9 Pakket Belastingplan 2017

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2017) ( 34552 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2017) ( 34553 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale vereenvoudigingswet 2017) ( 34554 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) ( 34555 );

  • - de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 3 november 2016 met de antwoorden op vragen van de commissie, gesteld tijdens het wetgevingsoverleg van 31 oktober 2016 ( 34552 , nr. 19 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen met een zelfstandige aansluiting) ( 34545 );

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen in verband met de automatische uitwisseling van inlichtingen over grensoverschrijdende rulings en verrekenprijsafspraken (Wet uitwisseling inlichtingen over rulings) ( 34527 ).

(Zie vergadering van 15 november 2016.) 

De voorzitter:

Aan de orde is de eerste termijn van de regering. Ik heet de staatssecretaris van Financiën van harte welkom en ik geef hem het woord. 

De algemene beraadslaging wordt hervat. 

Staatssecretaris Wiebes:

Voorzitter. Niet alleen de voorbereidende debatten maar ook het plenaire debat gaat bij het belastingplan altijd om enorm veel details, maar het gaat elk jaar toch ook weer over waar politiek echt over hoort te gaan. In deze zaal gaat het dan over het hart van de politieke afwegingen en daar hoort het ook over te gaan. Denk aan alle vragen rond rechtvaardigheid. Denk aan alle vragen rond oprechte en terechte zorgen in de Kamer over belastingdrukverschillen tussen groepen met een gelijk inkomen of binnen groepen met een verschillend inkomen. 

Ik wil beginnen met het hele verhaal rond koopkracht en belastingdruk. Laat ik daarbij beginnen met de wijze waarop wij deze discussie elk jaar aanvliegen. Als je een eerstejaarsstudent fiscaliteit zou interviewen op de dag van aankomst — hij is dan nog wars van instrumentalisme en politiek nog heel groen — dan denk ik dat hij in de ontvangstweek op de universiteit zal zeggen dat twee dingen voor hem toch wel vaststaan. Ten eerste: wie meer werkt en daardoor meer verdient, moet ook meer overhouden; het is eerlijk dat je meer overhoudt als je meer doet. Ten tweede: als twee mensen evenveel verdienen, dan betalen ze ook evenveel belasting; dat is ook eerlijk. Het is natuurlijk opmerkelijk dat we dat in het stelsel zoals we dat elk jaar evalueren en hier bespreken, niet in die mate terugzien. Dat zijn twee discussies die we volgens mij niet door elkaar moeten halen, want dan gaat het mis. Je hebt de discussie over de marginale druk, over de verschillen binnen een groep met een verschillend inkomen. Maar je hebt ook de discussie over verschillen tussen groepen met eenzelfde inkomen. 

Laat ik beginnen met de marginale druk. De heer Omtzigt heeft daar een vraag over gesteld. Hij deed dat aan de hand van een voorbeeld van een kostwinner met een inkomen van €30.000. Ik meen dat de heer Van Dijck dit voorbeeld in de discussie heeft geïntroduceerd. Ook mevrouw Schouten heeft haar zorgen daarover uitgesproken. 

Hoe verhoudt die marginale druk die hier en daar hoog is, zich tot het draagkrachtbeginsel? Dat is eigenlijk het startpunt van het betoog van de heer Omtzigt. Is de marginale druk die we bij sommige groepen zien nu wel in lijn met het draagkrachtbeginsel? Mijn stelling is dat dit ook het directe gevolg is van het draagkrachtbeginsel. Als we het draagkrachtbeginsel volledig zouden loslaten en als we bij iedereen hetzelfde bedrag aan belasting in rekening zouden brengen, dan is de marginale druk nul. Laten we het onder ogen zien: in de wens om het draagkrachtbeginsel toe te passen zijn wij collectief schuldig aan de marginale druk. Dan gaat het daarna nog om de vraag hoe je die verdeelt en waar je die laat vallen, maar wij hebben de marginale druk hier geïntroduceerd; dat is inherent aan onze beleidsdoelstellingen. 

In het voorbeeld van de heer Van Dijck en de heer Omtzigt zien we de marginale druk bij huishoudens met een inkomen tussen €21.000 en €32.000 inclusief de toeslagen op een heel hoog percentage staan. Dat gaat dan specifiek om het voorbeeld van een eenverdiener met twee kinderen en een huurhuis. Is dat nu in strijd met het draagkrachtbeginsel? Nou ja, de gemiddelde druk voor dit huishouden is geen 90% — dat is de marginale druk — maar 17%, zelfs als je doorklimt naar dat inkomen van €32.000. Dat is al na het verlies van de huurtoeslag. De belastingdruk is in absolute zin dan natuurlijk relatief laag, maar dat neemt niet weg — en dat schuurt — dat er een hoge marginale druk is. Waar heeft het ook mee te maken? De gemiddelde belastingdruk voor die groep is nog steeds laag. De hoge marginale druk heeft ermee te maken dat een eenverdiener in dat inkomenstraject — dat is dan ook de enige verdiener in het huishouden — vaker dan gemiddeld een toeslag krijgt. Die heeft dus relatief veel inkomensondersteuning aan de onderkant en ervaart als gevolg daarvan logischerwijze een hoge marginale druk. Je kunt zeggen dat ze zelfs hand in hand gaan. Juist de wens om een lage gemiddelde druk te realiseren, heeft geleid tot een hoge marginale druk. Toegegeven, dat schuurt ook wel. 

Door verschillende leden is gevraagd wat je daaraan kunt doen. De marginale druk over het inkomenstraject als geheel — voor iedere groep geldt dat — kun je aan de onderkant verlagen of aan de bovenkant verhogen. Daar heeft het kabinet niet voor gekozen. Vervolgens is het de keuze waar je die marginale druk laat vallen. Ergens is die druk er; daar kunnen we niet vanaf. Je kunt de druk aan het begin leggen of aan het eind. Er is voor gekozen om die uitdrukkelijk te verlagen aan de onderkant waar het gaat om het wegkomen uit een uitkering. De marginale druk is aanzienlijk verbeterd in het traject tussen bijstand en wettelijk minimumloon. Dat komt ook doordat de maatschappelijke opvatting was — want dat schuurde nog meer — dat je er in inkomen op vooruit moet gaan wanneer je van een uitkering aan het werk gaat. We hadden in het verleden de situatie waar niet eens het woord "schuren" voor gebruikt werd, zoals ik nu doe, maar het woord "onrechtvaardig". Het was soms zo dat mensen die gingen werken er in inkomen op achteruitgingen. Dat is de armoedeval in zijn zuiverste vorm. 

Dit is het resultaat van keuzes om het voor zo veel mogelijk mensen aantrekkelijk te maken om aan het werk te gaan. Logischerwijze neemt aan de onderkant de marginale druk af en dan neemt die automatisch aan de bovenkant toe. Dat is een wiskundig gegeven. Gelukkig gaat het in dat traject, waar de heer Van Dijck zijn voorbeeld op heeft gebaseerd, maar om 10% van die eenverdieners, maar het blijft schuren. Niemand kan het verhaal houden dat dit goed is voor die mensen of goed voor het land. 

Daarom is het belangrijk dat het onderzoek van SZW serieus gebeurt. De eerste neiging is altijd om dit soort dingen te repareren, maar het zit juist in de stapeling van tegemoetkomingen en van inkomensondersteuningsinstrumenten. Daarmee kun je je niet richten op specifieke huishoudens of specifieke reparaties. Dan moet je het op stelselniveau doen. Ik heb ooit een heleboel partijen zeer welwillend aan tafel gekregen om een bredere stelselherziening alvast in te zetten. Daar kwam ik bijna aan voldoende partijen, maar net niet helemaal. Het is duidelijk dat we hier weer naar moeten kijken. SZW gaat dat echt serieus bekijken. Dat zal niet voor de SZW-begroting klaar zijn. Dan zou er te luchtig onderzoek gedaan worden. We moeten dit serieus doen, want het zijn serieuze vragen en bij sommige groepen schuurt het ook serieus. 

Dit zijn mijn opmerkingen over de marginale druk. Er zijn ook vragen gesteld over verschillen tussen groepen. We hebben een heel markant tabelletje dat iedereen kent, waarover door de heer Dijkgraaf en de heer Omtzigt vragen zijn gesteld. Zij vroegen of gelijke groepen evenveel betalen. Dat doen ze niet; dat is duidelijk. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Naar mijn indruk gaat het hier om twee verschillende punten. Het ging net over het onderzoek dat SZW gaat doen, mede naar aanleiding van de motie-Schalk in de Eerste Kamer, die breed gesteund is in die Kamer. Ik hoor zelfs dat partijen die de motie niet gesteund hebben, toch zeggen dat dit een probleem is. Ik hoor de staatssecretaris een paar keer "serieus" zeggen, waarvoor dank. Het moet namelijk echt gebeuren en het is complex. Het lukt niet om het voor de behandeling van de begroting van SZW te doen. Dat is jammer, want dat is eigenlijk een mooi moment om dit met elkaar te delen, maar dat is wel heel snel. Wanneer zou het wel kunnen? 

Staatssecretaris Wiebes:

Wanneer zou dat wel kunnen? Ik sta dan een beetje te roeren in de pannen van SZW. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat is altijd goed. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik kijk even naar de medewerkers: is het eerste kwartaal haalbaar? Ik vraag het nu niet aan de kok van SZW, maar aan de eigen koks die meekijken in het receptenboek van SZW. 

De voorzitter:

Misschien iets voor de tweede termijn. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik kom er straks even op terug. 

Het moet wel serieus gebeuren. Het gaat niet om dingetjes. Het gaat om een meer fundamentele visie op de manier waarop je groepen behandelt, ook in de marginale druk. De groepen die deze marginale druk hebben, zijn maar heel klein, maar ze bestaan, ze bestaan. Het gaat daarbij ook om verschillen tussen groepen. Ik loop er zo nog even doorheen. Dit is allemaal het gevolg van dingen die op zichzelf staand verstandig waren en waartoe hier ooit is besloten, maar je mag vraagtekens zetten bij de uitwerking van de stapeling ervan. Het is niet voor niets dat wij dit soort tabelletjes op tafel hebben. Die tabelletjes spreken voor zich. Sommige groepen zijn pieperdepiepklein, maar ze bestaan, en die verschillen moeten wij hier uiteindelijk allemaal kunnen verantwoorden. Wij moeten er geen klein dingetje van maken door wat luchtige opmerkingen over en weer. 

Die verschillen trekken natuurlijk erg de aandacht van iedereen die nog in de modus zit waarin hij meeleeft met de eerstejaarsstudent die zegt dat mensen die evenveel verdienen, evenveel belasting moeten betalen. Als er dan zo'n afwijking is, mag je daarover vragen stellen. De oorzaken zitten natuurlijk in allerlei nevendoelen die daarbij een rol spelen. Het kabinet en de Kamer hebben de ferme wens om ouderen te ontzien. Daar hebben we een ouderenkorting voor en we kennen lagere tarieven in schijven. Er is echter ook de wens om werkenden te ondersteunen. Wij zien immers dat prikkels voor werkenden, ook werkenden met kleine kinderen, werken. Dat betekent dat meer mensen aan het werk gaan. In het totaal werkt dat welvaartsverhogend, doordat de arbeidsparticipatie toeneemt, maar ook doordat de economische zelfstandigheid van groepen wordt bevorderd. Dat is dus een nevendoel dat de student fiscaliteit in zijn ontvangstweek nog niet had meegenomen in zijn overwegingen. Ten slotte hebben wij natuurlijk ooit met elkaar afgesproken dat wij ondernemen en ondernemers gaan ondersteunen. Daarvoor zijn er de zelfstandigenaftrek, de mkb-winstvrijstelling en de startersaftrek. 

De heer Omtzigt doet net iets te makkelijk als hij zegt dat dit modelfetisjisme is. Jazeker, sommige dingen zijn duidelijk ingegeven door de wens om de arbeidsparticipatie te bevorderen. Daarbij wordt natuurlijk ook gekeken naar de modelberekeningen van het CPB. Dat is toch de onafhankelijke waakhond die over de getallen waakt. Anders gaan wij allemaal opportunistisch naar onszelf toe redeneren. Het is goed dat wij dat niet zo doen. Het CPB geldt in Europees verband als een voorbeeld. Er zijn echter ook allerlei dingen die helemaal niks met die modellen te maken hebben. De ouderenkorting levert geen banen op. Die is niet vanuit die optiek in het leven geroepen. De zelfstandigenaftrek komt ook niet uit een model. Wij doen het dus een beetje tekort als wij zeggen dat al deze verschillen voortkomen uit modelfetisjisme. Jazeker, bij sommige ondersteunende maatregelen of bij maatregelen gericht op bepaalde groepen is duidelijk aan arbeidsparticipatie gedacht, maar bij andere maatregelen spelen weer andere, ook politiek-legitieme zaken een rol. Dat betekent dat het oplossen hiervan niet zo heel eenvoudig is. 

Laten wij eens even twee groepen nemen die relatief weinig belasting betalen bij ditzelfde inkomen. Een ervan is de zzp'er. Hij betaalt het minst. Het doel van ondernemen en het stimuleren van ondernemen worden echter in deze Kamer op zich heel breed gedeeld. Sterker nog, in een ander verband, dat niet direct samenhangt met tarieven, wordt zelfs ferm gestreden voor de ruimte van ondernemers om te kunnen ondernemen. Daar staan deze Kamer en de regering voor op de bres. 

De tweede groep, die op een na het minst betaalt, zijn de ouderen. Ik denk niet dat er in deze Kamer voorstellen zijn te verwachten om de ouderenkorting af te gaan bouwen. Dat leeft hier niet; die wordt hier breed gedeeld als een legitiem politiek doel. De afwegingen hieromtrent zijn dus ingewikkelder geworden dan voor de eerstejaarsfiscalist die zijn ontvangstweek in liep. Maar het zijn allemaal legitieme politieke doelen. 

De heer Krol zei dat hij zorgen heeft over de koopkrachtontwikkeling van ouderen. Ik denk dat overduidelijk uit dit koopkrachtpakket blijkt dat het kabinet die zorgen heeft gedeeld. Zonder ingrijpen hadden de ouderen gestaan op -1%, nu staan ze op +0,7%. Bijna twee derde van het bedrag van 1,1 miljard gaat naar ouderen, van wie bijna 80% de inkomenspositie als gevolg van dit pakket zal zien verbeteren. Is de inkomensachteruitgang daarmee fors? Ja, ten opzichte van het beeld dat bestond wel, maar ten opzichte van sommige andere groepen is dat weer minder. Maar het is een feit, dat hoort in het lijstje van daarnet, dat de groep van ouderen onder de verschillende groepen relatief weinig belasting betaalt, in ieder geval minder dan sommige groepen werkenden. Ook daarnaar mag worden gekeken en ook dat mag allemaal in de overwegingen worden meegenomen. Ik denk dat er dit jaar een zeer stevig koopkrachtreparatiepakket ligt, dat voor bijna twee derde, dus voor meer dan de helft, is gericht op ouderen. Tot zover de koopkracht, de marginale druk en de groepen. 

Er zijn altijd weer onderwerpen die je van tevoren niet had zien aankomen, wat die dan ook tot een verrassing maakt. Ik geef eerlijk toe dat gewasbescherming er daar een van was. Maar ik zie de heer Dijkgraaf bij de interruptiemicrofoon staan. Ik geloof dat zijn vraag niet over gewasbescherming zal gaan. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Nee, want ik heb geen voorspellende gaven voor de antwoorden van de staatssecretaris. Ik was ook niet van tevoren ingelicht. Dat is gelukkig ook nog nooit gebeurd. Mijn vraag gaat over de eenverdieners. Zij hebben natuurlijk ook met die kloof te maken. Ik neem aan dat de staatssecretaris dat blokje had afgerond? 

Staatssecretaris Wiebes:

Ja. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik vroeg de staatssecretaris in mijn inbreng van gisteren of hij nog eens zou kunnen uitweiden over de eenverdieners. Ik krijg dan altijd het antwoord terug dat dit een individualistisch stelsel is. Maar kijk naar de optelsom: een eenverdiener betaalt €8.000 tot €10.000 meer belasting. Dat is toch geen automatische uitkomst van een individualistischer stelsel? Dan heb je toch ook te maken met een stapeling van maatregelen van het kabinet? Dat is dus echt een keuze van het kabinet zelf. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik denk dat dat samenhangt met hoe je daartegen aankijkt. De discussie daarover kan ook zonder tussenkomst van het kabinet heel levendig worden in deze zaal; dat hebben we vorig jaar en volgens mij ook in het jaar daarvoor kunnen zien. Het hangt daar in belangrijke mate mee samen. Individualistisch bekeken, omdat de progressiviteit individueel is, wordt een eenverdienershuishouden met eenmaal modaal, dus een kostwinnershuishouden met eenmaal modaal, daarbij vergeleken met een huishouden dat tweemaal modaal heeft, dus tweemaal één keer modaal; het gaat immers om dezelfde progressie. De totale belastingdruk van de eenverdiener blijkt dan lager, en niet hoger. Het hangt dus samen met je visie. Daarmee diskwalificeer ik de visie van de heer Dijkgraaf niet. Er zijn allerlei groepen mensen die dit niet individueel bekijken maar per huishouden, en die daarvoor ook een goede reden hebben. Dit mag dus een onderdeel van de discussie zijn. Ik diskwalificeer dat niet. Ik zeg alleen dat als dit met een individualistische bril wordt bekeken, er andere dingen worden vergeleken dan in de vergelijkingen die de heer Dijkgraaf maakt. De totale belastingdruk, inclusief de toeslagen, is dan bij de eenverdiener iets lager. Dat is onderdeel geweest van de brief die daarover is gestuurd, eerder dit jaar of vorig jaar. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat was een wat bijzondere brief, omdat in de tabel plotseling niet meer werd uitgegaan van gelijke delen. De hoofdkostwinner in het tweeverdienersgezin werkte fulltime, terwijl de andere parttime werkte. Dat vond ik een wat bijzondere vergelijking, maar wat mij betreft laten we dit nu even rusten, want dat zijn details. Mijn hoofdvraag is de volgende. Er ligt een door de Eerste Kamer aangenomen motie-Schalk. Zo-even hadden wij het over een motie-Schalk, maar dat was nummer twee, nummer één ligt er ook nog steeds. In die motie wordt het kabinet het verzoek gedaan om met maatregelen te komen om die kloof te verkleinen. Ik begrijp dat de staatssecretaris zegt: het spijt mij zeer, maar dat gaat niet lukken. 

Staatssecretaris Wiebes:

In dit Belastingplan zit wat erin zit. De heer Dijkgraaf heeft dat helemaal doorgenomen. Tegelijkertijd is aan SZW gevraagd om aandacht te besteden aan dit soort aspecten en met meer dan een losse flodder te komen. Dat gaat over marginale druk voor bepaalde groepen, maar ook over verschillen tussen groepen. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat is prettig om te horen. Zo had ik het nog niet begrepen, omdat de staatssecretaris zojuist vooral over de marginale druk sprak. Ik begrijp dat het onderzoek van SZW ook echt ingaat op de verschillen tussen de verschillende groepen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Verschillen tussen groepen en marginale druk. 

De voorzitter:

Gaat u verder. Ik ben overigens wel benieuwd hoe uw inbreng is ingedeeld en hoeveel tijd u nodig denkt te hebben voor de beantwoording van de vragen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Dit is een goed punt. Ik zal het hebben over gewasbescherming … 

De voorzitter:

Het favoriete onderwerp van de heer Dijkgraaf. 

Staatssecretaris Wiebes:

… de tijdklem, backpay-uitkeringen, de BOR en belastingontwijking. Dan blijft er een categorie "gemend" over. Daarnaast is er een vraag gesteld door de heer Omtzigt over de Belastingdienst. Verder zijn er al enkele amendementen ingediend, die ik in eerste termijn al van commentaar zou kunnen voorzien, als de voorzitter denkt dat dit in de orde past. 

De voorzitter:

Dat lijkt mij een heel goed voorstel. 

De heer Omtzigt (CDA):

Er zijn nogal wat vragen gesteld over monumenten en scholing. De minister is weliswaar afwezig, maar de vragen waren vrij pertinent, vooral omdat uit schriftelijke antwoorden blijkt dat het onderzoek een analyse bleek en dat die analyse pas was gedaan nadat het politieke besluit genomen was. Ik hoop dat daar nog enige toelichting op komt. Ook zou ik graag een forse toelichting krijgen op pensioen in eigen beheer. De staatssecretaris is daar zeer uitvoerig op ingegaan in de schriftelijke beantwoording, waarvoor ik hem erkentelijk ben, maar er blijven nog wat losse eindjes open staan. Tot slot mogen ook de auto's nog wel enige aandacht krijgen. 

Staatssecretaris Wiebes:

De auto's zitten bij de losse vragen. Ik zal het blokje OCW behandelen na de losse vragen. Op de vragen over pensioenen in eigen beheer zal ik ingaan na de beantwoording van de vragen over belastingontwijking. Ik meende dat ik de vragen daarover allemaal schriftelijk had afgedaan, maar mochten wij daarover van opvatting verschillen, dan hoor ik dat graag en dan gaan wij daar alsnog naar kijken. 

Ik begin met de gewasbescherming. Door de heren Omtzigt, Dijkgraaf en Van Weyenberg wordt een zeer logische gedachte naar voren gebracht. Zij stellen dat er nu een groene variant van innovatie is die door de innovatiebox wordt gehonoreerd, maar dat de groene variant zelf er vooralsnog buiten valt. Zij vragen zich af of het niet verstandig is om ook de groene variant zelf daarin onder te brengen. Dat is niet alleen een heel logische, maar ook heel sympathieke gedachte. De groene variant zit er nu niet in, omdat de natuurlijke gewasbescherming niet opgenomen is in de lijst met de juridische tickets van de OESO. Wij hebben de overtuiging dat Nederland zich op dit terrein aan de OESO-voorwaarden wil houden; daar is deze hele exercitie om begonnen. Wij hebben ook het OESO-goedkeuringsstempel gekregen voor de innovatiebox zoals die nu voorligt. Om die reden moet ik de suggestie van de heren Omtzigt, Dijkgraaf en Van Weyenberg ontraden. De vraag vind ik echter dermate logisch dat ik denk dat we ermee verder moeten. Degene die over de lijst gaat, is het Forum on Harmful Tax Practices van de OESO. Ik wil dit punt aan dat forum voorleggen. Afhankelijk van zijn reactie kunnen we daarmee verder. Later komt een amendement hierover aan de orde. Mijn voorstel is om het amendement nu niet zo aan te nemen, want dan zijn we ineens niet meer OESO-conform en dat zou kunnen steken. Misschien kan inwerkingtreding per Koninklijk Besluit worden opgenomen in het amendement; dan kunnen we het in werking laten treden zodra de toestemming er is. Het is dermate logisch dat ik hier niet te achteloos mee wil omgaan, maar het kabinet heeft wel de heel duidelijke wens om zich aan de regels van de OESO te houden. 

De voorzitter:

Bent u klaar met dit punt? 

Staatssecretaris Wiebes:

Ja. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik ben wat dominant aan het begin van het debat, maar ik beloof dat ik zo meteen rustig word. Toevallig zitten mijn punten vooral aan het begin. 

Dat lijkt me prima. Wij hebben zoiets een keer eerder meegemaakt in de afvalstoffenbelasting. Wij hebben het gecheckt bij juristen van de OECD. Het lijkt allemaal oké te zijn, maar ik kan me voorstellen dat de staatssecretaris het even direct van de OECD wil horen. Wij zullen het amendement zo aanpassen, dat hierover een Koninklijk Besluit geslagen kan worden. 

Staatssecretaris Wiebes:

Oké. 

De heer Van Weyenberg (D66):

De seconde dat de OECD groen licht geeft, gaat de staatssecretaris het regelen. Heb ik dat goed begrepen? 

Staatssecretaris Wiebes:

Ja. 

De heer Groot (PvdA):

Kan de staatssecretaris zeggen hoelang zo'n procedure bij de OECD loopt? Duurt dat weken of maanden? 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik heb geen idee. 

De heer Groot (PvdA):

Kan de staatssecretaris dan toezeggen dat hij het meteen in gang zet? 

Staatssecretaris Wiebes:

Ja, ik ga dat zeker meteen in gang zetten. De heer Groot heeft zijn zorgen uitgesproken over een camelnose, maar ik geloof niet dat we hier een kamelenneus hebben. Dit is de hele kameel, maar hij is heel klein. Het is een heel kleine kameel. De heer Van Weyenberg probeerde hem zelfs budgetneutraal te maken. Dat lukt niet, dus we moeten wel iets met de dekking doen, maar dit is niet het begin van iets groters of zo. Het is een sympathiek doel, dat er misschien al in had gezeten als we het allemaal zelf hadden mogen beslissen. 

Ik kom op de tijdklem bij oude spaarhypotheken, die nu niet meer worden afgesloten. Het gaat om de mogelijkheid van vervroegd afkopen. Het CDA stelt zelfs voor om alle klemmen eraf te halen. Vanuit de fiscaliteit bestaat daar niet zo veel bezwaar tegen, maar er zijn andere, private, partijen die mogelijk geraakt worden door een tussentijdse wijziging, zoals verzekeraars en marktpartijen, die zich hebben gebaseerd op wetgeving. Destijds is hiernaar gekeken. Er ontstond in de discussie een beetje de tendens om te denken: vier jaar geleden begonnen we hier al over en toen heeft de regering niets gedaan. Dat is niet waar. Vier jaar geleden is ernaar gekeken door DNB. Die heeft toen vastgesteld dat hij risico's zag. Inmiddels is het vier jaar later en die situatie moet haast wel veranderd zijn. Er zijn geen producten bij gekomen en het is een krimpende populatie. Er is dus alle reden om hier opnieuw naar te kijken. De eerste inschatting van DNB — die is nog niet officieel en definitief — is dat het zou kunnen meevallen, maar we gaan het niet halen om dit meteen in 2017 te doen. Ik kan mij voorstellen — dan ben ik al bij het amendement beland — dat dit verzoek in een motie wordt gevat dan wel op een zeker moment als amendement wordt ingediend bij de behandeling van het Belastingplan 2018, of dat de regering wordt opgeroepen om dit te regelen. Dat hangt wel af van de risico-inschatting. Laten we dit compleet doen. Er bestaat geen onwil, maar we moeten het wel netjes doen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik had juist vragen gesteld over die risico-inschatting. 

