Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit Tijdelijke wet Groningen in verband met de afstemming tussen de uitvoering van de versterking en de vergoeding van schade

Nader Rapport

’s-Gravenhage, 6 juni 2023

Nr. WJZ / 26643054

Aan de Koning

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit Tijdelijke wet Groningen in verband met de afstemming tussen de uitvoering van de versterking en de vergoeding van schade

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 21 oktober 2022, nr. 2022002296, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 21 december 2022, nr. W18.22.00134/IV, bied ik U hierbij aan.

Het ontwerpbesluit heeft de Afdeling advisering (hierna: de Afdeling) aanleiding gegeven een aantal opmerkingen te maken met als strekking het te beperken tot een grondslag voor gegevensuitwisseling. In verband daarmee is aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk.

Graag ga ik op deze opmerkingen in het navolgende in. De tekst van het advies treft u hieronder aan, met tussendoor de reactie daarop.

Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2022, no.2022002296, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Mijnbouw, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Tijdelijke wet Groningen in verband met de afstemming tussen de uitvoering van de versterking en de vergoeding van schade, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit stelt regels over de wijze waarop de Nationaal Coördinator Groningen (hierna: de NCG) en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (hierna: het IMG) de uitvoering van hun taken op elkaar afstemmen. Het ontwerpbesluit is grotendeels gelijk aan de inhoud van het samenwerkingsconvenant op basis waarvan de NCG en het IMG momenteel samenwerken.

Gelet op het feit dat het samenwerkingsconvenant goed functioneert en gelet op het risico dat het ontwerpbesluit lopende procedures kan doorkruisen, adviseert de Afdeling advisering van de Raad van State het ontwerpbesluit te beperken tot een regeling voor de gegevensuitwisseling en zo niet, het te beperken tot toekomstige procedures.

Het ontwerpbesluit is gebaseerd op artikel 3, negende lid, van de Tijdelijke wet Groningen. Dat artikellid bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de wijze waarop de NCG en het IMG de uitvoering van de versterking en de vergoeding van schade op elkaar afstemmen. Het ontwerpbesluit komt erop neer dat de eigenaar die te maken heeft met versterking en schade op één adres, waar mogelijk de keuze krijgt voor een samenhangende aanpak. Deze aanpak kent zes onderdelen: één bezoekadres, een gecoördineerde behandeling, één coördinator, een informatiedocument, één totaalopname, en een integrale uitvoering schadeherstel en versterking.

Het IMG en de NCG werken sinds 2020 samen op basis van afspraken die zijn vastgelegd in een samenwerkingsconvenant.1 Het samenwerkingsconvenant is in 2021 door de NCG en het IMG geëvalueerd. Daarbij zijn ook de ervaringen in Groningen betrokken. Een eerste bevinding is dat samenwerking alleen voordelen biedt in complexe dossiers, omdat bij reguliere dossiers de schadeafhandeling veel sneller verloopt dan de versterking.

Een tweede bevinding is dat op circa 17.000 adressen geen schade is gemeld, terwijl de adressen wel bij de NCG bekend zijn. In deze dossiers is een gezamenlijke behandeling potentieel mogelijk, en kan bijvoorbeeld worden gewezen op de mogelijkheid om een aanvraag om schadevergoeding te doen, zodat het IMG zonder veel vertraging de schade kan afhandelen. Om hun taken op elkaar af te kunnen stemmen is het essentieel dat de NCG en het IMG over en weer over juiste en actuele gegevens kunnen beschikken. Daarvoor is een aanvullende wettelijke grondslag nodig.

Het ontwerpbesluit is grotendeels gelijk aan de inhoud van het samenwerkingsconvenant op basis waarvan de NCG en het IMG momenteel samenwerken. Gelet op het feit dat het samenwerkingsconvenant goed functioneert en het risico dat een andere vormgeving van deze afspraken in het ontwerpbesluit lopende procedures kan doorkruisen, ligt het in de rede het ontwerpbesluit te beperken tot een regeling voor de gegevensuitwisseling.

Het advies om het ontwerpbesluit te beperken tot een regeling voor gegevensuitwisseling, naast het samenwerkingsconvenant, en zo niet, het te beperken tot toekomstige procedures, wordt om de volgende redenen niet opgevolgd.

Ten eerste is met de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet Groningen zowel de afhandeling van schade door het IMG als de uitvoering van de versterking door de NCG in Groningen in publieke handen genomen. In dit kader is het wenselijk om ook de samenwerking tussen het IMG en de NGC publiek te borgen met een algemene maatregel van bestuur, conform de wens van Tweede Kamer zoals verwoord door aanneming van het amendement Aukje de Vries c.s.2 Door aanneming van dit amendement werd de in het oorspronkelijke wetsvoorstel opgenomen bevoegdheid om bij ministeriële regeling regels te stellen over de samenwerking, omgezet in een verplichting om deze regels te stellen bij algemene maatregel van bestuur. Dit ontwerpbesluit legt vast wat het IMG en de NCG minimaal aan de eigenaar van een gebouw moet bieden wanneer er sprake is van samenloop.

Ten tweede is de juridische binding van een algemene maatregel van bestuur groter dan die van een convenant. De bepalingen in het ontwerpbesluit stellen de eigenaar centraal en bieden de eigenaar daarmee meer zekerheid. Een samenwerkingsconvenant tussen het IMG en de NCG biedt deze gewenste publieke borging niet.

Ten derde is het samenwerkingsconvenant vanuit het IMG en de NCG zelf geïnitieerd en opgesteld, terwijl met onderhavig ontwerpbesluit de regering deze samenwerking vastlegt in algemeen verbindende voorschriften. Het beperken van dit ontwerpbesluit tot een regeling voor gegevensuitwisseling zou daarmee voorbij gaan aan het belang van de eigenaar dat gediend is bij een eenduidige, publieke verankering met de daarbij behorende waarborgen.

Het is ook niet nodig om het ontwerpbesluit te beperken tot toekomstige procedures. Om het risico van het doorkruisen van lopende procedures te beperken is het ontwerpbesluit in nauwe samenwerking met het IMG en de NCG opgesteld. Beide organisaties werken, anticiperend op inwerkingtreding, al zoveel mogelijk conform het bepaalde in het ontwerpbesluit.

In reactie op de eerste bevinding van de Afdeling, dat de samenwerking alleen voordelen biedt in complexe dossiers, omdat bij reguliere dossiers de schadeafhandeling veel sneller verloopt dan de versterking. Hoewel de samenwerking inderdaad vooral voordelen biedt in complexe dossiers, geldt ook dat er in niet-complexe dossiers voordelen zijn voor de eigenaar. Met het ontwerpbesluit worden de processen van de afhandeling van schade en de uitvoering van de versterking zoveel mogelijk integraal aan een eigenaar aangeboden. Daarnaast worden eigenaren in gezamenlijkheid benaderd en geïnformeerd in het geval van samenloop. Ook in niet-complexe dossiers worden eigenaren die hiervoor kiezen daardoor ontlast, en wordt het voor eigenaren mogelijk om de beide processen op elkaar af te stemmen. Daarbij is het van belang op te merken dat eigenaren die geen gecoördineerde behandeling wensen, hier ook met dit ontwerpbesluit voor kunnen blijven kiezen.

Wat de tweede bevinding betreft wordt het volgende opgemerkt. Ook zonder wettelijke grondslag kan de NCG de bewoners van de desbetreffende adressen wijzen op de mogelijkheid om een aanvraag voor schadevergoeding in te dienen. Op het moment dat een aanvraag is ingediend, is sprake van samenloop waar het ontwerpbesluit op ziet, inclusief gegevensuitwisseling (het voorgestelde artikel 10k). Een aanvullende wettelijke grondslag is daarom niet nodig.

In dit verband wordt opgemerkt dat de proactieve benadering voor die adressen, genoemd in paragraaf 2.5 van het algemeen deel van de nota van toelichting, niet is ontwikkeld door het IMG en de NCG. In plaats daarvan is een dossiergerichte aanpak ontwikkeld. Paragraaf 2.5 is hierop aangepast.

Ook het IMG wijst op het gevaar van een variatie aan werkstromen en nieuwe vragen. Zo lijkt uit het ontwerpbesluit te volgen dat een gelijktijdige opname van schade en versterking niet meer mogelijk is, omdat het besluit alleen de totaalopname regelt en het IMG opdraagt daarover informatie te verstrekken, zonder te wijzen op het alternatief. Ook is artikel 10m (totaalopname) geplaatst in de titel ‘gecoördineerde behandeling bij samenloop’, terwijl coördinatie volgens de tekst en toelichting geen voorwaarde is voor een samenhangende behandeling. Voorts is de relatie tussen artikel 10k, onderdeel b, en artikel 10m, eerste lid, onduidelijk, omdat in het eerste geval de clausule ‘indien dit redelijkerwijs mogelijk is’ ontbreekt.

Aanvullende werkstromen zijn inherent aan de in het ontwerpbesluit geboden keuzevrijheid en de mogelijkheid voor de bewoner om zijn traject gecoördineerd te laten afhandelen. Uniformiteit en lagere complexiteit moeten worden afgewogen tegenover de wens de eigenaar centraal te stellen en keuzevrijheid te geven. In dit ontwerpbesluit is gekozen voor het laatste.

Het ontwerpbesluit wekte ten onrechte de suggestie dat een gelijktijdige opname van schade en versterking niet meer mogelijk is. Het ontwerpbesluit is hierop aangepast. In het voorgestelde artikel 10m, eerste lid, is verduidelijkt dat dit lid ziet op de totaalopname: indien sprake is van samenloop kan de eigenaar verzoeken om een totaalopname, waarbij de inspecteur van de NCG bij de opname ook de schade opneemt.

Het voorgestelde artikel 10m, tweede lid, ziet op de situatie dat er geen sprake is van samenloop, omdat het gebouw wel in een programma van aanpak is opgenomen, maar er nog geen aanvraag om schadevergoeding is gedaan. De eigenaar kan dan vragen of de inspecteur van de NCG die de opname van het gebouw op locatie uitvoert, ook de schade gelijktijdig opneemt. In het voorgestelde artikel 10k, onderdeel b, wordt nu specifiek verwezen naar de totaalopname, bedoeld in artikel 10m, eerste lid. De toelichting is hierop aangepast.

Afzonderlijke opnames blijven mogelijk: een separate opname voor schade door een inspecteur namens het IMG en een separate opname van versterking door een bouwkundige namens de NCG. Deze opnames kunnen eventueel op hetzelfde moment plaatsvinden. Eigenaren behouden de mogelijkheid tot afzonderlijke opnames.

De Afdeling advisering constateert terecht dat coördinatie geen voorwaarde is voor een totaalopname in de samenhangende behandeling als bedoeld in dit ontwerpbesluit. Bij een gecoördineerde behandeling kán er sprake zijn van een totaalopname (of van een gelijktijdige opname). Het is voor een bewoner ook mogelijk om een totaalopname (of een gelijktijdige opname) te vragen zonder te kiezen voor een gecoördineerde behandeling. Om dit te verduidelijken is de paragraafindeling gewijzigd.

Wat de relatie tussen het voorgestelde artikel 10k, onderdeel b, en het voorgestelde artikel 10m, eerste lid, betreft: in artikel 10k, onderdeel b, is bedoeld dat ook bij de door de eigenaar te maken keuze voor één totaalopname de minister hiertoe alleen overgaat als één totaalopname voor dat gebouw redelijkerwijs mogelijk is. Artikel 10k, onderdeel b, is op dit punt aangevuld door de zinsnede ‘indien de totaalopname redelijkerwijs mogelijk is’ toe te voegen.

Door het ontwerpbesluit te beperken tot een grondslag voor gegevensuitwisseling kunnen de 17.000 adressen worden bereikt waar nog geen aanvraag om schadevergoeding is ingediend, terwijl er overigens niets verandert.

Zoals hierboven aangegeven gaat een regeling met enkel gegevensuitwisseling voorbij aan het belang om de samenwerking tussen het IMG en de NGC met een algemene maatregel van bestuur publiek te regelen. Voor de adressen in de versterkingsoperatie waar nog geen aanvraag om schadevergoeding voor is ingediend, hanteren het IMG en de NCG de dossiergerichte aanpak, zoals hierboven vermeld.

De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit te beperken tot een regeling voor de gegevensuitwisseling en zo niet, het ontwerpbesluit, met in achtneming van voornoemde opmerkingen, te beperken tot toekomstige procedures.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.

De vice-president van de Raad van State,

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief.

Advies Raad van State

No. W18.22.00134/IV

’s-Gravenhage, 21 december 2022

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2022, no.2022002296, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris Mijnbouw, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Tijdelijke wet Groningen in verband met de afstemming tussen de uitvoering van de versterking en de vergoeding van schade, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit stelt regels over de wijze waarop de Nationaal Coördinator Groningen (hierna: de NCG) en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (hierna: het IMG) de uitvoering van hun taken op elkaar afstemmen. Het ontwerpbesluit is grotendeels gelijk aan de inhoud van het samenwerkingsconvenant op basis waarvan de NCG en het IMG momenteel samenwerken.

Gelet op het feit dat het samenwerkingsconvenant goed functioneert en gelet op het risico dat het ontwerpbesluit lopende procedures kan doorkruisen, adviseert de Afdeling advisering van de Raad van State het ontwerpbesluit te beperken tot een regeling voor de gegevensuitwisseling en zo niet, het te beperken tot toekomstige procedures.

