Regeling tegemoetkoming schade bij overstroming van de Maas in januari 2011

1 juli 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën en met de Staatssecretarissen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op de artikelen 1, onderdeel d, 6, tweede tot en met vierde lid, en 7, eerste lid van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en de artikelen 2, tweede lid, en 3, derde lid, van het Besluit tegemoetkoming schade bij rampen;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet:

de Wet tegemoetkoming schade bij rampen;

b. schadegebied:

het gebied, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de wet, dat is gelegen in de winterbedding van de Maas tussen de landsgrens en de Koninginnebrug bij Well voor zover daar geen gereglementeerde waterkeringen aanwezig zijn;

c. schadebedrag:

de omvang van de schade, vastgesteld door een schade-expert, waarop in mindering zijn gebracht de schades, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de wet juncto artikel 5 van het Besluit tegemoetkoming schade bij rampen;

d. kostenbedrag:

de gemaakte kosten, vastgesteld door een schade-expert, waarop in mindering zijn gebracht de kosten, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de wet juncto artikel 5 van het Besluit tegemoetkoming schade bij rampen.

Artikel 2

  • 1. Deze regeling is van toepassing op de schade en kosten die op 8, 9, 10 en 11 januari 2011 in het schadegebied zijn ontstaan als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg van een overstroming door zoet water, veroorzaakt door een rivierafvoer met een gemiddelde kans van voorkomen van minder dan 1/10 per jaar.

  • 2. Indien het onverkort vasthouden aan het in artikel 1 omschreven schadegebied tot onbillijke situaties leidt, kan de Minister van Veiligheid en Justitie in individuele gevallen bij zijn besluitvorming van dat schadegebied afwijken.

Artikel 3

Aan deze regeling kan slechts aanspraak tot tegemoetkoming worden ontleend nadat de Europese Commissie de verenigbaarheid van deze regeling met artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld.

§ 2. Hoogte van de tegemoetkoming

Artikel 4 Schade aan de woning, woonwagen of woonschip

De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet, bedraagt 90% van het schadebedrag.

Artikel 5 Schade aan inboedel

De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de wet, bedraagt:

  • a. 90% van het schadebedrag tot € 10.280;

  • b. 75% van het schadebedrag tussen € 10.280 en € 15.370;

  • c. 50% van het schadebedrag tussen € 15.370 en € 30.740.

Artikel 6 Schade aan openbare infrastructurele voorzieningen

De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van de wet, bedraagt 58,5% van het schadebedrag.

Artikel 7 Schade aan vaste en vlottende activa

  • 1. De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van de wet, bedraagt 65% van het schadebedrag.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van de wet, voor een gedupeerd kerkgenootschap, een gedupeerde vereniging of een gedupeerde stichting vastgesteld overeenkomstig de artikelen 4 en 5, tenzij de stichting of vereniging een zorginstelling of onderneming in stand houdt.

  • 3. In afwijking van het eerste lid bedraagt de hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van de wet, voor een gedupeerd openbaar lichaam 58,5% van het schadebedrag.

Artikel 8 Teeltplanschade

  • 1. De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel e, van de wet, bedraagt 65% van het schadebedrag.

  • 2. De gedupeerde heeft geen recht op een tegemoetkoming in teeltplanschade, voor zover deze schade bestaat uit een productieverlies van minder dan 30% ten opzichte van de gemiddelde opbrengst in de betrokken productierichting op het betreffende bedrijf in de drie jaren voorafgaande aan het jaar waarin de productieverliezen zich voordoen, met dien verstande dat:

    • a. in voorkomend geval een voorafgaand jaar waarin reeds een zodanig productieverlies is geleden, bij de berekening van de gemiddelde opbrengst in de betrokken productierichting buiten beschouwing wordt gelaten, en

    • b. indien ten gevolge van ongunstige weersomstandigheden productieverliezen zich over meerdere jaren zullen doen gevoelen, deze verliezen in het eerste jaar ten minste 10% moeten bedragen en het percentage van het productieverlies in het eerste jaar, vermenigvuldigd met het aantal jaren waarin productieverlies zal worden geleden, ten minste uitkomt op 25%.