Staatssecretaris Wiebes:

Jazeker. Ik ben nog niet klaar. De volgorde die mij logisch leek, is dat ik eerst de vraag van mevrouw De Vries beantwoord en daarna de vragen van de heer Van Weyenberg. Mevrouw De Vries vroeg: wat hebben consumenten hieraan? Consumenten zouden meer flexibiliteit krijgen om het opgebouwde kapitaal voortijdig in te zetten voor de aflossing van de woning, zonder tegen een fiscale bestraffing aan te lopen. Dat betekent dat zij hun persoonlijke balans kunnen verkorten. Zij kunnen dan zelf een afweging maken in plaats van dat de fiscaliteit dat voor hen doet. 

De heer Van Weyenberg belicht, als ik het goed begrijp, juist de andere kant van de keuzevrijheid. Hij zegt: poehpoeh poehpoeh, als mensen dat allemaal doen, hoe kunnen wij dan in deze zaal waarborgen dat mensen niet met restschulden blijven zitten? Ik zou er bijna een een-tweetje van liberalen onder elkaar van maken. Ik zou toch zeggen dat dit geen zaak is van het Rijk. Als mensen deze ontklemming willen realiseren, in de wetenschap dat zij daarna nog een restschuld moeten afbetalen, dan is dat aan hen. De fiscale klem heeft nooit als doel gehad om de banken te verzekeren van een onderpand. Hij heeft ook nooit als doel gehad om de huizenbezitter te vrijwaren van onverstandige beslissingen, nog los van het feit dat het een heel verstandige beslissing kan zijn om te blijven zitten met een restschuld, als je wel een deel van de schuld hebt afgelost en het spaarpotje hebt opgeofferd. Ik denk niet dat we hier in deze Kamer zelfs maar de pretentie moeten hebben dat we iedere Nederlander voor een restschuld moeten behoeden, nog los van de vraag of dat überhaupt verstandig zou zijn. Ik denk dat mensen daar zelf over moeten nadenken. Die huizenbezitters zijn ooit een hypotheek aangegaan en zullen ook met verstand moeten bekijken hoe ze weer van hun schuld afkomen. 

Daarmee ben ik aan het einde van dit blokje. Ik zie de heer Van Weyenberg toch nog popelen. 

De voorzitter:

We gaan niet achter elke zin een vragenronde houden. 

Staatssecretaris Wiebes:

Het zijn maar kleine onderwerpjes. Ik kan ook gewoon doorgaan, maar als de heer Van Weyenberg brandt van verlangen, dan … 

De heer Van Weyenberg (D66):

Als je dit doet bij zoiets als hypotheken, moet je, gelet op de grote financiële belangen van mensen, ook het risico uitsluiten dat je brokken maakt. De reden voor mijn vraag was dat dit het enige mogelijke brokje was dat ik nog zag. Het antwoord van de staatssecretaris stelt mij echter gerust. Mijn enthousiasme voor het idee van de heer Omtzigt is dus alleen maar verder gegroeid. 

De voorzitter:

Het is fijn dat u dat met ons deelt, mijnheer Van Weyenberg. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik ben het helemaal met de staatssecretaris eens dat we er niet voor zijn om via de fiscaliteit allerlei dingen voor consumenten te bepalen. Aan de andere kant doen we dat ook niet via de fiscaliteit voor verzekeringsmaatschappijen. Ik ben benieuwd wat de consequenties voor die hoek zouden zijn. Volgens mij is de fiscaliteit daar namelijk ook niet voor bedoeld. Als je die lijn doortrekt, zou het logisch zijn dat datgene wat in het amendement staat, moet kunnen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Het ligt net ietsje anders. Ik hoor in elk geval de partij van mevrouw De Vries ook weleens zeggen dat het onzekerheid geeft als het speelveld steeds verandert en dat dat op een gegeven moment ook vermeden moet worden. Hier zijn verzekeraars een product gaan aanbieden in de wetenschap dat er een bepaalde klem is. Daarmee hebben ze rekening kunnen houden in hun beleggingsbeleid. Ze hebben langetermijnbeslissingen kunnen plannen. Dat wil niet zeggen dat het in beton gegoten moet zijn. Het is niet zo dat er in dit land nooit wat mag veranderen, maar het is redelijk om rekening te houden met de belangen van private partijen die destijds om goede redenen ervan uit zijn gegaan dat ze hun beleid vormden tegen de achtergrond van bepaalde overheidsregelgeving. DNB kan beoordelen wat voor schade het kan opleveren. In alle eerlijkheid zeg ik dat de eerste inschatting van DNB is dat de risico's meevallen, maar dat is nog geen definitief oordeel. Mijn voorstel is om het netjes te doen en die afweging wat tijd te geven. Het betekent niet dat wij de besluitvorming neerleggen bij de branche of iets dergelijks. Trouwens, wij hebben de heer Groot om ons daartegen te waarschuwen. Er is even tijd voor nodig om dit op een nette manier te doen. Misschien moeten wij daar straks bij de behandeling van de amendementen even op terugkomen. Geen woord erover dat dit onwenselijk zou zijn, maar laten wij even het definitieve onderzoek afwachten. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik vind het een heel mooie redenering van de staatseecretaris. Ik zal die ook onthouden voor het moment dat er weer voorstellen komen om eenzijdig allerlei regels te veranderen, bijvoorbeeld om eenzijdig de leverage-ratio voor de banken in Nederland te verhogen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik reken op mevrouw De Vries bij dit gedachtegoed. 

De heer Omtzigt (CDA):

De staatssecretaris spreekt over onderzoek door de Nederlandsche Bank om te bezien of er definitief geen risico's zijn. Wanneer zou zo'n onderzoek klaar kunnen zijn? 

Staatssecretaris Wiebes:

Dat is een goede vraag. Niet op tijd voor dit Belastingplan. Het streven is wel spoedig, maar ik heb niet een duidelijke datum naar boven kunnen krijgen. Daarvoor waren de inschattingen iets te globaal. 

De heer Omtzigt (CDA):

Misschien kunt u de globale inschatting enigszins delen met deze Kamer? 

Staatssecretaris Wiebes:

Laat ik proberen om in de tweede termijn een "best guess" te produceren. Ik ga dat nu niet uit mijn hoofd doen, maar invoering per 2018 is een mogelijkheid, zoals ik zei. Ook zou invoering per KB kunnen. Ik zeg niet dat het amendement van tafel moet zijn; er zijn allerlei tussenoplossingen te verzinnen. Laat ik daar bij de bespreking van de amendementen definitief op terugkomen. De datum probeer ik te produceren, maar dat is dan wel een beetje een richtdatum. Wij zijn DNB niet, namelijk. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dank daarvoor. Ik zou dat graag voor de behandeling van de amendementen willen weten, want als blijkt dat het 1 februari is, kunnen wij het gewoon in de wet zetten, met een KB waarmee het gestuit wordt als er grote problemen worden gevonden. Zo'n oplossing zou ik graag naar voren brengen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Daar filosofeer ik graag over mee. Ik kijk even vorsend naar de mensen die mij daarmee helpen. 

De heer Groot (PvdA):

Ik had dezelfde vraag, namelijk of het per KB zou kunnen en of wij niet gewoon een datum kunnen prikken, want mijn geduld is wel een beetje op. Kan de staatssecretaris in tweede termijn een datum noemen, bijvoorbeeld 1 februari? Zo diepgaand hoeft het onderzoek mijns inziens niet te zijn. Als de heer Omtzigt zijn amendement in die zin aanpast, kunnen wij dit gewoon regelen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik zal op verzoek van de Kamer en meerdere leden daarbinnen proberen mij faciliterend op te stellen. Dan bekijken wij wat er wel kan. De heer Van Weyenberg raakt nu helemaal in de war, zo lijkt het wel. 

Dan kom ik nu op de backpay-uitkeringen. Dat kwam even onverwacht, maar soms landt één brief blijkbaar precies op het goede moment. De brief die ook ik van de ouderenbonden heb gekregen, suggereert dat er een verschil bestaat met de letselschadegevallen. Ik geloof niet dat dit zo is. Uit de brief ontstaat de indruk dat de schrijver denkt dat dit bijzondere vermogen meetelt bij de zogenaamde vermogensinkomensbijtelling, waardoor je benadeeld zou worden. Nou ja, benadeeld; andere mensen met vermogen hebben dat ook. Je wordt geacht een deel van je inkomen, in dit geval 8%, in te zetten. In dit geval heeft dat invloed op de eigen bijdrage voor de Wlz en de Wmo. Dat is niet zo. Ik heb het idee dat deze brief op een misverstand stoelt. Er is in die zin geen verschil tussen deze groep en de letselschadegevallen. Ik heb dus het idee dat hierin de communicatie tekortschiet. Omdat dit in het domein zit van VWS zal ik bezien hoe wij in samenwerking tussen onze twee departementen de communicatie kunnen verbeteren. Daar is overigens ruim de tijd voor, want het is een t-2 maatregel. De t is nog niet aangebroken. 

De heer Bashir (SP):

Dat is goed nieuws, volgens mij. De staatssecretaris geeft er hiermee duidelijkheid over dat dit vermogen als bijzonder vermogen niet meetelt voor de berekening van de eigen bijdrage voor bijvoorbeeld de Wlz. Kan deze informatie ook op de website van de Belastingdienst gepubliceerd worden? 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik zal even kijken. De Belastingdienst kan daar een rol in spelen, maar ook andere organisaties. Laten we even kijken hoe we die groep het beste kunnen bereiken. Ik vermoed dat het hier gaat om een misverstand en dat we dat kunnen wegnemen. Ik ga met de collega van VWS nadenken over de vraag hoe we die communicatie vlot kunnen trekken. 

Dan krijgen we de bedrijfsopvolgingsregeling, de BOR. Daarover is een amendement ingediend door de heer Omtzigt en mevrouw Schouten. Op hun gewijzigde amendement zal ik terugkomen bij de bespreking van de amendementen, zo stel ik voor. 

Mevrouw De Vries vraagt of het klopt — zij zegt dat zij dat nog één keer duidelijk wil horen — dat de directe en indirecte belangen van minder dan 5% al niet onder de BOR vielen en dat dit niet anders wordt met de reparatie. De BOR wordt sinds 2010 op precies dezelfde manier uitgevoerd als zij na het door mij beoogde wetsvoorstel zal worden. Materieel verandert er dus niets. Zoals de Belastingdienst haar uitvoerde, gaat hij haar ook weer uitvoeren. Dat betekent dat er geen opbrengst is en ook geen derving. 

Mevrouw De Vries vraagt ook of we wel zeker weten dat het voor de continuïteit van ondernemingen niet nodig is. De Belastingdienst heeft hier vanaf 2010 ervaring mee. Er zijn geen gevallen geconstateerd waarin het een belemmering vormde. Ik vind het ook niet logisch dat het een belemmering vormt, maar ik ben wel bereid om toe te zeggen dat we het gaan bijhouden. Als we gevallen tegenkomen waarin dat een rol speelt, is dat nieuwe informatie en kunnen we ermee aan de gang. Mijn voorstel is om het even in de gaten te houden, zodat we het weten als de BOR weer aan de orde komt. De stellige indruk is echter dat dit geen bezwaar vormt voor de continuïteit van ondernemingen. Het is al vanaf 2010 hetzelfde. 

De heer Omtzigt heeft een vraag gesteld die ik als volgt interpreteer: waarom is mijn tweede amendement goedkoper dan mijn eerste? Hij vraagt hoe dat nu kan. Blij toe misschien, maar waar komt die vijf vandaan? Is dat zijn vraag? Ik zie hem dat bevestigen. Dat is het gevolg van zijn verandering. Hij heeft het amendement veranderd. De in aandelen aangehouden tijdelijke overtollige middelen kwalificeren niet meer. Dat betekent dat het een kleiner beslag krijgt. Daar schakelen we overigens de indirecte belangen gelijk aan de directe belangen. Dat is volgens mij de reden. Daar is deze raming van gemaakt. Ik heb al eerder gezegd dat de onzekerheden rond deze raming nog best aanzienlijk kunnen zijn. Dit waren de resterende dingen over de BOR. 

Ik kom nu op belastingontwijking. De heer Bashir vraagt naar de lijst. Ik weet niet welke lijst hij daarmee bedoelt, maar mogelijk bedoelt hij allerlei vormen van lijsten en misschien ook wel de zwarte lijst die in aanbouw is. Hij vraagt hoe we voorkomen dat die lijst straks leeg is, als we allemaal landen er niet op gaan zetten. Het is eigenlijk zijn voorstel om landen met een lage winstbelasting erop te zetten. Nederland heeft heel fundamenteel de OESO omarmd. Dat voorstel van de OESO is het beste stuk werk over belastingontwijking dat in de afgelopen 100 jaar is gedaan. Dat durf ik wel voor mijn rekening te nemen. Daar zitten enkele dingen in, namelijk anti-misbruikmaatregelen, transparantie en het tegengaan van allerlei schadelijke constructies. Daar hoort niet bij dat we generieke tarieven harmoniseren. Nederland is niet gebaat bij een race to the bottom. Maar toch vinden we echt dat landen zelf over hun tarieven gaan. Je moet echter wel oppassen bij landen met lage tarieven. We willen immers niet dat onze belastinginkomsten, dus de belasting over de waarden die hier in Nederland zijn gecreëerd, en winsten die hier belast zouden moeten worden, weglekken naar dat andere land. We willen niet dat dat gebeurt naar een land dat 0% belasting heft, maar we willen ook niet dat dat gebeurt naar een land dat 20% belasting heft. We willen gewoon dat de winst die hier hoort, ten goede komt aan de staatskas in Nederland. Dát willen we. Dat staat los van de vraag welk tarief er in een ander land wordt gehanteerd. Nederland wil dus dat dat de manier is waarop de winsten die in Nederland belast moeten worden, ook daadwerkelijk in Nederland belast worden. Dat staat dus los van die tarievenkwestie. 

Die zwarte lijsten gaan we dus ook baseren op dat soort dingen. Hebben ze wel de juiste antimisbruikmaatregelen? Doen ze mee aan alle transparantiedingen en worden die netjes uitgevoerd? Het zou dus kunnen zijn dat straks de zwarte lijst steeds leger loopt. Dat zou fantastisch zijn! Dan hebben we heel wat bereikt. Want dan doen ineens een heleboel landen mee aan die internationale transparantie. En ik denk dat het nog gaat gebeuren ook. Dat is precies waar we op af moeten. 

De heer Bashir (SP):

Het gaat mij erom dat er straks ook landen kunnen zijn met een nultarief voor de winstbelasting. Zelfs dat is geen criterium om op die lijst te komen. Toen ik dat las, viel ik toch wel van mijn stoel. Wanneer is het dan wel een criterium om op die lijst te komen? Uiteraard moet je meewerken aan transparantie. Maar de winst die in Nederland belast zou moeten worden, is afhankelijk van de inkoopprijs. Als de tussenhandel in een land ligt waar het tarief van de winstbelasting op nul staat, dan kunnen bedrijven natuurlijk kunstmatig de winsten naar zo'n land verplaatsen. Dan zou je kunnen doen alsof de winst in Nederland wordt belast, terwijl die winst dan in werkelijkheid in een ander land tegen 0% wordt belast. Dat lijkt mij belastingontwijking. Je zou zelfs kunnen zeggen dat dat belastingontduiking is. 

Staatssecretaris Wiebes:

Hier komen de heer Bashir en ik wel erg dicht bij elkaar, want dat is gewoon niet de bedoeling. Daarbij maakt het niet uit of dat andere land nou een winstbelasting van 0% heeft, of van 10%, of van -10%. Dat interesseert me niet. Het uitgangspunt is dat ónze winsten in Nederland worden belast. Daarvoor zijn er instrumenten, informatie-uitwisseling en antimisbruikmaatregelen. Dat staat dus los van het tarief, van welk tarief een land ook heeft. De winsten die hier belast moeten worden, moeten hier belast worden. Een land mag of kan niet ineens anders met regels rond transfer pricing omgaan als het tarief x hanteert of tarief y. Dat is niet het geval. We moeten ervoor zorgen dat onze winsten in Nederland worden belast, want dat komt ten goede aan de Nederlandse staatskas. 

De heer Bashir (SP):

Een land voert niet zonder reden een winstbelasting van 0% in. Zo'n tarief is ingevoerd om andere landen te misleiden. Zo'n land zegt niet: we hebben geen winstbelasting. Nee, zo'n land zegt: we hebben wél een winstbelasting. Ze vertellen er echter niet bij dat het tarief daarvoor 0% is. Als die mogelijkheid er is, zal daar gebruik en misbruik van worden gemaakt. Het lijkt mij toch niet zo gek om te zeggen dat landen die bij de winstbelasting een tarief van 0% hanteren, belastingparadijzen zijn, en dat die op die lijst komen te staan? 

Staatssecretaris Wiebes:

Op dat punt hebben de heer Bashir en ik dan toch weer wél verschillen van opvatting. Ik wil me echt hecht blijven aansluiten bij de OESO. Dat is zeer degelijk werk. Als we dat wereldwijd invoeren, zijn we heel, heel, heel veel verder. 

De heer Van Weyenberg stelde in dit kader ook een heel goede vraag. Hij heeft er kennis van genomen dat de uitwisseling van de ruling soms bepaald niet meevalt. Hij stelt de enige relevante vraag die je dan kunt stellen, namelijk: wanneer dan wel? Dat is eigenlijk zijn vraag. De heer Omtzigt stelde die vraag ook. Het dilemma is natuurlijk dat de Belastingdienst nu bezig is om de bestaande rulings op te sporen. Dat moet in alle individuele dossiers gebeuren, met uitzondering van een paar gevallen waarbij het centraal is opgeslagen. Dat is een huzarenklus. Alle inspecteurs in het land moeten hun eigen dossiers allemaal door. Je weet dus nooit wanneer je het weet totdat het af is. Ik heb daarom voorgesteld dat we, als we genoeg steekproeven hebben en als we weten welk deel van de populatie een internationale ruling had, dat op een zeker moment op een verstandige manier gaan extrapoleren. Maar dan moeten we er echt wel wat meer van weten. Als we dat hebben gedaan, hebben we een schatting. Als we een onderbouwde schatting hebben, kunnen we ook zeggen wanneer het af is. Dan hebben we inmiddels misschien ook al manieren verzonnen, in overleg met de OESO, om het proces te versnellen. We hebben dan ook al meer ervaring. Dan valt er een betrouwbare schatting te geven. Maar ik kan er nu niet veel verstandigs over zeggen. Het valt vies tegen. Mijn voorstel is om bij de volgende halfjaarrapportage een onderbouwde extrapolatie te hebben, met een datum waarop het is uitgewisseld en een indicatie van hoe wij daarover met de OESO hebben overlegd en wat voor arrangement we hebben gesloten. Tegen die tijd moet dat gewoon kunnen. Nu zijn we echter een beetje aan het gissen. 

De heer Omtzigt (CDA):

De deadline voor de OESO-uitwisseling is 31 december en de volgende halfjaarrapportage komt in april/mei. 

Staatssecretaris Wiebes:

Dat weet ik. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik verwacht dat wij gewoon voor 31 december een brief krijgen waarin de stand van zaken staat. Het is vrij gênant dat Nederland de deadline mist. Als we de deadline met drie dagen zouden missen, hadden we deze discussie niet gevoerd. Dat moge helder zijn. We lopen echter maanden achter, terwijl we internationaal zeggen dat we er wat aan willen doen. Daarom wil ik weten wat de stand van zaken op 31 december is. Ik wil dus een brief rond 31 december met een update van de schatting hoeveel rulings er zijn. Eerder gingen we ervan uit dat er 2.000-3.000 in OESO-verband en 6.000-8.000 in EU-verband zouden zijn. Zijn dat er ineens heel veel meer geworden, voor zover we nu kunnen inschatten? 

Staatssecretaris Wiebes:

Mijn indruk is: eerder misschien iets minder. Maar dat zou ook betekenen dat we al op een groter deel zijn dan we denken. Dat is nog niet goed vast te stellen. Daar zijn mensen heel hard mee bezig. Het is waar dat wij ten opzichte van de planning achterlopen, maar in absolute aantallen lopen we zeer ver voor. We zijn een van de landen die in absolute aantallen het meest tot verreweg het meest heeft uitgewisseld. Er zijn ook landen die met ons nog helemaal niets hebben uitgewisseld. Nederland gaat dus overduidelijk heel hard. Dat wordt bij de OESO ook gezien. Over de precieze datum dat we het gaan halen, durf ik niet zo veel te zeggen. Ik ben best bereid om op 31 december te zeggen op welke aantallen we zitten. Dat is namelijk gewoon een feit, daar wil ik niet moeilijk over doen. Een geüpdate schatting is toch een beetje giswerk en daar houd ik niet zo van. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dan hoop ik dat wij zo rond de laatste week van december, de eerste week van januari een update krijgen van hoe we in dat proces zitten, zowel richting de OESO als richting de EU, met daarbij enige verwachting wanneer het wel lukt. 

Staatssecretaris Wiebes:

Dat wil ik best toezeggen, want wij hoeven nergens geheimzinnig over te doen. Maar dat is dan the best guess van dat moment. Ik zal er alle omzwachtelende opmerkingen bij moeten maken die daarbij passen. 

De vragen over het pensioen in eigen beheer vond ik heel technisch. Ik dacht dat ik die allemaal op papier had beantwoord. De heer Omtzigt liet doorschemeren dat hij dat nog niet vond, maar ik heb geen antwoorden op de vragen. Er is een brief over gestuurd, die twee pagina's lang ging over pensioen in eigen beheer. Ik zie hem op dit moment ook niet. Zal ik alvast overgaan op de gemengde vragen? 

De voorzitter:

Prima. 

Staatssecretaris Wiebes:

De heer Van Weyenberg heeft ook een uitstekende vraag gesteld. Hij zei dat de monumentenaftrek €800.000 aan uitvoeringslasten zou besparen bij de Belastingdienst en vroeg hoe dit wordt opgevangen. Dit zijn dingen die binnen de organisatie moeten worden opgevangen, overigens op eenzelfde manier als dat dit opgevangen had moeten worden als het wetsvoorstel helemaal niet was ingediend. Op een of andere manier zal er voor een zekere periode capaciteit gevonden moeten worden binnen de totale formatie. Daar zeg ik bij dat dit ook had gemoeten als het initiatief van OCW om dit te doen er niet was geweest. We dachten echter wel verlichting te vinden. Dat gaat helaas nog even niet door. 

De heer Bashir stelt iets aan de orde wat mevrouw Schouten ook op een vrij kleurrijke manier aan de orde heeft gesteld, en dat is de vereenvoudiging. Mevrouw Schouten wijst nogmaals op de noodzaak tot vereenvoudiging. De heer Bashir doet dat eigenlijk ook. Ik sta daar woord voor woord achter, inclusief de citaten die mevrouw Schouten de ether in slingerde uit brieven van mij. Ik sta daar woord voor woord achter. Dit is ook een strijd. Wat dat betreft had de heer Bashir het ook goed. Hij zei: er staan allerlei mensen klaar om complicerende maatregelen te nemen in het belastingstelsel; als wij niets doen, wordt het alleen maar complexer. Soms heeft Europa een goed idee. Af en toe ziet het kabinet nog een budgettair moeilijk punt waarvoor iets ingewikkelds nodig is. In alle eerlijkheid komt de Kamer ook weleens met dingen die het niet direct vereenvoudigen; laat ik voorzichtig zijn. Dat gebeurt een enkele keer, hoor. Die vereenvoudigen het niet groots, althans niet fenomenaal. 

Dat gebeurt allemaal. Daarom is het een strijd. Wij weten dat, als wij niks doen, het alleen maar ingewikkelder wordt, en als het alleen maar ingewikkelder wordt, gaat het fout. Ik ben daar nogal fanatiek over. In een groot aantal verkiezingsprogramma's wordt de noodzaak tot vereenvoudiging onderkend. Het gaat trouwens niet alleen over de uitvoering. Het gaat ook over aspecten die de heer Dijkgraaf net aandroeg. Hij zei: we hebben zo veel inkomensgerelateerde maatregelen voor specifieke groepen genomen dat de stapeling daarvan ook weleens leidt tot uitkomsten die we niet meer willen. Die dingen moeten echt weer goed bekeken worden. 

Het belastingstelsel is op allerlei terreinen aan een opfrisser toe. Omdat ik niet voldoende stoelen aan tafel kreeg voor een brede stelselherziening heb ik het op allerlei terreinen met kleinere dingen geprobeerd, meer dan we jaren gedaan hadden. Maar is het genoeg? Nee, natuurlijk is het niet genoeg. Dat is mijn antwoord op zowel de input van mevrouw Schouten als de vraag van de heer Bashir. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik had specifiek gevraagd naar de monumentenaftrek. Daar waren wij in twee regels doorheen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Nee, nee, nee, nee. De monumentenaftrek heb ik nu gepositioneerd na eh … De voorzitter weet het nog. 

De heer Omtzigt (CDA):

O, omdat de staatssecretaris er drie regels aan wijdde, dacht ik dat het voorbij was. 