Het ontwerpbesluit is gebaseerd op artikel 3, negende lid, van de Tijdelijke wet Groningen. Dat artikellid bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de wijze waarop de NCG en het IMG de uitvoering van de versterking en de vergoeding van schade op elkaar afstemmen. Het ontwerpbesluit komt erop neer dat de eigenaar die te maken heeft met versterking en schade op één adres, waar mogelijk de keuze krijgt voor een samenhangende aanpak. Deze aanpak kent zes onderdelen: één bezoekadres, een gecoördineerde behandeling, één coördinator, een informatiedocument, één totaalopname, en een integrale uitvoering schadeherstel en versterking.

Het IMG en de NCG werken sinds 2020 samen op basis van afspraken die zijn vastgelegd in een samenwerkingsconvenant.1 Het samenwerkingsconvenant is in 2021 door de NCG en het IMG geëvalueerd. Daarbij zijn ook de ervaringen in Groningen betrokken. Een eerste bevinding is dat samenwerking alleen voordelen biedt in complexe dossiers, omdat bij reguliere dossiers de schadeafhandeling veel sneller verloopt dan de versterking.

Een tweede bevinding is dat op circa 17.000 adressen geen schade is gemeld, terwijl de adressen wel bij de NCG bekend zijn. In deze dossiers is een gezamenlijke behandeling potentieel mogelijk, en kan bijvoorbeeld worden gewezen op de mogelijkheid om een aanvraag om schadevergoeding te doen, zodat het IMG zonder veel vertraging de schade kan afhandelen. Om hun taken op elkaar af te kunnen stemmen is het essentieel dat de NCG en het IMG over en weer over juiste en actuele gegevens kunnen beschikken. Daarvoor is een aanvullende wettelijke grondslag nodig.

Het ontwerpbesluit is grotendeels gelijk aan de inhoud van het samenwerkingsconvenant op basis waarvan de NCG en het IMG momenteel samenwerken. Gelet op het feit dat het samenwerkingsconvenant goed functioneert en het risico dat een andere vormgeving van deze afspraken in het ontwerpbesluit lopende procedures kan doorkruisen, ligt het in de rede het ontwerpbesluit te beperken tot een regeling voor de gegevensuitwisseling.

Ook het IMG wijst op het gevaar van een variatie aan werkstromen en nieuwe vragen. Zo lijkt uit het ontwerpbesluit te volgen dat een gelijktijdige opname van schade en versterking niet meer mogelijk is, omdat het besluit alleen de totaalopname regelt en het IMG opdraagt daarover informatie te verstrekken, zonder te wijzen op het alternatief. Ook is artikel 10m (totaalopname) geplaatst in de titel ‘gecoördineerde behandeling bij samenloop’, terwijl coördinatie volgens de tekst en toelichting geen voorwaarde is voor een samenhangende behandeling. Voorts is de relatie tussen artikel 10k, onderdeel b, en artikel 10m, eerste lid, onduidelijk, omdat in het eerste geval de clausule ‘indien dit redelijkerwijs mogelijk is’ ontbreekt.

Door het ontwerpbesluit te beperken tot een grondslag voor gegevensuitwisseling kunnen de 17.000 adressen worden bereikt waar nog geen aanvraag om schadevergoeding is ingediend, terwijl er overigens niets verandert.

De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit te beperken tot een regeling voor de gegevensuitwisseling en zo niet, het ontwerpbesluit, met in achtneming van voornoemde opmerkingen, te beperken tot toekomstige procedures.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.

De vice-president van de Raad van State, Th.C. de Graaf.

Tekst zoals aangeboden aan de afdeling advisering van de Raad van State: Besluit van ............, tot wijziging van het Besluit Tijdelijke wet Groningen in verband met de afstemming tussen de uitvoering van de versterking en de vergoeding van schade

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 18 oktober 2022, nr. WJZ / 22506014;

Gelet op artikel 3, negende lid, van de Tijdelijke wet Groningen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ............ nr. ............);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van ............, nr. WJZ /............;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Tijdelijke wet Groningen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

aanvraag om schadevergoeding:

aanvraag om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet;

coördinator:

coördinator als bedoeld in artikel 10l;

programma:

programma van aanpak als bedoeld in artikel 13g, eerste lid, van de wet;

samenloop:

situatie waarin een gebouw in een programma is opgenomen en de eigenaar van dat gebouw een aanvraag om schadevergoeding heeft ingediend waarop nog niet is beslist;

versterkingsmaatregelen:

maatregelen als bedoeld in artikel 13j, eerste lid, onderdeel a, van de wet.

B

Na paragraaf 3a worden drie paragrafen ingevoegd, luidende:

§ 3b. Onderlinge afstemming bij mogelijke samenloop
Artikel 10h
  • 1. Voor gebouwen in de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen en Oldambt verstrekken Onze Minister en het Instituut elkaar desgevraagd of eigener beweging de gegevens die nodig zijn voor het vaststellen van samenloop, de gecoördineerde behandeling bij samenloop, bedoeld in paragraaf 3c, of het meenemen van schadeherstel bij het treffen van versterkingsmaatregelen, bedoeld in paragraaf 3d.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid kan Onze Minister aan het Instituut in ieder geval verstrekken:

    • a. een overzicht van gebouwen die in een programma zijn opgenomen en de fase van besluitvorming over de versterking daarvan;

    • b. gegevens over versterkingsbesluiten;

    • c. gegevens over besluiten dat een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet en geen versterkingsmaatregelen nodig zijn als bedoeld in artikel 13i, tweede lid, van de wet;

    • d. gegevens over beoordelingen dat een gebouw niet aan de veiligheidsnorm voldoet als bedoeld in artikel 13i, derde lid, van de wet;

    • e. gegevens over besluiten dat een gebouw niet wordt versterkt op verzoek van de eigenaar als bedoeld in artikel 13i, zesde lid;

    • f. gegevens over besluiten dat een gebouw niet wordt versterkt indien door toedoen van de eigenaar of gebruiker niet kan worden vastgesteld of aan de veiligheidsnorm wordt voldaan als bedoeld in artikel 13k, eerste lid, van de wet.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid kan het Instituut aan Onze Minister in ieder geval gegevens verstrekken over:

    • a. in behandeling zijnde aanvragen om schadevergoeding;

    • b. besluiten over schadevergoeding;

    • c. door deskundigen uitgebrachte adviezen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de wet.

Artikel 10i

Onze Minister en het Instituut voorzien in elk van de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen en Oldambt in één gezamenlijke locatie waar in ieder geval:

  • a. een ieder op zijn verzoek informatie krijgt over de uitvoering van de versterking op grond van hoofdstuk 5 van de wet en de schadevergoeding op grond van hoofdstuk 2 van de wet; en

  • b. een eigenaar op verzoek informatie krijgt over de afhandeling van zijn aanvraag om schadevergoeding en de versterking van zijn gebouw en de samenhang daartussen.

Artikel 10j
  • 1. Indien het Instituut een aanvraag om schadevergoeding ontvangt van een eigenaar van een gebouw dat in een programma is opgenomen, en een opname van het gebouw als bedoeld in artikel 10f, vierde lid, heeft plaatsgevonden:

    • a. informeert het de eigenaar over de mogelijkheid om de afhandeling van zijn aanvraag om schadevergoeding en de versterking van zijn gebouw gecoördineerd te laten behandelen; en

    • b. biedt het de eigenaar de keuze voor gecoördineerde behandeling aan, waarbij de eigenaar kan aangeven of hij coördinatie door Onze Minister of het Instituut wenst.

  • 2. Indien het Instituut een aanvraag om schadevergoeding ontvangt van een eigenaar van een gebouw waarbij sprake is van samenloop, en er een coördinator is aangewezen voor de afhandeling van de reeds in behandeling zijnde aanvraag om schadevergoeding, biedt het Instituut de eigenaar de mogelijkheid dat de reeds aangewezen coördinator ook de coördinatie voor de afhandeling van de nieuwe aanvraag om schadevergoeding op zich neemt.

  • 3. In een geval als bedoeld in het tweede lid worden voor de toepassing van de artikelen 10l, derde en vierde lid, 10m en 10o, de in het tweede lid bedoelde aanvraag om schadevergoeding betrokken, indien dit redelijkerwijs mogelijk is.

Artikel 10k

Indien het Instituut een aanvraag om schadevergoeding ontvangt van een eigenaar van een gebouw dat in een programma is opgenomen, en nog geen opname van het gebouw als bedoeld in artikel 10f, vierde lid, heeft plaatsgevonden:

  • a. informeert het de eigenaar over de mogelijkheid dat Onze Minister bij de opname van het gebouw gelijktijdig de schade opneemt als bedoeld in artikel 10n; en

  • b. biedt het de eigenaar de mogelijkheid binnen acht weken na ontvangst van de informatie, bedoeld in onderdeel a, de keuze te maken voor de gelijktijdige opname.

§ 3c. Gecoördineerde behandeling bij samenloop
Artikel 10l
  • 1. Indien een eigenaar van een gebouw de keuze heeft gemaakt voor gecoördineerde behandeling, wijzen Onze Minister en het Instituut gezamenlijk een coördinator aan, die ressorteert onder Onze Minister of het Instituut.

  • 2. De aanwijzing van een coördinator vindt, indien redelijkerwijs mogelijk, plaats overeenkomstig de keuze van de eigenaar.

  • 3. De coördinator verstrekt aan de eigenaar een informatiedocument waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a. een beschrijving van de processtappen die nodig zijn voor de afhandeling van de aanvraag om schadevergoeding en het voorziene tijdpad;

    • b. een beschrijving van de processtappen die nodig zijn voor de versterking van het gebouw en het voorziene tijdpad; en

    • c. de samenhang daartussen.

  • 4. De coördinator houdt de eigenaar op de hoogte van de afhandeling van zijn aanvraag om schadevergoeding en de versterking van zijn gebouw en de samenhang daartussen, en fungeert daarvoor als aanspreekpunt voor de eigenaar.

Artikel 10m
  • 1. Onze Minister neemt op verzoek van de eigenaar van een gebouw waarbij sprake is van samenloop, bij de opname van het gebouw, bedoeld in artikel 10f, vierde lid, gelijktijdig ook schade aan het gebouw op, indien dit redelijkerwijs mogelijk is.

  • 2. Indien Onze Minister bij de opname van een gebouw, bedoeld in artikel 10f, vierde lid, schade aan het gebouw constateert waarvoor de eigenaar van het gebouw nog geen aanvraag om schadevergoeding heeft gedaan, neemt hij op verzoek van de eigenaar gelijktijdig ook die schade op, indien dit redelijkerwijs mogelijk is.

§ 3d. Schadeherstel meenemen bij treffen van versterkingsmaatregelen
Artikel 10n

De coördinator of Onze Minister, indien er geen coördinator is aangewezen, informeert de eigenaar over de mogelijkheid dat Onze Minister tijdens het treffen van versterkingsmaatregelen ook schade aan het gebouw herstelt als bedoeld in artikel 10o.

Artikel 10o
  • 1. Op verzoek van de eigenaar van een gebouw herstelt Onze Minister gelijktijdig met het treffen van de versterkingsmaatregelen ook die schade aan het gebouw waarvoor het Instituut een schadevergoeding in de vorm van het treffen van maatregelen in natura heeft vastgesteld, indien:

    • a. het Instituut met instemming van de eigenaar het uitvoeren van de te treffen maatregelen in natura heeft overgedragen aan Onze Minister; en

    • b. de belangen van een gebruiker of derde belanghebbende niet worden geschaad.

  • 2. Op verzoek van de eigenaar van een gebouw herstelt Onze Minister gelijktijdig met het treffen van de versterkingsmaatregelen ook die schade aan het gebouw waarvoor het Instituut een schadevergoeding in geld heeft vastgesteld:

    • a. indien de eigenaar de kosten van het herstel van die schade draagt door het geheel of gedeeltelijk inzetten van de schadevergoeding;

    • b. indien de belangen van een gebruiker of derde belanghebbende niet worden geschaad; en

    • c. voor zover Onze Minister geen toepassing heeft gegeven aan artikel 13j, achtste lid, van de wet.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Inleiding

Door de gaswinning uit het Groningenveld ontstaan aardbevingen die ingrijpende gevolgen hebben voor de bewoners van Groningen. De aardbevingen kunnen leiden tot schade en tot onveilige gebouwen. Een eigenaar van een gebouw kan voor de afhandeling van schade terecht bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (hierna: het IMG). De Nationaal Coördinator Groningen (hierna: de NCG) is verantwoordelijk voor de coördinatie van de versterking van gebouwen.

Een deel van de eigenaren in Groningen heeft te maken met zowel schade als versterking. In de Tijdelijke wet Groningen (hierna: de wet), zoals gewijzigd met de Wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (hierna: wet Versterken) is daarom opgenomen dat een eigenaar die dat wenst de vergoeding van de schade en de versterking van zijn gebouw in samenhang kan laten behandelen. Ook is vastgelegd dat het IMG en de NCG de plicht hebben tot nauwe samenwerking ten behoeve van de eigenaar. Verder is in de wet opgenomen dat over de onderlinge afstemming tussen het IMG en de NCG per algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld die op grond van artikel 3, negende lid van de wet ook de voorhangprocedure heeft doorlopen (zie paragraaf 6). Met deze algemene maatregel van bestuur (hierna: dit besluit) wordt hier invulling aan gegeven. Dit besluit heeft als doel eigenaren met een gebouw met schade en versterking te ondersteunen, processen te versnellen en waar mogelijk integrale oplossingen te bieden. Om dit te realiseren stemmen het IMG en de NCG de uitvoering van hun taken op elkaar af.