  • 3. Indien een gedupeerde op grond van het tweede lid geen recht heeft op een tegemoetkoming in teeltplanschade, wordt deze schade niet meegenomen bij de berekening van het drempelbedrag en het eigen risico, bedoeld in artikel 13.

Artikel 9 Bedrijfsschade

De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de wet, bedraagt 65% van het schadebedrag.

Artikel 10 Opstartkosten

De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel g, van de wet, bedraagt 65% van de kosten.

Artikel 11 Evacuatiekosten

  • 1. De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel h, van de wet, bedraagt 100% van het kostenbedrag als gevolg van een door het bevoegd gezag geboden of geadviseerd verlaten van de woon- of vestigingsplaats, doch ten minste € 770;

  • 2. Tenzij de stichting of vereniging een zorginstelling of onderneming in stand houdt, bedraagt

    In afwijking van het eerste lid de hoogte van de tegemoetkoming voor particulieren, kerkgenootschappen, verenigingen en stichtingen 100% van het kostenbedrag als gevolg van een door het bevoegd gezag geboden of geadviseerd verlaten van de woon- of vestigingsplaats, doch ten minste € 260 en ten hoogste € 510;

Artikel 12 Bereddings- en opruimingskosten

De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen i en j, van de wet, gemaakt ter voorkoming, beperking of opruiming van schade als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 9, bedraagt 65% van het kostenbedrag.

Artikel 13 Drempelbedragen en eigen risico

  • 1. Indien de som van de schade- en kostenbedragen, bedoeld in de artikelen 4, 5 en 12, voor particulieren meer bedraagt dan € 570, heeft de gedupeerde recht op een tegemoetkoming in de schade en kosten.

  • 2. Indien de som van de schade- en kostenbedragen, bedoeld in de artikelen 6, 7, 8, 9, 10 en 12, meer bedraagt dan € 1.130, heeft de gedupeerde, niet zijnde een particulier, recht op een tegemoetkoming in de schade en kosten.

  • 3. In afwijking van het tweede lid heeft een gedupeerd kerkgenootschap, een gedupeerde vereniging of een gedupeerde stichting recht op een tegemoetkoming in de schade en kosten, indien de som van de schade- en kostenbedragen meer bedraagt dan € 570.

  • 4. Het eigen risico als gevolg van het resultaat van de berekeningen, genoemd in de artikelen 7, 8, 9, 10 en 12, bedraagt voor bedrijven niet meer dan € 5.140.

§ 3. Berekeningsgrondslag

Artikel 14

De schadetermijn voor de teeltplanschade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel e, van de wet, en de bedrijfsschade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de wet, wordt gerekend vanaf 11 januari 2011 tot het moment waarop het bedrijf redelijkerwijs in staat moet worden geacht op zijn normale productieniveau te werken, rekening houdend met de geteelde gewassen of de gehouden diersoorten, met een maximum van 52 weken.

Artikel 15

Het uurloon, bedoeld in de artikelen 2, tweede lid, en 3, derde lid, van het Besluit tegemoetkoming schade bij rampen, wordt vastgesteld op € 18,90 bruto per mensuur.

§ 4. Procedure

Artikel 16

  • 1. Degene die aanspraak wenst te maken op een tegemoetkoming in de schade of kosten meldt dit uiterlijk 15 augustus 2011 bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie door middel van het daartoe bestemde WTS-schademeldingsformulier, dat kan worden aangevraagd bij de Dienst Regelingen. Een schademelding kan tot deze datum worden aangevuld.