Staatssecretaris Wiebes:

Nee, nee, nee, nee, dat zou een beetje flauw zijn. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Staatssecretaris Wiebes:

De APV's (afgezonderde particuliere vermogens). De toerekeningsstop is een zorg van de heer Bashir. Hij zegt dat, als een onderneming wordt gedreven in een APV, de toerekeningsstop van toepassing blijft. Hij vraagt of hierdoor inkomstenbelasting kan worden ontweken. Met uitzondering van de zogenaamde nijvere stichtingen is Financiën geen situatie bekend waarin een onderneming wordt gedreven in een APV. Dit is dus vooralsnog een erg theoretisch gebeuren. De zorg over belastingontwijking is hier niet evident. 

De heer Van Weyenberg en de heer Omtzigt vroegen beiden naar de resultaten van het overleg met SZW over het afschaffen van het doorwerkvereiste met prepensioenregelingen. Na overleg met de collega's van SZW kan ik melden dat die te verwachten zijn in het eerste kwartaal van volgend jaar. 

De heer Bashir (SP):

Ik heb nog een heel technische vraag over het vorige punt. Ik heb dat niet zelf bedacht. Het werd mij toegefluisterd door een groot, gerenommeerd fiscaal kantoor. Dat zei dat dit in zijn ogen mogelijk is. Dankzij de toerekeningsstop kan er straks door middel van de APV flink belasting bespaard worden. Dit leg ik gewoon voor. Ik wil de staatssecretaris vragen om hier nog serieuzer naar te kijken, want als zo'n kantoor zegt dat het mogelijk is en dat het dit gewoon gaat doen omdat het wettelijk al geregeld is, dan lijkt mij dat het gewoon mogelijk is. Al is het nog theoretisch en nog niet gedaan; het kan gebeuren. 

Staatssecretaris Wiebes:

Een van de lessen die ik het snelst geleerd heb in deze baan is dat Kamerleden soms dingen horen die de bewindspersoon helemaal niet hoort. Daar kunnen heel nuttige dingen bij zitten. Er zijn meer leden van deze Kamer die ik af en toe vraag om mij een mail door te sturen of mij de contactgegevens van iemand te geven die daar meer over weet. Dat gaan wij hier niet plenair doen, maar dit soort dingen kan enorm helpen. 

De voorzitter:

Dat gaat de heer Bashir doen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik kom nog even terug op de vraag van de heer Van Weyenberg en de heer Omtzigt: die resultaten zijn te verwachten in het eerste kwartaal van volgend jaar. Dat antwoord viel net een beetje in het water, dus bij dezen zeg ik het nogmaals. 

De heer Omtzigt en de heer Van Weyenberg vroegen ook naar de laadpalen. De heer Omtzigt vroeg: waarom nou? Die vraag stelde de heer Bashir eerder ook al. Ik voel mij gehouden een motie van de Kamer uit te voeren en ik schaam mij daar allerminst voor. Ik beschouw dat als mijn baan. Er is geen grotere eer dan een verzoek van de Kamer in te willigen. 

De heer Van Weyenberg vroeg wat er technisch nodig is om een verlaagd tarief in de energiebelasting ook voor thuis laden mogelijk te maken. Ik zie, op een gegarandeerd rein karakter van iedereen en gratis aparte meters na, geen technische mogelijkheden om dat minder fraudegevoelig te maken. Je kunt nooit objectief vaststellen waar de elektriciteit in is gaan zitten. Ik sta op dat punt dus een beetje zonder suggesties. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik deed de staatssecretaris slechts de suggestie om toch een keer het gesprek aan te gaan met de energiebedrijven. Ik hoor van hen dat er wel technologische opties zijn die dat mogelijk zouden moeten maken, bijvoorbeeld in combinatie met de elektrische auto. Dat lukt misschien niet vandaag, maar met het oog op de toekomst geef ik die suggestie wel mee. 

Staatssecretaris Wiebes:

Dan vraag ik de heer Van Weyenberg om man en paard te noemen, want anders moet ik alle energiemaatschappijen interviewen om te weten te komen hoe zij hierover denken. Ik denk dat de heer Van Weyenberg wel iets concretere suggesties heeft. Die zouden ons allemaal kunnen helpen. 

De heer Dijkgraaf vroeg naar de exportheffingen. Wordt er een weglek gevreesd? De verwachting van het kabinet, maar ook die van de afvalbranche, is dat de huidige tariefstelling, in combinatie met de huidige marktomstandigheden en de tarieven aan de poort, niet zal leiden tot sterke veranderingen in de afvalstromen. Maar mijn kennis van de branche is wel dusdanig dat, mocht dat wel gebeuren, ik dat ook te horen zal krijgen. We zitten nu met de branche in een werkgroep, waarin we, in samenwerking met de afvalbranche, de mogelijkheid onderzoeken van een exportheffing die binnen de Nederlandse afvalstoffenbelasting niet alleen handhaafbaar is, maar ook Europeesrechtelijk houdbaar. Deze werkgroep is dus bezig. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het is altijd mooi als werkgroepen niet alleen bestaan, maar ook bezig zijn. Anders heb je er niet zo heel veel aan. 

Staatssecretaris Wiebes:

Werkgroepen werken. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

"Zitgroepen", hoor ik dat er achter mij gezegd wordt. Het is prima dat het op die manier wordt opgepakt. Mocht in die werkgroep naar boven komen dat er echt een probleem ontstaat, vindt de staatssecretaris het dan een goed idee om de Kamer daarover te informeren? En zo ja, welke oplossingen horen daar dan bij? Ik zou dat wel waarderen, gegeven het voortraject. We moeten in de gaten houden dat er niet toch een weglek ontstaat. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik denk dat ik met de heer Dijkgraaf een van de geestelijke vaders van deze heffing tegenover mij heb staan. Ik voel mij zeker gehouden om hem van alle veranderingen op dit punt op de hoogte te houden. 

De voorzitter:

Goed. Gaat u verder. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik kom op de CO2-sjoemelauto's. Ik heb in reactie op een vraag van de heer Omtzigt ontkend dat dit gebeurde. Het leek ooit te gebeuren, maar het deed zich daarna in Nederland niet voor. Maar precies op de zondagavond voor dat debat verscheen er een nieuw bericht over. De heer Omtzigt had daar dus volkomen gelijk in. Ik had het nieuws die avond niet gevolgd. We moeten even afwachten of dit materialiseert, of dit op Nederland betrekking heeft en of we dit kunnen herleiden tot heel specifieke autotypes. Maar ik voel mij wel gehouden om er daarna achteraan te gaan. In eerdere gevallen waarin CO2-fraude dreigde, hebben wij zelfs brieven gehad van de importeur, waarin hij schreef dat hij zich verantwoordelijk voelde voor deze fiscale aspecten. Dat geeft ons duidelijk een terugkomrecht. Als er werkelijk iets aan de hand is, zullen wij daar toch werk van gaan maken. 

De voorzitter:

Mijnheer Omtzigt, er is voor de zekerheid ook nog een tweede termijn. 

De heer Omtzigt (CDA):

Met "werk van maken" hoop ik niet dat het instellen van een werkgroep is bedoeld. 

Ik had specifiek twee dingen gevraagd. Als eerste had ik gevraagd om, als dit aan de hand is — ik snap dat het nog enige weken duurt voordat we dat weten — de opgetreden schade te verhalen op de autofabrikanten die gesjoemeld hebben en iets verkocht hebben waarvoor de kopers minder belasting hebben betaald dan anders, terwijl die kopers daar geen weet van hadden, omdat ze dachten dat Audi's heel zuinige auto's waren. Ten tweede heb ik gevraagd om ervoor te zorgen dat de types zo spoedig mogelijk herkeurd worden. Vanaf nu houden de types voor de rest van hun leven de CO2-waarden die ze bij de keuring of de eerste toelating zouden krijgen. Het gaat dus om alle auto's van hetzelfde type die de komende jaren nog verkocht worden. Is de regering bereid om deze twee acties te overwegen en ons voor 1 maart erover te berichten op welke auto's dit van toepassing is en op welke wijze de regering deze twee acties mogelijk onderneemt? 

Staatssecretaris Wiebes:

Dat zal niet zozeer 1 maart zijn, maar zodra we het weten. Zodra we het weten, laat ik het ook de Kamer weten. Met "werk van maken" bedoel ik, in combinatie met de brief die we eerder kregen, inderdaad dat de fiscale derving vergoed zou moeten worden door de fabrikant. Dat is destijds het standpunt van het kabinet geweest en daarop hebben wij welwillende signalen van een andere autofabrikant gekregen; dat zullen wij weer gaan doen. Het antwoord is dus: ja. We moeten dan bezien of het nodig is om te herkeuren. Het kan ook zijn dat het geen zin meer heeft nadat de fiscale derving is vergoed, en dat het alleen zin heeft voor de nieuwe types, maar daar moet ik even over nadenken. Ik weet nu nog niet wat er aan de hand is en of er wel iets aan de hand is. Ik kom daarop terug zodra het bekend is. Daarmee wacht ik niet per se tot 1 maart. 

De heer Omtzigt (CDA):

Oké, ik hoop op vrij korte termijn die brief te ontvangen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Zodra we het weten. 

De heer Omtzigt (CDA):

Die herkeuring is wel degelijk nodig, niet alleen vanwege de fiscaliteit maar ook vanwege het gemiddelde plafond voor de CO2-limieten in Europa. Dat moet per auto worden bepaald. Als een autofabrikant een beetje geklooid heeft in één land, kan het de auto's alsnog ergens anders verkopen. Dus zelfs als het geen fiscale derving is, lijkt het me toch noodzakelijk, ook vanwege een eerlijk concurrentieveld, om dat alsnog te doen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Dat laatste is zeker waar, maar dat valt natuurlijk onder de verantwoordelijkheid van de Commissie. Dat is een Europees gegeven. Dat is een heel ander aspect, maar laat ik dit als een vraag opvatten en het meenemen in de brief die de Kamer ontvangt zodra we weten wat er aan de hand is. Ik doe dit samen met de staatssecretaris van I en M, die buitengewoon ervaren is op het terrein van sjoemelauto's. 

De voorzitter:

Hoever bent u met uw beantwoording? 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik ben een heel eind. 

De voorzitter:

Wat betekent dat? 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik ben bij de vraag van de heer Groot over woningcorporaties. Ik ben over de helft met mijn losse vragen en daarna kom ik bij de vragen over OCW. Tot slot heb ik nog een RVU-ding en een amendement. Volgens mij zijn wij vlot bezig. 

De voorzitter:

Goed zo, gaat u verder! 

Staatssecretaris Wiebes:

De heer Groot heeft gevraagd om een brief met opties om de in zijn ogen ongewenste belastingheffing op de woningcorporaties weg te nemen. Die zeg ik graag toe voor het eerste kwartaal van 2017. 

De heer Van Weyenberg heeft gevraagd wanneer wij voorstellen over de btw-vrijstelling voor de examens in het beroepsonderwijs kunnen verwachten. Dat is al langsgekomen in het wetgevingsoverleg. Daar was het antwoord: in de eerste helft van 2017. Dat antwoord kan ik niet veranderen. De heer Dijkgraaf heeft gevraagd of de afschaffing van de btw-landbouwregeling besproken moet worden bij EZ of dat we dat in dit Belastingplan doen. Het klopt dat dat een beleidsvoornemen is van EZ en opgenomen is in de begroting van EZ. Dat is geen onderdeel van het Belastingplan. 

De heer Omtzigt is blij met de oplossing die er komt voor de groep van belastingplichtigen van wie de leenbijstand is omgezet in een gift. Dat wordt opgelost via de eindheffing. Dat zei hij al. Voor alle gevallen waarin de leenbijstand al is verleend voor 2017 maar nog niet is omgezet in een gift, biedt de eindheffing ook een oplossing. Dus dat zijn in die zin nieuwe gevallen. Maar we zien geen kans om de oude gevallen, waarvan de omzetting dus al voor 2017 heeft plaatsgevonden, terugwerkend uit te voeren. Uitvoeringstechnisch wordt dat een ramp. Uiteraard is het mogelijk om voor die gevallen een betalingsregeling te voorzien. Die betalingsregelingen lopen tot 24 maanden. Dat is wel een mogelijkheid, maar in de uitvoering wordt dit een onmogelijke kwestie geacht. Dat is teleurstellend, maar we hebben al erg hard moeten studeren om de voorwaartse oplossing mogelijk te maken, dit overigens tot grote ergernis van de heer Groot, die hier erg op heeft gehamerd. 

De heer Omtzigt (CDA):

De heer Groot en ook een aantal woordvoerders van andere partijen hebben dat gedaan. Hier komt duidelijk naar voren wat de prijs is van het wachten met een oplossing door deze staatssecretaris, en ook door zijn voorganger. Mensen krijgen leenbijstand. Op dat moment hebben zij geen inkomen. Dat inkomen wordt op nul gesteld. Een jaar later verdienen zij bijvoorbeeld €20.000. Zij hebben dan €15.000 leenbijstand gehad. Die wordt omgezet in een gift. Dan verdienen ze technisch gezien €35.000. Weg alle toeslagen. En ze moeten toeslagen terugbetalen: zorgtoeslag, huurtoeslag, soms een stukje kinderbijslag, soms een bedrag van meer dan €6.000, of zelfs €7.000 of €8.000. Deze mensen zitten maar net boven het bijstandsniveau, want dat zit je als je rond de €20.000 verdient, ze krijgen die bijstand niet voor niks en hebben die reserves niet. Zij zijn de schuldhulpverlening ingeduwd, de Wet schuldsanering natuurlijke personen, alleen omdat hier gewacht is met een oplossing. 

Mijn klemmende beroep op de regering is om beleid vast te stellen waarbij deze groep ontzien wordt in de terugbetalingsregelingen. Ik doe dat niet vaak, maar ik doe het nu wel. Dit is technisch onmogelijk, maar het mag op basis van een vraagsysteem. Ik kan me voorstellen dat het moeilijk is om bij de Belastingdienst allemaal te achterhalen wat er gebeurd is, maar er kunnen tegenwoordig meldpunten ingericht worden. Met één telefoonnummer is het mogelijk om in redelijkheid te bekijken hoe voorkomen kan worden dat deze mensen nog jarenlang last hebben van het feit dat hiervoor te laat een oplossing is gekomen. Is dat mogelijk? 

Staatssecretaris Wiebes:

De heer Omtzigt zegt: dit is de prijs van wachten. Ik denk dat hij eigenlijk wel weet dat dit niet de prijs is van wachten maar dat dit de kosten zijn van complexiteit en maatwerk. Dit zijn de kosten van complexiteit. Als ik de stellige overtuiging heb meegekregen dat iets niet mogelijk is, dan kies ik er niet vaak voor om er dan toch nog eens naar te kijken. Maar als de heer Omtzigt aankondigt iets te doen wat hij niet vaak doet, dan ga ik dat ook doen. Ik ga er nog één keer naar kijken, maar ik zeg daarbij wel dat ik nee verkoop als het redelijkerwijs niet kan. Maar ik zeg wel toe dit nog een keer aan mijn tafel te gaan bekijken. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging en ik wacht even op die terugkoppeling, want ik neem aan dat dit op die manier gedaan wordt. 

De voorzitter:

Gaat u verder, mijnheer Wiebes. 

Staatssecretaris Wiebes:

De heer Krol wil graag zijn hypothese toetsen dat de Belastingdienst miljarden misloopt. De controlecapaciteit van de Belastingdienst is niet het onderwerp van dit debat. Dit punt is wel besproken in de verschillende AO's over de Belastingdienst. Ik heb er alle begrip voor dat de heer Krol in een fractie met de omvang van de zijne daarbij niet altijd acte de présence kan geven, maar volgens mij moet hij de antwoorden op deze vraag en soortgelijke vragen toch gewoon in de wetsgeschiedenis vinden. Het is allemaal in AO's besproken. Dat moeten we niet allemaal gaan overdoen. Ik heb er begrip voor dat hij niet altijd op tien plaatsen tegelijk kan zijn, maar er zijn hier een heleboel woordvoerders die daar wel bij zijn geweest en die hebben er mogelijkerwijs geen behoefte aan om dat debat hier over te doen. Op deze vraag en vele andere is een antwoord te vinden in de verschillende Handelingen. 

Dat geldt ook wat betreft zijn vraag over box 3. Hij vraagt mij om grondig in te gaan op alle voorstellen van deskundigen ten aanzien van box 3. Dat heb ik ook gedaan. We hebben meerdere AO's gehad over dit voorstel dat overigens al in het Belastingplan van vorig jaar zat en niet in dat van dit jaar. Het ligt dus niet voor. Het staat niet op de agenda. De verschillende woordvoerders hebben er ook zeer uitvoerig over gesproken. Ook op dit punt verwijs ik dus naar de wetsgeschiedenis. Alle antwoorden op zijn vragen vindt de heer Krol daar. 

Ik kom nu op het OCW-gedeelte. Volgens mij waren er vragen over hoe het nu verder gaat. In alle eerlijkheid dacht ik dat het antwoord op die vragen — of dat bevredigend dan wel onbevredigend was, verschilt per woordvoerder — in de brief van mijn collega stond. Dus wat zijn de vragen? Kijk, de woordvoerders komen naar de microfoons. Vragen zijn er dus wel. 

De voorzitter:

Ik weet niet of het aan mij ligt, maar de staatssecretaris heeft nog niets gezegd. O, het was de staatssecretaris zelf die een vraag stelde. De staatssecretaris zelf mag ook niet interrumperen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik had twee specifieke vragen gesteld. De eerste was: hoe komt het toch dat ons in het wetgevingsoverleg is verteld dat er eerst onderzoeken gedaan zijn en dat er naar aanleiding van die onderzoeken een keuze gemaakt is, maar nu uit de stukken blijkt dat er eerst een keuze is gemaakt en er daarna geen onderzoek maar een analyse is gedaan op zoek naar een onderbouwing? We werden al eerder geconfronteerd met het feit dat de minister in het wetgevingsoverleg gewoon zat te jokken over wat er in het onderzoek uit 2009 stond. Er stond dat het, met een paar kanttekeningen, gewoon doelmatig en efficiënt was. Maar de minister zei precies het tegenovergestelde. Nu worden we daar weer mee geconfronteerd. Ik wil echt een uitleg van de staatssecretaris en de minister gezamenlijk hebben over de wijze waarop de Kamer is geïnformeerd over de onderbouwing van een paar honderd miljoen aan subsidie en over de wijze waarop daarover verantwoording wordt afgelegd. Je kunt hier wel of geen voorstander van zijn, maar je kunt niet op deze wijze de Kamer informeren. 

Staatssecretaris Wiebes:

Daarvoor zit ik onvoldoende in de materie. In het voorjaar is er een voornemen geweest. Daarna is het in de zomer geanalyseerd op basis van gegevens die de Belastingdienst heeft aangeleverd. Verder dan dat reikt mijn kennis van het proces niet. Ik stel voor dat ik deze vraag doorgeleid naar mijn collega en dat ik in overleg met haar bekijk hoe we hier een antwoord op geven. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik verwacht dat antwoord morgen voor de stemmingen. Ik kan er heel duidelijk over zijn. Op meerdere punten is ons niet verteld wat er is gebeurd en met een valse argumentatie is geprobeerd om ons een wetsvoorstel door de strot te duwen. Er kunnen redenen zijn — de heer Grashoff bijvoorbeeld is daar best een voorstander van — om te gaan van een fiscale regeling naar een subsidieregeling. Daar kunnen redenen voor zijn. Maar er moet niet worden gezegd dat er een geheim onderzoek is, terwijl dat geen onderzoek maar een analyse is, een analyse die pas is uitgevoerd nadat het wetsvoorstel was geschreven. En het kan ook niet dat de strekking van het onderzoek niet getrouw aan de Kamer wordt meegedeeld en dat vervolgens wordt gezegd dat het geheim is. Echt waar, bij militaire missies kan ik me allerlei geheimen voorstellen, maar bij de aftrek van monumenten kan ik me er maar heel weinig voorstellen, om heel eerlijk te zijn. Ik meen het hiermee nu afgedaan te hebben, want het is inderdaad meer iets voor de minister, die dit zich echt keihard mag aantrekken. 

De tweede vraag had ermee te maken dat de minister een enorm groot punt maakte van het feit dat keukens en vloeren aftrekbaar waren. Daarop zei ik hier in de Kamer: volgens mij zijn in de regeling vloeren niet aftrekbaar. De heer Dijkgraaf bleek daar nog wat meer kennis van te hebben dan ik. Dat klopte inderdaad. Ik zei: als keukens, boilers en geisers aftrekbaar zijn, dan kan dat fiscaal in de regeling worden aangepast als dat als probleem wordt gezien. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik zeg dit omdat de minister expliciet schrijft: als je het een jaar langer laat doorlopen en als iedereen dan weet dat hij nog gedurende een jaar een boiler kan vervangen met ongeveer de helft aan subsidie, dan weten we wel wat er in dit land gebeurt. Die opmerking snappen wij ook. Als we dat probleem dus zien, is er dan reden om de regeling zodanig aan te passen dat niet alle monumenten komend jaar van een nieuwe keuken worden voorzien? 

Staatssecretaris Wiebes:

Deze vraag was ik vergeten — excuses daarvoor — maar nu ik me hem herinner, herinner ik me hem anders. Ik dacht dat de heer Omtzigt vroeg: was het zonder een omzetting in een subsidieregeling ook mogelijk geweest om het als fiscale regeling te versoberen door er dingen uit te halen? Het antwoord daarop is vanzelfsprekend: ja, dat kan natuurlijk. Of dat op deze termijn kan en vooruitlopend op een wetsvoorstel, kan ik nu niet beoordelen. Zo snel kan ik niet zien of de Belastingdienst een koerswijziging kan toepassen in de uitvoering waar hij nu mee bezig is. Het antwoord op die vraag heb ik nu dus niet paraat, maar het antwoord op die andere vraag luidt natuurlijk: ja, vanzelfsprekend had dat ook gekund, alleen was er de wens bij de minister van OCW om de regeling te defiscaliseren en haar als een subsidieregeling vorm te geven. Die twee dingen zijn gezamenlijk genomen. 

De voorzitter:

Tot slot op dit punt. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik snap dat ze gezamenlijk genomen zijn, maar ik wil hier toch de volgende vraag neerleggen. De minister van OCW heeft hier met veel nadruk gezegd dat zij dat onwenselijk vindt. Ook is er het punt dat de nieuwe keuken en de nieuwe verwarmingsinstallatie in een monumentenpand inderdaad niet voor de helft door de rest van de bevolking betaald moeten worden. Dat is namelijk echt wat anders dan het onderhoud van een monument, want het zijn gewone kosten die ook een eigenaar van een gewoon huis draagt. Daarom vraag ik of de staatssecretaris tijdig kan terugkomen op de vraag of een aanpassing mogelijk is en of het risico zo groot is. Als het risico namelijk groot is en als volgend jaar blijkt dat dit zich heeft voorgedaan, dan wil ik hier niet moeten zeggen: nou, dat geld hadden we beter kunnen uitgeven. 

Staatssecretaris Wiebes:

Dit is een andere vraag dan zoals ik hem eerst begreep. Dit gaat over het anticipatierisico ten aanzien van de boilers en de keukens. Dit is de vraag of het beleidsmatig wenselijk is en technisch uitvoerbaar is om daar al op vooruit te lopen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ja. 

Staatssecretaris Wiebes:

Dat is een heldere vraag. Ik weet niet of het antwoord materieel is voor de stemmingen, maar ik ga hiermee aan de gang. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dit is ook weer opvallend. Eerst moest het omdat dat uit het onderzoek uit 2009 zou blijken. Dat bleek niet het geval te zijn. Toen moest het omdat het een geheim onderzoek was. Dat bleek geen onderzoek te zijn maar meer een rechtvaardiging achteraf. In de stukken schrijft de minister van OCW overigens wel degelijk dat zij begrenzing in de fiscaliteit niet ziet zitten, maar de staatssecretaris zegt nu: als u dat wilt, kan dat wel. Dat vind ik ook relevante nieuwe informatie van vandaag. Mijn vraag is alleen een andere. 

Ik begrijp het echt niet. Wij hebben in het wetgevingsoverleg een vijf uur durend debat gehad met de minister van OCW waarin zij duidelijk heeft kunnen constateren dat er geen parlementair draagvlak is. Vervolgens krijgen wij een brief van het kabinet, waarin het de Kamer vraagt om de behandeling aan te houden: we schorten het voorlopig op en de bezuiniging voor volgend jaar op monumentenzorg is daarmee in ieder geval van tafel. Dan krijgen wij de dag voordat wij plenair gaan vergaderen een nieuwe brief waarin de minister doodleuk schrijft: wij gaan de nieuwe regeling in januari vaststellen, want de commissie voor Onderwijs gaat wel akkoord en ik ga gewoon "recht zo die gaat!" Wat is nou de mening van het kabinet? Heeft het nou geluisterd naar de Kamer en zegt het: er is geen draagvlak? Of hebben wij een briefje gekregen over uitstel, terwijl daarna in het schemerlicht toch snel doorgerend werd? 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik ga even in op de niet-gestelde vraag in het begin. Ik heb hier niet gezegd dat ik er een voorstander van zou zijn om de regeling fiscaal te houden en qua categorieën te begrenzen. Ik vind de regeling moeilijk uitvoerbaar voor de Belastingdienst. Allerlei begrenzingen in de materie van dit soort vormen zijn moeilijk hanteerbaar in een dienst als de Belastingdienst. Daarbij heeft de minister nog aangegeven, de regeling tegelijkertijd moeilijk stuurbaar te vinden. Ik heb hier dus niet een pleidooi gehouden om dit te doen. Ik heb gereageerd op de vraag of het mogelijk was geweest om begrenzingen aan te brengen in de fiscaliteit. Er zijn al begrenzingen, maar die kun je verleggen. Dat was mogelijk geweest; niet dat ik dat wenselijk vind, maar het is wel mogelijk. 