1.1 Samenwerking tot nu toe

Het IMG is als zelfstandig bestuursorgaan verantwoordelijk voor de afhandeling van schade die wordt veroorzaakt door de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag Norg. De NCG is de uitvoeringsorganisatie die namens de Minister van EZK verantwoordelijk is voor de uitvoering van de versterkingsoperatie. Beide organisaties hebben hun eigen wettelijke taken en bevoegdheden, maar deze kunnen elkaar raken wanneer er zowel schade als versterking speelt bij hetzelfde gebouw (hierna: samenloop).

Tegelijkertijd heeft een deel van de eigenaren in Groningen wel te maken met zowel schade als versterking en zijn er veel eigenaren die meer samenhang tussen beide trajecten wensen. De afgelopen jaren zijn daarom de nodige stappen gezet om inwoners van het aardbevingsgebied zo goed en eenduidig mogelijk te ondersteunen in het gezamenlijke proces van schadeafhandeling en versterking. Het IMG en de NCG werken hierbij samen op basis van afspraken die zijn vastgelegd in een samenwerkingsconvenant1. Dit heeft onder andere geleid tot samenwerking op complexe dossiers en verdere uitdieping van de samenwerking, zoals in de pilots Koploper, Bouwimpuls en Urgente combinatiedossiers2. Ook hebben het IMG en de NCG een informatie-uitwisselingssysteem opgezet. Met dit systeem kunnen beide partijen elkaar op dossierniveau van noodzakelijke informatie voorzien. Daarnaast is vanuit de bestuurlijke afspraken een Interventieteam opgericht, onder leiding van een onafhankelijke voorzitter, om vastgelopen dossiers gezamenlijk adequaat af te handelen.3

De samenwerking op basis van het samenwerkingsconvenant is door het IMG en de NCG geëvalueerd en in het najaar van 2021 is deze evaluatie aangeboden aan de Tweede Kamer4. Vervolgens hebben het IMG en de NCG een plan van aanpak opgesteld om de samenwerking verder te intensiveren. De uitkomsten van de evaluatie, de opgedane ervaring met de samenwerking en het plan van aanpak zijn meegenomen bij de totstandkoming van dit besluit.

1.2 Dit besluit

Na het samenwerkingsconvenant is met de wet Versterken en dit besluit de volgende stap gezet in de samenwerking tussen het IMG en de NCG: de onderlinge afstemming van de vergoeding van schade en de uitvoering van de versterking krijgt een wettelijke basis. Dit leidt ertoe dat dat een eigenaar van een gebouw met zowel schade als versterking weet waar hij wanneer aan toe is, wat hij van het IMG en de NCG aangaande de samenwerking kan verwachten, hoe zij hun taken onderling afstemmen en welke geïntegreerde oplossingen voor zijn gebouw mogelijk zijn.

Voor dit besluit geldt het uitgangspunt dat de keuze van een eigenaar centraal staat. Dit leidt er concreet toe dat een eigenaar waar mogelijk de keuze krijgt voor een samenhangende aanpak. Voor een eigenaar wordt in dit besluit vastgelegd waar hij voor kan kiezen in het geval van samenloop: één vast aanspreekpunt (coördinator), een gecoördineerde behandeling, één totaalopname en een integrale uitvoering van schadeherstel en versterking. Een eigenaar die kiest voor een gecoördineerde behandeling wordt geïnformeerd met een informatiedocument dat is toegespitst op zijn situatie. Daarnaast regelt dit besluit dat iedereen met vragen over de schadeafhandeling, versterking en de samenhang daartussen terecht kan bij gezamenlijke bezoekadressen van het IMG en de NCG.

Tegelijkertijd communiceren het IMG en de NCG transparant over waar een samenhangende benadering niet mogelijk is óf niet in het belang is van de eigenaar, zodat een eigenaar een geïnformeerde keuze kan maken. Soms is het namelijk onvermijdelijk dat het in samenhang oppakken van dossiers, waarbij naar integrale oplossingen voor de schadeafhandeling en de versterking wordt gezocht, meer tijd vraagt dan wanneer de schadeafhandeling en versterkingstraject apart van elkaar worden behandeld.5 Daarom wordt de keuze altijd bij de eigenaar zelf gelaten.

Een centrale term in dit besluit is het begrip samenloop. Een eigenaar heeft te maken met samenloop wanneer zijn gebouw voorkomt in de versterkingsoperatie en hij een lopende aanvraag om schadevergoeding bij het IMG heeft. Als een eigenaar hiervoor kiest, werken het IMG en de NCG samen om zijn samenloopdossier in samenhang af te handelen. Daarnaast werken het IMG en de NCG samen om de integrale uitvoering van schadeherstel en versterking mogelijk te maken voor de eigenaar, indien hij dat wenst. In de praktijk ziet samenloop op aanvragen om schadevergoeding voor fysieke schade en duurzaam herstel zoals bedoeld in artikel 2, tiende lid van de wet. In deze situaties kunnen het IMG en de NCG samenwerken, bijvoorbeeld in de vorm van een totaalopname of een integrale uitvoering van schadeherstel en versterking. Ook voorafgaand aan de fase van samenloop werken het IMG en de NCG samen om mogelijke samenloopdossiers in kaart te brengen.

Bij de vormgeving van dit besluit zijn de processen die een eigenaar bij de aanvraag om schadevergoeding en bij de versterking van zijn gebouw doorloopt naast elkaar gelegd en waar mogelijk geïntegreerd. Zie figuur 1 voor een overzicht van de standaardprocessen wanneer schade en versterking los van elkaar worden uitgevoerd. Verder zijn de wensen van bewoners en de maatschappelijke organisaties, de praktische uitvoeringsperspectieven van het IMG en de NCG en de juridische kaders zoals gesteld in de wet betrokken.

Figuur 1: Overzicht van de processenstappen van versterking (linkerzijde) en schadeafhandeling (rechterzijde). De tijdlijn in het midden geeft het verschil weer in de gemiddelde doorlooptijd van de twee processen. De processtappen voor schade zijn doorgaans sneller doorlopen dan de stappen voor versterking.

Figuur 1: Overzicht van de processenstappen van versterking (linkerzijde) en schadeafhandeling (rechterzijde). De tijdlijn in het midden geeft het verschil weer in de gemiddelde doorlooptijd van de twee processen. De processtappen voor schade zijn doorgaans sneller doorlopen dan de stappen voor versterking.

Bron: samenvatting Plan van aanpak samenwerking IMG en NCG, 2021.

2. Hoofdlijnen van dit besluit
2.1 Wat kan een eigenaar met samenloop verwachten?

Dit besluit regelt zes zaken voor een eigenaar met samenloop: één bezoekadres, een gecoördineerde behandeling van samenloop, één coördinator, een informatiedocument, één totaalopname, en een integrale uitvoering schadeherstel en versterking. In het hiernavolgende is uiteengezet wat met dit besluit voor een eigenaar met samenloop wordt geboden.

2.1.1 Eén bezoekadres

In dit besluit is met artikel 10i vastgelegd dat in elk van de vijf aardbevingsgemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen en Oldambt een gezamenlijk bezoekadres van het IMG en de NCG wordt gerealiseerd. Op deze gezamenlijke bezoekadressen kan iedereen terecht voor informatie over de vergoeding van schade en de uitvoering van de versterking. Ook wordt er op deze locaties informatie gegeven over samenloop. Een eigenaar kan terecht met algemene vragen en vragen die zien op zijn specifieke situatie. Naast de gezamenlijke bezoekadressen blijven er ook individuele steunpunten van het IMG en individuele versterkingspunten van de NCG bestaan. Het realiseren van gezamenlijke locaties is alleen relevant in de vijf versterkingsgemeenten, omdat daar de eigenaren wonen die mogelijk met schade en versterking te maken hebben.

2.1.2 Gecoördineerde behandeling bij samenloop

Bij een gecoördineerde behandeling van samenloop werken het IMG en de NCG nauw samen om de lopende aanvragen om schadevergoeding en de versterking van een gebouw te stroomlijnen. Bij een gecoördineerde behandeling wordt een eigenaar begeleid door een coördinator (zie paragraaf 2.1.3). Ook worden de trajecten die spelen rondom zijn gebouw en de mogelijke samenhang daartussen inzichtelijk gemaakt in het informatiedocument (zie paragraaf 2.1.4).

De keuze voor een gecoördineerde behandeling wordt voorgelegd wanneer een eigenaar van een gebouw dat in het kader van de versterking is opgenomen in een gemeentelijk programma van aanpak, een aanvraag om schadevergoeding bij het IMG doet.6 Het IMG informeert de eigenaar over de mogelijkheid van een gecoördineerde aanpak en legt de eigenaar de keuze voor of hij een gecoördineerde aanpak wenst. Hierbij wordt de eigenaar geïnformeerd over wat de keuze betekent en wat de mogelijke consequenties daarvan zijn. Als een eigenaar heeft gekozen voor een gecoördineerde behandeling, kan hij een coördinerende partij kiezen. Dit is nader toegelicht in paragraaf 2.1.3. Het IMG zal de eigenaar in beginsel verzoeken om binnen acht weken zijn keuze over gecoördineerde behandeling te maken, om het proces van vergoeding van schade geen onnodige vertraging te laten oplopen. Mocht een eigenaar meer tijd nodig hebben om tot deze keuze te komen, dan kan hij dit bij het IMG aangeven.

Als een eigenaar heeft gekozen voor gecoördineerde behandeling en op een later moment een volgende aanvraag om schadevergoeding doet, krijgt hij de mogelijkheid deze nieuwe aanvraag ook te laten meenemen in de gecoördineerde afhandeling.

2.1.3 Eén coördinator

Bij de keuze voor een gecoördineerde aanpak krijgt een eigenaar de keuze of het IMG of de NCG de vergoeding van schade en de versterking van zijn gebouw coördineert, zoals vastgelegd in artikel 2a, vierde lid, van de wet. Bij het voorleggen van de keuze voor gecoördineerde behandeling krijgt een eigenaar een voorstel van het IMG en de NCG welke partij (het IMG of de NCG) het meest geschikt is voor coördinatie in die specifieke situatie van samenloop. Als het versterkingsdeel van de samenloop bijvoorbeeld de overhand heeft, ligt het voor de hand dat de NCG de coördinatie op zich neemt.7 Het voorstel voor de coördinerende partij wordt aan de eigenaar voorgelegd, zodat de eigenaar een geïnformeerde en afgewogen keuze kan maken.

Vervolgens wordt een coördinator van het IMG of de NCG aangewezen, overeenkomstig de keuze van de eigenaar, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is. Het is redelijkerwijs niet mogelijk de keuze van de eigenaar te volgen als zijn voorkeur negatieve gevolgen heeft voor de bredere uitvoering. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen wanneer het IMG gevraagd wordt een samenloopdossier te coördineren met een beperkt schadetraject en grootschalige, complexe versterking. De expertise en capaciteit die in een dergelijke situatie van het IMG worden gevraagd, zijn onredelijk in vergelijking met de veel effectievere coördinatie die de NCG in deze situatie kan bieden. Naast dat dit voorbehoud ten behoeve van de uitvoerbaarheid is, is het ook in het belang van de eigenaar om het beste geholpen te worden.

De rol van coördinator wordt ingevuld door een functionaris van het IMG of de NCG. Deze functionaris is belast met de coördinatie van de samenloop en begeleidt de eigenaar bij het proces van de vergoeding van schade(s), versterking en de samenhang daartussen. Tijdens de gehele gecoördineerde behandeling is de coördinator het vaste aanspreekpunt voor de eigenaar. De eigenaar kan bij de coördinator terecht met vragen over schade en versterking van zijn gebouw. Daarnaast houdt de coördinator de eigenaar op de hoogte van de voortgang van de behandeling van zijn aanvraag om schadevergoeding, de versterking van zijn gebouw en de samenhang daartussen.

De coördinator informeert de eigenaar over de processtappen, zodat de eigenaar de juiste keuzes kan maken ten aanzien van de aanpak van samenloop. De volgende stappen zijn te onderscheiden:

  • 1. De coördinator verstrekt de eigenaar het informatiedocument aan het begin van de gecoördineerde behandeling (zie paragraaf 2.1.4).

  • 2. Mits van toepassing informeert de coördinator de eigenaar aan het begin van de gecoördineerde behandeling over de totaalopname (zie paragraaf 2.1.5). Hierbij geeft de coördinator een overzicht van de processtappen voor een totaalopname en maakt inzichtelijk hoe dit afwijkt van de processtappen voor twee aparte opnames voor schade en versterking.

  • 3. De coördinator informeert de eigenaar over de manier waarop de schadevergoeding kan worden ingevuld. Een eigenaar kan, waar mogelijk, kiezen tussen het uitkeren van de schadevergoeding in geld of voor het treffen van schadeherstelmaatregelen in natura.

  • 4. De coördinator informeert de eigenaar over de mogelijkheid om schadeherstel en versterking integraal te laten uitvoeren (zie paragraaf 2.1.6). Wanneer een eigenaar hiervoor kiest, zal de coördinator het voorbereidende proces begeleiden.

De coördinator is niet verantwoordelijk voor de inhoudelijke behandeling, maar coördineert de verschillende processen. Vanuit het IMG en de NCG zal de coördinator ondersteund worden door inhoudelijke deskundigen. Deze deskundigen leveren een bijdrage vanuit hun eigen expertise en bevoegdheden op het proces. Daarnaast kunnen de deskundigen op verzoek van de coördinator deelnemen aan gesprekken met de eigenaar.