  • 2. Degene die aanspraak wenst te maken op een tegemoetkoming in de schade of kosten en die voor inwerkingtreding van deze regeling reeds een ‘Centrale Registratie Aangerichte Schade’-formulier heeft ingediend bij de gemeente, hoeft geen WTS-schademeldingsformulier in te zenden aan de Dienst Regelingen.

  • 3. Na ontvangst door de Dienst Regelingen van een formulier als bedoeld in het tweede lid draagt de Dienst zorg voor de taxatie van de gemelde schade door een schade-expert die daartoe van de Dienst opdracht krijgt.

  • 4. De aanvraag tot verlening van een tegemoetkoming in schade of kosten wordt ingediend door middel van het door de schade-expert, na overleg met de aanvrager, ingevulde en door de aanvrager ondertekende WTS-aanvraagformulier. De aanvraag wordt ingediend bij de Dienst Regelingen binnen acht dagen nadat de schade-expert het WTS-aanvraagformulier aan de gedupeerde heeft verstrekt.

Artikel 17

De Minister van Veiligheid en Justitie beslist binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 16, vierde lid. Indien niet binnen deze termijn een besluit op de aanvraag kan worden genomen, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.

Artikel 18

De beschikking op een aanvraag bevat in ieder geval:

  • a. de omvang van de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a tot en met f, van de wet, berekend met inachtneming van het schaderapport, bedoeld in artikel 5 van de wet;

  • b. de in aanmerking te nemen kosten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen g, h, i en j, van de wet, berekend met inachtneming van het schaderapport, bedoeld in artikel 5 van de wet;

  • c. de omvang van de schade en kosten, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdelen a tot en met e, van de wet, berekend met inachtneming van het schaderapport, bedoeld in artikel 5 van de wet;

  • d. de berekening en het bedrag van de tegemoetkoming.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 19

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 20

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tegemoetkoming schade bij overstroming van de Maas in januari 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten.

TOELICHTING

1. Inleiding

De Wet tegemoetkoming schade bij rampen (WTS) geeft gedupeerden onder voorwaarden recht op een tegemoetkoming in de schade en kosten die zijn ontstaan door een ramp, veroorzaakt door een overstroming of aardbeving van een bepaalde omvang.

Voor de Maas geldt echter een afwijkende regeling voor de periode dat het Deltaplan grote rivieren nog niet volledig is uitgevoerd. Deze bepaling is opgenomen in artikel 2 van de WTS: in de bedoelde periode geldt dat een tegemoetkoming in de schade wordt verstrekt, indien er schade is als gevolg van hoge waterstanden die worden veroorzaakt door een rivierafvoer met een gemiddelde kans van voorkomen van minder dan 1/10 per jaar. Het moet bovendien gaan om schade die is ontstaan in het gedeelte van de Maas waar geen gereglementeerde waterkeringen aanwezig zijn. Met gereglementeerde keringen worden bedoeld de primaire keringen in de zin van de Waterwet.

Artikel 2 van de WTS vloeit voort uit een amendement Van der Hoeven c.s. (Kamerstukken II 1997/98, 25 159, nr. 7). De bedoeling van de indieners van het amendement was om solitaire bebouwingslocaties in het winterbed van de Maas tijdelijk onder de WTS te laten vallen, totdat de bescherming door de kaden is voltooid. De beperkte en tijdelijke werking van artikel 2 komt mede tot uitdrukking in artikel 4, derde lid, onder e, van de WTS juncto artikel 5 van het Besluit tegemoetkoming schade bij rampen (BTS). Daarin is bepaald dat schade aan bouwwerken of delen daarvan die na 19 april 1996 tot stand zijn gebracht, niet voor vergoeding in aanmerking komen.

Voor de toepasselijkheid van artikel 2 van de WTS hoeft volgens de parlementaire geschiedenis geen sprake te zijn van een ramp als bedoeld in de Wet veiligheidsregio’s. Ook de Regeling tegemoetkoming schade bij overstroming van de Maas januari 2003 (Staatscourant 2003, 9) is tot stand gekomen zonder dat er sprake was een ramp (met uitzondering van een gebied ter hoogte van Tegelen).