De vraag die de heer Van Weyenberg wel stelt, is wat nou eigenlijk het voornemen is. Het wetsvoorstel ligt voor. Het is ook nog steeds een wetsvoorstel. Het voornemen is om hiermee door te gaan, maar vanuit verschillende kanten, onder anderen door de heer Van Weyenberg, is gezegd dat wij pas afscheid moeten nemen van een fiscale regeling als wij volledig zicht hebben op een nieuwe regeling. Hij heeft zelf ook gezegd dat zijn afweging niet alleen afhangt van wat er verdwijnt, maar ook van wat er komt. Vanuit die optiek zal de minister van OCW hebben besloten om dat nader te onderbouwen. In het voorjaar zal de minister van OCW die vervangende uitgavenregeling naar de Kamer sturen om de Kamer op dat moment in staat te stellen om de complete afweging te maken. Ik heb het zo begrepen dat de heer Van Weyenberg zegt dat hij er nu niet over kan beslissen, omdat hij de informatie niet heeft. Maar dat betekent ook dat het oordeel nu niet kan zijn dat het onwenselijk zou zijn. Dus vanuit die optiek zal de minister van OCW gedacht hebben dat wij verder zullen gaan met dit wetsvoorstel op het moment dat de vervangende uitgavenregeling helder is en in de Kamer ligt, zodat de Kamer een integrale afweging kan maken. Dat is het voorliggende. 

De heer Van Weyenberg (D66):

De kritiek was ook nog anders, namelijk dat de eventuele aanpassing van de regeling waar ik altijd open naar wil kijken, nu was belast met meer dan een halvering van het budget. Daar wringt de schoen. Kan de staatssecretaris bevestigen dat het aantal mensen dat gebruik kan maken van de scholingsregeling teruggaat van 200.000 naar 40.000? Ik lees in de brief van de minister van OCW tegelijkertijd dat ze de regeling al in januari wil aftikken. Volgens mij was er breed in de Kamer het gevoel dat die bezuiniging niet kan en dat daar bij de Voorjaarsnota een oplossing voor gevonden moet worden. Dan is dat tot nog steeds de verkeerde volgorde? 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik ben niet in staat om hier voorspellingen te doen over de gevolgen, inclusief de gedragseffecten, van een regeling van OCW die nog niet definitief is. Ik denk dat dit ook niet de plek is om de begroting van OCW door te nemen. Daarvoor zijn er echt andere plekken. Daar liggen een beetje de grenzen van mijn betrokkenheid hier. Ik heb daar eenvoudigweg geen antwoord op. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik begrijp de enigszins ingewikkelde positie van de staatssecretaris wel, maar ik heb een beetje de indruk dat wij in dat wetgevingsoverleg tegen dovemansoren hebben staan praten. Dat waren dan vijf verloren uren. Maar het is wel helder. Het kabinet heeft blijkbaar toch het signaal ontvangen dat de meerderheid van de Kamer gewoon niets ziet in deze bezuinigingen, want de coalitiepartijen waren heel kritisch net zoals de voltallige oppositie behalve de heer Van Vliet. Maar het is helder: het signaal moet duidelijk nog krachtiger worden afgegeven. Daar hebben wij gelukkig een tweede termijn voor. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik ga hier toch nog even op in. Tijdens het debat hebben wij inhoudelijk aangegeven dat het de verkeerde volgorde was. Eerst werd er een lastenverzwaring ingeboekt en vervolgens gingen wij eens nadenken over de vraag hoe wij dat allemaal moesten gaan vormgeven. Dat is hoogst ongebruikelijk. De Kamer heeft een gebaar gemaakt, maar uit de brief van de minister van OCW van afgelopen week blijkt toch dat wij weer gewoon doorgaan op hetzelfde spoor. Dat is de indruk die de brief achterlaat. De Kamer heeft ingestemd met het aanhouden van het wetsvoorstel. Moeten wij het meest vergaande signaal afgeven en dan maar zeggen dat de wet ingetrokken moet worden? 

Staatssecretaris Wiebes:

Het voornemen van de minister van OCW is om deze wet te behandelen op het moment dat de regelingen verder zijn uitgewerkt. Als de Kamer daarover andere gedachten of wensen heeft, moet de Kamer die kenbaar maken. Het is duidelijk dat, als het aan haar ligt, de wet wordt besproken en behandeld op het moment waarop er duidelijkheid is over de uitgavenregeling. In die zin kwam dat tegemoet aan de wens van de Kamer om de oude schoenen pas af te danken als er zicht is op de nieuwe en die op de inhoud te beoordelen. Dat is hoe zij de brief heeft geschreven. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Wij gaan dan de regelingen in januari vaststellen, terwijl er bij de Voorjaarsnota nog een gat te dichten is. De minister van Financiën heeft gezegd dat er in 2018 ongeveer €21 miljoen op de scholingsfoutjes wordt bezuinigd, ook om het gat voor 2017 te dichten. Alles waarvan wij in het overleg hebben gezegd "doe dat nou niet op deze manier", gaat gewoon door. Snapt de staatssecretaris dat dit bij de commissie wat vervreemding oproept over een discussie die wij juist heel zorgvuldig willen voeren en hebben geprobeerd te voeren? 

Staatssecretaris Wiebes:

Geen kwaad woord over de zorgvuldigheid van de Kamer, maar ik sta hier niet als minister van Financiën of minister van OCW. Ik weet dat het kabinet met één mond spreekt en ik snap precies waarom mevrouw Schouten nu tegen mij spreekt. Ook daar geen kwaad woord over. Maar ik heb op al deze vragen en overwegingen niet direct het antwoord. Ik ben daar niet helemaal de juiste persoon voor. Het is allemaal legitiem. Ik sta hier nu en het maakt oorspronkelijk deel uit van het Belastingplanpakket. Ik zeg er niets van, maar ik heb niet op alle vragen het antwoord. Ik zal zorgen dat de vragen worden overgebracht naar mijn collega, die daar wel een antwoord op heeft. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

We hebben het hier veel over klemmen vandaag, maar dit wordt een tijdklem. Wij hebben hier alleen de staatssecretaris staan die antwoorden kan geven. Dat het iets betreft dat buiten de minister van Financiën en de minister van Onderwijs zit, snappen wij. Het punt is dat wij hebben geprobeerd daarvoor juist een zorgvuldige procedure af te spreken. Het kabinet zelf doorkruist dat, waardoor er vragen aan deze staatssecretaris komen. Wij zullen ons erop beraden hoe wij het duidelijkst aan het kabinet kunnen overbrengen hoe met dit wetsvoorstel om te gaan. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ja. 

De voorzitter:

U was volgens mij bij de amendementen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Nee, er was nog één RVU-vraag, de vraag van de heer Omtzigt. Ook die vraag gaat eigenlijk over een ander debat. Hij spreekt over december- en januarimails die het begrip "RVU" bevatten. Bij het opstellen van het feitenrelaas heb ik moeten vaststellen dat allerlei cruciale elementen van de besluitvorming ontbreken en niet traceerbaar zijn op redelijke termijn. Ik heb daarom de commissie gevraagd om die witte vlek verder in kaart te brengen. Ik denk dat het wel belangrijk is. Als er waarschuwingen en onduidelijkheden in de besluitvorming zijn en als die niet in de formele stukken terug te vinden zijn, moet er ook aan de informele kant worden gekeken. Ik heb dat die commissie van wijzen gevraagd. Die kijkt naar cultuur, naar allerlei informele besluitvormingsprocessen en neemt dit ook mee. Ik wil daar niet doorheen fietsen en ook niet allerlei halve, ontbrekende of zelfs verkeerde informatie hebben. Dat moet integraal en helder. Mijn voorstel is om het daarbij mee te nemen en de commissie van wijzen te vragen om dit mee te nemen en hierover te rapporteren op het moment dat zij rapporteert. Dat is in januari. Ik zal er zorg voor dragen dat er voortijdig geen informatie verloren gaat. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dank. Ik heb goede aanleiding om te denken dat er binnen het ministerie en binnen de Belastingdienst vorig jaar in december uitgebreid gewaarschuwd is voor de RVU-heffing. Ik zou willen vragen om, wanneer dat onderzoek gedaan is, begin januari, ook met die gevraagde lijst met e-mails te komen. Dat is gewoon een vraag die ik onder verwijzing naar artikel 68 van de Grondwet heb gesteld. Ik snap dat de staatssecretaris daar iets meer tijd voor nodig heeft, maar ik wil die mails wel hebben, zodat ik precies weet wie dit wist. Het gaat over een boete van tussen de €150 miljoen en €200 miljoen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Vooropgezet: de honger naar begrip over wat er gebeurd is, snap ik volkomen. Ik heb de vraag van de heer Omtzigt goed gehoord. Omdat ik niet kan overzien waarom het gaat, moet ik alleen nog even nadenken over de manier waarop ik de informatie naar de Kamer stuur. De Kamer heeft een heel duidelijke wens. Ik moet er even over nadenken hoe ik op een passende manier, in de openheid die hierbij past, communiceer. Omdat ik totaal niet weet waarom het zou kunnen gaan en hoe de commissie te werk gaat — ik wil de commissie ook niet voor de voeten lopen — wil ik daar even ruggespraak over houden met degenen die met het onderzoek bezig zijn. Dat is de slag die ik om de arm houd, omdat ik nog totaal niet weet waarover het gaat. 

De heer Omtzigt (CDA):

Mijn informatieverzoek lag er voordat het naar de commissie geschoven is. Ik verzocht om die mails en de staatssecretaris schoof het naar de commissie, misschien omdat er iets interessants gevonden is. Dat is zijn goed recht, maar daarmee is mijn originele vraag niet weg. Ik vraag met nadruk om een schriftelijk overzicht van alle mails van de Belastingdienst uit december 2015 en januari 2016 waarin het woord "RVU" staat. Ik heb er geen enkele moeite mee om die vraag schriftelijk in te dienen. Ik kan zelfs WOB-verzoeken indienen; alles lukt me, hoor. Zo krijgen we inzicht in wat er gebeurd is. De reden waarom ik zo persisteer, is dat de staatssecretaris in het debat dat hierover ging, gezegd heeft: ik heb het in het documentensysteem nagekeken en daarin was niets te vinden. Het zou maar zo kunnen zijn dat het allemaal wel in het e-mailsysteem zit. Daarom wil ik dus gewoon die lijst hebben. 

Staatssecretaris Wiebes:

Het verzoek is helder. Voordat ik toezeggingen doe over iets wat te maken heeft met een onderzoek door professionals, dien ik mij te verstaan met de onderzoekers. Maar de vraag is glashelder. 

De voorzitter:

Tot slot. Echt tot slot. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik vroeg niet naar het onderzoek door professionals. De staatssecretaris heeft dat onderzoek ingesteld. Ik denk dat dit verstandig is. Daarom geef ik hem ook tot en met het kerstreces de tijd om die hele lijst met mails naar de Kamer te sturen. Die lijst kan gewoon binnen vijf tot zes weken boven tafel komen; het is waarschijnlijk één search query. Zo is precies te zien wat daar gebeurd is; ik wil die mails gewoon kunnen beoordelen. Het is geen meerderheidsverzoek. Het is een verzoek ex artikel 68 van de Grondwet om informatie die bestaat en die eerder niet bekend was. Ik ga er van uit dat ik die informatie gewoon krijg. Anders zal ik zeer persisteren en de staatssecretaris er dagelijks aan herinneren. 

Staatssecretaris Wiebes:

Het verzoek is glashelder, maar het is alleen maar een kwestie van een net huishouden om even ruggenspraak te houden met degenen die met het onderzoek bezig zijn. Het verzoek is helemaal helder. De Kamer vraagt, gesteund door de Grondwet, informatie op. Het is mij volkomen helder welke informatie dat is en waartoe die dient, maar het kabinet bepaalt op welke manier het met dat artikel omgaat. Ik heb het verzoek van de heer Omtzigt bijzonder goed begrepen. 

Voorzitter. Ik kom op de amendementen. Een aantal ongewijzigde amendementen is schriftelijk ... 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Mogelijkerwijs komt het volgende aan de orde. Ik heb enkele vragen over hulpketels, dekking en EIA. Wellicht komen die sowieso systematisch aan de orde in de behandeling van de amendementen door de staatssecretaris, maar ik weet niet of hij alle amendementen gaat doornemen of alleen die waarop nog niet schriftelijk is gereageerd. 

Staatssecretaris Wiebes:

Alleen die waar niet schriftelijk op gereageerd, was mijn plan. Maar het staat de heer Grashoff vrij om alle vragen te stellen die hij heeft. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Zal ik het nu of straks doen? Het maakt mij niet uit. 

De voorzitter:

Ik denk dat het verstandig is om het aan het eind te doen. We kunnen dan bekijken welke amendementen wel en niet volledig zijn behandeld. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik wil ingaan op het amendement op stuk nr. 31 van de heer Bashir over de verhoging van het Vpb-tarief en de verlaging van de verhuurdersheffing. Een verhoging van het Vpb-tarief heeft een negatief effect op het vestigingsklimaat. Voor een verlaging van de verhuurdersheffing is, zoals gebleken is uit de brieven van de minister voor Wonen en Rijksdienst, geen noodzaak gebleken. Dit amendement ontraad ik dus. 

De heer Grashoff heeft op stuk nr. 29 een amendement ingediend over het afschaffen van de vrijstelling voor extraterritoriale kosten, inclusief de 30%-regeling. Ik acht de regeling zinvol, maar zij wordt op dit moment geëvalueerd. Ik vind het niet wenselijk om op de uitkomsten vooruit te lopen. Ik ontraad het amendement. 

Dan het amendement op stuk nr. 30 van de leden Bashir en Gesthuizen. Daarin wordt een tariefsmaatregel in de Vpb getroffen. De eerste schijf in de Vpb wordt niet verlengd, maar het tarief wordt verlaagd naar ongeveer 18,75%. Ik heb al eerder gezegd dat daarmee de verstorende werking toeneemt, omdat de differentiatie toeneemt. Daarom ontraad ik het amendement. 

Op stuk nr. 32 dient de heer Bashir een amendement in gericht op indexatie van de accijnzen op sigaretten en tabak. Wij hebben daar uitdrukkelijk niet voor gekozen. Het is weer een indexatie meer. Maar als je mij vraagt of er een zwaarwegend nadeel aan zit, dan … Ik wil het oordeel over het amendement eigenlijk gewoon aan de Kamer laten. 

Het amendement op stuk nr. 34 van de heer Grashoff gaat over het niet verlengen van de eerste schijf in de Vpb. Daar hebben wij het eerder uitvoerig over gehad. Ik denk niet dat de heer Grashoff verbaasd is dat ik het amendement ontraad, juist vanwege de redenen die ik heb aangevoerd om de schijf juist wel te verlengen. 

De heer Grashoff pleit in het amendement op stuk nr. 33 voor een verhoging van de energiebelasting en de arbeidskorting. Dat is een grotere belastingverhoging dan in de brief van vorig jaar stond. Het leidt tot een eenzijdige lastenverzwaring voor bedrijven, maar omdat een groot deel hiervan onder het ETS-regime valt, leidt het niet in aanmerkelijke mate tot CO2-reductie. Om die reden ontraad ik het amendement. 

Op stuk nr. 36 heeft de heer Van Vliet een amendement ingediend waarmee hij het forfaitaire rendement in box 3 op 5% wil stellen, terwijl hij het heffingvrije vermogen tegelijkertijd verhoogt. Ik denk niet dat wij grote groepen mensen gelukkig maken met 5%. De oplossing moet in iets anders zitten. Ik ontraad deze variant. 

In het amendement op stuk nr. 39 schrapt de heer Van Vliet de afbouw van de arbeidskorting. Het amendement is niet gedekt, terwijl het om miljarden gaat. Om die reden moet ik het amendement ontraden. 

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Dat amendement over box 3 gaat niet over die 5%. Die 5% is er alleen ter dekking binnen box 3 van het verhogen van de drempelvrijstelling naar €45.000. Dat is het centrale punt. Het is veel simpeler dan wat nu als overgangsmodel voorligt. Bovendien komt het wel degelijk tegemoet aan de bezwaren van mensen in het land, namelijk de spaarders. 

Het is heel erg flauw om over het amendement op stuk nr. 39 te zeggen dat het niet gedekt is. Het is namelijk wel gedekt. Die dekking komt in mijn tweede termijn via een motie aan de orde. Waarom een motie? Omdat de mensen van het departement hebben gezegd: wij hebben geen mankracht om al die dekkingsvoorstellen van u om te zetten in amendementen. Iedereen maakt hier gebruik van het departement om amendementen gestalte te geven; daarover hoeven wij elkaar hier niet voor te liegen. Men zei erbij: wat u voorstelt, is de grootste vereenvoudigingsoperatie die wij kunnen toepassen. De dekking komt dadelijk in een motie. Het amendement is wel degelijk gedekt voor het volle bedrag van 2,7 miljard euro, doorgerekend door het Centraal Planbureau, dat verklaart dat die dekkingen dat bedrag waard zijn. Dat wil ik hier echt opgemerkt hebben. Ik doe niks zonder dekking. 

De voorzitter:

Helder. 

Staatssecretaris Wiebes:

Als waardestatement vind ik dit heel mooi. Zo ken ik de heer Van Vliet ook, maar ik heb nog niet eerder meegemaakt dat een amendement werd gedekt met een motie. Als het om dit soort grote bedragen gaat, is er enige behoedzaamheid. Ik zal er in de tweede termijn nog even over puzzelen. Ik verwacht eerlijk gezegd niet dat het kabinet groot enthousiasme opbrengt voor dekking van 2,7 miljard via een motie, maar ik wil tegelijkertijd de heer Van Vliet recht doen. Ik leg deze dus even op het overdenkingsstapeltje. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik zou de geachte collega in overweging geven om dat in de toelichting op te nemen. In de toelichting kun je namelijk gewoon zeggen: dit wordt op deze manier gedekt. Dan is in ieder geval voor iedereen bij de stemming helder waar de dekking zit. 

De voorzitter:

Ja, maar dan moet het gewijzigd worden. 

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Dit is een goed punt van collega Dijkgraaf. Ik ben hierbij zelf een beetje op het verkeerde been gezet. Ik zal in de toelichting vermelden dat de dekking volledig, inclusief getallen, is verwerkt in de motie die zo dadelijk komt. Ik koppel ze aan elkaar. Zo weet iedereen dat. Ik dank collega Dijkgraaf. 

De voorzitter:

Gaat u verder, staatssecretaris. 

Staatssecretaris Wiebes:

Volgens mij vormt het amendement op stuk nr. 41 van de heer Grashoff de dekking voor zijn eerdere amendement. Het gaat om de verhoging van de eerste schijf van de belasting op aardgas. De opbrengst daarvan gaat volgens mij naar de stadsverwarming. Heb ik dat goed? Over de broer, het amendement aan de andere kant, heb ik gezegd dat het op dit moment ontraden moet worden, maar dat er nu wel onderzoek is gestart om te bezien of dit op bezwaren zou stuiten dan wel dat het in de toekomst in de rede zou liggen. Dit amendement staat op zichzelf, maar hangt dus samen met iets wat nu nog ontraden is. Moet het daarmee ook ontraden worden? Ik denk van wel. Ik zie ze in samenhang en heb me juist welwillend getoond door er serieus naar te gaan kijken. Maar de heer Grashoff kijkt moeilijk en peinst nog even. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

In die zin verrast het antwoord van de staatssecretaris mij natuurlijk niet. Ik heb daarover de opvatting dat wij dit gewoon kunnen regelen en dat ik de staatssecretaris zijn onderzoek graag zou willen laten richten op een veel breder palet rond warmtelevering, zoals hij zelf al aangaf. Resteert het vraagstuk van de dekking en de omvang van de dekking. Dat maakt wel uit, en het zou ook voor de steun die er bij mijn collega's in de Kamer voor mijn amendement is te vinden kunnen uitmaken. Ik moet bij dat amendement wel de dekking hebben. Het woord "dekking" is hierbij vreemd, omdat er sprake is van een situatie waarin in elk geval in directe zin slechts sprake is van een derving van 3 miljoen; zo heb ik de brief van de staatssecretaris ook gelezen. Daarnaast heeft de staatssecretaris in zijn brief aangegeven: stel dat er meer installaties zouden overstappen, dan zou er sprake zijn van een grotere derving van belastinginkomsten. Is hij het met mij eens dat die redenering niet klopt? Du moment dat een andere installatie zou overstappen, is er namelijk geen sprake van een derving maar van een niet te innen verhoging van de belastingopbrengst. Ik kan me niet voorstellen dat die verhoging nu al in de ramingen van de Belastingdienst zou zitten. Dat zou een zeer ongewisse raming over extra belastinginkomsten zijn. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik kan dit niet helemaal overzien. Ik kom er in een later stadium op terug om hieraan recht te doen. Dan bekijken wij een en ander in samenhang. Zo kunnen wij zien hoe de raming in elkaar zit en wat er inhoudelijk voor stappen te nemen zijn. Dit markeer ik even. 

De voorzitter:

Voor de tweede termijn. 

Staatssecretaris Wiebes:

Dan hebben wij misschien ook net een moment gehad om ons even te verpozen. 

De voorzitter:

Het ligt eraan! 

Staatssecretaris Wiebes:

Tsja, dan heeft een klein uitstel niet zo veel zin. Een klein overlegje zou helpen om klaarheid te scheppen en de leden van de Kamer beter te bedienen. 

De voorzitter:

Het is goed. 

Staatssecretaris Wiebes:

Met het amendement op stuk nr. 7 (34545) van mevrouw De Vries wordt het verlaagd tarief voor de laadpalen op een alternatieve manier gedekt. Ik zie daar geen bezwaren bij. Ik laat het oordeel over dit amendement dus aan de Kamer. 

Met zijn amendement op stuk nr. 42 betoont de heer Krol zich geïnteresseerd in een geleidelijker afbouw van de ouderenkorting. Nu gaat die abrupter. Ik snap zijn wens wel. Ook bij de bestudering van de marginaledrukplaatjes zou die wens naar boven kunnen komen. Maar hiermee gaat gewoon geld van werkenden naar ouderen. Aangezien wij zonet in het plaatje hebben gezien dat veel werkenden bij hetzelfde inkomen meer belasting betalen dan ouderen, weet ik niet of dit logisch is. Deze operatie ondersteun ik nu dus niet. Ik moet het amendement ontraden. Bovendien kan dit technisch gezien helemaal niet meer worden meegenomen voor 2017, omdat dit gewoon een systeemwijziging vergt. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

De staatssecretaris zegt dat hij geen bezwaar heeft tegen het amendement waarin de EIA als dekking wordt aangevoerd, maar hierbij doet zich tot op heden bij mij wel een wonderlijk misverstand voor. Enerzijds hoor ik dat er onderbesteding is bij de EIA en dat die dus redelijk makkelijk als dekkingsbron kan worden gebruikt, terwijl ik anderzijds in het amendement lees dat de percentages van uitbetaling van de EIA worden aangepast. Dat betekent een vermagering van de EIA-regeling. Kan de staatssecretaris mij uitleggen hoe het precies zit? Voor mij is het een iets heel anders dan het ander. Ik zou die EIA-regeling helemaal niet willen uitkleden, ook niet voor een klein deel. 

Staatssecretaris Wiebes:

Geven we iedereen wat minder of zit er toch al onderbesteding in? Dat is een goede vraag. Ik heb de EIA-budgetten hier niet bij de hand, maar ook daarop komt nog een antwoord. 

De heer Krol (50PLUS):

Ik wil even opmerken dat er de afgelopen jaren heel veel boven op de arbeidskorting is gekomen. Daar zou een heel klein stukje, 1,25%, van afgaan. Dat lijkt me toch heel redelijk. 

Staatssecretaris Wiebes:

Niet alles wat klein is, is ook toe te juichen. Het kabinet kiest er op dit moment niet voor om boven op het koopkrachtpakket, dat al voor bijna twee derde naar ouderen gaat, geld van werkenden naar ouderen over te brengen. 

Ik kom bij het amendement-Dijkgraaf/Omtzigt op stuk nr. 43, over de juridische tickets en de gewasbeschermingsmiddelen. Ik heb eerder gezegd dat dit amendement in de huidige vorm, met de huidige timing, moet worden ontraden. Wij zouden het wel via een inwerkingtreding bij KB kunnen doen. Ik geef de indieners dus in overweging om het op die manier vorm te geven. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

De staatssecretaris heeft dat nog niet kunnen zien, maar het gewijzigde amendement op stuk nr. 50 is inmiddels binnen. Daarin wordt dat ook geregeld. Daarin staat dat het in werking treedt op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik zie dat amendement hier liggen. Het gaat wat ver om het in één minuut te doorgronden, maar ik laat er even naar kijken. Het zou mooi zijn als het zo geregeld kon worden. 

De voorzitter:

U komt er later op terug? Dat is goed. 

Staatssecretaris Wiebes:

Het iets gewijzigde amendement-Omtzigt/Schouten op stuk nr. 12 over de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) leidt ook in deze vorm tot een onderscheid tussen directe en indirecte belangen dat er eerst niet was. Bovendien maakt het de uitvoeringslasten hoger. Dat is niet de keuze van het kabinet. Om die reden ontraad ik dit amendement. 

Het amendement-Omtzigt/Schouten op stuk nr. 13 wil de vereenvoudiging van de wijnaccijns terugdraaien. Deze vereenvoudiging is al in 2013 doorgevoerd. Ik hecht toch erg aan de vereenvoudiging. Om die reden zou ik het amendement willen ontraden. Het feit dat die vereenvoudiging al eerder in gang is gezet, werpt misschien ook een nieuw licht op de zaak. Wellicht kunnen de indieners er daarom andere gedachten over vormen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Nee, daarover vormen we geen andere gedachten, maar dank voor de uitnodiging. Betekent dit nu dat de belasting op champagne met meer dan 50% daalt volgend jaar? 