De rol van de coördinator is gericht op het coördineren van de processen van de vergoeding van schade en de uitvoering van de versterking. Zodra één van deze processen is afgerond, stopt feitelijk gezien de rol van de coördinator. Echter, in de praktijk wordt de betrokkenheid van de coördinator niet zomaar beëindigd en wordt gezorgd voor een ‘warme overdracht’. In overleg met de eigenaar wordt een passende oplossing gevonden voor de verdere begeleiding. In bijvoorbeeld de situatie dat de taken van het IMG zijn afgerond en er een plan voor de integrale uitvoering van schadeherstel en versterking is opgesteld, hoeft er niet langer afstemming tussen het IMG en de NCG worden gezocht. Alleen de NCG is nog betrokken voor het uitvoeren van de versterking en, indien afgesproken, het schadeherstel. De eigenaar wordt daarom verder begeleid door de NCG. Indien het IMG verantwoordelijk was voor de coördinatie, zorgen het IMG en de NCG voor een goede overdracht waarbij ook de eigenaar wordt betrokken.

2.1.4 Informatiedocument

In artikel 10l is vastgelegd dat zodra een eigenaar met samenloop de voorkeur uitspreekt voor een gecoördineerde behandeling, de eigenaar een informatiedocument van de coördinator ontvangt. In het informatiedocument wordt de samenloop van de schadeafhandeling en de versterking van zijn gebouw inzichtelijk gemaakt. Hiertoe worden de verschillende stappen van alle lopende aanvragen om schadevergoeding uiteengezet in een tijdspad. In de praktijk gaat dit doorgaans om aanvragen om vergoeding voor fysieke schade en duurzaam herstel, omdat er voor deze situaties de meeste kansen zijn om dit integraal met versterking aan te pakken. In hetzelfde tijdspad worden ook de reeds doorlopen en nog te doorlopen stappen van het versterkingstraject weergegeven, evenals de onderlinge samenhang. Zo heeft de eigenaar één overzicht van alle processen die spelen rondom zijn gebouw.

Op basis van het informatiedocument wordt gezocht naar integrale oplossingen voor het in samenhang oppakken van de schadeafhandeling en versterking. In de situatie dat de opnames voor de schadeafhandeling en versterking nog niet hebben plaatsgevonden, kunnen deze opnames gecombineerd worden in een totaalopname (zie paragraaf 2.1.5). In het geval dat het versterkingstraject al verder is gevorderd, kan er gezocht worden naar mogelijkheden om de aanvraag voor schadevergoeding versneld af te handelen, zodat de eigenaar de mogelijkheid heeft de schadevergoeding te betrekken bij de versterkingsplannen. De coördinator informeert de eigenaar over de opties en geeft de eigenaar uitleg bij de te maken keuzes.

Het informatiedocument biedt inzicht in de processen van de schade-afhandeling en versterking. Het informatiedocument is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat er geen rechtsgevolgen uit voortvloeien: het geeft inzicht in de processen.

In het informatiedocument komen ook de stappen aan de orde die in het kader van de afhandeling van schade of de uitvoering van de versterking zijn genomen. Als zo’n stap een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht is (bijvoorbeeld een versterkingsbesluit), dan wordt dat besluit altijd aan de eigenaar bekendgemaakt (op grond van de Algemene wet bestuursrecht). Daardoor is de eigenaar op de hoogte van het besluit en kan hij daartegen tijdig bezwaar en eventueel beroep instellen. Het is niet mogelijk om bezwaar of beroep in te stellen tegen het informatiedocument.

2.1.5 Eén totaalopname

Dit besluit regelt verder met artikel 10k dat een eigenaar van een gebouw waar nog geen opname voor schade en versterking is gedaan de keuze krijgt voor een totaalopname. Bij een totaalopname wordt met een eenmalig bezoek een uitgebreide inspectie van het gebouw voor zowel schade als versterking gedaan. Dit betekent dat er een opname wordt gedaan van de schade waarvoor een aanvraag loopt bij het IMG, alsook van de karakteristieken van het gebouw die nodig zijn om te komen tot een beoordeling in het kader van versterking. Een totaalopname biedt uitkomst voor eigenaren van een gebouw waar nog geen versterkingsopname is gedaan en die ook schade aan hun gebouw hebben die nog niet is opgenomen. Voor deze eigenaren betekent de totaalopname dat ze maar één keer thuis hoeven te blijven en dat de fase van opnames in één keer kan worden afgesloten.

De keuze voor een totaalopname wordt voorgelegd wanneer een eigenaar van een gebouw dat is opgenomen in een gemeentelijk programma van aanpak een aanvraag om schadevergoeding bij het IMG doet. De eigenaar wordt geïnformeerd over de mogelijkheid voor een totaalopname, waarbij wordt aangegeven dat deze keuze los staat van de keuze voor een gecoördineerde behandeling. De eigenaar ontvangt informatie over wat een totaalopname inhoudt en een inschatting van de termijn waarbinnen de totaalopname kan worden uitgevoerd. Ook wordt aangegeven wanneer de opnames kunnen worden ingepland als er twee aparte opnames in plaats van één totaalopname plaatsvinden. Met deze informatie kan een eigenaar een keuze maken. Enerzijds heeft een eigenaar voldoende tijd nodig om deze keuze te maken. Anderzijds is het belangrijk dat de afhandeling van aanvraag om schadevergoeding en versterking niet stil blijven liggen. Daarom wordt de eigenaar verzocht om binnen acht weken aan te geven of hij een totaalopname wenst. Als de eigenaar na een termijn van acht weken geen keuze heeft gemaakt en ook niet om uitstel heeft gevraagd, worden de schadeopname en de versterkingsopname onafhankelijk van elkaar uitgevoerd om vertraging in de processen te voorkomen.

De planning van de totaalopname is sterk afhankelijk van het versterkingsproces. Gemeenten stellen lokale programma’s van aanpak op waarin per gebouw de meerjarige planning voor de versterkingsopname, beoordeling en uitvoering is vastgelegd. Op basis van deze planningen gaat de NCG vervolgens tot uitvoering over.8 Deze gemeentelijke prioritering is leidend voor de NCG; daarom kan de totaalopname pas plaatsvinden op het moment dat de opname in het kader van de versterking gepland staat in het gemeentelijke programma van aanpak. Daarnaast kan een totaalopname alleen worden uitgevoerd door een bouwkundige van een ingenieursbureau namens de NCG, vanwege de specifieke kennis die nodig is voor een versterkingsopname. Bij de totaalopname hanteert de bouwkundige het opnameprotocol van het IMG voor de schadeopname en het protocol van de NCG voor de versterkingsopname.

Bovenstaande randvoorwaarden hebben consequenties voor de termijn waarop de totaalopname kan worden uitgevoerd. Dit kan ertoe leiden dat het IMG de beslistermijn voor het nemen van het schadebesluit moet verlengen om zo de totaalopname mogelijk te maken. Bij het voorleggen van de keuze voor een totaalopname wordt een eigenaar daarom goed geïnformeerd over de planning, zodat hij zelf de afweging kan maken tussen enerzijds een zo snel mogelijke afhandeling van zijn aanvraag om schadevergoeding en anderzijds de voordelen van een totaalopname.

Naast een totaalopname op voorafgaand verzoek regelt dit besluit door middel van artikel 10m dat als een bouwkundige tijdens de versterkingsopname schade constateert en de eigenaar nog geen aanvraag om schadevergoeding heeft gedaan bij het IMG, de bouwkundige ter plekke deze schade kan opnemen.

Zowel bij een totaalopname als in het geval dat een bouwkundige tijdens de versterkingsopname schade constateert, geldt dat de uiteindelijke beoordeling van de schadeopname bij het IMG ligt. Dit betekent dat de toepassing van het beoordelingsprotocol, waaronder de toepassing van het wettelijk bewijsvermoeden, in geen geval verandert.

2.1.6 Integrale uitvoering schadeherstel en versterking

Verder is in artikel 10o met dit besluit geregeld dat een eigenaar van een gebouw met samenloop de keuze krijgt om de door het IMG vastgestelde schadevergoeding te laten betrekken bij de uitvoering van de versterking. Voor de eigenaar betekent dit dat het schadeherstel (inclusief duurzaam herstel) en de versterking gelijktijdig en door dezelfde aannemer worden uitgevoerd. Het maakt hierbij niet uit of een eigenaar heeft gekozen voor een financiële schadevergoeding of voor maatregelen in natura, in beide gevallen kan de eigenaar kiezen voor een integrale uitvoering. In het geval van een schadevergoeding in geld moet de eigenaar de vergoeding voor het herstel van de schade zelf inbrengen. In het geval dat maatregelen in natura naar het oordeel van het IMG in het desbetreffende geval passend zijn wordt de eigenaar extra ontlast doordat het IMG de opdracht tot het treffen van maatregelen in natura direct aan de NCG kan overdragen. Beide organisaties regelen in dit geval onderling de financiering. De opdracht voor het treffen van de maatregelen kan dan reeds worden afgegeven, zodat het werk snel kan worden gestart. De keuze voor een integrale uitvoering van schadeherstel en versterking is met name interessant voor eigenaren van een gebouw waarvan de versterkingsmaatregelen binnen een nabije termijn bekend zijn en worden uitgevoerd. Bij de integrale uitvoering kunnen ook aanvullende wensen van de eigenaar, die de eigenaar zelf financiert, worden meegenomen.

Ook voor eigenaren met samenloop die geen gebruik maken van de gecoördineerde behandeling biedt dit besluit de mogelijkheid om schade gelijktijdig te laten herstellen door de NCG bij het treffen van versterkingsmaatregelen. De NCG wijst eigenaren zonder coördinator op deze mogelijkheid. Indien de eigenaar dat wenst en hij de kosten voor het schadeherstel zelf draagt (bijvoorbeeld door het inzetten van de ontvangen schadevergoeding van het IMG) voert de NCG het schadeherstel gelijktijdig uit met het treffen van de versterkingsmaatregelen. De NCG pakt in dit geval het schadeherstel op als ware het een koppelkans.

2.2 Informatie- en gegevensuitwisseling tussen het IMG en de NCG

Met dit besluit wordt een nadere invulling gegeven aan de samenwerking tussen het IMG en de NCG. Om uitvoering te geven aan de gestelde eisen is het noodzakelijk dat het IMG en de NCG informatie en gegevens met elkaar delen. Dit besluit bepaalt dat het IMG en de NCG elkaar op verzoek of uit eigen beweging snel en zorgvuldig gegevens verstrekken, voor zover nodig voor de doelen die in het besluit zijn beschreven. Het betreft ten eerste gegevens die het signaleren van samenloop mogelijk maken, zoals de fase van de werkvoorraad van de NCG waarin een gebouw zich bevindt en de besluiten die hierover zijn genomen en gegevens over in behandeling zijnde aanvragen voor een schadevergoeding. Ten tweede betreft het de uitwisseling van gegevens die nodig zijn voor het uitvoeren van de gecoördineerde behandeling en een totaalopname. Tot slot betreft het de uitwisseling van aanvullende gegevens die nodig zijn als er sprake is van een integrale uitvoering van schadeherstel en versterking. De uitwisseling heeft betrekking op gegevens van gebouwen opgenomen in de programma’s van aanpak in de vijf Groningse aardbevingsgemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen en Oldambt.

Naast de specifiek benoemde gegevens verstrekken het IMG en de NCG elkaar ook andere gegevens ten behoeve van de onderlinge afstemming, zoals de keuze van de eigenaar over de totaalopname, gecoördineerde behandeling, coördinerende partij, en de integrale uitvoering van schadeherstel en versterking.

In het kader van dit besluit verstrekken het IMG en de NCG elkaar die informatie die nodig is voor de uitvoering daarvan. In eerste instantie wordt volstaan met een minimale gegevensdeling om vast te stellen of er sprake is van samenloop. Als er sprake is van samenloop en er wordt gekozen voor een gelijktijdige opname, een gecoördineerde behandeling of het meenemen van schadeherstel bij het treffen van versterkingsmaatregelen worden daaromtrent gegevens uitgewisseld. Dit is in artikel 10h bepaald met de formulering van ‘gegevens die nodig zijn voor’ en wordt in het tweede en derde lid geïncorporeerd voor de daarin opgenomen opsomming van gegevens die in ieder geval kunnen worden uitgewisseld, door de formulering ‘voor de toepassing van het eerste lid’. Die noodzaak van gegevensuitwisseling zal per in het eerste lid genoemde doel moesten bestaan, wat betekent dat de in het tweede en derde lid genoemde gegevens ook gefaseerd gebruikt zullen worden.

De grondslag voor het stellen van regels over de gegevensverstrekking, waaronder persoonsgegevens, is gelegen in artikel 3, negende lid, van de wet in combinatie met artikel 3, vijfde lid van de wet. Het negende lid bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de afstemming van de uitvoering van de versterking en de vergoeding van de schade. Voor een goede afstemming is het onontbeerlijk dat eenvoudig en snel de benodigde gegevens kunnen worden uitgewisseld zoals is bepaald in artikel 10h van dit besluit. De uitwisseling van deze gegevens is een essentiële randvoorwaarde om op een goede manier samenloop te signaleren en proactief bewoners te kunnen benaderen voor de mogelijkheid tot een gecoördineerde behandeling, een gelijktijdige opname of het meenemen van schadeherstel bij het treffen van versterkingsmaatregelen en daarover de juiste informatie te kunnen verschaffen. Het vastleggen van de regels creëert duidelijkheid en biedt op een transparante wijze zekerheid voor eigenaren over welke gegevens door het IMG en de NCG in het kader van dit besluit worden uitgewisseld.

De met dit besluit gestelde regels laten onverlet dat gegevensverstrekking voor de afstemming (samenloop) feitelijk reeds mogelijk is op grond van artikel 3, vijfde lid, van de wet. Artikel 3, negende lid, van de wet moet dan ook in samenhang worden bezien met artikel 3, vijfde lid, van de wet. Artikel 3, vijfde lid, van de wet verplicht tot informatie-uitwisseling tussen het IMG en de NCG bij de uitvoering van hun wettelijke taken, zijnde de vergoeding van schade en de uitvoering van de versterking én de afstemming tussen de uitvoering van de versterking en de vergoeding van de schade, zoals deze taak is benoemd in artikel 3, negende lid, van de wet. Het IMG en de NCG wisselen op grond van artikel 3, vijfde lid, van de wet reeds gegevens uit over de afhandeling van aanvragen om schadevergoeding en beslissingen in het kader van de uitvoering van de versterkingsoperatie die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van deze respectieve wettelijke taken.

2.3 Dit besluit in relatie tot speciale programma’s en trajecten

Dit besluit regelt de wijze waarop schade en versterking op elkaar worden afgestemd bij alle gebouwen die onder de wet vallen. Dat betekent dat ook adressen die zijn opgenomen in het Agro-, MKB- of Erfgoedprogramma, en die te maken krijgen met samenloop, rechten kunnen ontlenen aan wat in dit besluit wordt geregeld. Het kan echter voorkomen dat er in dergelijke specifieke gevallen maatwerk nodig is dat voorbij de kaders van dit besluit gaat. Dit maatwerk wordt met de speciale programma’s geboden.

Daarnaast kent het aardbevingsdossier speciale trajecten als de Commissie Bijzondere Situaties en het Interventieteam vastgelopen dossiers. Voor eigenaren die binnen deze trajecten worden geholpen en die met samenloop te maken hebben, is dit besluit ook van toepassing. Ook dan biedt dit besluit een kader om samenloop op te pakken wanneer nodig. Dat laat echter onverlet dat, met het oog op de bijzondere situaties binnen deze trajecten, sprake kan zijn van een ondersteuningstraject aan de eigenaar dat vraagt om specifiek maatwerk.

Ook is dit besluit van toepassing op gevallen van samenloop waarbij een eigenaar ervoor heeft gekozen de versterking in eigen beheer uit te voeren. In de regel zal in die situatie de rol van de coördinator kleiner zijn, omdat een eigenaar de regie binnen het versterkingstraject in eigen beheer meer naar zich toetrekt. Wanneer een eigenaar dit wenst kan deze nog wel om coördinatie of een informatiedocument vragen. Daarbij is er tevens een eigen rol en verantwoordelijkheid voor de eigenaar weg gelegd, bijvoorbeeld doordat voor een zo volledig mogelijk informatiedocument ook de planningen van de eigenaar zelf moeten worden meegenomen.

2.4 Onderbouwing gemaakte keuzes en uitgangspunten

Dit besluit is opgesteld vanuit het uitgangspunt dat het IMG en de NCG zich inspannen om samenloop zoveel mogelijk in samenhang op te pakken wanneer een eigenaar dit wenst. Tot dit besluit is gekomen aan de hand van de wensen van bewoners en maatschappelijke organisaties, rekening houdend met het wettelijk kader en de praktische uitvoerbaarheid.

Zoals eerder aangegeven zijn de afhandeling van schade en de uitvoering van versterking (wettelijk) twee verschillende taken. Dit onderscheid bestaat, omdat schadeafhandeling en versterking verschillen in aard, dynamiek, benodigde expertise en snelheid. Ook kennen beide trajecten een eigen afwegingskader en prioritering. Bij schadevergoeding gaat het om het herstel van de rechten van de individuele gedupeerden, waarbij in de meeste gevallen een financiële schadevergoeding volstaat. Bij de versterking is het doel gebouwen aan de veiligheidsnorm te laten voldoen, met het oog op het brede publieke belang daarvan.9 De schadeafhandeling door het IMG gebeurt bovendien op basis van een individuele aanvraag; terwijl het versterkingsproces door de NCG sterk afhankelijk is van de gemeentelijke prioritering, met een grotere invloed van waar een gebouw zich in een straat, wijk of dorp bevindt. Deze verschillen stellen andere eisen aan de uitvoerende organisaties. Het wettelijk kader is hierop ingericht. Niettemin kan een eigenaar van een gebouw met beide trajecten en beide organisaties te maken hebben. Dit besluit ziet op die situaties.

Bij het opstellen van dit besluit is het ‘Vier-Maal-Eén-Herstelplan’ betrokken. Dit plan is opgesteld door het Groninger Gasberaad (hierna: het GGB). De Groninger Bodem Beweging (hierna: de GBB) onderschrijft dit plan. In het plan gaan de maatschappelijke organisaties in op de wijze waarop zij invulling zouden geven aan de afhandeling van de samenloop.10 De maatschappelijke organisaties beogen dat de afhandeling van schadeaanvragen en de versterking integraal plaatsvinden, waarbij eenduidigheid en duidelijkheid centraal staan. Met het Vier-Maal-Eén-Herstelplan beogen zij de scheiding tussen het traject van schadeafhandeling en het traject van de versterking weg te nemen. De maatschappelijke organisaties formuleerden vier principes waarmee de beide trajecten in één proces passen: één loket, één proces, één plan en één besluit. Bij de totstandkoming van dit besluit zijn deze vier principes het startpunt geweest.

Daarnaast is ook de uitvoeringstoets van het IMG en de NCG ten aanzien van het Vier-Maal-Eén-Herstelplan11 bij de uitwerking van dit besluit betrokken. Beide organisaties geven in de uitvoeringstoets aan dat er enkele juridische en praktische belemmeringen zijn bij het volledig overnemen van het Vier-Maal-Eén-Herstelplan, zoals de fundamentele verschillen in processen, werkvoorraad, planning en bevoegdheden. Met inachtneming van de uitvoeringstoets, de resultaten van de evaluatie van het in 2019 ondertekende samenwerkingsconvenant en de input van het IMG en de NCG zijn de vier principes van de maatschappelijke organisaties uitgewerkt tot een uitvoerbaar model. Dit betekent dat de vier principes in overeenstemming zijn gebracht met de kaders van de wet en meer zijn aangesloten op de uitvoeringspraktijk, waarbij het doel, een zoveel mogelijk integrale oplossing voor de eigenaar, altijd voorop staat.

Dit heeft geleid tot een juridisch en praktisch uitvoerbaar besluit, waarin de vier principes zijn verwerkt. Het één loket-principe is verwerkt in dit besluit door een gezamenlijk bezoekadres in alle aardbevingsgemeenten te bieden. De coördinator als hét centrale aanspreekpunt voor een eigenaar met samenloop past ook goed binnen het uitgangspunten van één loket.

Aan de principes van één proces, één plan en één besluit wordt tegemoetgekomen doordat een eigenaar kan kiezen voor een totaalopname, gecoördineerde behandeling en een integrale uitvoering van schadeherstel en versterking. Dit betekent dat de uitvoeringsprocessen van het IMG en die van de NCG zoveel mogelijk op elkaar worden aangesloten. De eigenaar behoudt daarbij de vrijheid om de processen volledig naar zijn keuze in te delen of in zijn geheel te laten coördineren door een partij naar keuze. Voor deze uitwerking is gekozen, omdat het daadwerkelijk samenvoegen (in plaats van het samen laten lopen) van processen en besluiten niet direct leidt tot een sneller of duidelijker proces. Samenvoeging kan soms zelfs vertragend werken. Daarnaast is het onuitvoerbaar om besluiten samen te voegen omdat deze wettelijk gescheiden zijn naar de bevoegdheid van het IMG en de NCG.

Samenvattend zet dit besluit beide organisaties ertoe aan om een eigenaar met samenloop een oplossing in samenhang te bieden. Daarnaast stellen de regels het IMG en de NCG in staat hun organisaties op elkaar af stemmen. Beide organisaties worden hierdoor in staat gesteld om op vergelijkbare wijze te opereren en eensgezind richting de bewoner naar buiten te treden. Dit komt de duidelijkheid en bereikbaarheid voor de eigenaar ten goede. Tegelijkertijd blijft er sprake van twee verschillende processen en twee verschillende organisaties gezien de intrinsiek verschillende opdrachten waar de organisaties voor staan. Dit maakt het mogelijk om de afzonderlijke schade-afhandeling en versterking, wanneer er geen sprake is van samenloop, onder het huidige wettelijk kader uit te blijven voeren.

2.5 Aanvullende afspraken en uitwerking

Aanvullend op dit besluit is door het IMG en de NCG een plan van aanpak opgesteld.12 Dit plan richt zich op het verbeteren van de bestuurlijke en organisatorische samenwerking, op de opbouw van kennis over de processen, inhoud en werkwijze van de andere organisatie en op het intensiveren van de samenwerking. Hiertoe zetten het IMG en de NCG verschillende stappen, zoals het spiegelen van hun organisatiestructuur en het trainen van medewerkers over de inhoud en werkwijze van de andere organisatie. Aansluitend op dit plan wordt ook gewerkt aan de intensivering van de informatie-uitwisseling, zodat beide partijen elkaar snel en zorgvuldig van de noodzakelijke informatie kunnen voorzien. De wet geeft reeds de juridische handvatten om deze gegevens daartoe uit te kunnen wisselen. Qua capaciteit en financiën hebben het IMG en de NCG het conform de wet geldende mandaat voor de uitvoering van hun respectieve taken. Daarnaast werkten het IMG en de NCG al voor inwerkingtreding van dit besluit aan de borging van voldoende kennis en kunde rondom samenloop.

Verder zijn er ongeveer 17.000 adressen in de versterkingsoperatie waar nog geen aanvraag om schadevergoeding is gedaan, maar waar het wel de verwachting is dat er schade is. In de loop van 2022 ontwikkelen het IMG en de NCG een aanpak om de bewoners proactief te benaderen om hun schade te melden zodat deze mogelijk in samenhang met versterken kan worden opgepakt.

Daarnaast ontwikkelen het IMG en de NCG een strategie om eigenaren met samenloop te benaderen die vlak voor inwerkingtreding van dit besluit een schademelding hebben gedaan en daardoor geen keuze voor gecoördineerde behandeling hebben gekregen.

3. Regeldruk

Dit besluit heeft gevolgen voor de regeldruk voor burgers en bedrijven. Er is sprake van eenmalige kennisnamekosten voor eigenaren van gebouwen. Daarnaast is het de verwachting dat de regeldrukkosten in het proces van schadeafhandeling en versterken als gevolg van de geboden mogelijkheden in dit besluit afnemen, omdat er mogelijkheden worden gecreëerd waarin schade en versterking in één keer kunnen worden aangepakt.

Het is lastig in te schatten om hoeveel burgers en bedrijven het precies gaat die daadwerkelijk eigenaar zijn van de gebouwen binnen het Groningse bevingsgebied. Om toch een (ruwe) indicatie te kunnen geven van de verwachte kennisnamekosten en regeldrukreductie, worden enkele aannames gedaan. Uit de recente evaluatie van het IMG en de NCG naar hun samenwerking13 blijkt dat de NCG ongeveer 26.800 gebouwen in zijn bestand heeft. Daarnaast zijn er ruim 3.000 MKB’ers actief. Indien er van een scenario wordt uitgegaan dat ieder gebouw dat binnen het gebied valt eigendom is van een burger of bedrijf, zou het gaan om 23.800 burgers.

De totale regeldrukreductie hangt deels af van de mate waarin eigenaren van gebouwen gebruik zullen maken van de geboden mogelijkheden in dit besluit. Voor het berekenen van de regeldrukkosten is het van belang een inschatting te maken van het aantal gevallen waar sprake is van samenloop. Niet voor alle 26.800 gebouwen in het bestand van de NCG zal samenloop voorkomen. Bovendien zullen niet alle eigenaren waar sprake is van samenloop kiezen voor de geboden mogelijkheden in dit besluit. Deze aantallen zijn echter niet vooraf vast te stellen. Daarom wordt in de hiernavolgende berekeningen uitgegaan van het maximale aantal. Let wel, ook dit is een inschatting. Het aantal gebouwen in het bestand van de NCG verandert door de tijd, doordat bijvoorbeeld gebouwen veilig worden verklaard. Afgaande op bovenstaande zou dit besluit regeldrukeffecten hebben op 23.800 burgers en 3.000 bedrijven.

Een MKB’er in het gebied die eigenaar is van een bedrijfsgebouw dat schade heeft en in een gemeentelijk programma is opgenomen neemt dezelfde positie in als een eigenaar van een regulier gebouw met schade en versterking. Eigenaren van bedrijfsbouwen kunnen dus gebruiken maken van dezelfde ondersteuning die met dit besluit wordt geregeld als eigenaren van reguliere gebouwen. Dat betekent dat MKB’ers toegang heeft tot voorlichting en begeleiding via het gezamenlijk bezoekadres van het IMG en de NCG en de coördinator. Vanwege de beschikbare ondersteuning en dat de regeldrukeffecten als gevolg van dit besluit beperkt zullen zijn, is er geen aanvullende MKB-toets uitgevoerd.

Eén van de uitgangspunten bij dit besluit is dat de eigenaar centraal staat. Dit besluit heeft als doel een eigenaar van een gebouw met schade en versterking te ondersteunen, processen te versnellen, en zo veel als mogelijk integrale oplossingen te bieden. Met oplossingen zoals één bezoekadres en één coördinator heeft een eigenaar die te maken heeft met samenloop toegang tot voorlichting en begeleiding. Er is geen doenvermogentoets uitgevoerd omdat het centrale uitgangspunt van dit besluit is om bewoners te ontlasten, rekening houdend met het doenvermogen van de eigenaar. De onderliggende principes die ook gelden voor de doenvermogentoets zijn zodoende gelijk met de uitgangspunten en het proces van totstandkoming van dit besluit.

Daarnaast heeft het ontlasten en faciliteren van de bewoner reeds de aandacht binnen het aardbevingsdossier. Elke bewoner krijgt door het IMG een vaste zaakbegeleider, of in het geval van de NCG een vaste bewonersbegeleider, toegewezen die de bewoner gedurende het proces ondersteunt en zorgt dat de bewoner weet wat hem of haar te wachten staat. Tevens signaleert de begeleider mogelijke obstakels in het proces en houdt hij de voortgang bij. Gedurende het proces wordt bij de NCG het draagvlak van de maatregelen en diensten bij de eigenaar, de gemeente en de bouwers gemonitord. Zo wordt niet alleen de technische juistheid van maatregelen en diensten getoetst, maar wordt, in het geval van de eigenaar, ook gemonitord of hij tevreden is.

3.1 Kennisnamekosten

Voordat een bedrijf of burger weet wat de gevolgen zijn die voortvloeien uit dit besluit moet men kennisnemen van dit besluit. Dit zijn de kennisnamekosten. De verwachte tijdsbesteding voor het doorgronden van dit besluit wordt geschat op 0,5 uur voor zowel burgers als bedrijven.

Uitgaande van 3.000 ondernemers en een standaarduurtarief van € 54,– zoals opgenomen in het Handboek Meting Regeldrukkosten, zouden de totale eenmalige kennisnamekosten voor ondernemers uitkomen op € 81.000,–. Voor grofweg 23.800 burgers komen de totale eenmalige kennisnamekosten bij een standaarduurtarief van € 15,– uit op € 178.500,–.

3.2 Reductie van regeldrukkosten
3.2.1 Als gevolg van toegang hebben tot één bezoekadres

Het samenvoegen in een vijftal gemeenten van de steunpunten van het IMG en de versterkingspunten van de NCG tot gezamenlijke fysieke locaties zal het aantal reisbewegingen van gebouweigenaren in die gemeenten beperken. Ook zullen eigenaren met vragen over schade en versterking efficiënter geholpen worden, omdat alle informatie op één plek beschikbaar is. Hoeveel reistijd en verblijftijd met één bezoekadres worden bespaard, is echter niet te bepalen. De informatiebehoefte is sterk afhankelijk van het punt in het schade- en versterkingsproces waarin een eigenaar zich bevindt en daarmee per situatie verschillend.

3.2.2 Als gevolg van gecoördineerde behandeling bij samenloop

In de toelichting bij de wet14 is een voorzichtige inschatting gemaakt van de verwachte regeldruk voor schademeldingen op basis van de werkwijze van de toenmalige Tijdelijke Commissie. De inschatting daarbij was dat burgers maximaal rond de 9,62 uur kwijt zouden zijn aan administratieve lasten. Voor het MKB werd de tijdsbesteding ingeschat op maximaal 11,5 uur.

In de toelichting bij de wet Versterken15 is een schatting gemaakt van de verwachte regeldruk op basis van de werkwijze van de NCG. De inschatting was dat, afhankelijk van de mate waarin in eigenaar ervoor kiest om zelf veel te doen en aanvullende wensen mee te nemen, een eigenaar minimaal 8 uur en maximaal 25 uur kwijt is. Dit betreft kennisnemingskosten van wet- en regelgeving, besluiten en programma’s van aanpak. Voor bedrijven is eenzelfde inschatting gemaakt.

Een eigenaar die te maken heeft met beide processen zal zonder coördinatie grofweg maximaal 34,62 uur kwijt zijn aan administratieve lasten. Voor een MKB’er geldt een maximum van 36,5 uur. Een gecoördineerde behandeling zal leiden tot een gedeeltelijke reductie van administratieve lasten, omdat de coördinator de eigenaar efficiënter kan begeleiden. Geschat wordt dat met een gecoördineerde behandeling 25% kan worden bespaard in tijd.

Door de behandeling van schade en versterking gecoördineerd op te pakken is de verwachting dat dit zal leiden tot een reductie van 8,66 uur voor eigenaren en een reductie van 9,13 uur voor het MKB. Voor grofweg 23.800 burgers leidt dit ten opzichte van de huidige situatie tot een regeldrukreductie van circa € 3,1 miljoen en voor de ruim 3.000 bedrijven tot een reductie van circa € 1,5 miljoen.

3.2.3 Als gevolg van een totaalopname

Wanneer een eigenaar of MKB’er een schadeaanvraag in dient bij het IMG, zal het IMG een schade-expert inschakelen om de gemelde schade op te nemen. De opname van deze schade is afhankelijk van de omvang en vorm van de geleden schade, en de omvang van het gebouw. Gemiddeld genomen duurt een schade-opname een dagdeel. Een eigenaar ontvangt van het IMG een vergoeding voor het thuisblijven tijdens de schade-opname.

Voor de versterkingsoperatie geldt dat een gebouw opgenomen dient te worden door een bouwkundige die een inspectie uitvoert. De duur van een versterkingsopname zijn daarbij afhankelijk van de omvang, constructie en type woning. Gemiddeld genomen duurt een versterkingsopname een dagdeel.

De totaalopname van een gebouw leidt ten dele tot een reductie van de administratieve lasten. De eigenaar dient nog steeds kennis te nemen van de opname van de schade en de opname van de versterking. Daarnaast betekent de opname van schade gelijktijdig met de versterking niet dat beiden opnames volledig uitwisselbaar zijn. Met een totaalopname wordt een eigenaar met name geholpen doordat hij slechts op één moment hoeft thuis te blijven. Geschat wordt dat een totaalopname leidt tot een reductie van 25% in administratieve lasten, oftewel 2 uur.

Een totaalopname kan alleen worden gedaan als er nog geen opname voor schade en versterking is geweest. Er zijn 6.078 adressen16 in de werkvoorraad van de NCG waar nog geen versterkingsopname is gedaan. Op deze adressen heeft een eigenaar de mogelijkheid om te kiezen voor een totaalopname. Als ongeveer 11% hiervan gebouwen van MKB’ers betreft, dan zou dit gaan om 5.409 burgers en 669 bedrijven. Dit komt neer op een regeldrukreductie van € 162.270,– voor burgers en € 72.252,– voor bedrijven.

3.2.4 Reductie regeldrukkosten als gevolg van de integrale uitvoering schadeherstel en versterking

De bandbreedte van de regeldrukeffecten van het integraal laten uitvoeren van schadeherstel en versterking is sterk afhankelijk van de situatie, de mate van versterking en schadeherstel en de aanvullende wensen van de eigenaar. Het aantal uren dat met de integrale uitvoering kan worden bespaard, is daardoor slecht in te schatten.

4 Adviezen
4.1 Uitvoeringstoets van het IMG

Het IMG is gevraagd een uitvoeringstoets uit te voeren over het voorgestelde besluit. Het IMG komt tot de conclusie dat het besluit uitvoerbaar is, mits rekening wordt gehouden met vier kanttekeningen.

Allereerst vereist een adequate afstemming van de vergoeding van schade en de uitvoering van de versterking een actuele en juiste uitwisseling van gegevens. Het IMG vraagt daartoe om regelmatige uitwisseling van actuele gegevens ten aanzien van de versterkingsopgave van de NCG. Op basis van deze constatering zijn de artikelen in dit besluit aangevuld met een bepaling die voorziet in de uitwisseling van programma’s van aanpak van de NCG aan het IMG. Dit betreft een overzicht van de gebouwen in de versterkingsopgave van de NCG. Ook de status van de gebouwen is hierop opgenomen, oftewel in welke fase van de werkvoorraad van de NCG een gebouw zich bevindt, bijvoorbeeld in de opnamefase. Met deze informatie wordt het mogelijk samenloop vast te stellen. Dit is een randvoorwaarde voor het IMG om voor een bewoner de mogelijkheden tot een samenhangende aanpak in kaart brengen.

Ten tweede geeft het IMG in de uitvoeringstoets aan dat de met dit besluit geboden keuzemogelijkheden een variatie aan mogelijke werkstromen kunnen opleveren. Om dit goed te faciliteren plaatst het IMG de kanttekening dat een beperktere keuzevrijheid leidt tot optimalere werkstromen en begrijpelijker dienstverlening voor de bewoner. Het voorstel om daarom alleen binnen gecoördineerde behandeling een totaalopname en integrale uitvoering aan te bieden, is niet overgenomen. Uniformiteit en lagere complexiteit moeten worden afgewogen tegenover de wens de bewoner centraal te stellen en keuzevrijheid te geven. In dit besluit is gekozen voor het laatste.

Ten derde vraagt het IMG om voor de keuze voor een totaalopname een initiële termijn van vier weken te hanteren, welke op verzoek van de eigenaar verlengd kan worden met nog eens vier weken. Deze suggestie is niet overgenomen, omdat het voor de begrijpelijkheid voor de bewoner wenselijk is dat de keuzetermijnen eenduidig en helder zijn. Met een eenduidige termijn van acht weken krijgt de bewoner ruimer de tijd om een keuze te maken. Wanneer de bewoner direct laat weten een snelle schadeafhandeling en geen totaalopname te wensen, kan hij dit bovendien meteen aangeven. Zo hoeft er niet op de termijn gewacht te worden en blijft de regie zoveel mogelijk bij de bewoner.

Tot slot stelt het IMG voor om naast de mogelijkheid voor een totaalopname de mogelijkheid voor een gelijktijdige opname van schade en versterking in dit besluit toe te voegen. Met een gelijktijdige opname wordt bedoeld dat een inspecteur namens het IMG en een bouwkundige namens de NCG gelijktijdig respectievelijk de schadeopname en versterkingsopname uitvoeren. Het IMG stelt terecht dat deze mogelijkheid de snelheid van de afwikkeling van de schade in sommige gevallen ten goede kan komen. Ook vanwege de specifieke expertise die voor sommige gebouwen nodig is, kan het wenselijk zijn om vanuit het IMG de schade op te laten nemen. Dit geldt ook voor de situatie waarin een bouwkundige tijdens de versterkingsopname schade constateert. Het is echter reeds mogelijk om een gelijktijdige opname uit te voeren door de twee opnames op hetzelfde moment in te plannen, daarom hoeft dit besluit daartoe niets te regelen. Dit besluit maakt specifiek een totaalopname mogelijk, omdat uit de evaluatie van de samenwerking tussen het IMG en de NCG17 blijkt dat eigenaren het niet altijd prettig vinden dat er gelijktijdig meerdere mensen in hun huis zijn om verschillende opnames uit te voeren. Dit besluit ondervangt dit probleem door een totaalopname te bieden waarbij er één bouwkundige langs komt die in één keer de twee opnames uitvoert.

4.2 Uitvoeringstoets van de NCG

De NCG is gevraagd een uitvoeringstoets uit te voeren over het voorgestelde besluit. De NCG komt tot de conclusie dat het besluit uitvoerbaar is. Daarnaast geeft de NCG in overweging het besluit op vier onderwerpen aan te passen.

Allereerst beschrijft de NCG dat een pragmatische integrale aanpak noodzakelijk is, die ruimte biedt om per traject te bekijken hoe de samenwerking vormgegeven kan worden. Dit betreft onder andere een praktische invulling van de rol van de coördinator. De NCG stelt dat de uitvoering gebaat is door de coördinator niet vorm te geven als een aparte functie. In de toelichting is daartoe een verduidelijkende passage opgenomen. Aanvullend op dit punt doet de NCG het voorstel om een definitie van de coördinator vast te leggen in dit besluit. Dit voorstel is niet overgenomen, omdat een dergelijke definitie een te grote inperking van de coördinatiebepaling zou betekenen zoals die in vastgelegd in de wet.

Ten tweede stelt de NCG een goede monitoring van gegevensdeling en ICT-samenwerking van belang is. De NCG concludeert dat er momenteel zijn geen aanvullende maatregelen nodig om de gestelde bepalingen in dit besluit tot uitvoering te kunnen brengen. Om dit ook in de toekomst te kunnen waarborgen is adequate monitoring van belang. De NCG geeft hierbij aan dat directe koppeling van de systemen tussen het IMG en de NCG niet noodzakelijk is. De toelichting (paragraaf 2.5) is hierop aangepast.

Ten derde raadt de NCG aan om een algemene bepaling op te nemen die het mogelijk maakt extra gegevens uit te kunnen wisselen als dit relevant is voor het proces en met in achtneming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG). Zoals de NCG zelf ook aan geeft, zijn in dit besluit twee niet-uitputtende opsommingen opgenomen van gegevens die in ieder geval moeten worden uitgewisseld (artikel 10h, tweede en derde lid). Hiermee staat het aan het IMG en de NCG vrij om ook andere gegevens uit te wisselen die nodig zijn uitvoering te geven aan het eerste lid van artikel 10h, met in achtneming van de AVG. Het toevoegen van een algemene bepaling is daarom niet nodig. Voor de afhandeling van reguliere samenloop is het niet nodig om bijzondere persoonsgegevens uit te wisselen.

Tot slot adviseert de NCG om in de toelichting status van het informatiedocument te verduidelijken. Dit is in paragraaf 2.1.4 gedaan.

4.3 Adviescollege toetsing regeldruk

Het besluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (hierna: ATR). Het ATR heeft geadviseerd om het besluit niet in te dienen, omdat dat de inrichting van de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie als twee losstaande wettelijke taken fundamenteel moet worden gewijzigd. Aan de hand van de zeven adviespunten die het ATR heeft gegeven wordt het advies van het ATR geadresseerd. Bij het derde punt wordt ingegaan op de keuze voor de inrichting van de schadeafhandeling en versterking in relatie tot dit besluit.

Ten eerste adviseert het ATR om in de toelichting uiteen te zetten wat het onderliggende samenwerkingsprobleem tussen het IMG en de NCG is, hoe dit effectief zal worden opgelost, hoe dit de gebouweigenaren helpt en daarbij concreet in te gaan op het ontbreken van een inhoudelijke verantwoordelijkheid en doorzettingsmacht van de coördinator. De toelichting is op verschillende plekken aangevuld om deze punten beter tot uiting te brengen.

Ten tweede adviseert het ATR om in de toelichting uiteen te zetten op welke aspecten van de samenwerking tussen de NCG en het IMG wordt afgeweken van het Vier-Maal-Eén-Herstelplan en daarbij specifiek aan te geven waarom deze aspecten van het plan niet worden overgenomen. Om het Vier-Maal-Eén-Herstelplan beter in perspectief te kunnen plaatsten is paragraaf 2.4 aangevuld met het wettelijk kader. Daarnaast is het Vier-Maal-Eén-Herstelplan beschreven en is onderbouwd waarom specifieke punten uit dit plan, gelet op het wettelijk kader, niet in onderhavig besluit opgenomen kunnen worden.

Ten derde vraagt het ATR om in de toelichting te beschrijven 1) welke alternatieven zijn bezien, 2) of en in hoeverre de alternatieven die door het ATR zijn aangedragen zijn overwogen, 3) op welke gronden niet voor deze en andere onderzochte alternatieven is gekozen. De grondslag voor dit besluit schrijft voor nadere regels te stellen over de afstemming van de uitvoering van de schadeafhandeling en de versterking. In het kader van dit besluit is het samenvoegen van het IMG en de NCG geen onderdeel van de te maken overweging. Dit besluit ziet niet op de inrichting van de schadeafhandeling en de versterking. De keuze voor twee organisaties is reeds in de wet geregeld en door de Tweede Kamer bekrachtigd. Hierbij geldt onverminderd de argumentatie voor de twee wettelijke taken, zoals nader uiteengezet in paragraaf 2.4.

Aanvullend hierop adviseert het ATR een coördinator aan te wijzen die doorzettingsmacht op het terrein van de andere organisatie heeft, wat ertoe zou leiden dat deze coördinator besluiten kan nemen op het werkterrein, en dus de wettelijke bevoegdheid, van de andere organisatie. Schadeafhandeling en versterking zijn echter twee fundamenteel verschillende taken, zoals toegelicht in paragraaf 2.4. Uitvoering van deze taken vereist (kennis van) andere expertises, beoordelingskaders en prioritering. Deze verschillen stellen andere eisen aan de uitvoerende organisatie. Het is hiermee voor een coördinator van de ene organisatie niet mogelijk om met voldoende kennis van zaken besluiten te nemen over de taken van de andere organisatie. Dit werkt willekeur en verkeerde besluitvorming in de hand. Deze suggestie van het ATR is hiermee niet uitvoerbaar.

Ten vierde adviseert het ATR om nader toe te lichten in welke situaties het niet mogelijk is om een door de eigenaar gewenste coördinator aan te wijzen. Voor dit punt is het belangrijk om onderscheid te maken tussen de coördinerende partij en de coördinator. Als gevolg van dit besluit krijgt een bewoner de keuze voor een coördinerende partij voorgelegd. De bewoner kan als coördinerende partij het IMG of de NCG kiezen. Vervolgens wijzen het IMG en de NCG binnen hun eigen organisaties een coördinator aan, redelijkerwijs overeenkomstig met de keuze van de eigenaar. In paragraaf 2.1.3 is nader toegelicht in welke situaties de keuze van de eigenaar niet kan worden gevolgd.

Ten vijfde adviseert het ATR om de betrokkenheid van de coördinator pas te beëindigen wanneer de gebouweigenaar aangeeft geen behoefte meer te hebben aan die betrokkenheid. Het voorstel van het ATR past goed bij het uitgangspunt van dit besluit dat de bewoner centraal staat. In dit besluit is de rol van de coördinator zodanig ingericht, namelijk het coördineren van de processen van de vergoeding van schade en de uitvoering van de versterking, dat de betrokkenheid van de coördinator feitelijk gezien stopt zodra één van de processen is afgerond. Echter, in de praktijk wordt de betrokkenheid van de coördinator niet abrupt beëindigd. In overleg met de eigenaar wordt een passende oplossing gevonden voor de begeleiding nadat er formeel geen sprake meer is van samenloop. Dit is in de paragraaf 2.1.3 nader toegelicht.

Ten zesde vraagt het ATR om in de toelichting aan te geven wat de formele status van het informatiedocument is en welke stappen een gebouweigenaar kan zetten als hij het oneens is met (onderdelen van) het informatiedocument. In lijn met het advies van de NCG op dit punt is paragraaf 2.1.4 uitgebreid.

Tot slot constateert het ATR enkele onvolkomenheden in de berekening van de regeldrukgevolgen. De regeldrukparagraaf is waar mogelijk aangepast.

4.4 Autoriteit persoonsgegevens

Het besluit is voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP). De AP heeft ten aanzien van twee punten van dit besluit geadviseerd.

Ten eerste constateert de AP dat niet is gemotiveerd waarom de verplichting tot het delen van gegevens opgenomen is in dit besluit, terwijl de bepalingen over het verstrekken van persoonsgegevens reeds in artikel 3 van de wet zijn opgenomen. Daarom adviseert de AP om de delegatiegrondslag van dit besluit in de wet te preciseren, dan wel de voorgestelde verstrekking bij samenloop in artikel 3 van de wet op te nemen, of de keuze dragend te motiveren om het verstrekken van gegevens bij samenloop in dit besluit te regelen. Er is voor de laatste optie gekozen om de keuze voor het bij besluit stellen van regels over het verstrekken van gegevens bij samenloop nader te motiveren. Paragraaf 2.2 gaat hier nader op in.

Ten tweede adviseert de AP om in de toelichting nader te motiveren welke gegevens in welke situatie en voor welk doel worden verstrekt. De toelichting in paragraaf 2.2 ten aanzien van de gegevensuitwisseling is op dit punt aangepast. Toegelicht wordt welke gegevens het IMG en de NCG uitwisselen om samenloop te constateren, en welke gegevens noodzakelijk zijn om samenloop gecoördineerd te behandelen.

5 Consultatie

Het ontwerpbesluit is geconsulteerd via de website www.internetconsultatie.nl. In de periode van 17 december 2021 tot en met 28 januari 2022 konden via deze website reacties worden ingediend op het besluit. De mogelijkheid tot reageren is expliciet gecommuniceerd aan de betrokken regionale overheden en de betrokken maatschappelijke organisaties. Er is binnen de gestelde termijn in totaal één reactie ontvangen van de provincie Groningen (mede namens de overige regionale overheden in het gebied). Deze reactie wordt hieronder besproken.

5.1 Consultatiereactie provincie Groningen en gemeenten

De provincie Groningen en de gemeenten Eemsdelta, Oldambt, het Hogeland, Midden-Groningen en Groningen (hierna: regio) geven aan dat er voldoende juridische en financiële ruimte moet zijn om daadwerkelijk geïntegreerde oplossingen te kunnen bieden. Dit besluit is een kader waarin regels worden gesteld over hoe de bevoegdheden van het IMG en de NCG beter op elkaar aan kunnen sluiten. Dit ontslaat het IMG en de NCG niet van de verplichting om voor bijzondere gevallen zoals in het Agro-, Erfgoed en MKB-programma extra maatwerk te bieden. Deze programma’s blijven bestaan naast hetgeen met dit besluit wordt geregeld. De relatie van dit besluit tot deze programma’s is nader toegelicht in paragraaf 2.3.

In haar consultatiereactie onderstreept de regio het belang van voldoende capaciteit en deskundigheid bij zowel het IMG als de NCG. Het IMG en de NCG hebben een onbeperkt mandaat voor de uitvoering van hun respectievelijke taken. Om daadwerkelijk de mensen en kennis in huis te hebben, bestendigen het IMG en de NCG de samenwerking door te investeren in onderlinge kennis, betere werkafspraken en het formuleren en implementeren van werkprocessen. Dit is vastgelegd in het gezamenlijke plan van aanpak. Hiermee wordt al voor inwerkingtreding van dit besluit voldoende capaciteit gerealiseerd. Ook uit de uitvoeringstoetsen (zie de paragrafen 4.1 en 4.2) blijkt dat de in dit besluit opgenomen bepalingen voor het IMG en de NCG goed uitvoerbaar zijn. De capaciteit en deskundigheid van het IMG en de NCG wordt daarmee geacht voldoende te zijn gewaarborgd om goed uitvoering te geven aan dit besluit.

Verder geeft de regio aan dat de definitie van samenloop mogelijk te beperkt is. De regio uit haar zorgen dat deze definitie mogelijk leidt tot afwijzingen van een gecoördineerde aanpak in de fase dat het herstel van schade en versterkingsmaatregelen integraal worden uitgevoerd. De regio adviseert dat juist in deze fase er samenwerking moet zijn tussen het IMG en de NCG. In dit besluit is dit echter ook met de huidige samenloopdefinitie het geval. Het is daarom niet nodig om de definitie van samenloop te verbreden.

De integrale uitvoering van schadeherstel en versterkingsmaatregelen is met een reden buiten de samenloopdefinitie geplaatst. Dit biedt eigenaren die geen gecoördineerde behandeling willen de mogelijkheid om schade gelijktijdig te laten herstellen door de NCG bij het treffen van versterkingsmaatregelen. Daarmee is ook voorzien in de mogelijkheid die de regio terecht aanstipt dat ervoor een eigenaar ook in gevallen waarbij al een schadebesluit is genomen de mogelijkheid moet bestaan tot een samenhangende aanpak van schadeherstel en de uitvoering van versterking. Voor deze twee situaties is artikel 10o, tweede lid bedoeld. De NCG committeert zich er toe een gelijktijdige uitvoering van schadeherstel en de versterking mogelijk te maken. De NCG pakt in dit geval het schadeherstel op als een koppelkans.

De regio geeft tot slot aan dat het belangrijk is dat ook bij een totaalopname sprake is van eenduidigheid en uniformiteit in de uitvoering van de opnames. Om verschillen op basis van afwijkende opnames te voorkomen is in de toelichting benadrukt dat de desbetreffende bouwkundige bij de opnames het opnameprotocol van het IMG voor de schadeopname en het protocol van de NCG voor de versterkingsopname moet gebruiken. Ook is verhelderd dat de toepassing van het beoordelingsprotocol, waaronder de toepassing van het wettelijk bewijsvermoeden, in geen geval verandert door de mogelijkheid tot een totaalopname.

6 Voorhangprocedure

In de wet Versterken is bepaald dat dit ontwerpbesluit gedurende minimaal vier weken aan beide Kamers der Staten-Generaal overlegd dient te worden (artikel 3, negende lid). Conform deze voorhangbepaling is het ontwerpbesluit van 1 juli 2022 tot 24 september 2022 voor voorhang aan beide Kamers voorgelegd. Geen van beide Kamers heeft inhoudelijke inbreng op het ontwerpbesluit gegeven, waarna het ongewijzigd voor advies naar de afdeling Advisering van de Raad van State is verzonden.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

In onderdeel A zijn enkele begripsbepalingen opgenomen die in dit besluit worden gebruikt.

Enkele begrippen die in dit besluit worden gebruikt, zijn gedefinieerd in de wet:

  • gebouw (bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt);

  • Instituut (het Instituut Mijnbouwschade Groningen);

  • Onze Minister (Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat);

  • schade (schade die is ontstaan door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld of als gevolg van de gasopslag Norg);

  • veiligheidsnorm (veiligheidsnorm, bedoeld in artikel 52d, tweede lid, onderdeel a, van de Mijnbouwwet);

  • versterkingsbesluit (besluit als bedoeld in artikel 13j eerste lid, van de wet).

De begrippen ‘programma’ en versterkingsmaatregelen’ zijn overgenomen van artikel 13b in hoofdstuk 5 van de wet- dat is nodig omdat dit besluit niet is gebaseerd op hoofdstuk 5 maar op artikel 3, negende lid, van de wet.

In dit besluit is het de NCG die namens de minister de versterkingsoperatie uitvoert.

Grondslag voor onderhavig besluit is artikel 3, negende lid, van de wet. Dat lid bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld worden over de wijze waarop de NCG en het IMG de uitvoering van de versterking en de vergoeding van de schade op elkaar afstemmen. Bij uitvoering van de versterking gaat het om gebouwen die worden beoordeeld en zo nodig versterkt op grond van hoofdstuk 5 van de wet, dat wil zeggen gebouwen die in de versterkingsoperatie zijn opgenomen. Die gebouwen worden in dit besluit aangeduid als gebouwen die in een gemeentelijk programma van aanpak zijn opgenomen als bedoeld in artikel 13g, eerste lid van de wet. Gebouwen die op een andere wijze worden beoordeeld en versterkt, vallen buiten de reikwijdte van dit besluit, bijvoorbeeld gebouwen die worden beoordeeld met de Beleidsregel vergoeding kosten aardbevingsbestendige nieuwbouw Groningen.

Bij vergoeding van de schade op grond van hoofdstuk 2 van de wet gaat het om schade zoals omschreven in artikel 1 van de wet. Hier valt niet alleen fysieke schade aan een gebouw onder, maar ook andere schade zoals waardedalingsschade, immateriële schade en schade die duurzaam wordt hersteld als bedoeld in artikel 2, tiende lid, van de wet (duurzaam herstel). Dit besluit ziet op de situatie dat een aanvraag om schadevergoeding is gedaan door een eigenaar van een gebouw dat tevens in een programma van aanpak is opgenomen (samenloop). Hoewel het strikt genomen niet vereist is dat de schade waarvoor een aanvraag is gedaan aan het gebouw zelf optreedt, zal het voor de toepassing van dit besluit in de regel wel gaan om fysieke schade aan een gebouw. Situaties waarin het IMG en de NCG feitelijk kunnen samenwerken in de vorm van bijvoorbeeld een totaalopname of gezamenlijke uitvoering van schadeherstel en versterking, hebben immers voornamelijk betrekking op fysieke schade aan gebouwen.

Artikel I, onderdeel B
Artikel 10h

Het eerste lid bepaalt dat het IMG en de NCG elkaar gegevens verstrekken die nodig zijn om voor gebouwen in de vijf aardbevingsgemeenten vast te stellen óf sprake is van samenloop. Vervolgens verstrekken het IMG en de NCG elkaar voor gebouwen waarvoor sprake is van samenloop, gegevens die nodig zijn in het kader van de gecoördineerd behandeling, waaronder ook een totaalopname. Tot slot verstrekken het IMG en de NCG elkaar gegevens die nodig zijn in het kader van het meenemen van schadeherstel bij het treffen van versterkingsmaatregelen. Het tweede en derde lid geven de gegevens aan die het IMG en de NCG elkaar in ieder geval kunnen verstrekken.

Het gaat daarbij telkens om gegevens die nodig zijn. Voor een gebouw in een van de vijf aardbevingsgemeenten zullen gegevens worden uitgewisseld tussen het IMG en de NCG om vast te stellen of voor dat gebouw sprake is van samenloop. Echter, zolang voor dat gebouw de conclusie is dat er geen sprake is van samenloop, dan zullen voor dat gebouw geen aanvullende gegevens worden uitgewisseld. Zie verder paragraaf 2.2 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.

Artikel 10i

Artikel 10i ziet op één bezoekadres. In elk van de vijf aardbevingsgemeenten komt er één fysieke locatie met informatievoorziening over de uitvoering van de versterking en vergoeding van de schade. Onderdeel a ziet op informatievoorziening voor iedereen met vragen over versterking en schadevergoeding. Onderdeel b voorziet in informatieverstrekking specifiek aan eigenaren van gebouwen waarbij sprake is, was of kan zijn van samenloop.

Artikel 10j
Eerste lid

Om de eigenaar tijdig te attenderen op mogelijke samenloop en de gevolgen daarvan, is in het eerste lid de verplichting opgenomen voor het IMG om de eigenaar van een gebouw in de versterkingsoperatie attent te maken op de mogelijkheden bij gecoördineerde behandeling van samenloop. In artikel 2a, vierde lid, van de wet is opgenomen dat de eigenaar de keuze krijgt om de vergoeding van de schade en de versterking van zijn gebouw te laten coördineren door de NCG of het IMG. Als het IMG een aanvraag om schadevergoeding ontvangt, en het blijkt dat deze aanvraag is ingediend door een eigenaar van een gebouw dat in de versterkingsoperatie is opgenomen, dan informeert het IMG de eigenaar over de mogelijkheid dat het IMG en de NCG de aanvraag om schadevergoeding en de versterking van zijn gebouw gecoördineerd behandelen (onderdeel a). Onderdeel b bepaalt dat als het IMG deze keuze expliciet voorlegt aan de eigenaar, de eigenaar een eventuele wens voor het IMG of de NCG als coördinerende instantie kan aangeven.

Tweede en derde lid

Het tweede lid ziet op de situatie dat een eigenaar reeds heeft gekozen voor gecoördineerde behandeling en vervolgens een nieuwe aanvraag om schadevergoeding indient. In dat geval geeft het IMG hem voor wat betreft coördinatie de keuze om de nieuwe aanvraag om schadevergoeding ook mee te laten nemen bij lopende coördinatie. Mocht de eigenaar daarvoor kiezen, dan bepaalt het derde lid dat de aangewezen coördinator ook de nieuwe aanvraag om schadevergoeding meeneemt bij de uitoefening van zijn taken als coördinator.

Is er nog geen sprake van coördinatie voor de eerdere aanvraag om schadevergoeding, dan blijven het tweede en derde lid buiten toepassing. In dat geval is het eerste lid van toepassing en biedt het IMG de eigenaar de in het eerste lid genoemde keuzes aan.

Artikel 10k

Als het IMG een aanvraag om schadevergoeding binnen krijgt van een eigenaar van een gebouw dat in de versterkingsoperatie is opgenomen, informeert het IMG de eigenaar over de mogelijkheid van een totaalopname. Bij een totaalopname neemt een bouwkundige van een ingenieursbureau namens de NCG bij de opname van het gebouw op locatie vanwege de versterking ook namens het IMG de schade aan het gebouw op. Dit speelt uiteraard alleen wanneer nog geen opname voor versterking en schade heeft plaatsgevonden. Onderdeel a bepaalt dat het IMG de eigenaar over deze mogelijkheid informeert en onderdeel b bepaalt dat het IMG de keuze specifiek aan de eigenaar voorlegt. De eigenaar krijgt acht weken de tijd om een keuze te maken.

Artikel 10l
Eerste en tweede lid

Op verzoek van de eigenaar wordt de vergoeding van de schade en de uitvoering van de versterking voor zijn gebouw door het IMG en de NCG gecoördineerd behandeld. Het IMG en de NCG wijzen samen een coördinator aan die ofwel ressorteert onder het IMG ofwel onder de NCG. Mocht de eigenaar de wens te kennen hebben gegeven voor het IMG of de NCG, dan wordt die wens gehonoreerd als dat redelijkerwijs mogelijk is.

Derde en vierde lid

Hierin is opgenomen wat de eigenaar van de coördinator kan verwachten. Het derde lid bepaalt dat de coördinator een informatiedocument voor de eigenaar opstelt, met een overzicht van de processen rondom versterking van zijn gebouw en afhandeling van aanvragen om schadevergoeding(en) die de eigenaar bij het IMG heeft lopen. Het vierde lid geeft aan dat de eigenaar door de coördinator op de hoogte wordt gehouden van de stand van zaken. Bij vragen is de coördinator het aanspreekpunt voor de eigenaar.

Artikel 10m

Op verzoek van de eigenaar van een gebouw neemt een bouwkundige van een ingenieursbureau namens de NCG bij de opname van het gebouw op locatie vanwege de versterking ook namens het IMG de schade aan het gebouw op. Zo’n totaalopname moet wel redelijkerwijs mogelijk zijn. Het eerste lid van dit artikel ziet op een totaalopname op voorafgaand verzoek van de eigenaar. Het IMG informeert de eigenaar immers over de mogelijkheid van een totaalopname op het moment dat de eigenaar een aanvraag om schadevergoeding indient, en biedt de eigenaar op dat moment de keuze aan. Het tweede lid ziet op de situatie dat de eigenaar ter plekke tijdens de versterkingsopname door de bouwkundige namens de NCG hierom verzoekt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als tijdens de versterkingsopname ook schade wordt aangetroffen.

Artikel 10n

De eigenaar van een gebouw wordt geïnformeerd over de mogelijkheid van een integrale uitvoering van schadeherstel en versterking, zoals opgenomen in artikel 10o. Als er voor coördinatie is gekozen, informeert de coördinator de eigenaar. In andere gevallen ligt deze taak bij de NCG, die immers ook de integrale uitvoering van schadeherstel en versterking als taak heeft.

Artikel 10o

Dit artikel ziet op de integrale uitvoering van schadeherstel en versterking. De NCG kan schade herstellen aan een gebouw, tegelijk met het treffen van versterkingsmaatregelen aan het gebouw, als de eigenaar dit wenst. Dit kan gaan om het herstel van schade waarvoor het IMG een schadevergoeding in natura heeft vastgesteld (eerste lid) of een schadevergoeding in de vorm van een geldbedrag (tweede lid). Voorwaarde is wel dat de belangen van gebruikers of derde belanghebbenden niet worden geschaad. Zo mag de integrale uitvoering van schadeherstel en versterking bij een gebouw van een eigenaar er niet toe leiden dat de versterking van omliggende gebouwen onredelijke vertraging oploopt waardoor niet kan worden voldaan aan de veiligheidsnorm.

De NCG is verantwoordelijk voor de uitvoering van de werkzaamheden. De NCG kan op verzoek van de eigenaar ook andere werkzaamheden meenemen bij het treffen van de versterkingsmaatregelen aan het gebouw op grond van artikel 13j, zesde lid, van de wet. De eigenaar kan hiervoor bijvoorbeeld een subsidie inzetten die is verstrekt op grond van de Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningen. Op grond van artikel 13j, achtste lid, van de wet kan de NCG kan bij de aanspraak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, voor zover de versterkingsmaatregelen ook voorzien in herstel van schade en dit redelijk is, rekening houden met schadevergoeding(en). Artikel 13j, achtste lid biedt hiermee de mogelijkheid om te voorkomen dat een eigenaar voor de uitvoering van dezelfde maatregelen tweemaal een vergoeding zou ontvangen in die gevallen waarin dit onredelijk zou zijn. Hierbij kan worden gedacht aan een situatie waarin vanuit het IMG reeds een schade-uitkering voor sloop-nieuwbouw is afgegeven. Met toepassing van artikel 13j, achtste lid wordt terughoudend omgegaan.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. Inwerkingtreding is voorzien op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,


X Noot
1

Het samenwerkingsconvenant houdt in dat partijen elkaar op de hoogte stellen van combinatie-dossiers die door de andere partij met prioriteit behandeld zouden moeten worden. Verder streven partijen er bij een combinatie-dossier naar om de eigenaar te voorzien van één begeleider. Partijen zullen verder er naar streven de opname voor de versterking te combineren met een opname ten behoeve van de schadeafhandeling. Partijen zullen zich tot slot ertoe inspannen dat de eigenaar van een gebouw in een combinatiedossier de mogelijkheid wordt geboden om op het moment waarop hij een beslissing kan/moet nemen omtrent de versterking van zijn woning, ook te beslissen omtrent het al dan niet laten herstellen van de (mijnbouw)schade aan zijn woning.

X Noot
2

Kamerstukken II 2020/21, 35 603, nr. 32.

X Noot
1

Het samenwerkingsconvenant houdt in dat partijen elkaar op de hoogte stellen van combinatie-dossiers die door de andere partij met prioriteit behandeld zouden moeten worden. Verder streven partijen er bij een combinatie-dossier naar om de eigenaar te voorzien van één begeleider. Partijen zullen verder er naar streven de opname voor de versterking te combineren met een opname ten behoeve van de schadeafhandeling. Partijen zullen zich tot slot ertoe inspannen dat de eigenaar van een gebouw in een combinatiedossier de mogelijkheid wordt geboden om op het moment waarop hij een beslissing kan/moet nemen omtrent de versterking van zijn woning, ook te beslissen omtrent het al dan niet laten herstellen van de (mijnbouw)schade aan zijn woning.

X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21, 35 603, nr. 78.

X Noot
2

Kamerstukken II 2021/22, 33 529, nr. 933.

X Noot
3

Kamerstukken II 2020/21, 33 529, nr. 830.

X Noot
4

Kamerstukken II 2021/22, 33 529, nr. 933.

X Noot
5

Dit kan bijvoorbeeld voorkomen wanneer een schadeopname sneller kan worden ingepland dan een totaalopname.

X Noot
6

Voor dit moment is gekozen omdat de aanvraag om schadevergoeding het meest concrete moment is waarop samenloop kan worden vastgesteld.

X Noot
7

Hierbij ook rekening houdend met de uitwerking voor eventuele constructief verbonden gebouwen.

X Noot
8

In de lokale plannen van aanpak worden gebouwen met een hoger risicoprofiel in beginsel eerder ingepland dan gebouwen met een lager risicoprofiel. Daarnaast wordt er gebiedsgericht gewerkt en wordt in de plannen rekening gehouden met een eventuele koppeling tussen het uitvoeren van de versterking en lokale ontwikkelingen, denk bijvoorbeeld aan dorpsvernieuwingsprojecten.

X Noot
9

Zie hiervoor ook onderdeel 1.4 van: Kamerstukken II 2020/21, 35 603, nr. 3.

X Noot
11

Kamerstukken II 2020/21, 33 529, nr. 878.

X Noot
12

Kamerstukken II 2021/22, 2021D45498.

X Noot
13

Kamerstukken II 2021/22, 2021D45499.

X Noot
14

Kamerstukken II 2018/19, 35 250, nr. 3.

X Noot
15

Kamerstukken II 2020/21, 35 603, nr. 3.

X Noot
16

NCG, verdeling werkvoorraad op 31 oktober 2021.

X Noot
17

Kamerstukken II 2021/22, 33 529, nr. 933.

Naar boven