2. De feitelijke omstandigheden op 8, 9, 10 en 11 januari 2011

In het stroomgebied van de Maas van de landsgrens bij Eijsden tot aan de Koninginnebrug bij Well zijn op 8, 9, 10 en 11 januari 2011 waterstanden gemeten die hoger zijn dan de hoogwaterstanden met een gemiddelde kans van voorkomen van minder dan 1/10 per jaar. Door deze hoge rivierafvoer is schade ontstaan, zonder dat er sprake was een ramp als bedoeld in de Wet veiligheidsregio’s. Er zijn schademeldingen van particulieren, bedrijven en gemeenten. Door particulieren wordt er vooral schade aan de inboedel, opstal en tuin gemeld. Bedrijven melden schade aan gewassen en aan vaste en vlottende activa. Ook enkele gemeenten hebben schade gemeld. Daarnaast worden door alle gedupeerden opruimkosten geclaimd.

Gelet op deze feitelijke situatie is artikel 2 van de WTS van toepassing voor die gedeelten van de Maas waar geen gereglementeerde waterkeringen, zoals kades of andere voorzieningen ter kering van het water, aanwezig zijn en waar waterstanden zijn gemeten die hoger zijn dan hoogwaterstanden, veroorzaakt door een rivierafvoer met een gemiddelde kans van voorkomen van minder dan 1/10 per jaar.

Gelet op ervaringen bij eerdere regelingen, en met name de moeilijkheid de grenzen van het schadegebied exact te bepalen aan de hand van de thans beschikbare gegevens op 8, 9, 10 en 11 januari 2011, is in beginsel het gehele zogenoemde winterbed van de Maas in het bedoelde gebied vanaf de landsgrens tot aan de Koninginnebrug bij Well als mogelijk schadegebied omschreven. Na deze brug kwamen geen hogere waterstanden voor dan de waterstanden die volgens de modellen een gemiddelde kans van voorkomen van 1/10 per jaar hebben.

Het vorenstaande betekent niet dat overal in het winterbed water heeft gestaan en dat schade is geleden of kosten zijn gemaakt. Van geval tot geval zal dat door de Dienst Regelingen worden beoordeeld, aan de hand van een schaderapport en zo nodig met behulp van gegevens over de waterstanden in de Maas ter plaatse, het wel of niet aanwezig zijn van dijkringen en de hoogte waarop het schadeobject is gelegen. Op de site www.risicokaart.limburg.nl kunnen gedupeerden een indruk krijgen of hun eigendommen worden beschermd door gereglementeerde waterkeringen, zoals een dijkring, en dus geen aanspraak kunnen maken op deze regeling.

Mocht alsnog blijken dat elders buiten dit schadegebied, als gevolg van hoge waterstanden in de Maas schade is ontstaan door een overstroming als bedoeld in de WTS, dan kan de Minister van Veiligheid en Justitie, op grond van het tweede lid van artikel 2 van deze regeling, deze regeling ook toepassen op de schade en kosten buiten dit gebied.

Gebleken is dat ook door zogenoemd kwelwater schade is ontstaan. De artikelen 1 en 2 van de WTS bieden geen basis om geleden schade als gevolg van kwelwater voor een tegemoetkoming in aanmerking te laten komen.

3. Notificatie

Deze regeling moet op grond van artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden genotificeerd bij de Europese Commissie. Daarom kan ingevolge artikel 3 aan deze regeling slechts aanspraak tot tegemoetkoming worden ontleend nadat de Europese Commissie de verenigbaarheid van deze regeling met artikel 107 van genoemd Verdrag heeft vastgesteld. Naar verwachting zal notificatie geen gevolgen hebben voor de regeling als zodanig. Met voorbereidingen voor de uitvoering van de regeling kan dus worden begonnen. Indien naar aanleiding van de bevindingen van de Commissie de regeling in neerwaartse zin moet worden aangepast, zal de definitieve beschikking gebaseerd worden op de aangepaste regeling.

4. De systematiek van de regeling

Voor de systematiek van deze regeling, waaronder de hoogtes van de tegemoetkomingen, de berekeningsgrondslagen en de aanvraagprocedure, is aansluiting gezocht bij de regelingen die in het verleden zijn getroffen ter uitvoering van de WTS. In 1998 zijn twee regelingen getroffen om tegemoetkoming te kunnen verlenen in de schade en kosten als gevolg van extreem zware regenval (Staatscourant 1998, 208 en 244). Ook in 2003 zijn twee regelingen getroffen: één regeling voor tegemoetkoming in schade en kosten als gevolg van overstroming van de Maas (Staatscourant 2003, 9) en één regeling als gevolg van de dijkdoorbraak te Wilnis 2003 (Staatscourant 2003, 202). De systematiek van de regelingen uit het verleden is beproefd en maatschappelijk geaccepteerd; er is dus geen aanleiding daarvan af te wijken.

Alleen ten aanzien van in de wet opgesomde categorieën schade en kosten bestaat een recht op tegemoetkoming. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de wet kunnen bij ministeriële regeling ook andere categorieën van schade en kosten worden aangewezen als schade en kosten waarvoor een recht op tegemoetkoming geldt. Het moet dan gaan om categorieën schade en kosten die op het moment van de totstandkoming van de wet niet voorzienbaar waren. Schade die het gevolg is van gederfde omzet, komt in ieder geval niet in aanmerking voor een tegemoetkoming. Er is geen aanleiding om de in de wet genoemde categorieën schade en kosten in het kader van deze regeling uit te breiden.

In onderhavige regeling is de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming geregeld per schade- en kostencategorie, zoals die in de wet zijn opgesomd. In algemene zin geldt dat een bepaalde doelgroep slechts in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in een bepaalde categorie schade. Zo kunnen alleen particulieren in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de schade aan de woning en inboedel, en alleen openbare lichamen voor schade aan infrastructurele voorzieningen. Uitzondering op deze regel vormt de schade aan vaste en vlottende activa. Naast bedrijven kunnen ook kerkgenootschappen, stichtingen, verenigingen en openbare lichamen schade hebben aan vaste en vlottende activa. Ook voor evacuatiekosten geldt dat deze kosten door meerdere groepen gedupeerden kunnen zijn gemaakt.

Indien er feiten of omstandigheden zijn waarvan de Minister van Veiligheid en Justitie redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming lager zou zijn vastgesteld, kan de beschikking tot het toekennen van een tegemoetkoming worden gewijzigd of ingetrokken (artikel 10 van de wet). In dezelfde bepaling wordt verwezen naar artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, op grond waarvan eenieder verplicht is om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs kan worden gevorderd.

5. De hoogte van de tegemoetkoming

a. Algemeen

Artikel 4, derde lid, van de wet bepaalt onder meer dat er geen tegemoetkoming is voor schade en kosten die redelijkerwijs verzekerbaar zijn, waarvoor uit anderen hoofde een tegemoetkoming is verkregen of kan worden verkregen, die is veroorzaakt door eigen schuld of doordat de gedupeerde onvoldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming of beperking van de schade en kosten en de schade aan bouwwerken die na 1 april 1996 zijn gerealiseerd in de winterbedding van de Maas. De hoogte van de tegemoetkoming wordt derhalve bepaald op grond van het totale schade- en kostenbedrag, onder aftrek van de schade en kosten die om voornoemde redenen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. Het schadebedrag en het kostenbedrag zijn als zodanig gedefinieerd in artikel 1, onderdelen c en d.

Hoe de vaststelling van het schade- en kostenbedrag plaatsvindt, moet voor de gedupeerde inzichtelijk zijn. Daarom dienen ook de schade en kosten die om voornoemde redenen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming, in de beschikking van de minister te worden opgenomen (artikel 18).

De schadebedragen zijn ten opzichte van de bedragen in de regelingen uit 2003 geïndexeerd, op advies van het Centraal Planbureau met 13%, conform de consumentenprijsindex.

b. Particulieren

De artikelen 4 en 5 bepalen de hoogte van de tegemoetkoming voor schade van particulieren. Het betreft de schade aan de woning, woonwagen en woonboot (artikel 4) en schade aan de inboedel (artikel 5). Er wordt geen tegemoetkoming verstrekt in het bedrag voor inboedelschade dat € 30.740 te boven gaat. De tegemoetkoming in bereddings- en opruimingskosten is geregeld in artikel 12.

Uitsluitend indien de som van de schade- en kostenbedragen (met uitzondering van de evacuatiekosten) meer bedraagt dan € 570 is er recht op een tegemoetkoming (artikel 13, eerste lid). Dit is het zogeheten drempelbedrag.

Alleen indien er een bevolen of geadviseerde evacuatie heeft plaatsgevonden, worden evacuatiekosten vergoed. In lijn met de eerdere tegemoetkomingregelingen geldt een vast bedrag: € 260. Indien kan worden aangetoond dat een hoger bedrag met de evacuatie was gemoeid, worden de kosten vergoed tot een maximum van € 510 (artikel 11, tweede lid). Indien een gedupeerde in aanmerking denkt te komen voor een hogere tegemoetkoming dan het vaste bedrag, dan dient hij alle kosten – dus ook de eerste € 260 –aan te tonen.

c. Kerkgenootschappen, verenigingen en stichtingen

Voor kerkgenootschappen, verenigingen en stichtingen is de hoogte van de tegemoetkoming gelijk aan die voor particulieren. Schade voor kerkgenootschappen, verenigingen en stichtingen aan de vaste en de vlottende activa (zie artikel 7, tweede lid) is vergelijkbaar met de schade voor particulieren aan respectievelijk de woning en de inboedel. De tegemoetkoming in de gemaakte bereddings- en opruimingskosten is op 65% bepaald (artikel 12). Uitsluitend indien de som van de schade- en kostenbedragen (met uitzondering van de evacuatiekosten) meer bedraagt dan € 570 is er recht op een tegemoetkoming (artikel 13, derde lid).

Voorts geldt ook voor deze gedupeerden dat zij aanspraak kunnen maken op een vergoeding van evacuatiekosten indien er een bevolen of geadviseerde evacuatie heeft plaatsgevonden (artikel 11).

  • er wordt ten minste € 770 uitgekeerd aan verenigingen en stichtingen die een zorginstelling of onderneming in stand houden (eerste lid). Indien kan worden aangetoond dat een hoger bedrag met de bevolen of geadviseerde evacuatie was gemoeid, worden ook die meerdere kosten vergoed;

  • aan andere verenigingen en stichtingen en aan kerkgenootschappen wordt een vast bedrag uitgekeerd van € 260 (tweede lid). Indien kan worden aangetoond dat een hoger bedrag dan € 260 met de bevolen of geadviseerde evacuatie was gemoeid, worden de kosten tot een maximum van € 510 vergoed. Indien een gedupeerde in aanmerking denkt te komen voor een hogere tegemoetkoming dan het vaste bedrag, dan dient hij alle kosten – dus ook de eerste € 260 –aan te tonen.

d. Gemeenten, provincies, waterschappen en andere openbare lichamen

De schade aan infrastructurele voorzieningen en vaste en vlottende activa wordt voor 58,5% van het schade- en kostenbedrag vergoed (artikelen 6 en 7, derde lid). Daarnaast hebben openbare lichamen ook recht op een tegemoetkoming in de evacuatiekosten bij een geboden of geadviseerde evacuatie (artikel 11, eerste lid) en in de gemaakte kosten voor beredding en opruiming (artikel 12).

Uitsluitend indien de som van de schade- en kostenbedragen (met uitzondering van de evacuatiekosten) meer bedraagt dan € 1.130 (artikel 13, tweede lid) is er recht op tegemoetkoming. Anders dan voor bedrijven geldt voor openbare lichamen geen maximumbedrag van het eigen risico.

e. Bedrijven

In deze regeling is geen onderscheid gemaakt tussen agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven. Bedrijven komen in aanmerking voor een tegemoetkoming in de schade aan vaste en vlottende activa (artikel 7, eerste lid), teeltplanschade (artikel 8) en bedrijfsschade (artikel 9).

Ten aanzien van teeltplanschade geldt dat de schade uit een productieverlies ten minste 30% dient te bedragen. Als de teeltplanschade meer bedraagt, wordt de totale teeltplanschade conform het vergoedingspercentage van 65% meegenomen in de tegemoetkoming. Is het productieverlies lager dan 30%, dan wordt de teeltplanschade niet vergoed. Deze eis vloeit voort uit de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en bosbouwsector 2007–2013 (PB C319, 2006, 319/01). Daarnaast hebben bedrijven recht op een tegemoetkoming in de opstartkosten (artikel 10), de evacuatiekosten (artikel 11, eerste lid) en de kosten voor opruiming en beredding (artikel 12).

Indien de som van de schade- en kostenbedragen (met uitzondering van de evacuatiekosten) meer bedraagt dan € 1.130 (artikel 13, tweede lid) is er recht op tegemoetkoming.

Het eigen risico (35% van het totale schade- en kostenbedrag) bedraagt maximaal € 5.140 (artikel 13, vierde lid). Ter illustratie diene het volgende voorbeeld.

Schade vaste en vlottende activa (artikel 7):

€ 30.000

Schade teeltplanschade (artikel 8):

€ 50.000. +

 

€ 80.000

Berekening tegemoetkoming: 65% van € 80.000 = € 52.000. Het eigen risico zou in casu dus € 28.000 zijn, maar bedraagt op grond van artikel 13, vierde lid, maximaal € 5.140. De tegemoetkoming wordt daardoor: € 80.000 -/- € 5.140 = € 74.860

6. Berekeningsgrondslagen

De berekeningsgrondslagen voor (extra) ‘arbeid in eigen beheer’ en voor de schades als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 9 van deze regeling, zijn neergelegd in het Besluit tegemoetkoming schade bij rampen.

In lijn met de eerdere tegemoetkomingregelingen, wordt de volgende formule gehanteerd voor de berekening van teeltplanschade: A x B x C – D.

A = de oppervlakte van het teeltareaal dat schade heeft ondervonden;

B = het percentage van de redelijkerwijze te verwachten opbrengst die in de schadetermijn verloren gaat door vermindering van kwaliteit of kwantiteit;

C = het normbedrag dat voor de aangetaste categorie gewassen door de Minister van Veiligheid en Justitie zal worden vastgesteld;

D = de kosten die redelijkerwijze geacht kunnen worden te zijn bespaard voor de productie, oogst, bewerking, bewaring en afzet van de verloren gegane opbrengst.

Nadat de WTS-aanvraagformulieren zijn ontvangen en bekend is of er sprake is van teeltplanschade en welke gewassen in het schadegebied zijn getroffen, zullen voor die categorieën gewassen de onder C bedoelde normbedragen per hectare of per vierkante meter worden vastgesteld en in de Staatscourant bekend worden gemaakt.

De schadetermijn voor teeltplanschade en bedrijfsschade dient bij ministeriële regeling te worden vastgesteld. Deze is vastgesteld op een termijn waarop het bedrijf redelijkerwijs in staat moet worden geacht op zijn normale productieniveau te kunnen werken, tot maximaal 52 weken (artikel 14).

De arbeid in eigen beheer in verband met beredding en de extra arbeid in eigen beheer in verband met opruiming worden als gevolg van respectievelijk de artikelen 2, tweede lid, en 3, derde lid, van het Besluit tegemoetkoming schade bij rampen bepaald op het aantal uren vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling vast te stellen uurloon. Dit uurloon is vastgesteld op € 18,90 per mensuur (artikel 15). Het uurloon is ten opzichte van de regelingen uit 2003 geïndexeerd, op advies van het Centraal Planbureau met 9% (gemiddelde brutolonen in de marktsector).

Indien de aanvrager de omzetbelasting niet kan verrekenen met de door hem af te dragen omzetbelasting, worden – voor het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming – de schade en kosten in aanmerking genomen met inbegrip van de omzetbelasting.

Opgemerkt zij nog dat de op grond van deze regeling uitbetaalde vergoedingen geen aanleiding geven tot het heffen van omzetbelasting over die vergoedingen.

7. Uitvoering

De Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is belast met de uitvoering van de regeling. Dit gebeurt op grond van een overeenkomst, destijds gesloten tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Dienst Regelingen. Het Besluit mandaat Dienst Regelingen voor uitvoering van de Wet veiligheidsregio’s zal worden uitgebreid zodat het mandaat ook ziet op de uitvoering van deze regeling.

8. Aanvraagprocedure

Gedupeerden die in aanmerking wensen te komen voor een tegemoetkoming, kunnen via de Dienst Regelingen een WTS-schademeldingsformulier verkrijgen. Hierover zal, mede door tussenkomst van de betrokken veiligheidsregio’s, nader worden gecommuniceerd in het schadegebied.

Een ingediend Centrale Registratie Aangerichte Schade-formulier wordt gezien als melding van de schade; degene die een dergelijk formulier heeft ingediend, hoeft geen WTS-schademeldingsformulier aan te vragen en in te dienen.

Het WTS-schademeldingsformulier wordt uiterlijk 15 augustus 2011 aan de Dienst Regelingen gezonden, ook indien nog niet alle schade zich heeft gemanifesteerd, zoals bij mogelijke teeltplanschade en bedrijfsschade. Bij de melding dienen wel de eventueel te verwachten schade en kosten te worden vermeld. Na de aangegeven datum aangemelde nieuwe of aanvullende schade en kosten zullen niet in behandeling worden genomen.

Na ontvangst van de melding zal in opdracht van de Dienst Regelingen een onafhankelijke schade-expert de schade taxeren. De Dienst Regeling zet voor de taxatie Register-Experts in die zijn ingeschreven bij het Nederlands Instituut Van Register Experts (NIVRE).

Indien schade zich naar verwachting pas op een later moment zal manifesteren, kan in overleg met de gedupeerde de taxatie op een later moment, maar binnen 52 weken na 12 januari 2011, plaatsvinden.

Bij de taxatie reikt de schade-expert een WTS-aanvraagformulier uit aan de gedupeerde, dat zij samen invullen. Binnen acht dagen na uitreiking van het aanvraagformulier dient de aanvraag bij de Dienst Regelingen te zijn ingediend (artikel 16, vierde lid), door de gedupeerde zelf of door tussenkomst van de schade-expert.

Alleen het originele, door de gedupeerde ondertekende formulier wordt in behandeling genomen. Op andere wijze ingediende aanvragen, bijvoorbeeld via de e-mail of de fax, worden niet in behandeling genomen.

9. Slot

Bij koninklijk besluit van 14 oktober 2010 (Stcrt. 2010, 16528) is het beleidsterrein veiligheid overgeheveld van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daardoor valt onder meer de uitvoering van de WTS en het opstellen van tegemoetkomingregelingen nu onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten.

Naar boven