Staatssecretaris Wiebes:

De precieze getallen van dit specifieke product heb ik niet meer voor ogen, maar mocht de heer Omtzigt echt vinden dat daar wat aan moet gebeuren, dan zou ik hem in overweging willen geven om niet de vereenvoudiging terug te draaien, maar aan een tariefmaatregel te denken. Dat is niet waar het kabinet voor staat, maar het laat in ieder geval de vereenvoudiging intact. Dat is een andere knop. De heer Omtzigt is degene die hier straks over moet stemmen. Als hij denkt dat de tarieven in dit opzicht uit balans zijn, wil ik hem die optie in overweging geven. Dat is niet wat het kabinet aanraadt, maar het maakt het in elk geval eenvoudiger. 

De heer Omtzigt (CDA):

De belasting op champagne daalt volgend jaar met meer dan 50%. Onder het mom van vereenvoudiging kan ik heel veel verkopen. Ik had de staatssecretaris echter nog iets anders verteld. De belasting op leidingwater is verhoogd, de inkomstenbelasting is verhoogd, de btw is verhoogd en de verhuurderheffing is verhoogd. Als ik het allemaal opnoem, loopt de debattijd uit. Kan de staatssecretaris mij één andere belasting noemen, eentje, van de afgelopen vijf jaar die met 50% verlaagd is? 

Staatssecretaris Wiebes:

Nee, dat kan ik zeker niet nu uit mijn hoofd opsommen. 

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Omtzigt. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dus de topprioriteit van dit kabinet was dit jaar de champagnebelasting verlagen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Nee, nee, nee. Als de heer Omtzigt het niet eens is met de tarieven, geef ik hem in overweging om daar een amendement over in te dienen. Er is weinig tegen een vereenvoudiging en het op orde brengen van de verschillende productcategorieën. Dat zit ingewikkeld in elkaar en dat kan simpeler. De tarievenvraag is een andere vraag. 

Mevrouw Schouten heeft een amendement ingediend, op stuk nr. 44, over het verminderen van de verhuurderheffing. De accijns op rooktabak moet naar de nul-op-de-meterwoningen. Er is, ook volgens de verantwoordelijke bewindspersoon, niet aangetoond dat een extra stimulering voor nul-op-de-meterwoningen noodzakelijk is. Er bestaat ook al een subsidie, namelijk de STEP (Stimuleringsregeling energieprestatie huursector). Het lijkt nuttig om ons als eerste op de STEP te richten. Verhoging van de accijns op tabaksproducten is trouwens ook niet per 1-1-2017 te regelen. Dat kan pas per iets latere datum. Dat zou ook knabbelen aan de dekking. Al met al wil ik dit amendement ontraden. 

Dan het amendement van mevrouw Schouten op stuk nr. 45. Dat verdient bredere aandacht. Het gaat over het stapsgewijs afschaffen van de uitbetaling van het niet-verzilverbare deel van de arbeidskorting en ook van de IACK (inkomensafhankelijke combinatiekorting). Dit amendement past gewoon in de ontwikkeling van een belastingstelsel dat steeds meer op het individu gericht is. Eigenlijk haalt mevrouw Schouten er juist een niet-individueel stuk uit. Dat heeft per saldo zelfs een positief effect op de werkgelegenheid. Het versterkt de prikkel om te gaan werken en heeft een negatief effect op de keuze om niet te gaan werken. De marginale druk neemt voor iedereen met een inkomen in de tweede schijf een heel klein beetje af. Daarmee heeft het ook positieve effecten op de economische onafhankelijkheid van de minst verdienende partners. Ik moet zeggen dat ik hier zeer positief over denk, maar het is wel woest. We verschuiven hier in één veeg een kwart miljard. Ook de collega's van SZW kunnen niet even zo zien of dat helemaal doordacht is en of daar onbeheersbare inkomenseffecten in zouden zitten. Het gaat wel heel woest en het is ook niet in 2017 uitvoerbaar. Het zou pas in 2018 kunnen. Eerlijk gezegd past het woord "ontraden" bijna niet bij iets wat zo positief is. Ik vind dit een heel goed amendement maar, sorry, het gaat wel heel woest. We verschuiven een kwart miljard, hebben er niet precies zicht op … 

De voorzitter:

Die combinatie "woest" en mevrouw Schouten … 

Staatssecretaris Wiebes:

… en het kan ook niet per 1-1-2017. Maar there you go. Wat we in elk geval moeten doen — maar dat is een beetje karig, dat besef ik ook wel — is dit punt bij het SZW-onderzoek betrekken en zien of dit daadwerkelijk in al zijn uitwerkingen zo positief is als hier staat. Dat heb ik in de aanbieding. Ik heb er niet een zodanig doorwrochte analyse van kunnen maken en laten maken, ook door de collega's die over koopkracht gaan, dat ik kan zeggen: we omarmen dit en het is vanaf nu wet. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Volgens mij heb ik nog nooit meegemaakt dat een amendement zo veel positieve woorden kreeg van een bewindspersoon, maar dat hij uiteindelijk zegt: doe het maar niet. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik ook niet, voorzitter. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Daarom ga ik wel een poging wagen. De staatssecretaris zegt: laat ons een onderzoek doen. Ik zal hem even uit de droom helpen: wij hebben dit niet allemaal zelf bedacht. Wij hebben dit namelijk uit de rapporten van de eigen ambtenaren van de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Wiebes:

Zeker, ik weet het. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Die hebben dit allemaal al onderzocht, inclusief de inkomenseffecten. Om precies te zijn: op pagina 117 van de bijlage bij het rapport staat precies uitgesplitst wat alle inkomenseffecten van deze maatregel zijn. De staatssecretaris zal daar dan zien — ik kom gelijk maar even de heer Van Weyenberg tegemoet, want hij zei: het kan allemaal niet — dat 82% van de tweeverdieners er hier op vooruitgaat. Wij hadden daar gisteren een debatje over. Bij 4% van de tweeverdieners is er geen effect. Bij de rest is er een klein negatief effect. 

Ik zie het punt van de uitvoerbaarheid. Ik ga dus een voorstel aan de staatssecretaris doen. Als wij het namelijk niet gelijk kunnen invoeren, dan wil ik wel bekijken of we dit amendement kunnen invoeren per 2018. Ik weet dat het niet zo gebruikelijk is om al over een volgend jaar amendementen in te dienen, maar bij dit soort amendementen is het punt heel vaak dat de voorlopige aanslag al is vastgesteld en wij geen amendementen meer kunnen indienen. Als ik "2017" nou in "2018" verander en bekijk of ik, als er wat de staatssecretaris betreft echt nog heel woeste dingen in zitten, die op onderdelen nog een klein beetje kan aanpassen, kan ik het amendement dan op die manier indienen en het oordeel van de Kamer krijgen? 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik ga hier niet even in mijn eentje interveniëren in het koopkrachtbeleid van het kabinet. Daar is duidelijk ruggespraak voor nodig. Ik acht het amendement nu erg woest. Mevrouw Schouten zegt: het punt van die datum snap ik, maar er zijn ook andere data mogelijk. Ook dit lijkt me iets om nog even mee terug te gaan en over door te vragen. Ik ga hier echt niet in mijn eentje, terwijl er ook ministers verantwoordelijk voor koopkracht zijn, besluiten om dit dan toch maar te doen. Ik heb duidelijk bewondering voor het voorstel. Maar dit is wat het is. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik geef volgens mij nu juist de ruimte om echt nog een keer goed te bekijken wat de koopkrachteffecten zijn. Mijn stelling is dat die dus al bekeken zijn, want dat heel mooie tabelletje op pagina 117 bestaat al. Ik snap ook echt dat de staatssecretaris zegt dat hij er nog even goed naar wil kijken. Maar ik kan het in 2018 opnemen. Nogmaals, als het nu niet kan, komen we volgend jaar precies weer op hetzelfde punt uit, namelijk dat het niet ingevoerd kan worden om dat de voorlopige aanslag al klaarstaat. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik snap het dilemma. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik zit dus in een soort cirkel waar ik niet meer uitkom als de staatssecretaris de hand die ik uitsteek, niet aanpakt. 

Staatssecretaris Wiebes:

De hand die ik uitstak, was dat ik over deze nieuwe datum van mevrouw Schouten toch nog een keer telefoneer met de collega's. Ik moet wel zeggen dat het wordt ervaren als erg woest. Er zijn mensen die hier veel van weten en die veel van dit soort operaties hebben meegemaakt. Zij zeggen dat er onvoorziene aspecten aan kunnen zitten. 

De voorzitter:

Komt u erop terug in de tweede termijn? 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik kom er in de tweede termijn even op terug. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat vind ik een goed gebaar, maar dan wil ik ook echt wel weten waar dat woeste in zit. Uw eigen ambtenaren zeggen dat er nauwelijks koopkrachteffecten zijn. Nogmaals, ik heb het niet bedacht, het is allemaal onderzocht. Ik wil graag weten waar dan dat woeste in zit, als er voor de rest alleen positieve elementen in zitten en ik probeer om met de staatssecretaris mee te denken over hoe hij het uitvoeringstechnisch voor elkaar kan krijgen. Ik hoop echt dat hij daar in tweede termijn inzicht in kan geven. Nu is het een open kreet, zonder dat ik weet wat ik eraan kan doen. 

De voorzitter:

Helder. De heer Van Weyenberg. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik ga mevrouw Schouten bijvallen. Dat zal haar misschien verrassen. Dit amendement werd ingediend na een betoog van mevrouw Schouten dat zowel ging over de marginale druk en het effect als over de door haar ervaren onbalans tussen een- en tweeverdieners. Als ik het amendement goed begrijp, richt het zich op de marginale druk, waar ik ook zorgen over heb, en beoogt het geen onderscheid tussen een- en tweeverdieners. Daar denken mevrouw Schouten en ik iets verschillend over. Wil de staatssecretaris in tweede termijn zijn eigen appreciatie hierover nog wat explicieter geven? Ik heb het amendement gelezen. Ik heb de indruk dat er een groep tweeverdieners is die er nadeel van kan hebben, maar ik wil dat wel wat preciezer en scherper hebben. Na mijn interruptie op mevrouw Schouten vind ik het fair om het volgende hier eerlijk te zeggen. Het was, op basis van het stuk dat ik nu heb, niet beoogd om van twee- naar eenverdieners te gaan. Maar ik vind het wel belangrijk dat de staatssecretaris in tweede termijn nog even expliciet op dat punt ingaat. 

Staatssecretaris Wiebes:

Dat maakt een kleine pauze inmiddels wel … 

De voorzitter:

Ja hoor, dat heb ik u beloofd. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik heb mij al eerder positief uitgelaten over de noodremprocedure van de heer Omtzigt. Ik wil het amendement nu oordeel Kamer laten, maar ik zeg wel dat de wijzigingen die uit zo'n noodremprocedure komen dan niet halverwege het jaar, maar per 1-1-2018 zouden ingaan. Naarmate je langer wacht, schuift die datum natuurlijk ook op. Maar ik blijf positief over dit idee. Ik laat het amendement dus oordeel Kamer, maar de datum van ingrijpen schuift dan mee naar achter. 

Ik kom bij het amendement op stuk nr. 47. De heer Omtzigt had al gedreigd om daarmee te komen. Ik heb mij eerder, in een vrij moment, sympathiek betoond over dit gedachtegoed, zoals de heer Omtzigt weet. Maar we hebben nu wat we hebben. Ik vind dit echt een gepasseerd station. De besluitvorming is geweest. De overwegingen zijn heel breed geweest, ook over de 4%. Ik ga dit amendement toch echt ontraden. 

Daarmee ben ik door de nieuwe amendementen heen zoals die er lagen aan het begin van het debat. Er is inmiddels weer een klein stapeltje gegroeid. Daar moet even wat werk aan worden gedaan. Ik heb ook een aantal toezeggingen gedaan en nadere overwegingen gehoord die ook wat werk met zich meebrengen. Daar is even tijd voor nodig. 

De voorzitter:

Dat begrijp ik. Dank u wel voor uw antwoorden. We gaan nu naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef mevrouw Aukje de Vries namens de VVD als eerste spreker het woord. 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Voorzitter. Het eerste punt hebben wij bij het WGO ook al aangekaart. Ik heb de staatssecretaris twee keer gevraagd om de evaluatie van de werkkostenregeling naar voren te halen. Dat heeft hij nog niet toegezegd, vandaar dat ik het in een motie heb weergegeven. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de werkkostenregeling die op 1 januari 2015 is ingevoerd het eenvoudiger en gemakkelijker zou moeten maken voor de overheid én voor de werkgevers; 

constaterende dat er signalen zijn dat het alleen maar ingewikkelder is geworden en dat de regeling in ieder geval voor het mkb lastig werkbaar is; 

constaterende dat er een evaluatie van de werkkostenregeling staat gepland voor 2018; 

verzoekt de regering, de evaluatie van de werkkostenregeling een jaar te vervroegen en in 2017 uit te voeren in plaats van in 2018, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Aukje de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 51 (34552). 

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik heb nog een aantal punten die ook al in mijn eerste termijn naar voren gekomen zijn. Allereerst het voorstel van de tijdklemmen. Ik heb in eerste termijn aangegeven dat wij dit een interessant punt vinden, ook omdat het de keuzevrijheid van mensen vergroot. Wij wachten nog even het gewijzigde amendement van het CDA af. Wel vragen we om er in ieder geval bij te betrekken wat de Autoriteit Financiële Markten over dat punt op te merken heeft. We vinden het namelijk belangrijk om het punt van de consumenten goed mee te wegen. 

Het amendement over gewasbescherming van de heer Dijkgraaf van de SGP vinden wij een goed amendement. Wij zullen het steunen. 

Dan kom ik bij de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Dank aan de staatssecretaris voor de toezegging dat hij gaat kijken hoe die regeling uitwerkt. Voor de VVD is het allerbelangrijkste dat de continuïteit van familiebedrijven niet in het geding is. We hebben begrepen dat er materieel niets verandert ten opzichte van voor het arrest. We vragen de staatssecretaris om na één en twee jaar aan de Tweede Kamer terug te koppelen wat de ervaringen zijn, of er problemen zijn geweest en of er gevallen tussen zitten waarbij de regeling echt tot problemen heeft geleid. Ik hoop dat de staatssecretaris dat kan bevestigen. 

Ik kom bij de monumenten- en scholingsaftrek. Er is al een aantal punten gewisseld door een aantal partijen. In eerste termijn heb ik al aangegeven dat de VVD het belangrijk vindt dat wij straks weer integraal naar het voorstel gaan kijken. Gaan we het fiscaal of niet-fiscaal doen? Welke regeling komt er te liggen? Hoe moet je omgaan met de bezuiniging? Is bezuinigen mogelijk zonder dat er gevolgen zijn voor bijvoorbeeld het in stand houden van monumenten? Wij vinden dat dit volgend jaar een nieuwe fundamentele discussie vraagt. Ik was niet echt positief over de brief waarin de indruk werd gewekt dat we gewoon op de ingeslagen weg doorgaan. Wat ons betreft komt er de komende tijd een fundamentele en integrale discussie over het totale pakket dat er ligt. 

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording van wederom veel vragen. Er staat een aantal wetsvoorstellen op de agenda waarover we morgen stemmen. De eerste is de Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen met zelfstandige aansluiting. Ik zal mijn fractie adviseren om tegen te stemmen. Ik heb nog nooit zo'n belachelijk wetsvoorstel met zo weinig effecten gezien. 

Verder stonden er eerst twee wetsvoorstellen over maatregelen voor rijksmonumenten en scholing op de agenda. Die zijn geschrapt. Ik heb vandaag niet erg meegedaan aan het debat hierover, maar het moet mij van het hart dat ik het een belachelijk debat vond bij het wetgevingsoverleg. We hebben vijf uur van onze tijd verspild. De minister van OCW had zich niet voorbereid op het debat. Zij had de stukken niet gelezen. Ik geef het kabinet mee dat dit niet de kwaliteit is die wij verwachten van de bewindspersonen. 

Ik zal mijn fractie adviseren om voor het wetsvoorstel Fiscale vereenvoudigingswet te stemmen. Ik zal mijn fractie ook adviseren om voor de overige fiscale maatregelen te stemmen. 

Mijn pleidooi over pensioen in eigen beheer blijft staan. Ik had liever gehad dat wij het mogelijk maken dat het pensioen in eigen beheer wordt gesplitst in twee delen: één deel voor de partner, dat extern wordt ondergebracht, en een deel van dga, zodat dat afgekocht en afgebouwd kan worden. Dat is nog steeds niet mogelijk gemaakt. Dat blijft een gemis, maar ik zal mijn fractie adviseren om voor dit wetsvoorstel te stemmen, want je kunt hiermee heel veel geld ontklemmen. Dat is goed voor de economie. Dat geld kan dan weer geïnvesteerd worden, ook buiten de bv om. 

Er blijft nog één punt staan: box 3. De tarieven van box 3 worden per 1 januari voor grote vermogens verhoogd. Tegelijkertijd wordt er weinig gedaan tegen ontwijking, waardoor de kans groot wordt dat grote vermogens zullen vluchten naar box 2 en dat gewone mensen heel veel belasting gaan betalen en mensen met heel veel vermogen die belasting gaan ontwijken. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de belastingdruk aanzienlijk kan worden verlaagd door grote vermogens te verplaatsen van box 3 naar box 2; 

overwegende dat dit nog vaker kan gaan gebeuren nu het verschil in belastingdruk tussen box 3 en box 2 voor grote vermogens toe gaat nemen vanaf 1 januari 2017; 

verzoekt de regering, kapitaalvlucht naar box 2 intensief te monitoren en zo nodig snel met maatregelen te komen om kapitaalvlucht te stoppen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bashir en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 53 (34552). 

De heer Bashir (SP):

Dan blijft nog mijn vraag over BASF staan. Ik heb nog even gekeken hoe het precies zit naar aanleiding van de vraag van mevrouw De Vries. BASF heeft zelf wel werknemers maar zij heeft hier 20 of 21 dochters zitten. Daar zijn geen werknemers. Die dochters worden gebruikt om belasting te ontwijken in andere landen. Als dat niet zo is, dan hoor ik dat graag van de staatssecretaris. 

Ik kom op mijn laatste punt: het Belastingplan 2017. Daar heb ik een vraagteken staan. Ik zal mij nog even bezinnen over de vraag of ik mijn fractie adviseer om voor of tegen te stemmen, maar dat is ook een beetje afhankelijk van wat er met onze amendementen en onze motie gebeurt. 

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Vliet. Ik begreep dat alle collega's het daarmee eens zijn. 

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Ik lieg niet tegen u, mevrouw de voorzitter. Ik had dat geregeld, ook namens collega Grashoff. 

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris oprecht en van harte voor de gegeven antwoorden op mijn eerdere vragen. Het mag ook weleens gezegd worden: ik vond dat gewoon goede antwoorden. De kwesties die ik in het eerste wetgevingsoverleg heb aangeroerd, waren mijn puntjes deze keer. Die zijn naar tevredenheid beantwoord, dus bij dezen. Het kan. Het ziet er overigens naar uit dat dit, voorlopig althans, mijn laatste Belastingplan is geweest. Ik heb het altijd een eer gevonden om dit debat te voeren. Het is een van de belangrijkste debatten van het jaar. Ik dank de collega's dan ook voor de verworven en soms gedeelde inzichten. 

Ik heb wat kernpunten uit mijn tegenbegroting verwerkt in twee amendementen: eentje over een eenvoudiger overgangsmodel voor box 3, dat iets in de richting gaat van het reëel rendement straks, en eentje over het schrappen van de afbouw van de arbeidskorting. De dekking daarvoor bestaat uit een grote waaier aan vereenvoudigingen via grondslagverbreding. In overleg met het departement heb ik besloten de benodigde dekking op te nemen in een motie; dat is misschien wat afwijkend. Inmiddels is, als het goed is, een gewijzigd amendement rondgestuurd. Daar staat in de toelichting een link naar de motie. Dat is een pragmatisch gebaar, ook naar de ambtenaren van Financiën toe, dat geen mankracht had om dit in twee of drie weken rond te breien. Hier komt de motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het niet afbouwen van de arbeidskorting in de inkomstenbelasting een stimulans oplevert voor de werkgelegenheid en de arbeidsparticipatie en dat het lid Van Vliet een hiertoe strekkend amendement (34552, nr. 39) heeft ingediend; 

overwegende dat hiervoor een dekking nodig is van €2,7 miljard, dat deze voortvloeit uit de door het CPB doorgerekende tegenbegroting van de fractie-Van Vliet en dat deze bestaat uit het afschaffen van een combinatie van aftrekposten, hetgeen tevens een zeer robuuste vereenvoudiging van het belastingstelsel met zich meebrengt; 

verzoekt de regering, over te gaan tot afschaffing van: 

  • -de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (levert op 0,7 miljard euro); 

  • -de giftenaftrek (levert op 0,4 miljard euro); 

  • -de anbi-faciliteiten in de Successiewet (levert op 0,2 miljard euro); 

  • -het verlaagde btw-tarief op diverse vrijetijdsbestedingen (levert op 0,9 miljard euro); 

  • -de btw-vrijstelling voor diverse maatschappelijke clubs (levert op 0,3 miljard euro); 

  • -de huidige vorm van de 30%-regeling door middel van een aftopping (levert op 0,2 miljard euro); 

in totaal levert dit 2,7 miljard euro op, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 54 (34552). 

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Ik hoor de heer Omtzigt iets zeggen, maar daar praten we nog wel een keer over met een glas wijn. 

Ik dien, samen met collega Groot, een motie in over fiscale vereenvoudiging in de sociale volkshuisvesting door het afschaffen van de vennootschapsbelasting voor woningcorporaties in het zogenoemde DAEB-stuk (diensten van algemeen economisch belang). Dat is heel makkelijk uit te voeren, omdat er toch al een splitsing komt tussen sociale verhuur enerzijds en andere activiteiten anderzijds. Die motie volgt straks in het betoog van de heer Groot. 

De heer Omtzigt heeft, mede namens mij, een amendement verspreid over het opkrikken van de bijtelling op elektrische auto's naar 11%, in het kader van de verlaging van de milieugerelateerde korting. 

Ik rond af. Zoals eerder gezegd, heb ik geen senaatsfractie. Ik heb dus niet de illusie dat ik het pakket Belastingplan 2017 gemakkelijk gewijzigd kan krijgen in de door mij gewenste zin. Het was al een geweldige opluchting dat het fiscale debat over het Belastingplan 2017 veel minder ging om de senaat. Ik vond dat vorig jaar een verschrikkelijke ramp. Mijn bedoelingen zijn desondanks altijd oprecht geweest. Ik zal de kern van het belastingpakket, zoals voorgesteld door de regering, steunen, afgezien van dat belachelijke laadpalenverhaal. 

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. Er is al heel veel gewisseld. Het zou mij een lief ding waard zijn als we het probleem met die tijdklemmen nu echt kunnen oplossen. Als dat op 1 februari zou kunnen en het amendement daartoe aangepast zou kunnen worden, lijkt mij dat een heel goede zaak. 

Het is ook goed om te horen dat de staatssecretaris standvastig is wat betreft de BOR, de bedrijfsopvolgingsregeling. Ik kan niet goed inzien waarom de continuïteit van de financiering van familiebedrijven door deze reparatie in het geding zou komen. Ik kan wel inzien dat er mogelijkheden ontstaan voor nieuwe vormen van ontwijking van de Successiewet. 

Ik was het op één punt niet eens met de staatssecretaris, en daarop val ik de heer Bashir bij. Volgens de staatssecretaris zou een nultarief niets te maken hebben met een belastingparadijs. Maar een nultarief was wel degelijk een van de criteria die de OESO daartoe hanteerde. Het is impliciet ook het rationale achter een switch-overbepaling, zoals de Europese Unie die voor zich ziet bij de deelnemingsvrijstelling. Het doel daarvan is ook om goed fiscaal bestuur in andere landen te stimuleren. 

Ik val mevrouw De Vries geheel bij wat betreft de monumenten- en scholingsaftrek. Wij waren ook bepaald niet gelukkig met de brief die de minister hierover stuurde. Wat ons betreft staat de regeling voor scholing en monumenten weer helemaal opnieuw ter discussie. Die moet integraal bekeken worden. Die discussie gaan we volgend jaar aan en daar nemen we ook ruim de tijd voor. 

Ik wil drie moties indienen. De eerste betreft een reeds gedane toezegging door de staatssecretaris, maar ik wil die toch wat preciezer vastgelegd hebben. Die motie mag vervolgens best overbodig genoemd worden, maar ik wil het toch in de Handelingen vastgelegd hebben. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat overdrachtsbelasting bij de verkoop van sociale huurwoningen onder de liberalisatiegrens tussen woningcorporaties onderling ongewenst en ondoelmatig is, zoals eerder uitgesproken in de motie-Van Vliet; 

overwegende dat de scheiding tussen DAEB- en niet-DAEB-activiteiten ook tot uitdrukking moet komen in de vennootschapsbelastingplicht; 

verzoekt de regering om uiterlijk maart 2017 opties uit te werken om woningcorporaties vrij te stellen van overdrachtsbelasting en vennootschapsbelasting voor hun DAEB-activiteiten en daarover aan de Kamer te rapporteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Groot en Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 55 (34552). 

De heer Groot (PvdA):

Deze motie is inderdaad medeondertekend door de heer Van Vliet, oud-voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties. 

Ik heb ook een motie aangekondigd over het tegengaan van belastingontwijking. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Anti-Tax Avoidance Directive (ATAD) regels bevat betreffende gecontroleerde buitenlandse vennootschappen (de zogenoemde CFC's); 

overwegende dat deze regels ertoe dienen om grondslaguitholling en winstverplaatsing naar belastingparadijzen te voorkomen; 

overwegende dat deze regels in nationale wetgeving omgezet dienen te worden; 

overwegende dat de richtlijn aan lidstaten twee opties biedt om te bepalen welk inkomen uit een CFC in de grondslag van de belastingplichtige in de Europese lidstaat moet worden betrokken; 

overwegende dat model A (artikel 7, lid 2, sub a ATAD) zeer effectief is ter bestrijding van grondslaguitholling en kunstmatige winstverplaatsing; 

overwegende dat model B (artikel 7, lid 2, sub b ATAD) niet veel toevoegt aan bestaande regels voor transfer pricing; 

verzoekt de regering, bij de implementatie van de CFC-regels een variant van model A in de Nederlandse wetgeving op te nemen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 56 (34552). 

De heer Groot (PvdA):

Dit is een heel ingewikkelde motie, maar wel een heel belangrijke. 

De laatste motie is ook heel belangrijk. Ik dien haar samen met de heer Omtzigt in. We hebben het probleem van de zogenoemde leenbijstand jarenlang aan de orde gesteld. Het is belangrijk dat we bekijken hoe we mensen die getroffen zijn door deze problematiek en al jarenlang in de kou staan, kunnen compenseren. De staatssecretaris toonde al enige bereidwilligheid, maar we willen dit kracht bijzetten door middel van een motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat mensen wier leenbijstand voor 1 januari 2017 is omgezet in een gift, onredelijk getroffen zijn door het moeten terugbetalen van toeslagen; 

constaterende dat een aantal van hen daardoor buiten hun schuld in de schuldsanering terechtgekomen is, terwijl ze juist weer voldoende inkomen kregen; 

verzoekt de regering, voor deze groep een maatwerkoplossing te vinden waarbij schulden die hun niet aan te rekenen zijn, worden kwijtgescholden op verzoek van betrokkenen; 

verzoekt de regering tevens, de Kamer hierover voor 31 december te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Groot en Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 57 (34552). 

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Er ligt een amendement van mijn hand om de arbeidskorting niet te verlagen en dat door middel van vergroening te financieren. Dat amendement is ontraden. Ik was daardoor weliswaar niet verrast, doch niet minder teleurgesteld. We gaan het zien bij de stemmingen. 

Ik heb ook meegedaan met het amendement van de heer Dijkgraaf over de gewasbescherming en de innovatiebox. Ik zeg hem daarvoor dank. 

Ik moet bekennen dat er nog een amendement van D66 en de SP zal komen. Dat amendement ligt er nog niet; dat is niet aan de ondersteuning te wijten maar alleen aan mijzelf. Dat amendement zal de verlaging van de wijnaccijnzen niet doorvoeren; wel de stelselverandering die de staatssecretaris wil maar niet de tariefsverlaging die daarbij hoort. De verwachte 10 miljoen euro die dat moet opleveren, willen wij gebruiken om de bezuinigingen op cultuur van dit kabinet te dempen. Aanstaande maandag vindt er in de Kamer overleg plaats over cultuur. Voor ons is dit een van de dekkingsbronnen om de kaalslag in de cultuur te stoppen. Het vrijgekomen geld willen we gebruiken om partijen in de podiumkunsten, de film en media, de beeldende kunsten en de talentontwikkeling, zoals het Metropole Orkest, het Letterkundig Museum, het Maastheater en ga zo maar door, een steuntje in de rug te geven. Wij denken dat dat kan door de tarieven op champagne minder te verlagen. Ik kan de heer Groot geruststellen door te zeggen dat dat ook voor de prosecco gaat gelden. 

Voordat ik mijn vier moties ga indienen, heb ik nog een opmerking over het doorwerkvereiste. Daarover komt in het eerste kwartaal een brief van de staatssecretaris van SZW. Ik vind het jammer dat op een vraag die ik al vanaf de eerste dag in het wetgevingsoverleg heb gesteld, nu nog niet het begin van een antwoord is. Dat ontneemt mij de mogelijkheid om daar nu via een motie of amendement actie op te ondernemen. Dat vind ik wel ongelukkig. Ik wacht die brief af en ik ga ervan uit dat dat geen eeuwigheid hoeft te duren. 

De heer Grashoff zal straks nog een motie indienen over de thuisladers. Wij weten dat dat een heel ingewikkeld dossier is, maar wij willen voorkomen dat dat hier stilstand optreedt, en deze motie is misschien een concretisering en een aansporing bij de toezegging van de staatssecretaris. 

De voorzitter:

Dan nu de moties, graag. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik dien vier moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de effectieve winstbelasting voor bedrijven een dalende trend laat zien in de Europese Unie; 

overwegende dat de druk op de vennootschapsbelastingtarieven mogelijk toeneemt door de Europese afspraken over de belastinggrondslag; 

overwegende dat lidstaten een gedeeld belang hebben om een race to the bottom op vennootschapsbelastingtarieven te voorkomen; 

verzoekt de regering, er bij de Europese Commissie op aan te dringen om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke vormgeving en politieke haalbaarheid van een Europees minimumtarief voor de vennootschapsbelasting, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg en Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 58 (34552). 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik vind dat we op het punt van de kantoorpanden echt iets moeten doen en daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de transformatie van kantoorpanden een van de doelen van het kabinet is; 

constaterende dat de geschiedenis van een pand nu bepalend is voor de fiscale behandeling van een pand en de verkoop hiervan; 

van mening dat er een gelijk speelveld zou moeten bestaan voor panden die in eenzelfde status worden opgeleverd; 

verzoekt de regering, te bezien hoe belemmeringen voor transformatie van kantoorpanden in de fiscaliteit weggenomen kunnen worden en de Kamer hierover uiterlijk 1 februari 2017 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg en Koolmees. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 59 (34552). 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dan dien ik nog twee moties in met betrekking tot de monumenten en de scholing. Het kabinet lijkt toch door te gaan met waar het mee bezig is. De brief van de minister is daar echt in het verkeerde keelgat geschoten. Voor ons geldt dat nadenken prima is, maar dan zonder de tijdsdruk en zonder het mes op de keel van de bezuiniging. Wij laten ons daarbij niet chanteren met het argument dat er anders op onderwijs of op andere monumenten moet worden bezuinigd. Ik zeg het maar vast: dat willen wij uitdrukkelijk niet. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing weliswaar is aangehouden maar het kabinet toch door wil gaan op de ingeslagen weg; 

overwegende dat het denken over een alternatieve regeling voor rijksmonumenten en scholing niet moet worden belast met een taakstelling of een reeds door het kabinet genomen besluit om de regeling om te zetten in een uitgavenregeling; 

verzoekt de regering, het wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing in te trekken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg, Schouten, Krol en Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 60 (34552). 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik hoop natuurlijk dat deze motie het haalt, maar in ieder geval willen wij graag borgen dat die bezuiniging als een doel op zich er echt afgaat. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing is aangehouden; 

constaterende dat een bezuiniging op monumentenzorg het onderhoud en behoud van Nederlands cultureel erfgoed in gevaar brengt; 

constaterende dat een bezuiniging op scholing niet past in het doel om iedereen een leven lang leren te bieden; 

overwegende dat de ondersteuning voor scholing en het onderhoud van rijksmonumenten mogelijk effectiever kan worden vormgegeven; 

verzoekt de regering, met veldpartijen in gesprek te gaan om de vormgeving van financiële ondersteuning voor het onderhouden van rijksmonumenten en voor scholing waar mogelijk te verbeteren zonder dat daarbij een bezuiniging als uitgangspunt wordt genomen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg, Dijkgraaf, Schouten, Bashir, Krol en Grashoff. 

Zij krijgt nr. 61 (34552). 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Allereerst dank ik de staatssecretaris voor de antwoorden en voor al het harde werk dat ook in de afgelopen dagen gedaan is. Een heleboel zaken zijn duidelijk, en toch heb ik in deze tweede termijn een aantal openstaande punten. 

Ik ben enigszins geschrokken van het antwoord van de staatssecretaris over het al dan niet nodig zijn van een notariële akte. We hebben het dan over het pensioen in eigen beheer. Ik kan zijn argumenten een eind volgen. De tekst die ik gisteren uitsprak, zag op het afwijken van de standaardverdeling. Dat is de afkoop of omzetting van het pensioen in eigen beheer. De staatssecretaris beschrijft dat de tussenkomst van de notaris tot doel heeft de partner te beschermen. Daar ben ik het natuurlijk helemaal mee eens. Dat is ook van belang, want zonder compensatie raakt de partner 73% van het pensioen kwijt. Maar dan schrijft de staatssecretaris iets raars: door het invullen van het formulier van de Belastingdienst is de partner zich ervan bewust dat hij zich over de voor- en nadelen moet laten informeren. Ik denk dat elke echtscheidingsadvocaat gehakt maakt van deze redenering. En dan is de kans groot dat de partner, dan de ex-partner, met terugwerkende kracht compensatie kan afdwingen bij de rechter. Is dat wat de staatssecretaris wil met deze wet? De staatssecretaris geeft nu ook toe dat een formulier van de Belastingdienst juridisch niet dezelfde rechtskracht heeft als een notariële akte. 

Over de dga met een onbepaald deel bij een externe verzekeraar schrijft de staatssecretaris dat de dga zelf moet beslissen of hij tot 31 maart 2017 het externe deel overhevelt. Voortzetting van het verzekerde deel zou in strijd zijn met de doelstelling van het wetsvoorstel. Volgens de staatssecretaris is er geen sprake van strijd met het eigendomsrecht, maar deze dga's worden wel gedwongen om al het geld bij de verzekeraar te laten zitten, terwijl de bedoeling was het geld naar de bv terug te halen. Een dga wil niet enorme bedragen en pensioenen mislopen door het voortijdig afbreken van de overeenkomst met de verzekeraar. Hij heeft dus niet de keuze om dit deel van het pensioen in eigen beheer af te kopen en evenmin de keuze om dit deel van het pensioen in eigen beheer om te zetten. Zoals ik in mijn eerste termijn aangaf, gaat het om een behoorlijk deel van de dga's met een pensioen in eigen beheer. 

Ik besef dat we al dicht bij de stemmingen zitten, maar ik zal hierover zo snel mogelijk een amendement indienen. Het gaat, heel simpel, om mensen die een garantiecontract hebben, die gewoon 4% rendement vast afgesproken hebben. Als je dat een aantal jaren voordat je met pensioen gaat, moet afbreken, dan loop je de garantie mis — je kunt die zien als een optie of, zo zeg ik kijkend naar de heer Bashir, als een vorm van een derivaat — die je hebt gekregen toen je het contract aanging, omdat je van de Staat eerder moet afkopen. Zelfs in het amendement dat ik overweeg, loop je de garantie op toekomstige inleg mis, want die wordt wel gestopt. Maar je komt niet zomaar uit onder de garantie op de inleg die je al gepleegd hebt, met een doelkapitaal. Anders zou het een heel mooi wetsvoorstel voor de verzekeraars worden. 

Ik heb het antwoord van de staatssecretaris gehoord op mijn amendement over de tijdklemmen. Ik zal de inwerkingtreding van het amendement zodanig aanpassen dat het wel in werking treedt — 1 maart of 1 april, afhankelijk van wat de staatssecretaris verstandig vindt — maar dat tegelijkertijd de staatssecretaris de noodrem krijgt om met een Koninklijk Besluit met voorhang het niet in werking te laten treden. We komen hier nog op terug, maar als er ernstige bezwaren zijn, dan horen we dat graag. Ik kan me dat overigens niet goed voorstellen, want we veranderen niet iets in het contractrecht; we passen alleen de fiscaliteit aan. 

Ik reageer nog even op de opmerkingen van collega De Vries over mijn amendement met betrekking tot de bedrijfsopvolgingsregeling. Voor zover de Kamer het kan nagaan, heeft deze specifieke casus zich voor het arrest niet voorgedaan. Het amendement verruimt dus helemaal niets. Voor de continuïteit van het familiebedrijf vindt het CDA het van belang dat een bedrijf niet genoodzaakt wordt om door een overlijden of door een schenking en daaropvolgend de bedrijfsopvolging allerlei kleine aandelenbelangen, bijvoorbeeld in leveranciers of afnemers, te verkopen. Daar zal een bedrijf niet direct van omvallen, maar het belemmert wel de efficiënte bedrijfsvoering, bijvoorbeeld omdat je een tactisch belang wilt verkrijgen. Bovendien is het amendement goed voor de mkb-financiering, omdat familiebedrijven dan niet genoodzaakt zijn om tijdelijk overtollige middelen in cash aan te houden. 

Voor de gewasbescherming lijkt de redding nabij. Ik hoop dat het amendement kan rekenen op een meerderheid in de Kamer. Ik zie die langzaam ontstaan. Ik kan echter niet overzien of er nog meer innovatie is waarbij wordt gewerkt met micro-organismen dan wel andere natuurlijke innovatie, die vanaf 1 januari 2017 ongewenst buiten de innovatiebox valt. Daarom dien ik samen met de collega's Geurts en Dijkgraaf de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat innovatie waarbij gebruik gemaakt wordt van micro-organismen of vergelijkbare biologische of natuurlijke innovatie niet te patenteren is; 

constaterende dat deze vormen van innovatie daarom na aanname van het Belastingplan 2017 geen toegang meer hebben tot de innovatiebox; 

overwegende dat dit tot oneerlijke concurrentie leidt tussen "natuurlijke innovatie" en "chemische innovatie"; 

constaterende dat dit haaks staat op het beleid van het ministerie van Economische Zaken; 

verzoekt de regering, aan de Europese Commissie voor te leggen of natuurlijke vormen van innovatie, zoals innovatie op basis van micro-organismen, toegang kunnen krijgen tot de innovatiebox conform actiepunt 5 van het BEPS-project en de Kamer hierover voor 1 januari 2017 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Geurts en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 62 (34552). 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb nog een aantal kleinere punten. Ik wacht met grote belangstelling rond de jaarwisseling af hoe het met de rulings gaat, hoeveel er zijn en hoe die uitgewisseld worden. 

Ik hoor graag zo spoedig mogelijk welke auto's gesjoemeld hebben met CO2 en hoe dat teruggevorderd gaat worden. Dat betekent een rechtszaak van de Staat tegen bijvoorbeeld het Volkswagen/Audi-regime of misschien wel een behoorlijk grote schikking. 

Ik heb het antwoord gemist op de vraag wanneer wij antwoord krijgen op wat er gebeurt met de bezwaren die niet conform de Awb zijn afgedaan. Als de staatssecretaris dat voor het overleg van aankomende donderdag aan de Kamer kan doen toekomen, kunnen we dat daarbij betrekken. 

Ik heb een zeer klemmend beroep gedaan om de e-mails over de RVU-boete met de waarschuwingen, die toch al bijna een jaar bij het ministerie rond moeten zijn gegaan, binnen vijf weken naar de Kamer te sturen. Ik ga ervan uit dat dat gebeurt. 

Ik wacht met grote belangstelling de brief van de minister van OCW af. Ik zal de moties van collega Van Weyenberg zeer welwillend bekijken. Op deze manier wetgeving maken, is echt … Nou ja, laat ik het zo zeggen: de minister van OCW kan een voorbeeld nemen aan de grondigheid waarmee een belastingplan wordt voorbereid. Ik moet het eens positief zeggen, zo zeggen mensen rondom mij. De grondigheid waarmee het Belastingplan is voorbereid en behandeld, is exemplarisch in vergelijking met wat er bij de monumentenaftrek gebeurt. Ik heb daar best harde woorden voor gebruikt. Het kan best zijn dat het de gewenste richting is, maar je krijgt grote uitvoeringsproblemen als je op deze manier met wetgeving omgaat. Ik verwacht te horen wat de regering daarvan vindt. 

Ik wacht op de btw op pensioenfondsen, maar zodra de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan, wil ik ook weten waarom het dan weer wel in België en Luxemburg kan en niet hier, en waarom wij de pensioenfondsen de grens overjagen. Dan is er helemaal geen 365 miljoen euro gewonnen. 

Van harte heb ik de motie-Groot ondersteund over de leenbijstand. Het gaat niet alleen om mensen die in de Wsnp beland zijn, maar om alle mensen die onterecht moeten terugbetalen. Dank voor de concept ministeriële regeling. Wij bestuderen die nog even alvorens daarop terug te komen. Ik kan niet helemaal inschatten of dit precies is wat wij wilden. De regeling kwam te laat voor het debat. 

De voorzitter:

Hebt u nog een motie? 

De heer Omtzigt (CDA):

Ja, voorzitter. De allerlaatste motie. Die is eigenlijk voor het nieuwe kabinet. Die motie moet op de tafel van de formateur komen te liggen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat het hoogste marginale tarief in de inkomstenbelasting in Nederland 56% bedraagt en van mening dat dat hoog is; 

constaterende dat bijvoorbeeld de eenverdiener geconfronteerd wordt met een gemiddeld marginaal tarief van meer dan 70% wanneer hij ongeveer een modaal inkomen verdient en met een nog veel hoger percentage indien hij huurtoeslag ontvangt; 

verzoekt de regering, in kaart te brengen voor welke groepen de marginale druk als gevolg van inkomstenbelasting en toeslagen meer dan 56% bedraagt en aan te geven op welke wijze de marginale druk omlaag gebracht kan worden tot maximaal 56%; 

verzoekt de regering tevens, hierover voor 15 maart 2017 aan de Kamer te rapporteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 63 (34552). 

We krijgen eerst verkiezingen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Gisteren was ik helaas door ziekte afwezig. Ik hoop dat de voorzitter enige coulance betracht bij mijn de spreektijd. Ik zal het niet overdrijven. 

Allereerst kom ik op het punt van de ongelijkheid. Laten we nog maar eens vaststellen dat tijdens deze kabinetsperiode de inkomensverschillen zijn toegenomen en niet afgenomen, ondanks de belofte van eerlijk delen. Er ligt een heel eenvoudig en helder amendement, dat ik samen met de heer Bashir heb ingediend, dat dit daadwerkelijk zou rechttrekken, zonder allerlei vreselijke bijverschijnselen en ongewenste neveneffecten. Ik doe dus een oproep aan de partijen voor wie eerlijk delen van belang is om dat amendement te steunen en daarbij een helder signaal af te geven om daadwerkelijk iets aan Nederland te veranderen. 

Bij dit Belastingplan lijkt de kans om te vergroenen opnieuw gemist te zijn. Ook het amendement over de energiebelasting op grootverbruik wordt door de staatssecretaris weer ontraden. Als ik de staatssecretaris zou tegemoetkomen door nog eens heel precies te kijken naar wat in de brief van vorig jaar staat en de getallen daarop aan te passen en hij daardoor het oordeel over het amendement aan de Kamer zou laten, dan ga ik dat doen en komt er heel snel een gewijzigd amendement. Maar ik heb op de een of andere manier het vermoeden dat het voor de staatssecretaris geen bal uitmaakt en het oordeel evenzogoed "ontraden" blijft. Dat tekent een beetje de houding van het kabinet op het gebied van vergroening, maar we zullen het ermee moeten doen. 

Ik heb een amendementje ingediend over hulpketels. Dat zou heel eenvoudig echt een slag kunnen bewerkstelligen in de beperking van de hoeveelheid gasgebruik, of zou in elk geval het mogelijke faillissement van intussen omgeschakelde installaties kunnen voorkomen. Als ik goed reken, kom ik op een dekking van niet meer dan 3 miljoen. Daar zou de staatssecretaris nog op ingaan. Ik verzoek de staatssecretaris en de collega's om het amendementje toch te omarmen en het in de Kamer te aanvaarden. Dit is een korte, snelle en goede slag voor de warmtelevering van gas naar andere, duurzame brandstoffen. Het zou zo jammer zijn als we dat blokkeren en voor een deel frustreren. Dat is niet nodig. Die 3 miljoen is echt achter de komma berekend. We kunnen het dekken door een mini-mini-minimale verhoging van energiebelastingtarief. Als daar bezwaar tegen bestaat bij collega's in deze Kamer, dan wil ik ook nog wel kijken naar een andere dekking, maar laten we het alsjeblieft doen. 

Als het amendement zou worden ontraden, dan heb ik een motie die wellicht nog iets kan betekenen. Ik zal ook twee moties indienen over belastingontwijking. 

Ik wil nog één opmerking maken over de scholings- en monumentenaftrek. Het is heel triest hoe deze discussie hier gelopen is. Ik vind dat door het kabinet een verkeerde aanvliegroute is gekozen, met name door de minister van Onderwijs. Dat is heel jammer. Mijn fractie blijft er ten principale voorstander van om het uit de fiscaliteit te halen, enerzijds vanwege de vereenvoudiging van het belastingstelsel, anderzijds omdat het beter kan met een goed geïntegreerd subsidiemechanisme. Wel moet het uitgangspunt dan niet de bezuinigingsdoelstelling zijn. Daarom heb ik de motie van de heer Van Weyenberg mede ondertekend. 

Ik ga over tot het voorlezen van de moties. 

De voorzitter:

Hoeveel hebt u er? 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik heb er vier. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er in Nederland veel vennootschappen zijn gevestigd zonder noemenswaardige reële economische activiteit, brievenbus-bv's, die veelvuldig worden gebruikt om belasting te ontwijken; 

overwegende dat het stellen van minimumeisen aan de mate van reële economische activiteit in Nederland, de zogenaamde "substance-eisen", een zinvolle bijdrage kan leveren aan het terugdringen van het bestaan van dit soort vennootschappen en aan hun belastingontwijkingspraktijken; 

overwegende dat de staatssecretaris van Financiën in zijn brief van 4 november 2016 daartoe op verzoek van de Kamer een aantal opties heeft geschetst; 

verzoekt de regering, de genoemde opties 1, 2 en 3 uit bovengenoemde brief nader uit te werken in beleidsvoorstellen, en de Kamer voor 1 februari daarover te informeren; 

verzoekt de regering tevens, daarbij ook combinaties van deze opties te bezien en bij voorrang nader uit te werken: 

  • -een loonsomcriterium zodat vennootschappen die niet voldoende loonkosten hebben om reële activiteiten te kunnen ontplooien in ieder geval een sanctie krijgen; 

  • -het criterium van 2 miljoen euro eigen vermogen schrappen in artikel 8c in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zodat ten minste 1% van de uitstaande geldleningen het criterium wordt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 64 (34552). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat voor het verkrijgen van een S&O-verklaring alleen vereist wordt dat onderzoek vernieuwend is voor het bedrijf; 

constaterende dat Kansrijk innovatiebeleid, de publicatie van het Centraal Planbureau, aangeeft dat door deze beperkte eis het maatschappelijk rendement van dergelijke uitgaven beperkt is en dit verbeterd kan worden door het aanscherpen van die eisen; 

overwegende dat een dergelijke aanscherping een impuls zou geven aan doelmatigheid en innovatie en daarnaast het gebruik van de innovatiebox als belastingontwijkingsinstrument beperkt wordt; 

overwegende dat de S&O-verklaring nu verplicht wordt als toegangsmiddel tot de innovatiebox en het dus een goed moment is om deze eis te heroverwegen; 

verzoekt de regering, de eis voor een S&O-verklaring aan te scherpen zodat een innovatie ten minste "nieuw voor Nederland" is, en niet alleen voor het bedrijf, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 65 (34552). 

De heer Grashoff (GroenLinks):

De moties worden gelukkig steeds korter. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er voor het opladen van elektrische auto's bij een thuislaadpaal nog altijd een hoog tarief geldt; 

overwegende dat het ook voor deze groep wenselijk is om elektrisch rijden te stimuleren via tarifering; 

verzoekt de regering, te onderzoeken of voor de groep thuisladers een dergelijke stimulans mogelijk is zonder onbedoelde bijeffecten, en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 66 (34552). 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Wij zullen de staatssecretaris uiteraard informeren bij wie hij in elk geval te rade kan gaan, namelijk de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er nu stadsverwarmingen zijn die ontmoedigd worden om te verduurzamen vanwege een verhoging van de energiebelasting na de omschakeling; 

overwegende dat de energiebelasting geen obstakel mag vormen bij een verlaging van de CO2-uitstoot; 

verzoekt de regering, maatregelen te nemen zodat stadsverwarmingen bij omschakeling van gasgestookte ketels naar het gebruik van hernieuwbare bronnen niet geconfronteerd worden met een verhoging van energiebelasting, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 67 (34552). 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Deze behandeling van het Belastingplan stond voor mijn fractie in het teken van recht doen aan hen die onevenredig hard worden geraakt door ons huidige belastingstelsel. Ik denk aan de extreme marginale druk voor sommige groepen en het grote verschil in belastingdruk tussen verschillende groepen. Ik heb het voorbeeld genoemd van huishoudens met een bruto-inkomen van €35.000, waarbij soms sprake is van verschillen tot een factor 177,5. 

Wij hebben al vele jaren discussie over dit soort onderwerpen. Ik heb deze keer echt oprecht gezocht naar een amendement dat dit onrecht verkleint en ook nog in het repertoire van D66 en VVD past. De argumenten waarom het zo'n goed amendement is, zijn door de staatssecretaris zelf net genoemd: het verkleinen van de kloof tussen een- en tweeverdieners, het bevorderen van de werkgelegenheid en het verlagen van de marginale druk daar waar die juist zo hoog is: een win-win-winsituatie. Er is mij echt veel aan gelegen om te kijken of wij op dit punt een stap kunnen zetten. Ik besef heel goed dat dit ook een ideologisch geladen discussie is, maar laten wij alsjeblieft deze keer ook gewoon naar de feiten kijken. Ik zou de collega's willen vragen: kijk ook naar de feiten en weeg die op het moment dat je over dit amendement moet stemmen. Ik wil echt bekijken of wij misschien nog aanpassingen moeten doen in de maatvoering, de afbouw of het jaar van ingang. Ik ben echt bereid om, mocht dat nodig zijn, nog wat aanscherpingen te plegen om ook het kabinet tegemoet te komen. Ik hoop echt dat de staatssecretaris met mij wil zoeken naar de mogelijkheden die er zijn, zodat wij hier echt een beweging kunnen maken. 

Ik kom op de monumenten- en de scholingsaftrek. Primair was die natuurlijk gewoon bedoeld om het gat op de begroting van Onderwijs te dichten. De Kamer heeft tijdens het wetgevingsoverleg aangestuurd op een zorgvuldige discussie, ook omdat dit heel veel mensen gaat raken. De minister van Onderwijs heeft het gebaar van deze Kamer wederom doorkruist met de brief die zij afgelopen week stuurde. Wij waren er voorstander van om de wetten aan te houden en een zorgvuldige discussie te voeren, maar als het kabinet weer op deze manier met de Kamer omgaat, dan komt voor ons wel het moment om aan te geven dat wij de wet misschien maar gewoon moeten intrekken. Vandaar dat ik de motie van de heer Van Weyenberg mede heb ingediend. Ik wil ook duidelijk maken — dat zit in zijn tweede motie — dat deze discussie gevoerd moet worden vanuit de inhoud en niet vanuit de bezuiniging. Vandaar dat wij ook de motie hebben ondertekend om hier geen bezuinigingsdiscussie van te maken. 

Daarnaast was het natuurlijk ook een vertoning met de kasschuiven. Wij hebben er al genoeg over gedebatteerd. Ik zeg wel dat dit enigszins de geloofwaardigheid van de staatssecretaris is gaan raken. Wij zijn immers juist bezig om te bekijken hoe wij zorgvuldig kunnen begroten. Wij zijn ook zorgvuldig moeilijke discussies aan het voeren om bepaalde posten binnen de begroting te dekken. Om dan op deze manier om te gaan met een begrotingsprobleem, vond ik niet de schoonheidsprijs verdienen; dan druk ik me heel zuinig uit. 

Ik heb nog een ander amendement ingediend, namelijk het amendement op stuk nr. 44 over de verhuurderheffing bij nul-op-de-meterwoningen. De grootste uitdaging ligt erin om energiebesparing te realiseren in de gebouwde omgeving. Er wordt inderdaad al wel wat aan gedaan, maar onvoldoende, zoals blijkt uit alle rapporten die bij Economische Zaken naar boven komen. Daar ligt de uitdaging, en dit amendement ziet erop om daaraan een extra impuls te geven. 

Ook heb ik met de heer Omtzigt het amendement op stuk nr. 12 over de bedrijfsopvolgingsregeling ingediend. Onze oproep zou zijn: laat de familiebedrijven niet in de kou staan. 

Tot slot wil ik de staatssecretaris en zijn ambtenaren bedanken. Wij weten niet of dit het laatste Belastingplan van deze staatssecretaris is en ik weet ook niet of dit mijn laatste Belastingplan zal zijn. Wel kan ik terugkijken op de samenwerking. Hoewel ik kritiek heb gehad op het feit dat onder leiding van deze staatssecretaris de kloof tussen de een- en de tweeverdiener groter is geworden en de marginale druk eveneens groter is geworden, wil ik de staatssecretaris hartelijk bedanken voor de manier waarop wij hebben samengewerkt. Ik heb dat altijd ervaren als een eerlijke manier van discussiëren. Deze staatssecretaris is gevoelig voor feiten en durft dan ook niet alleen ideologisch te kijken, maar ook te kijken naar wat er gebeurt en wat het met de mensen in het land doet. Ik dank hem voor zijn eerlijkheid en soms zelfs de zelfreflectie die hij daarbij toepaste. Ik vond het in ieder geval mooi dat wij dit zo hebben kunnen doen. Ik hoop uiteraard dat wij dit ook kunnen doen bij het amendement waarover wij net spraken. Maar dat zullen wij nog horen. 

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Schouten. 

Tot slot geef ik het woord aan de heer Dijkgraaf namens de SGP-fractie. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ook voor ons was datgene wat mevrouw Schouten zo-even zo helder naar voren bracht, de marginaledrukdiscussie en de kloof, het belangrijkste punt. Ik onderstreep de woorden van mevrouw Schouten over haar amendement. Ik zou het toch wel bijzonder vinden als dit amendement met deze redenering door de coalitie van tafel geveegd wordt. "Woest" zie ik toch echt niet. Dat past niet bij mevrouw Schouten en het past niet bij de SGP. Ik ken "oordeel Kamer" en ik ken "ontraden", maar het predicaat "woest" is toch wel nieuw, en dat verdient in ieder geval een onderbouwing. Het zou mij echter een lief ding waard zijn geweest als er naast het amendement van mevrouw Schouten in het Belastingplan voorstellen zouden hebben gestaan om de kloof te dichten. Wij kennen de strijd; blijkbaar lukt dit met dit kabinet niet. 

Voor ons is dan wel cruciaal, ook als het gaat om onze standpuntbepaling ten opzichte van het hele Belastingplan, hoe serieus het onderzoek van SZW wordt opgezet. Ik zou de staatssecretaris daarover ook in tweede termijn nog wel willen horen. Het gaat me daarbij om twee dingen. Het eerste is de timing. Zonet heeft de heer Omtzigt een motie ingediend waarin 15 maart wordt genoemd. Ik zou het liever in januari 2017 hebben. Dat stelt ons nog in de gelegenheid om eventuele vragen te stellen over bijvoorbeeld dingen die niet zijn uitgezocht en om mogelijk nog een gedachtewisseling met dit kabinet te hebben. Dat zal dan best technisch zijn maar dat is prima. Dat zou dan nog wel tot een vervolg kunnen leiden. Is het mogelijk om dat in januari te doen? 

Een tweede element is het volgende. Het is goed om in kaart te brengen welke groepen het treft, maar eigenlijk weten wij dat grotendeels wel. Het gaat toch ook echt om het in kaart brengen van opties. Daarover zou ik de staatssecretaris nog wel willen horen. Hoe zou je dit kunnen oplossen, hoe zou je het kunnen verbeteren? Voor ons is dit een essentieel punt, maar dat mag duidelijk zijn. 

Ik heb nog twee punten. Allereerst dank ik de staatssecretaris voor de constructieve houding tegenover het amendement op stuk nr. 50 over de biologische gewasbescherming. Dat lijkt allemaal goed te gaan, al is er achter de schermen nog enige discussie over de precieze juridische formulering. De specialisten op dat terrein van het Bureau Wetgeving, dat ook wel een keer genoemd mag worden, evenals die van de amendementenservice van het ministerie van Financiën hebben weer knap werk geleverd, maar moeten nog opnieuw knap werk leveren om het allemaal voor morgen klaar te krijgen. Dank ook voor die inzet. 

De motie-Omtzigt heb ik meegetekend. Ik zie die in het kader van een bredere discussie over natuurlijke innovatie. We moeten voorkomen dat chemische innovatie wel bevoordeeld wordt en natuurlijke niet. Dit geldt dus iets breder dan alleen de motie. Daarom hoop ik dat de motie brede steun krijgt. 

Tot slot kom ik op de monumentenaftrek en de scholingsaftrek. Ik sluit mij aan bij de collega's, die hierover tamelijk sterke woorden gebezigd hebben. Ik heb de motie-Van Weyenberg c.s. op stuk nr. 61, die vraagt om overleg met het veld, meegetekend. Voor de tweede motie van de heer Van Weyenberg voel ik toch wel erg veel, want als het proces zo loopt, kun je maar beter stoppen. 

Ook ik dank de staatssecretaris, ook voor de pittige discussies die wij gehad hebben. Zoals mevrouw Schouten al zei, waren die altijd fair. Daarmee gaat het in de politiek weleens mis, maar bij deze staatssecretaris zeker niet. 

De voorzitter:

Wij zijn hiermee aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de Kamer gekomen. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij het antwoord op aantal vragen eerst moet uitzoeken. Daarom stel ik voor dat wij schorsen tot 19.30 uur. 

De vergadering wordt van 18.24 uur tot 19.30 uur geschorst. 

Voorzitter: Neppérus

De voorzitter:

Wij gaan verder met het Belastingplan 2017 en de Wet uitwisseling inlichtingen over rulings. De zaal stroomt inmiddels vol met de collega's. De heer Omtzigt heeft al enige jaren geleden bij het Belastingplan vastgesteld dat er twee mensen op de tribune zaten, maar het aantal kan nog toenemen. Ik geef het woord aan de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Wiebes:

Voorzitter. Ik wil eerst ingaan op de moties en vervolgens op de nieuwe amendementen die zijn ingediend na het begin van het debat. Daarna wil ik ingaan op enkele vragen die zijn overgebleven, voor zover ze nog niet aan de orde zijn gekomen bij de amendementen. 

Ik begin met de motie op stuk nr. 51 van mevrouw De Vries om de evaluatie van de werkkostenregeling een jaar te vervroegen. Ik heb mij daar tot nu toe wat onbuigzaam op getoond, maar ik zwicht voor deze motie. Ik laat het oordeel aan de Kamer. 

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 53 van de leden Bashir en Grashoff om de kapitaalvlucht intensief te monitoren. Het hangt er een beetje van af wat "intensief monitoren" is. Intensief monitoren in die zin dat wij kunnen zien welke euro waar terechtkomt, kan niet. Snel reageren op signalen en daar wat mee doen, is het standaardbeleid. Ik zie de heer Bashir nergens, maar de heer Grashoff wel. Als ik de motie zo mag interpreteren dat wij ons openstellen voor signalen en er wat mee doen als dat nodig is, dan wil ik het oordeel aan de Kamer laten. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik ben zo brutaal om mede namens de heer Bashir, met wie ik geen overleg heb kunnen voeren, dit een redelijke interpretatie te vinden. 

Staatssecretaris Wiebes:

Dan vind ik dit een redelijke motie en laat ik het oordeel aan de Kamer. 

De motie op stuk nr. 54 van de heer Van Vliet heeft een samenhang met zijn amendement op stuk nr. 52. Ik moet hem nageven dat het amendement keurig is gedekt; dat wil ik echt gezegd hebben. Wat hij mij hier aanreikt, tot mijn vreugde overigens, is een stelselherziening. Dat is echt iets voor bij een regeerakkoord. Vanwege precies deze afwegingen ontraad ik de motie, want er zijn altijd nog wel wat nadere overwegingen nodig, bijvoorbeeld een koopkrachtcheckje. Het initiatief en de daadkracht staan mij zeer aan, dus ik moedig iedereen aan om dat bij een volgende formatie in deze omvang aan te reiken. 

De motie op stuk nr. 55 van de leden Groot en Van Vliet gaat over het vrijstellen van woningcorporaties van overdrachtsbelasting en vennootschapsbelasting bij verkoop van sociale huurwoningen. De regering wordt verzocht, uiterlijk maart 2017 opties uit te werken. Dat heb ik al toegezegd. Je zou kunnen zeggen dat de motie overbodig is, maar dat is ook zo onvriendelijk. Waarom zou ik de motie niet overnemen? Het kabinet gaat deze inventarisatie gewoon doen. 

De voorzitter:

Voor de volledigheid: de motie op stuk nr. 55 is dus overgenomen? 

Staatssecretaris Wiebes:

Overgenomen, tenzij een van de aanwezigen daar bezwaar tegen maakt. 

De voorzitter:

Maar iedereen blijft rustig zitten, dus de motie is overgenomen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Alleen kalmte redt ons nog. 

De voorzitter:

De motie-Groot/Van Vliet (34552, nr. 55) is overgenomen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik kom bij de motie op stuk nr. 56 van de heer Groot over de cfc's. Het kabinet heeft de serieuze intentie om misbruik werkelijk aan te pakken, maar is er nog niet helemaal uit of dat bij nadere verdieping model A of model B betekent. De keuze moet worden gemaakt in het verdere wetstraject. Na de zomer van 2017 komt er een consultatie. Ik wil daar niet op vooruitlopen en ontraad daarom de motie. 

De motie op stuk nr. 57 van de leden Groot en Omtzigt gaat over een maatwerkoplossing. Ik heb toegezegd nog een keer serieus hiernaar te kijken. Ik kan niet garanderen dat dat lukt. In de motie wordt de regering verzocht om voor deze groep een "maatwerkoplossing te vinden". Als er had gestaan "zoeken", kan ik me er nog iets bij voorstellen. Maar hier kan ik me gewoon niet op vastleggen, want ik wil geen verwachtingen wekken die ik misschien niet kan waarmaken. Daarom moet ik de motie op stuk nr. 57 in deze vorm ontraden. 

De motie op stuk nr. 58 van de heren Van Weyenberg en Groot gaat over de minimumtarieven. Ten principale vindt het kabinet dat het een inbreuk is op de soevereiniteit. Het vaststellen van tarieven is aan de landen zelf. Daarom ontraad ik deze motie. 

De heer Groot (PvdA):

Als in de motie op stuk nr. 57 het woord "vinden" wordt vervangen door bijvoorbeeld "intensief zoeken" … 

De heer Omtzigt (CDA):

Nee, "zoekt en gij zult vinden"! 

De heer Groot (PvdA):

… helpt dat dan? 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik geloof dat ik nu het overleg tussen de motie-indieners onderling meemaak. "Zoeken" heb ik net toegezegd, maar in "vinden" heb ik een iets harder hoofd dan de indieners zelf. Ik wil hen overtuigen van mijn serieuze intenties, maar ik kan niet het onmogelijke doen. In deze vorm ontraad ik de motie op stuk nr. 57 dus. Als de motie in een andere vorm wordt gesteld, heb ik al een toezegging gedaan en kan ik de motie dus aan het oordeel van de Kamer laten. 

De heer Groot (PvdA):

Als het zoeken sowieso gebeurt … 

Staatssecretaris Wiebes:

Ja, dat heeft de heer Groot al. Dat is dus gratis! 

De heer Groot (PvdA):

… dan dien ik de motie alsnog in. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik snap hem, ja. 

De voorzitter:

Mijnheer Groot, u gaat uw motie wijzigen, begrijp ik? 

De heer Groot (PvdA):

Nee. 

Staatssecretaris Wiebes:

Nee, het zoeken heeft hij al gratis gekregen, dus waarom zou hij daar nog een motie voor indienen? Ik snap de heer Groot. Hij is een econoom. Gratis artikelen hoef je niet meer te kopen. 

Ik heb net iets gezegd over de motie op stuk nr. 58 over de minimumtarieven. 

De motie op stuk nr. 59 van de heren Van Weyenberg en Koolmees gaat over kantoorpanden. Hier is op allerlei terreinen toch wel goed naar gekeken. Ik wil ook hier geen verwachtingen wekken. De oplossingen zijn niet eens altijd oplossingen en kosten ook nog veel geld. Na de uitvoerige zoektocht die we met elkaar hebben meegemaakt gedurende dit belastingplantraject, ontraad ik deze motie. 

In de motie op stuk nr. 60 wordt verzocht om het wetsvoorstel fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing in te trekken. Die motie is ondertekend door de heer Van Weyenberg, mevrouw Schouten, de heer Krol en de heer Bashir. De minister van OCW zal voor de stemmingen hierover een brief sturen. Voor de stemmingen is morgen, want dan zijn de stemmingen. 

Idem dito voor de motie op stuk nr. 61. In deze motie wordt de regering gevraagd om "met veldpartijen in gesprek te gaan" et cetera et cetera, "zonder dat daarbij een bezuiniging als uitgangspunt wordt genomen". Deze motie is ondertekend door de heer Van Weyenberg, de heer Dijkgraaf, mevrouw Schouten, de heer Bashir, de heer Krol en de heer Grashoff. Ik zeg hierover hetzelfde: er komt een brief voor de stemmingen. 

De motie op stuk nr. 62 van de heren Omtzigt, Geurts en Dijkgraaf gaat over de natuurlijke vormen van innovatie. Dat is zeg maar de vervolgstap op het amendement. Ik begrijp die stap, maar ik weet niet wat er in ons vaart met al die deadlines. In de motie staat "voor 1 januari 2017". Geeft dat dan de tijd voor een serieus gesprek met de Commissie? Iedere indiener weet dat dat niet lukt. Ik wil er graag op de kerstborrel met de Commissaris over praten, maar laten we het realistisch houden. Als ik een realistische datum krijg, dan laat ik deze motie aan het oordeel van de Kamer. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik zou het op prijs stellen als de staatssecretaris een realistische datum noemt, want dan kunnen we hem aanpassen. 

Staatssecretaris Wiebes:

1 april. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Nee, 2 april! 

De heer Omtzigt (CDA):

2 april, want anders is iemand bang dat er een grap wordt uitgehaald. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik maak nooit grappen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dat weet ik. De staatssecretaris mag de motie ook overnemen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik laat de motie aan het oordeel van de Kamer. Er zijn misschien nog leden die deze motie nou weer niet nuttig vinden. Ik laat dat even aan de Kamer. Overnemen doe ik als ik echt het idee heb dat iedereen staat te juichen. Dat zou bij deze motie best zo kunnen zijn, maar dat weet ik niet zeker. 

In de motie op stuk nr. 64 van de heer Omtzigt over de marginale druk wordt de regering verzocht "hierover voor 15 maart 2017 aan de Kamer te rapporteren". Dit is volgens mij precies de toezegging die is gedaan bij het SZW-onderzoek. Volgens mij is ook de datum acceptabel. Daarom laat ik de motie aan het oordeel van de Kamer. Dat betekent wel een teleurstelling voor de heer Dijkgraaf, want die had het het liefst in januari gewild, maar dan wordt het toch een beetje haastwerk. In zijn richting zeg ik wel dat er beleidsopties in komen te staan. Dat is uitdrukkelijk de bedoeling. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik begrijp het zo dat de staatssecretaris het zo gaat uitvoeren dat we het dus absoluut niet exclusief over de kostwinnende gezinnen hebben. 

Staatssecretaris Wiebes:

Nee, nee, nee. Hier is de insteek marginale druk. Ik heb al eerder gezegd dat wij verschillende groepen onderscheiden. Het wordt niet een eenverdienersrapport. Anders zou achterban van de heer Van Weyenberg er volstrekt niet in voorkomen en dat zou ook treurig zijn. 

De motie op stuk nr. 64 van de heren Grashoff en Groot bevat een substanceoproep. Ik heb in de brief gemotiveerd waarom mijns inziens de route via nog verdergaande substance-eisen helemaal niet de juiste is. Om daar een soort uitgewerkte voorstellen voor te produceren in die tijd … Ik vind de oproep van de twee heren uit electoraal oogpunt begrijpelijk, maar ik denk dat ze ook wel weten dat we dat er niet nog even parlementair doorheen jassen voor 15 maart. Het heeft dus ook wel iets van symboliek. Ik laat iedereen ervan denken wat hij wil, maar mijn oordeel is ontraden. 

Het oordeel over de motie-Grashoff/Bashir op stuk nr. 65 over een doelmatiger innovatiebox et cetera laat ik aan de Kamer, mede na overleg met EZ. Het heeft verstrekkende gevolgen voor de innovatieve activiteiten in Nederland maar ook voor het vestigingsklimaat. Daarom moet de motie worden ontraden, ook gezien de uitstraling die dit zou hebben voor de Wbso, een zeer succesvol instrument. 

Dan kom ik bij de motie-Grashoff/Van Weyenberg op stuk nr. 66, over thuisladers. Daar is vrij uitgebreid naar gekeken in dit traject. Ik moet de motie om die reden ontraden. Ik zie daar verder niet veel muziek in. 

De motie op stuk nr. 67 van de heer Grashoff is de motie achter het amendement, als ik het zo mag zeggen. De motie is ook niet heel kalm. Ik had gehoopt dat we met elkaar overeen zouden komen dat dit een zeer interessant idee is om te onderzoeken. Dat heb ik ook eerder toegezegd. Maar hier staat al meteen "maatregelen nemen", wat in essentie niet heel veel anders is dan een amendement. Ik denk dat de of-vraag uitdrukkelijk ook aan bod komt in het onderzoek. Ik moet de motie in deze vorm dus ontraden. 

De voorzitter:

Ik zie de heer Grashoff. Ik denk met een reactie naar aanleiding van de motie. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Wat bedoelt de staatssecretaris met de of-vraag? Dat het nu zo uitpakt voor stadsverwarmingsinstallaties, is volgens mij een feit. Wat is dan de of-vraag? 

Staatssecretaris Wiebes:

We hebben drie soorten installaties, waarvan er twee te maken hebben met restwarmtegebruik en een puur met duurzaamheid. Dat heeft de heer Grashoff een inconsistentie genoemd. Ik heb gezegd: het is op zich een gevolg van een keuze van de regeling, maar je zou die keuze ook anders moeten maken, en laten we onderzoeken of het verstandig is om die keuze anders te maken en om een regeling die bedoeld is voor restwarmte, voortaan in te richten als een duurzame-energieregeling. De vraag is dus óf je dit wil compenseren op die manier. Zo is die bedoeld. De motie is ook de achtervang van het amendement en ik stel daar nog de of-vraag bij. Niet bij het fenomeen, maar bij de wenselijkheid om dit beleidsmatig gelijk te trekken. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Nu moet ik oppassen dat ik het debat niet opnieuw ga doen aan de hand van de motie. Ik ben wel lichtelijk teleurgesteld over het antwoord. Ik meende namelijk dat we de of-vragen inmiddels gepasseerd waren en dat de staatssecretaris in elk geval ten principale met mij meebewoog dat het wat onzinnig is om restwarmte in een voordeliger positie te plaatsen dan hernieuwbare warmte. Ik heb hem er ook geen enkel inhoudelijk argument voor horen geven. 

Staatssecretaris Wiebes:

Zo ver ben ik niet gekomen. Ik heb juist gezegd dat wij moeten bekijken welke regelingen voor welke soort energie precies op elkaar inwerken. Ik heb helemaal niet gezegd dat de ene meer stimulering verdient dan de ander. Ik heb gezegd dat het kabinet open, nieuwsgierig en met frisse blik wil kijken hoe het zit, hoe het uitwerkt en wat de consequenties zijn van het uitbreiden van de regeling naar duurzame energie. Dat is de of-vraag, maar met een positieve insteek. Ik heb aangeboden om er in alle oprechtheid naar te kijken, met open vizier. Ik vind het echter te ver gaan om nu al te zeggen dat er ook maatregelen genomen moeten worden. Daar geldt nog de of-vraag. 

Het amendement-Aukje de Vries op stuk nr. 48 oogt sympathiek en gaat om een aandelenoptierecht voor start-ups. De dekking staat niet echt in het amendement, maar laat ik inhoudelijk op het voorstel ingaan. In het hele traject van het nadenken over start-ups is het in zekere mate een oude bekende. Het oordeel is dat het ietsje ingewikkelder is dan het lijkt. Om te beginnen lijkt het op staatsteun en is het alleen mogelijk als de de-minimisregeling kan worden toegepast. Er moet nog behoorlijk wat water door de zee dat je je kunt afvragen of de uitvoeringslasten in verhouding staan tot de maatregel zelf. In eerdere evaluaties is een dergelijke maatregel, hoe sympathiek ook, afgevallen, waarbij het kabinet overigens blijft zeggen dat start-ups en het stimuleren van start-ups buitengewoon belangrijk blijft voor het Nederlandse ondernemersklimaat en voor het scheppen van banen. Het amendement in deze vorm ontraad ik, maar er zijn dit jaar wel andere maatregelen genomen om start-ups te stimuleren. 

Het amendement-Dijkgraaf c.s. op stuk nr. 50 gaat over gewasbeschermingsmaatregelen. De strekking van het amendement zou ik graag oordeel Kamer geven, maar ik geloof dat de heer Dijkgraaf zelf al zei dat het wetgevingstechnisch nog rammelde. Het moet wel ophouden met rammelen. Daar wordt volgens mij aan gewerkt. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik weet niet of er nog een brief van de staatssecretaris komt voor de stemmingen. Dan zou hij het misschien nog definitief kunnen meenemen. Anders kunnen we afspreken dat het ministerie nog even checkt of de nieuwe versie deugt. 

Staatssecretaris Wiebes:

Laten wij geen brieverarij ervan maken. In het vertrouwen dat het wetstechnisch goedkomt, geef ik het oordeel Kamer. Mocht het niet in orde zijn, dan laat ik dat vooraf op een of andere manier weten. 

De voorzitter:

Dan wordt het zo afgesproken. 

Staatssecretaris Wiebes:

Het is tenslotte ook een beetje werk in uitvoering af en toe. Het leven zit vol risico's. 

We hebben de eerbiediging van de op 1 januari 2017 bestaande extern opgebouwde pensioenaanspraken. Daar maakt de heer Omtzigt zich erg zorgen over. Hij heeft er het amendement op stuk nr. 8 over ingediend. Volgens mij strekt het amendement tot het volgende. Er zijn pensioenen die deels in eigen beheer en deels extern worden opgebouwd. Het gaat hier over het naar binnen halen en afkopen van externe pensioenen. Het is waar dat bij het afkopen van een extern pensioen, afhankelijk van de voorwaarden, zekerheden kunnen vervallen en dat dat kan leiden tot derving van inkomsten. De andere kant daarvan is dat het externe pensioen afkopen in zekere mate gedurende een korte tijd wordt gefaciliteerd met het voorstel PEB, maar dat wordt niet beoogd. Er is een zekere coulance om dat naar binnen te halen en mee te nemen, maar dat wordt niet beoogd. Er is geen enkel bezwaar tegen externe pensioenen. Dat is ook helemaal niet de aanleiding van dit wetstraject. Mocht een extern pensioen niet tegen gunstige voorwaarden kunnen worden afgekocht, dan loopt dat gewoon door onder dezelfde condities. Daar is helemaal niets mis mee. Met de beëindiging van het pensioen in eigen beheer hebben wij niet de beëindiging van het externe pensioen mede beoogd. Sterker nog, er is helemaal niets tegen externe pensioenen. Uit een vorm van coulance kan dat soms worden meegenomen, maar daar waar het niet kan, kan het niet. Ik zie ook helemaal niet dat dat een probleem is. Een keurig opgebouwd extern pensioen is fantastisch. Dat gun ik iedereen. 

De voorzitter:

Ik neem aan dat dit "ontraden" betekent. 

Staatssecretaris Wiebes:

Sorry, dit was ontraden. 

Ik kom op het amendement-Schouten. Ik heb niet onder stoelen of banken gestoken dat ik hier veel in zie. Het is slim bedacht. Het is moedig ingebracht. Daar is allemaal niks mis mee. Ik krijg dit nu, op deze termijn met een verschuiving van een kwart miljard even niet rond. Dus ik wil iets anders doen. Het maken van een belastingplan begint natuurlijk gewoon in het voorjaar. Ik wil dit op tafel hebben bij het nadenken over een nieuw belastingplan. Dat hangt niet alleen van mij af; daar zijn velen bij betrokken. Toezeggingen over wat wij hier over een jaar staan te doen, kan ik dus niet geven, maar ik kan wel zeggen dat ik dit expliciet op tafel zal leggen. Het heeft voldoende aantrekkelijke kanten. Dit is iets om te overwegen. Dat hebben wij aan mevrouw Schouten te danken. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het gebeurt niet vaak dat je je hele ziel en zaligheid in een amendement stopt. Dat heb ik bij dit amendement wel geprobeerd, omdat ik de afgelopen jaren oprecht heb geprobeerd om het allemaal wat rechtvaardiger te maken. Ik waardeer het dat de staatssecretaris erkent dat dat met dit amendement zal gebeuren. Ik zie dat die beweging gemaakt wordt, maar ik hoop ook werkelijk dat wij hier eerlijk naar durven te kijken en niet alleen vanuit ideologische overwegingen, hoezeer onze meningen daar in deze Kamer soms ook over verschillen. Ik zie ook dat de staatssecretaris het niet zal omarmen. Hij zal het nu waarschijnlijk ontraden. Ik dank hem wel voor het feit dat hij het op tafel wil gaan leggen en daar serieus naar wil kijken, maar ik wil het wel in stemming brengen, omdat ik er zelf in geloof. 

De voorzitter:

Dat recht hebt u altijd. 

Staatssecretaris Wiebes:

Dan moet ik het inderdaad ontraden. Daarmee heeft mevrouw Schouten in mijn korte politieke loopbaan in elk geval het mooiste ontraden amendement gescoord. Maar ik houd het bij mij, want de gesprekken beginnen weer in het voorjaar. 

Begrijp ik het goed dat er net een amendement is ingediend door de heer Van Weyenberg? Ik moet even uit de brand geholpen worden. Wie heeft dat precies ingediend? Het gaat hier wat haastig. Enige improvisatie is niet verkeerd, maar misschien kan de heer Van Weyenberg even kort zeggen wat hij net heeft ingediend. Dan kijk ik of ik daar een oordeel over kan vellen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dit is een heel bijzondere vorm, maar het gaat goed zo. Dit amendement is net door collega Jasper van Dijk van de SP en mijzelf ingediend. Het is de uitwerking van wat ik in mijn tweede termijn aankondigde. Wij willen namelijk de tariefverlaging van de wijn en de prosecco van de heer Groot niet doen. Wij doen wel de stelselverandering die de staatssecretaris noemt maar niet dat. Daarmee wordt ruim 11 miljoen euro per jaar vrijgespeeld. De SP en D66 willen die maandag inzetten om culturele instellingen te redden van het afbraakbeleid dat dit kabinet voert op het gebied van cultuur. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik ben de heer Van Weyenberg in elk geval dankbaar voor het feit dat hij de kleine stelselverbeteringen op dit punt heel laat en dat hij het op een andere manier doet. Maar ik begrijp nu beter waarom hij dit amendement niet samen met de heer Koolmees heeft ingediend. De inkomsten worden namelijk verhoogd om ook de uitgaven te verhogen. Hier wordt gehandeld in strijd met de begrotingsregels. Dat kan ik alleen maar ontraden. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat verbaast mij niet. Ik zeg er wel bij dat ik dit verwijt zo langzamerhand heel flauw vind van een kabinet dat daar zijn hele Miljoenennota mee heeft volgekalkt. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik kom op de gestelde vragen. Ik beloof mevrouw De Vries om periodiek, na één en na twee jaar, aan de Kamer terug te koppelen of er problemen zijn geconstateerd met de continuïteit van ondernemingen door heffing van erf- of schenkbelasting. Dat gaat dus om de ervaringen met de BOR. De BOR verandert niet in materiële zin, maar ik honoreer desondanks de zorgen van mevrouw De Vries door haar deze toezegging te doen. 

Volgens mij is er nog een amendement ingediend over de tijdklemmen. Wellicht kunnen de heren Groot en Omtzigt mij even uit de brand helpen. We zouden nog terugkomen op de tijdklemmen, want er zou op dat punt iets veranderd worden. 

De voorzitter:

Ik kijk even naar beide heren. 

Staatssecretaris Wiebes:

Beide heren zijn druk aan het communiceren. 

De heer Omtzigt (CDA):

We hebben nog geen gewijzigd amendement ingediend over de tijdklemmen, maar de bedoeling is om de datum van 1 januari te veranderen in een datum naar keuze van de staatssecretaris, bijvoorbeeld 1 februari of 1 maart. In het amendement komt dan te staan dat de staatssecretaris met een KB (Koninklijk Besluit) met voorhang de mogelijkheid heeft om het amendement niet in te laten gaan, indien er grote problemen voortkomen uit de uitvoeringstoets. 

Staatssecretaris Wiebes:

Mogen we dat ook ietsje milder doen? Ik ben bereid om oordeel Kamer te geven op iets wat net iets meer gebruikelijk schijnt te zijn, namelijk inwerkingtreding bij KB. Die list heb ik bedacht om de indieners tegemoet te komen. De heer Omtzigt maakt daar een wat strakkere variant van. Ik verzoek hem om het met een iets mildere variant te doen in ruil voor oordeel Kamer. Ik hoop dat we het daarover eens kunnen worden. Ik zie ook niet zo veel reden voor de omgekeerde variant, want ik wil er, deze Kamer gehoord hebbende, op een positieve wijze mee aan de gang gaan. Mag het op die manier? 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik vraag mij wel af wanneer het dan zal ingaan, als er geen bezwaren zijn. 

Staatssecretaris Wiebes:

Nou, zodra wij weten dat er geen bezwaren zijn. Ik heb daar zojuist enige spoed bij uitgesproken. De wens van de Kamer op dit terrein is helder. Ik neem die aan boord en daar hoort de Kamer zo snel mogelijk over. Dat zal ergens in het eerste kwartaal van 2017 zijn. Het kan ook eerder zijn, bijvoorbeeld in de eerste of tweede helft, maar dat weet ik nog niet. Ik stel voor om dat per KB te doen. Zodra ik eruit ben, meld ik dat, zodat we het kunnen doorduwen en het in werking kunnen laten treden. 

De voorzitter:

Mijnheer Omzigt, past u het amendement aan? 

Staatssecretaris Wiebes:

Het is een iets kalmere variant, maar ik doe dat graag. Dan zal ik het amendement ook oordeel Kamer geven. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik moet dat even bekijken. 

De voorzitter:

Ik neem aan dat het dan voor de stemmingen wordt aangepast. 

Staatssecretaris Wiebes:

De heer Grashoff heeft gevraagd naar de budgettaire consequenties van het restwarmtevoorstel. Dat onderzoekt dient er nu juist toe om die ongeveer vast te stellen. Dat is gewoon niet zo goed bekend. Bij een enkel project met 25.000 woningequivalenten zou dat 3 miljoen kunnen zijn, maar ook dat getal is niet zo hard. Dan weet je ook niet welke huidige projecten daar precies onder vallen. Dat maakt dus deel uit van dit onderzoek. Op de vraag van de heer Grashoff hoe hard die getallen precies zijn, antwoord ik: daar heeft hij wel een punt, want die zijn niet zo hard. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Zo wordt het wel heel ingewikkeld om als Kamerlid je werk te doen. Die informatie kan gewoon beschikbaar zijn. Bij mijn weten is er een installatie die daar nu onder valt; ik weet niet precies met hoeveel woningequivalenten. 

Staatssecretaris Wiebes:

U bedoelt misschien Purmerend. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ja. Dat is dus de facto de derving als je het nu terugdraait, want dat zijn reeds ingeboekte, geraamde belastinginkomsten. De rest is toekomstmuziek. Die kan de staatssecretaris niet geraamd hebben, want dat is het ramen van een plus in de belastingopbrengsten en geen derving. Vervolgens gaan die transities ook niet plaatsvinden; dat is ook logisch, want die worden namelijk geblokkeerd door het huidige belastingregime. 

Staatssecretaris Wiebes:

Zo werkt het niet. In de raming van de inkomstenbelasting zit ook de inkomstenbelasting van mensen die nu nog geen baan hebben. Het is niet zo dat we alleen op basis van de huidige insiders ramen, want dan zouden de belastinginkomsten een permanent dalende trend laten zien. Zo werkt het niet. Ik heb net gezegd dat ik dit met een positief gemoed serieus ga bekijken, en daar komen deze ramingen ook in voor. Soms is er onderzoek nodig om iets te weten te komen en om ergens inzicht in te krijgen, om de Kamer de gelegenheid te geven om iets op degelijke wijze te besluiten. Ik denk dat de volgorde ook goed is: eerst in kaart brengen, dan de meningsvorming. Sterker nog: op het terrein van OCW heb ik net van verschillende woordvoerders begrepen dat dat precies de volgorde is die zij wensen; die zou ik hier ook willen aanhouden. Ik weet sommige dingen dus nog niet. Dat kan de heer Grashoff mij kwalijk nemen, maar dat is niet anders. Niet alles is hierover bekend. Ik ga dat uitzoeken en kom vervolgens bij de Kamer terug. Dan weten wij alles en kunnen wij het daarover hebben. Deze volgorde zou toch echt mijn voorkeur hebben. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Wanneer komt de staatssecretaris terug met zijn onderzoek en durft hij een weddenschapje met mij aan te gaan over de derving van die belastinginkomsten? 

Staatssecretaris Wiebes:

Het afsluiten van een weddenschap vind ik ingewikkeld als ik er zelf geen opvatting over heb. Daarom wil ik het juist laten uitzoeken. Als ik er een opvatting over zou hebben, ging ik graag wedden, maar dat is precies mijn punt! De heer Grashoff heeft ook gevraagd wanneer het onderzoek komt. Dat is een erg goede vraag. Ik zie een van mijn ambtenaren twee vingers omhoog steken. Als iemand geheimtaal kent … 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik hoor: twee dagen. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik begrijp nu dat het tweede kwartaal wordt bedoeld. Hadden wij nog gehoopt op dagen, nu worden het kwartalen. 

Bon. Dan de PEB-vraag van de heer Omtzigt. De Wet vps heeft uitsluitend betrekking op het moment van scheiding. Als je gaat scheiden en daarvoor een verdeling moet maken, dan beschrijft deze wet wat je daarvoor nodig hebt. Het lijkt er echter op dat de heer Omtzigt het volgende zegt; ik probeer de zorgen van de heer Omtzigt beter te doorgronden: als er nog voor de scheiding, tijdens de normale huwelijkse periode, een verdeling wordt gemaakt, dan loopt dat via dat formulier van de Belastingdienst, maar dan zonder de notaris. Daarmee lijkt het erop dat de heer Omtzigt stelt dat, als er daarna in een of andere periode een scheiding plaatsvindt, die verdeling alsnog in twijfel kan worden getrokken. Tja, ik zou niet zo goed weten waarom. Het mag. Partijen kunnen zeggen: in die periode van het huwelijk willen wij een andere verdeling toepassen en wij nemen een notaris in de arm. Daar is niks op tegen, maar ik weet niet of we dit nu ingewikkelder moeten maken. Moeten we hier nu een grote inkomstenbron van notarissen voor gaan maken? Ik weet niet of we dat nu moeten doen. Een formulier is toch een bewijsmiddel waarin je dingen vastlegt. Het is geen notariële akte. Dat ben ik helemaal met de heer Omtzigt eens. Maar als de gehuwden die zekerheid willen hebben, staat het hen tijdens de opsplitsing van het pensioen op zich vrij om dit te doen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Bij een echtscheiding moet rechtstreeks de Wet vps gevolgd worden en wordt alsnog die notaris erbij betrokken. Als je dat van te voren niet gedaan hebt, dan gebeurt dat op dat punt. Het lijkt erop dat dit niet is meegenomen in de voorbereiding van het wetsvoorstel, en dat kan tot grote problemen leiden bij scheidende dga's over drie jaar, of wanneer de termijn voorbij is. 

Staatssecretaris Wiebes:

Het is waar: als de dga en zijn echtgenote gaan scheiden, geldt die wet en dan zijn er bepaalde verplichtingen. Maar het zou toch te ver gaan om dan te zeggen dat dat in die hele huwelijkse periode daarvoor ook al op diezelfde manier zou moeten worden vastgelegd? Het staat partijen toch ook wel een beetje vrij om te besluiten hoe ze een civiele overeenkomst met elkaar sluiten binnen een huwelijk? Ik weet niet of we daar nu in deze zaal een notariële verplichting aan moeten hangen. Bij een scheiding is het anders. Daar is een wet voor. Maar moeten we dat nu hier gaan doen? Bij de klem speelde ook zoiets. Op een gegeven moment zijn mensen toch ook zelf verantwoordelijk voor de civielrechtelijke afspraken die ze met hun naasten of met hun leveranciers maken? Dat is hier toch ook het geval? 

De heer Omtzigt (CDA):

Op dit soort momenten wordt bijna elke verdeling die tijdens de huwelijksperiode gemaakt is wederom betwist, en zeker als het gaat om een formulier van de Belastingdienst waarbij ingewikkelde claims nog een keer verrekend worden. Ik ben bang dat we, door het niet van tevoren goed te regelen, in de toekomst op dit punt met een probleem te maken krijgen bij al deze echtscheidingen. Ik heb hier ook niet onmiddellijk een oplossing voor waarbij iedereen buitengesloten wordt. Maar het is toch heel raar dat we dit constant gezegd hebben, en dat we nu aan het eind van de wetsbehandeling staan en nu denken dat dit problemen op gaat leveren? Is de staatssecretaris zich wel bewust van de problemen die de Wet vps op ongeveer elk pensioendossier veroorzaakt? Die krijgen we gewoon hier terug. 

Staatssecretaris Wiebes:

De lezing van de heer Omtzigt is: we hebben altijd onderkend dat er een probleem is en nu staan we aan het eind en blijkt er geen oplossing te zijn. Die lezing deel ik niet. Daar zijn verschillende opvattingen over. Hier gaat het over verdelingen die gemaakt worden in de huwelijkse periode en die volgens de heer Omtzigt enige of zelfs tientallen jaren later betwist kunnen worden tijdens een mogelijke scheiding. Dat is de stelling. Ik weet echter niet of we het hier op onze hals moeten halen om mensen in een normaal huwelijk die een dga-pensioen verdelen of anders verdelen te verplichten tot een bezoek aan de notaris. Vinden we dat nu echt? 

De heer Omtzigt (CDA):

Nee, dat vinden we niet als een doelstelling. Ik heb in mijn betoog ook gezegd dat het geen doelstelling is. Maar vanwege de ingewikkelde regels doe je als partner soms afstand van een grote claim en niet iedereen is zich daar evenzeer van bewust op het moment dat er tot die afstempeling wordt overgegaan. Dat komt versterkt aan de orde op het moment dat je met een boedelscheiding bezig bent. Dan komt de Wet vps aan de orde. De vraag is dus of het proces met medetekenen van de partner in deze wet op dit moment zorgvuldig genoeg is geregeld om achteraf geen gedoe te krijgen. Daar plaats ik ernstige vraagtekens bij, met de Wet vps in de hand. Dat wilde ik hier markeren. Ik wil de staatssecretaris ook uitnodigen — desnoods stemmen we volgende week dinsdag over die wet — om dat stukje van het proces nog een keer heel goed na te lopen. Anders kom je over een paar jaar tot de conclusie: dit gedeelte van de wet zijn we vergeten en nu zijn er massale claims over en weer. Dat is niet de bedoeling. 

Staatssecretaris Wiebes:

Of dit te maken heeft met de Wet vps, vraag ik me af. Het kan natuurlijk zo zijn dat echtelieden uit onwetendheid onverstandige of voor één persoon zeer nadelige afspraken maken en daar tijdens een scheiding achter komen. Ik weet niet of we de Wet vps nodig hebben om te kunnen constateren dat je misschien iets overhaasts hebt gedaan. Laat ik het als volgt doen. Ik denk dat, ook in dit geval weer, de heer Omtzigt misschien wel één specifieke bron heeft die buitengewoon ervaren is in precies deze problematiek. Zullen we het op die manier doen? Ik krijg de signalen niet dat je hierbij standaard een notaris moet inschakelen. Overigens zegt de heer Omtzigt dat ook niet. Ik heb ook niet scherp hoe je de procedure dan zo kunt verbeteren dat de partner denkt: klopt dit nu allemaal echt? Dat is namelijk wat je wilt. Je wilt dat iedereen willens en wetens alle informatie op tafel legt en zegt: dit wil ik. En dan is een handtekening voldoende. Dat is wat de heer Omtzigt bedoelt: dat je er niet in tuint. Nou, tijdens een huwelijk erin tuinen … Mensen tuinen erin door het huwelijk aan te gaan. Als je er tijdens het huwelijk in tuint, dan … 

De heer Omtzigt (CDA):

Dit zegt u wel tegen een christendemocraat! 

Staatssecretaris Wiebes:

Ja, dat is helemaal verkeerd! Ik ben er ook nog nooit in getuind. Dus eigenlijk slaat dit helemaal nergens op. 

Ik ga weer even terug naar het punt. Ik denk dat de heer Omtzigt mij misschien kan helpen door mij suggesties te doen aanreiken voor het verbeteren van processen. Daar ben ik zeer voor in. 

De voorzitter:

Zullen we het zo afspreken? 

Staatssecretaris Wiebes:

Zo doen we dat. Dat lijkt me zeer nuttig. Het streven delen we helemaal. 

De heer Grashoff vroeg hoe het zit met de EIA: wordt het nu gefinancierd uit de onderuitputting of uit de verlaging van het percentage? Dat is ook bijna een dekkingsvraag. Binnen de dekkingsproblematiek is onderuitputting geen relevant gegeven. Onderuitputting is er nu toevallig, maar morgen is er misschien een tekort; dat weet je nooit. Het gaat om het volgende. Als je wilt dat er een ruimere hoeveelheid projecten in aanmerking kan komen voor een bepaalde pot, dan moet je de honorering uit die pot omlaagschroeven. Je kunt opportunistisch doen en zeggen: er is nu sprake van onderuitputting. Maar morgen is die er misschien niet meer. Zo werkt de dekkingssystematiek niet. In dit geval regel je de dekking structureel door verlaging van de percentages. Misschien is er nu toevallig onderuitputting — ik ken de stand van de EIA-regeling ook niet uit mijn hoofd — maar morgen kan het anders zijn. Dat is geen structurele manier van dekken. Het zit dus in de verlaging van het percentage van de EIA. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dit is ook weer een heel bijzondere. Vorig jaar is, overigens op voorstel van deze staatssecretaris zelf en overigens ook met mijn warme instemming — dat was volgens mij het enige punt waarover we het eens waren — het EIA-budget opgehoogd met naar ik meen 60 miljoen. Toen is bij mijn weten die regeling ook ietsje verruimd. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ja. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Het kan toch gewoon zo zijn dat de verruiming van het budget niet blijkt te passen bij de verruiming van de regeling? Dan kun je twee dingen doen: je kunt het budget verlagen of de regeling verruimen. Ik vind het echter raar als je zegt: er zit ruimte in het budget, maar als je die wilt benutten, moet je de regeling weer krapper maken. Dat kan toch zo niet kloppen? Dan wordt ramen wel een heel willekeurige aangelegenheid, waar wij dan als parlement ook weinig over hebben te zeggen: "De raming is wat die is. Als u iets wilt veranderen, dan moet u de regeling maar veranderen. Als wij echter 10, 20 of misschien wel 30 miljoen euro te veel hebben geraamd en er gewoon overblijft, dan kan daar niks mee gebeuren." Dat kan toch zo niet waar zijn? 

Staatssecretaris Wiebes:

Het opportunisme werkt precies andersom, namelijk als we bij een toevallige momentane onderuitputting gaan zeggen: nou ja, nu kunnen we de grondslag wel gaan verruimen en zo en dan kun je voor de regeling in aanmerking komen terwijl het percentage gelijk blijft. Maar dat hoeft morgenochtend niet meer waar te zijn. Ik heb de methodiek aangegeven. Ik ben vanavond voor volgens mij de zesde keer in staat gebleken om met een welgemeende opmerking de heer Grashoff toch ernstig te ontrieven. Ik maak hem aan één stuk door verdrietig. Maar dit is toch echt het antwoord. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Als er sprake zou zijn van een normale fluctuatie rondom een bepaald punt ben ik het natuurlijk eens met de staatssecretaris, maar de vraag is als volgt. Als je vorig jaar een regeling hebt verruimd en je hebt een budget toegevoegd, dan heb je nu toch een beeld of er sprake is van een structureel element in die onderuitputting? Dat is toch geen gekke vraag? 

Staatssecretaris Wiebes:

Laten we de begrotingsmethodiek niet heruitvinden. Dit is hoe het werkt. Er zijn wel gevallen waarin de begrotingsmethodiek nog onwelgevalliger werkt. De heer Van Weyenberg heeft zich net beknord over de scheiding tussen inkomsten en uitgaven. Dit is hoe het werkt. Ik kan daar niet veel aan doen. zo werken wij hier met elkaar. 

De heer Omtzigt stelde een zeer zinvolle vraag, waarvoor dank, over de anticipatie-effecten in de regelingen. Eerder heb ik gezegd dat het technisch natuurlijk mogelijk zou moeten zijn om uitgavencategorieën eruit te halen. Ik kan nu niet beoordelen wat daarvan de wenselijkheid en de precieze mogelijkheid is, maar misschien brengt de nacht uitkomst. Ik stel voor dat de minister van OCW — en ik hoop dat zij mij dat niet kwalijk neemt — in de brief die zij na mijn toezegging over dit onderwerp stuurt, dit aspect meeneemt. Er wordt hierover op dit moment nagedacht en aan gewerkt, ook door mensen van Financiën. Als het antwoord niet zou bevallen, kunt u gerust in mijn richting boos kijken, want ik neem voor dit antwoord graag de verantwoordelijkheid. Dat moet u niet op mijn collega afschuiven. Het komt dan in haar brief. Ik zeg dat nu toe zonder haar te hebben bereikt, dus dat is niet zo netjes. Het is echter handig om dat bij elkaar te hebben. Het is een zinvolle vraag en ik zal verantwoordelijkheid nemen voor het antwoord, maar het is handig om het antwoord in die brief te geven. 

De heer Omtzigt heeft gevraagd wat wij gaan doen met de bezwaren die niet volgens de Awb zijn afgedaan. Ik heb al toegezegd om de Kamer voorafgaand aan het AO Belastingdienst hierover te informeren. Dan kunnen wij het er op dat moment over hebben en kan de Kamer dat eventueel op de agenda zetten. 

De heer Bashir (SP):

Nog even terugkomend op belastingontwijking via APV. Ik zei dat de nieuwe toerekeningsstop het mogelijk blijft maken dat ondernemingen via de toerekeningsstop en de APV belasting kunnen ontwijken. De staatssecretaris zei dat hij daar nog even goed naar wil kijken. Wat kunnen wij daarover afspreken? Ik heb de gegevens hier en zou het fijn vinden als de staatssecretaris nog even terugkomt naar de Kamer. 

Staatssecretaris Wiebes:

Als ik redenen zie om ergens in te grijpen, kom ik daar vanzelf op terug. Ik laat mij altijd graag informeren door mensen met wie ik zelf geen contact heb. Er zijn hier in deze zaal veel ogen en oren die heel veel contacten hebben. Niet zelden blijken dat heel nuttige contacten en heel nuttige tips te zijn. Ik ga daarnaar kijken en als het nuttig lijkt en als ik overtuigd raak, zal ik er iets mee doen. Soms word je wel overtuigd en soms niet. 

De heer Bashir (SP):

Het zal niet veel anders zijn dan wat ik zei in mijn eerste termijn, maar als het niet zo blijkt te zijn, zou ik het als Kamerlid wel fijn vinden om te weten hoe het dan wel zit. 

Staatssecretaris Wiebes:

Deze vraag is volgens mij twee keer schriftelijk langsgekomen. Dat staat als het antwoord, maar soms laat ik mij graag overtuigen dat het toch anders zit. Dat gebeurt regelmatig en dan laat ik weten dat het anders zit en dat wij daar iets aan gaan doen. Dat weet ik niet van tevoren, want ik heb de informatie nog niet. Daarvoor kijk ik de heer Bashir weer vriendelijk aan. Laten wij het niet te groot maken. Ik krijg de tips graag. Met veel tips gebeurt iets maar met sommige niet. Sommige tips blijken minder groot dan je denkt, andere weer groter. Zo werkt het in het leven. Ik ben altijd zeer dankbaar voor de tips. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de behandeling van het Belastingplan en de Wet uitwisseling inlichten over rulings. Ik weet dat het weer een tijdrovende kwestie is geweest. Ik dank de collega's voor alle inzet evenals de staatssecretaris en zijn ondersteuners. De stemmingen zijn morgen aan het begin van de middag. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven