaak van de staatsdeelneming Nederlandse Spoorwegen bestaat uit het exploiteren van het hoofdrailnetwerk om zodoende bij te dragen aan het publieke belang van de beschikbaarheid van een basisniveau aan vervoersdiensten in het hele land tegen aanvaardbare prijzen;

constaterende dat de staatsdeelneming ProRail bijdraagt aan voornoemd publiek belang door als beheerder van het hoofdrailnetwerk de kwaliteit, de betrouwbaarheid en de beschikbaarheid van dit netwerk te borgen;

constaterende dat bij ProRail het beloningsbeleid zodanig is aangepast dat de beloning voor toekomstige bestuurders van ProRail ten hoogste 130% van het ministersalaris zal bedragen;

constaterende dat de aanpassing van het beloningsbeleid bij de Nederlandse Spoorwegen heeft geresulteerd in een matiging van slechts 20%, waardoor de beloning nog steeds ruim boven het ministersalaris ligt;

overwegende dat de nieuwe berekeningssystematiek voor bestuurdersbeloningen en de uitkomst daarvan bij de Nederlandse Spoorwegen onvoldoende recht doet aan de publieke taak van de Nederlandse Spoorwegen en het daarmee samenhangende publieke belang;

verzoekt de regering, de Nederlandse Spoorwegen wat betreft het beloningsbeleid in te delen in de categorie "publiek-markt" en daarbij de verhouding 75% publiek, 25% markt en 0% internationaal te gebruiken bij de weging tussen de arbeidsmarktsreferentiegroepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Irrgang, Slob, Groot, Harbers, Blanksma-van den Heuvel, Braakhuis en Koolmees.

Zij krijgt nr. 119 (28165).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg hebben wij over heel veel zaken gesproken. Er ontstond ook enige discussie over het mogelijk privatiseren van Holland Casino. Dat is opeens weer een thema geworden, zo bleek, nadat in de afgelopen jaren – dit was mede ingezet door toenmalig minister Hirsch Ballin – een strakke lijn was uitgezet die indertijd de steun had, en overigens nog steeds heeft, van de fractie van de ChristenUnie. De vorige coalitie van CDA, Partij van de Arbeid en ChristenUnie heeft dit indertijd ook ondersteund. Wij willen die strakke lijn ook in deze periode gewoon vasthouden. De redenen hiervoor zal ik verwoorden in een motie die ik nu zal voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tijdens het algemeen overleg staatsdeelnemingen gesproken is over een mogelijke privatisering van Holland Casino;

constaterende dat het tegengaan van kansspelverslaving, het beschermen van de consument en het tegengaan van illegaliteit en criminaliteit de hoofddoelen zijn van het kansspelbeleid;

overwegende dat daarom Holland Casino, onder strenge restricties, het alleenrecht heeft op het aanbieden van casinospelen;

overwegende dat ook voormalig minister Hirsch Ballin een monopolie voor casinospelen noodzakelijk achtte om een restrictief kansspelbeleid te kunnen voeren;

van mening dat het vrijgeven van de kansspelmarkt een groot risico met zich meebrengt voor een gecontroleerd kansspelbeleid, mede door een toename van het aanbod van buitenlandse (internet)kansspelaanbieders;

verzoekt de regering, vast te houden aan het – eerder door minister Hirsch Ballin ingezette – restrictieve kansspelbeleid en versterkt in te zetten op het verder tegengaan van kansspelverslaving en om die reden niet over te gaan tot privatisering van Holland Casino,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Slob. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 120 (28165).

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie is tevreden dat door het vorige kabinet een aanzienlijke matiging is bereikt bij de beloning van bestuurders bij staatsdeelnemingen. Toch is de omslag hiermee niet voltooid. Wij zien nog steeds dat bestuurders aanzienlijke variabele beloningen krijgen die in de praktijk nauwelijks variabel zijn en nauwelijks te maken hebben met individuele prestaties van bestuurders. Dat is ongewenst. De overheid dient hier een voorbeeldfunctie in te vervullen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat variabele beloningen voor bestuurders bij staatsdeelnemingen doorgaans worden toegekend op basis van algemene doelstellingen zoals klanttevredenheid en kwaliteit van de dienstverlening;

overwegende dat deze doelstellingen behoren tot de normale bedrijfsvoering, waarvoor bestuurders reeds ruimhartig worden beloond in hun vaste salaris;

overwegende dat een hoog percentage variabele beloning exclusief voor bestuurders afbreuk doet aan de gedachte dat goede bedrijfsprestaties eerst en vooral het resultaat zijn van de inspanning van alle medewerkers;

verzoekt de regering, variabele beloningen alleen nog toe te kennen bij uitzonderlijk goede prestaties van de betrokken bestuurders;

verzoekt de regering voorts, te bewerkstelligen dat het aandeel variabele beloningen in de totale beloning van bestuurders bij bedrijven waarin de Staat meerderheidsaandeelhouder is, substantieel wordt teruggebracht, met als richtsnoer 10% van de totale maximale beloning,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Groot en Irrgang. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 121 (28165).

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Voorzitter. Wij hebben een uitgebreid debat gevoerd met de minister over staatsdeelnemingen en beloningen binnen staatsdeelnemingen. De CDA-fractie is voor matiging van beloningen binnen staatsdeelnemingen. Buitensporige beloningen binnen staatsdeelnemingen dienen dan ook fors aangepakt te worden. Daar heeft onze fractie al menig signaal voor afgegeven. De minister is hier duidelijk mee aan de slag gegaan. Dat heeft geleid tot behoorlijke aanpassingen van de beloningen binnen staatsdeelnemingen, bij de een wat meer, bij de ander wat minder. Wij roepen de minister vandaag weer op om blijvend te bewerkstelligen dat de beloningen worden gematigd en daar jaarlijks aan de Kamer over te rapporteren.

Over de variabele beloningen heeft de PvdA een motie ingediend. Ook wij bepleiten dat het accent van de variabele beloningen binnen staatsdeelnemingen moet liggen op hun publieke doelstellingen. In die zin vinden wij de 10% variabele beloning die in de motie van de PvdA staat, niet realistisch. Dat doet namelijk onvoldoende recht aan de ambitie om hoge publieke doelstellingen te realiseren. Daar moet men op afgerekend worden en dan is 10% te weinig. Wij zullen deze motie dan ook niet steunen.

De NS wordt gerelateerd aan ondernemingen die voor meer dan de helft privaat en internationaal zijn. Op dit moment gaat het daarbij om 40%. Die 40% doet volgens ons geen recht aan de kern van de staatsdeelneming NS. Wij achten het publieke belang binnen de NS hoger. De NS zijn immers van oorsprong een organisatie met een heel sterk maatschappelijk karakter. Hun kernactiviteit is het exploiteren van de hoofdrailweg, ofwel het goed en op tijd vervoeren van A naar B. Dat is hun publieke taak. Daar mag een goede beloning tegenover staan die gerelateerd is aan het uitgangspunt van deze publieke taakstelling. Wij vinden dat een relatering van de beloning van de directie van de NS van 75% publiek en 25% privaat daaraan tegemoetkomt. Daarom hebben wij de motie die door de SP is ingediend, meeondertekend.

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. Namens de VVD kijk ik terug op een vruchtbaar algemeen overleg met de minister, waarin hij veel toezeggingen aan de Kamer heeft gedaan. Ik vind het bijvoorbeeld goed dat wij weer periodiek gaan evalueren welke staatsdeelnemingen het publieke belang dienen en welke publieke belangen alleen maar middels een staatsdeelneming kunnen worden gediend.

Vandaag gaat het vooral over de beloningen. Evenals andere sprekers ben ook ik voorstander van matiging. Ik ben er in ieder geval voorstander van dat het publiek belang daar altijd bij wordt meegewogen. Ik vind het daarom ook goed dat wij als resultaat van het algemeen overleg hebben dat bijvoorbeeld aan de raad van commissarissen van de NS ook knock-outcriteria worden meegegeven, in die zin dat de hele variabele beloning kan worden ingehouden in geval van zichtbaar wanpresteren en het niet halen van die knock-outcriteria. Dat vind ik ook de manier waarop je zo'n publiek belang kunt wegen; de Kamer heeft daar een rol in. Ik zou niet willen overgaan tot het strikte dogma dat de heer Groot in zijn motie toont, want soms is het publiek belang wel degelijk geholpen bij het voorhouden van de worst van een variabele beloning.

Ook mijn fractie heeft de motie over de NS ondersteund. De NS opereert in een relatief beschermde omgeving, zeker als de politiek uitzicht zou bieden op een onderhandse verlening van de concessie voor het hoofdrailnet. De internationale concessies in de ons omringende landen hebben geen grote vlucht genomen bij de NS, maar ik vind het wel een soort nevenvangst bij hun kerntaak in Nederland. Het zou niet in die mate hoeven door te tellen in de beloning.

Naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer hebben wij gisteren al geconstateerd dat bij Holland Casino sprake is van een glijdende schaal. Het is een grootschalig entertainmentbedrijf, dat met andere entertainmentbedrijven concurreert. Ik wacht liever op het aangescherpte kansspelbeleid alvorens de vraag te beantwoorden of Holland Casino niet geprivatiseerd kan worden. Er zijn immers veel meer wegen denkbaar om gokverslaving tegen te gaan en kansspelbeleid in de hand te houden.

Minister De Jager:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar belangstelling voor dit thema. Er zijn drie moties ingediend. Ik zal ze langslopen op volgorde van indiening.

De eerste motie, op stuk nr. 119, is ingediend door de leden Irrgang, Slob, Groot, Harbers, Blanksma, Braakhuis en Koolmees. Ik kan tellen, maar ik zal het aannemen van de motie toch ontraden. Het belang van het thema vergt dat ik hier goed mee omga en de Kamer de risico's van een dergelijke motie in overweging wil geven. Nogmaals: ik kan tellen en ik zie dat er een meerderheid voor deze motie is, maar ik wil toch graag mijn afweging meegeven, zonder dat ik de illusie heb dat er spontaan heel veel namen onder deze motie verdwijnen. Ik vind het wel belangrijk om te zeggen waarom ik het aannemen van deze motie ontraad.

Allereerst ga ik in op het proces. De Kamer heeft eerder de wegingen van de peergroups gesteund, die mijn voorganger met de Kamer heeft gedeeld naar aanleiding van de overigens nooit in stemming gebrachte motie-Kalma. Anderhalf jaar geleden heeft mijn voorganger, naar aanleiding van deze motie, de weging van de semipublieke peergroup aangepast en verhoogd van 25% naar 40%. Er heeft ook nog een algemeen overleg met mijn voorganger plaatsgevonden. Toen is hiertegen niet geprotesteerd door bijvoorbeeld een VAO aan te vragen en een motie in te dienen, zoals nu is gebeurd. Op dit punt is er een brief van mijn voorganger geweest. Ook is de vraag gesteld of de internationale peergroup wel moest worden gehandhaafd, maar deze heeft heel weinig invloed in de weging en het uiteindelijke resultaat. Als je het internationale deel aan het private deel zou toevoegen, heeft het geen substantieel effect. Het resultaat dat nu is voorgesteld, ligt nog steeds fors onder de mediaan die daar ook uit zou resulteren. Materieel heeft het dan geen effect.

Waarom vergelijken wij de NS niet alleen met de private sector? Ook dat wil ik graag delen met de Kamer; dat heb ik in het AO al gezegd. Als wij de NS alleen met de private sector zouden vergelijken, zou de directie veel meer kunnen verdienen dan nu het geval is. Deze motie beoogt terug te komen op eerdere signalen die heel sterk waren en die wij met ons allen hebben gedeeld. Ook schaalt de Kamer de NS nu op naar het niveau van de individuele onderneming. Dat houdt risico's in zich, omdat wij met elkaar een algemeen beleid vaststellen en vervolgens de minister, mijn voorganger in dit geval, op basis daarvan laten onderhandelen. Ik weet dat iedereen de NS kent van de treinen en de concessiediensten, maar deze vormen de minderheid van de totale omzet. De omzet van de NS wordt voor 44% bepaald door de concessie op het hoofdrailnetwork, voor 35% door activiteiten die in concurrentie worden uitgevoerd, zoals horeca, retail en vastgoed, en voor 22% door internationale concessies. De weging van 75% publiek/semipubliek is eigenlijk veel te hoog. De vergelijking met ProRail gaat niet op, want dat is een totaal ander bedrijf, met een heel andere verhouding tot de overheid en een heel andere bekostiging door de overheid. De concurrentie speelt daarbij veel minder mee.

Ik kom op de internationale peergroup. De Europese openbaarvervoersmarkt wordt de komende jaren verder geliberaliseerd. Die beweging is in Europa ingezet. In Europa zijn al diverse grote bedrijven actief, die over de grenzen opereren. Ik verwijs naar Deutsche Bahn, Arriva, Transdev en Veolia. Wij willen graag een Nederlandse speler, met een Nederlands hoofdkantoor, overeind houden in de internationale turbulentie. Die speler moet ook een internationale positie kunnen opbouwen, juist om in Nederland een sterke positie te hebben. Een opname van een internationale peergroup met 20% of 25% is daarom onzes inziens zeer gerechtvaardigd, gelet op de omgeving waarin de NS moeten bewegen en meespelen. De NS zijn overigens de enigen met een Nederlands hoofdkantoor in het rijtje dat ik net noemde. Dat is de methodiek.

Ik houd natuurlijk de vinger aan de pols ten aanzien van het beloningsbeleid. Zo heb ik bijvoorbeeld aan de raad van commissarissen van de Nederlandse Spoorwegen het zeer heldere signaal gegeven dat ik verwacht dat over 2010 de grootst mogelijke terughoudendheid wordt betracht met variabele beloningen voor de directie. Ik verwacht daar zeer binnenkort een antwoord op te krijgen van de raad van commissarissen. Desondanks constateer ik een verschil van visie. Ik vind het belangrijk om daarover hier mijn standpunt te verduidelijken. Ik wacht uiteraard de stemming over de motie in kwestie af, maar het lijkt mij goed om de risico's van een dergelijke Kameruitspraak te delen.

Er is nog een ander risico. De Kamer heeft zelf gezegd dat door de wol geverfde bestuurders uit het bedrijfsleven voor de NS moeten worden aangetrokken. De Kamer heeft altijd aangegeven dit zeer belangrijk te vinden. Wij moeten in ogenschouw nemen dat dit lastiger wordt als de Kamer uitspraken doet over een veel hoger publiek/semipubliek deel. Ook recentelijk heeft de Kamer juist gevraagd om bestuurders die hun sporen in het bedrijfsleven hebben verdiend. Het beloningsbeleid van de NS komt met de motie in kwestie wel erg ver af te staan van beloningen bij vergelijkbare bedrijven in de private sector. Alles afwegende ontraad ik de motie op stuk nr. 119.

De heer Irrgang (SP):

Wij wachten de stemming af, al is het enigszins voorspelbaar hoe die zal verlopen. Ik waardeer het dat de minister desondanks de discussie hierover wil voeren. In het AO is al gewisseld dat je verschillend kunt oordelen over het punt dat een minderheid van de omzet bij het hoofdrailnetwerk vandaan komt. De hoofdtaak van de NS is namelijk niet om een soort vastgoedexploitant te zijn of een broodjeszaak te hebben, maar om het hoofdrailnetwerk te faciliteren. Daarover bestaat een verschil van mening, dat hierbij duidelijk aan de oppervlakte komt.

Ik heb ook nog een opmerking over de procedure. Ik snap wel dat de minister zegt dat de Kamer er eerder over heeft gesproken, maar dat heeft zij met zijn voorganger gedaan. Dat was ten tijde van het vorige kabinet, maar er zijn inmiddels Tweede Kamerverkiezingen geweest. Dit kabinet wijzigt het beleid wel eens en zo kan de Kamer ook van opvatting veranderen. Ik snap dat de minister het zegt, maar de Kamer kan net zo goed van standpunt veranderen als de regering.

Minister De Jager:

Dat begrijp ik, alhoewel de terughoudendheid bij onderhandelingen met staatsdeelnemingen die zich in de private sfeer begeven, iets groter is. Ik merk overigens ook bij de Tweede Kamer dat die terughoudendheid groter is dan bij een publieke voorziening waarvoor een politieke beslissing nodig is, wetgeving, om iets te kunnen veranderen. Ik neem goed nota van hetgeen de Irrgang zegt en ik begrijp zijn argumenten. Volgens mij begrijpt hij dat ik als minister van Financiën ook op dit punt de consistente lijn die door mijn voorganger is ingezet, zo veel mogelijk wil doorzetten. Het gaat namelijk om aparte bedrijven, niet om het Rijk zelf, maar om bedrijven die daar een relatie mee hebben. Dat neemt niet weg dat de Kamer een andere visie of een andere weging kan maken.

De heer Harbers (VVD):

De minister houdt een uitgebreid betoog waarom hij de motie-Irrgang c.s. ontraadt. Een van de aspecten was dat de NS 22% van de omzet haalt op concessies in het buitenland. Waarom moeten wij eigenlijk daarmee meteen rekening houden in het beloningsbeleid? Kunnen wij niet zeggen dat de NS met de kennis die men heeft vanwege de exploitatie van het hoofdrailnet, in staat zou moeten zijn om veel meer concessies binnen te halen en dat wij marktconform gaan belonen als dat lukt? In Nederland heeft de NS met al zijn kennis nog nooit een concessie in een regio weten binnen te slepen. De NS is bijvoorbeeld nog lang niet het Deense spoorwegbedrijf dat meer dan de helft van zijn omzet op concessies in het buitenland haalt. Wij moeten dus niet een beloningsbeleid instellen in de hoop dat dit gedrag uitlokt. Wij kunnen ook vragen om eerst te laten zien welke kennis men heeft, waarna bij succes het beloningsbeleid kan volgen.

Minister De Jager:

Ik begrijp wat de heer Harbers zegt, maar de wegen die wij internationaal hebben genomen waren ongeveer in lijn met het percentage concessies. Wij hadden dus niet al een voorschotje genomen op de toekomstige groei van het buitenland. De de NS leert heel veel. Mijn eerste vraag toen ik indertijd aantrad als minister, was waarom de NS zich begeeft op de internationale markt en het terrein van de internationale concessies. Ik heb toen wel een vrij overtuigend verhaal gehoord hoe het Nederlandse hoofdrailnet en de kennis die in het buitenland wordt opgedaan, ook hier tot wasdom kan komen. Het werkt natuurlijk twee kanten op. Het percentage is ongeveer in lijn met de concessies die de NS op dit moment al heeft binnengehaald. Wij hebben daarop dus geen voorschotje genomen. Dan zouden wij te veel erop vooruitlopen.

De motie op stuk nr. 120 betreft Holland Casino. De staatssecretarissen van Veiligheid en Justitie en van Financiën gaan over Holland Casino. Ik vertegenwoordig hier overigens de staatssecretaris van Financiën. Mede namens hem zeg ik dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bezig is met een brief met daarin een visie. De Kamer is toegezegd dat die in het voorjaar zal komen. Ik vind procedureel dat de Kamer de motie zou moeten aanhouden, want het kabinet heeft die toezegging gedaan. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie gaat erover. De heer Slob heeft ook gerefereerd aan zijn ambtsvoorganger. Ik vind het netjes om op de brief te wachten. Die komt ook snel, die is in het voorjaar toegezegd. Ik verwijs dit echt door naar de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Daarom ontraad ik deze motie. Ik geef de heer Slob in overweging om de motie aan te houden totdat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zijn brief aan de Kamer heeft gestuurd.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik vind dit wel een heel procedureel antwoord. Het is in ons overleg een behoorlijk groot onderwerp geworden. Mijn fractie maakt zich ook echt zorgen over de ontwikkelingen rond dit thema. Het feit dat een staatssecretaris zelf plannen heeft om met een brief en dergelijke te komen – hij heeft inderdaad aangegeven dat hij dat wil – ontneemt de Kamer natuurlijk niet het recht om helder aan te geven hoe zij in deze discussie staat en wat zij wenselijk vindt. Privatiseren van een casino vinden wij niet op zijn plaats. Daarom vinden wij het van belang dat de Kamer zich daarover uitspreekt. Helderheid is wel van belang in deze tijd, want dit minderheidskabinet heeft nog meer dan ooit het recht om te weten hoe de Kamer in de discussie staat.

Minister De Jager:

De Kamer heeft de mogelijkheid om dat in een algemeen overleg met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie te delen. Ik ben ervan overtuigd dat men op zijn ministerie ook het verslag van deze plenaire behandeling zal lezen en dat in elk geval de mening van de ChristenUnie ook duidelijk bekend is op Veiligheid en Justitie.

Er is toegezegd dat er in het voorjaar een brief komt. Er is nog geen sprake van privatisering. Het is nog niet bekend wat er in de brief komt te staan. Ik laat dit ook graag over aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De Kamer heeft nog voldoende mogelijkheden. Er zullen natuurlijk geen onomkeerbare stappen worden gezet, want de brief is natuurlijk bedoeld om daarover vervolgens met de Kamer in discussie te gaan. Maar goed, het is een onderwerp dat zich veel meer op het terrein van Veiligheid en Justitie beweegt dan op het terrein van Financiën. Nogmaals, ik vertegenwoordig hier wel de staatssecretaris van Financiën maar niet die van Veiligheid en Justitie. Dus ik laat het toch graag aan hem om er definitief uitsluitsel over te geven.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 121. Ik wil in dit verband wijzen op de eerdere motie-Tang die ertoe opriep om variabele beloningen in hogere mate te lagen afhangen van publieke doelstellingen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de NS, waarbij het gaat om 50% van de doelstellingen. Terughoudendheid in algemene zin begrijp ik wel, maar om een goede prikkel te kunnen blijven geven is de variabele beloning wel verstandig en heeft die ook grote voordelen. Tegenover een ander element van de motie-Groot sta ik wat sympathieker; dat gaat er over dat alleen heel bijzonder prestaties van betrokken bestuurders kunnen leiden tot een variabele beloning. Dat sluit ook heel erg goed aan bij het beloningskader staatsdeelnemingen dat wij als kabinet hanteren. Daarin staat dat alleen een zichtbare en meetbare geleverde prestatie leidt tot uitbetaling van een variabele beloning. De variabelebeloningsdoelstelling is ook realistisch en uitdagend. Dus in die zin zijn we al zeer terughoudend als het gaat om variabele beloningen. Dus dat element kan ik hier toezeggen. Echter, het beperken tot 10% acht ik niet in het belang van de Nederlandse Staat, niet in het belang van ons als aandeelhouders en niet in het belang van de publieke doelstellingen die deze staatsdeelnemingen vaak hebben, omdat wij juist een variabele beloning geven als onderdeel van de publieke doelstellingen. Het aan banden leggen tegen 10% is dan wel heel erg minimaal. Dus ik wil hierbij deze motie ontraden, juist ook vanwege dat punt. Wel kan ik nogmaals bevestigen en toezeggen dat het kabinet terughoudend is in het beloningskader waarin staat dat alleen een zichtbare en meetbare geleverde prestatie leidt tot uitbetaling van een variabele beloning.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgen over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 12.50 uur tot 13.30 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven