Waterschapsblad van Waterschap Vechtstromen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Waterschap Vechtstromen | Waterschapsblad 2025, 15533 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Waterschap Vechtstromen | Waterschapsblad 2025, 15533 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Deze publicatie bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst. Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
De publicatie wordt standaard getoond met verschilmarkering. Door te kiezen voor ‘Was’ of ‘Wordt’ kunt u de voormalige of vernieuwde tekst op zichzelf bekijken.
Toon versie van document
Dit document bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst.
Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
Het dagelijks bestuur van het waterschap Vechtstromen;
gezien het advies d.d. @@ @@ 2025;
gelet op de artikelen 56 en 77 van de Waterschapswet en artikel 2.5 van de Omgevingswet en artikel 6, lid 1, van het Delegatiebesluit waterschap Vechtstromen;
BESLUIT
de Waterschapsverordening waterschap Vechtstromen te wijzigen,
zoals is aangegeven in Bijlage A.
Dit besluit kan worden aangehaald als: 3de wijziging Waterschapsverordening: redactionele aanpassingen en beperkingengebieden.
Aldus vastgesteld in de vergadering d.d. @@ @@ 2025.
Het dagelijks bestuur,
dr. S.M.M. Kuks, watergraaf drs. R.I. Andringa, secretaris
A
Artikel 2.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
aangetoond is dat de brug nodig is om op een efficiënte manier van het ene perceel op het andere perceel te komen;
er geen gebruik gemaakt kan worden van een bestaande overgang;
er op de betreffende percelen nog geen brug geplaatst is, en als er al wel een brug geplaatst is de afstand tussen de bruggen 250 meter of meer is;
de brug geen wateroverlast veroorzaakt;
als het oppervlaktwaterlichaam van insteek tot insteek minder dan 10 meter breed is, de brug geen pijlers bevat;
de onderzijde van het brugdek niet lager dan de insteek van het oppervlaktewaterlichaam ligt;
de aanleg en de instandhouding van de brug het onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam niet belemmert;
als er sprake is van onderhoud door middel van een maaiboot, de doorvaarthoogte 1 meter of meer is en de doorvaartbreedte 3,50 meter of meer is;
als er sprake is van een vaarweg, de brug het gebruik van de vaarweg niet belemmert;
als er sprake is van hogere doorstroomsnelheden door de aanleg van de brug, er voorzieningen worden aangelegd om onder andere schade aan de taluds te voorkomen;
de taluds afdoende beschermd worden, in het bijzonder onder de brug waar nauwelijk plantengroei is;
de brug geen belemmering voor de aanwezige of nog te ontwikkelen ecologische waarden vormt als deze in een oppervlaktewaterlichaam met een natuurfunctie wordt aangelegd;
de brug in een oppervlaktewaterlichaam met een natuurfunctie geschikt is voor het migreren van fauna; en
de aan te leggen brug geen belemmering vormt voor een vastgesteld ontwerp projectbesluit, een vastgesteld projectbesluit, een vastgesteld ontwerp omgevingsvergunning, een verleende omgevingsvergunning, een vastgesteld ontwerp waterbeheerprogramma of een vastgesteld waterbeheerprogramma van het waterschap.
B
Artikel 2.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
de dam met duiker noodzakelijk is voor de verkeersfunctie; en
de dam met duiker niet wordt aangelegd voor een verkeersfunctie, het belang van de aanvraag zwaarder weegt dan het waterstaatskundig belang;
de diameter van de dam met duiker is afgestemd op de ter plaatse geldende toegestane opstuwing en maatgevende aan- en afvoer;
de inwendige diameter van de dam met duiker minimaal 0,50 meter is;
bij een dam met duiker langer dan 25 meter het verlies aan bergend vermogen wordt gecompenseerd;
bij een ronde duiker 10 % van de inwendige diameter onder de vaste bodem wordt aangelegd;
de dam met duiker niet binnen een afstand van 10 meter op een ander werk wordt aangelegd;
in een dam met duiker langer dan 50 meter één of meerdere inspectieputten worden geplaatst;
de dam met duiker geen belemmering voor de aanwezige of nog te ontwikkelen ecologische waarden vormt als deze in een oppervlaktewaterlichaam met een natuurfunctie wordt aangelegd;
de dam met duiker in een oppervlaktewaterlichaam met een natuurfunctie geschikt is voor het migreren van fauna; en
de dam met duiker geen belemmering vormt voor een vastgesteld ontwerp projectbesluit, een vastgesteld projectbesluit, een vastgesteld ontwerp omgevingsvergunning, een verleende omgevingsvergunning, een vastgesteld ontwerp waterbeheerprogramma of een vastgesteld waterbeheerprogramma van het waterschap.
C
Artikel 2.13 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
de voorziening niet binnen een straal van 30 meter van een peilregulerend kunstwerk wordt aangelegd; en
de voorziening geen belemmering vormt voor een vastgesteld ontwerp projectbesluit, een vastgesteld projectbesluit, een vastgesteld ontwerp omgevingsvergunning, een verleende omgevingsvergunning, een vastgesteld ontwerp waterbeheerprogramma of een vastgesteld waterbeheerprogramma van het waterschap.
D
Artikel 2.17 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan Artikel 1.14 en:
het oppervlaktewaterlichaam vanaf één of beide zijden bereikbaar blijft voor het onderhoudsmaterieel;
er ruimte is om specie en maaisel te ontvangen dat verwijderd wordt bij het onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam;
de beplanting niet aangebracht wordt binnen 10 meter van stuwen en gemalen, gemeten in zowel boven- als benedenstroomse richting langs het oppervlaktewaterlichaam; en
de beplanting geen belemmering vormt voor een vastgesteld ontwerp projectbesluit, een vastgesteld projectbesluit, een vastgesteld ontwerp omgevingsvergunning, een verleende omgevingsvergunning, een vastgesteld ontwerp waterbeheerprogramma of een vastgesteld waterbeheerprogramma van het waterschap.
E
Artikel 2.21 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
de stabiliteit van de taluds niet op een andere wijze gerealiseerd kan worden;
de voorziening geen nadelige effecten oplevert voor de toegankelijkheid met onderhoudsmaterieel langs het oppervlaktewaterlichaam en voor het uitvoeren van onderhoud aan het profiel van het oppervlaktewaterlichaam;
bij de aanleg van de voorziening rekening wordt gehouden met de passeerbaarheid van fauna;
in oppervlaktewaterlichamen met een natuurfunctie het negatieve effect als gevolg van het aanleggen van de voorziening voldoende wordt gecompenseerd; en
de voorziening geen belemmering vormt voor een vastgesteld ontwerp projectbesluit, een vastgesteld projectbesluit, een vastgesteld ontwerp omgevingsvergunning, een verleende omgevingsvergunning, een vastgesteld ontwerp waterbeheerprogramma of een vastgesteld waterbeheerprogramma van het waterschap.
F
Artikel 2.25 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
het werk niet in of op een oppervlaktewaterlichaam wordt aangelegd;
het nieuw aan te leggen werk in de zone van het beperkingengebied waterstaatswerken, niet zijnde het waterstaatswerk zelf, wordt aangelegd en deze zodanig is gefundeerd dat deze geen nadelige invloed uitoefent op de bodem en de taluds van het oppervlaktewaterlichaam;
het werk in de zone van het beperkingengebied waterstaatswerken, niet zijnde het waterstaatswerk zelf, wordt aangelegd en het een omgevingsvergunning voor het aanleggen van een werk aan één zijde van het oppervlaktewaterlichaam is en het oppervlaktewaterlichaam vanaf de andere zijde goed kan worden onderhouden;
het werk in de zone van het beperkingengebied waterstaatswerken, niet zijnde het waterstaatswerk zelf, wordt aangelegd en het een omgevingsvergunning voor het aanleggen van een werk aan één zijde van het oppervlaktewaterlichaam is en aan de zijde van het geplande werk een vrije strook met een breedte van minimaal 1,00 meter aanwezig is;
het werk in een meanderzone wordt aangelegd en het bouwwerk wordt aangelegd aan de rand van of op voldoende grote afstand van het oppervlaktewaterlichaam;
het werk in een meanderzone wordt aangelegd en deze redelijkerwijs niet buiten de meanderzone aangelegd kan worden;
het werk in een meanderzone wordt aangelegd en het werk de meandering in de toekomst, binnen de technische levensduur van het werk, niet hindert; en
het werk geen belemmering vormt voor een vastgesteld ontwerp projectbesluit, een vastgesteld projectbesluit, een vastgesteld ontwerp omgevingsvergunning, een verleende omgevingsvergunning, een vastgesteld ontwerp waterbeheerprogramma of een vastgesteld waterbeheerprogramma van het waterschap.
G
Artikel 2.28 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
de demping geen negatieve invloed heeft op het watersysteem of voor belanghebbende partijen;
het geheel of gedeeltelijk dempen noodzakelijk is om watersystemen van elkaar gescheiden te houden om waterstaatkundige redenen;
de te dempen waterloop voor aanvang van demping grondig wordt geschoond van aanwezige beplanting en bagger; en
de demping geen belemmering vormt voor een vastgesteld ontwerp projectbesluit, een vastgesteld projectbesluit, een vastgesteld ontwerp omgevingsvergunning, een verleende omgevingsvergunning, een vastgesteld ontwerp waterbeheerprogramma of een vastgesteld waterbeheerprogramma van het waterschap.
H
Artikel 2.32 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
het oppervlaktewaterlichaam, als het onderhoud aan beide zijden van het oppervlaktewaterlichaam machinaal plaatsvindt, goed kan worden onderhouden, hier is in ieder geval sprake van als:
een obstakelvrije zone van 2 meter aan beide zijden van het oppervlaktewaterlichaam beschikbaar blijft en de bovenbreedte van het oppervlaktewaterlichaam na het wijzigen van het profiel van het oppervlaktewaterlichaam niet breder dan 14 meter wordt;
een obstakelvrije zone van 4 meter aan beide zijden van het oppervlaktewaterlichaam beschikbaar blijft en de bovenbreedte van het oppervlaktewaterlichaam na het wijzigen van het profiel van het oppervlaktewaterlichaam niet breder dan 22 meter wordt; of
minimaal de breedte van de bestaande obstakelvrije zone vóór het wijzigen van het profiel van het oppervlaktewaterlichaam beschikbaar blijft;
het oppervlaktewaterlichaam, als het onderhoud van één zijde van het oppervlaktewaterlichaam machinaal plaatsvindt, goed kan worden onderhouden, hier is in ieder geval sprake als:
een obstakelvrije zone van 2 meter aan één zijde beschikbaar blijft en de bovenbreedte van het oppervlaktewaterlichaam na het wijzigen van het profiel van het oppervlaktewaterlichaam niet breder dan 7 meter wordt; of
een obstakelvrije zone van 4 meter aan één zijde beschikbaar blijft en de bovenbreedte van het oppervlaktewaterlichaam na het wijzigen van het profiel van het oppervlaktewaterlichaam niet breder dan 11 meter wordt;
het oppervlaktewaterlichaam, als het onderhoud plaatsvindt vanuit het oppervlaktewaterlichaam, goed kan worden onderhouden, hier is in ieder geval sprake als: de waterbreedte van het oppervlaktewaterlichaam na het wijzigen van het profiel van het oppervlaktewaterlichaam minimaal 5 meter blijft en de diepte van het oppervlaktewaterlichaam na het wijzigen van het profiel van het oppervlaktewaterlichaam minimaal 0,8 meter is; en
bij het wijzigen van het profiel van een oppervlaktewaterlichaam aan beide kanten van het nieuwe oppervlaktewaterlichaam een obstakelvrije zone van 3 meter beschikbaar blijft;
bij het wijzigen van het profiel van een oppervlaktewaterlichaam een obstakelvrije zone van 4 meter beschikbaar blijft als onderhoud vanaf één zijde plaatsvindt;
bij het wijzigen van het profiel van een oppervlaktewaterlichaam en als het machinaal onderhoud vanaf één zijde plaatsvindt, de bovenbreedte van het oppervlaktewaterlichaam na de wijziging niet breder dan 4 meter is; en
het wijzigen van het profiel van het oppervlaktewaterlichaam geen belemmering vormt voor een vastgesteld ontwerp projectbesluit, een vastgesteld projectbesluit, een vastgesteld ontwerp omgevingsvergunning, een verleende omgevingsvergunning, een vastgesteld ontwerp waterbeheerprogramma of een vastgesteld waterbeheerprogramma van het waterschap.
I
Artikel 2.36 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
de afvoercapaciteit van de Vecht niet wordt belemmerd of verslechterd;
de activiteit geen waterstandsverhoging tot gevolg heeft;
de activiteit het bergend vermogen niet negatief beïnvloedt;
in geval bestaande bebouwing wordt uitgebreid, het verlies aan bergend vermogen wordt gecompenseerd; en
met in achtneming van het onder a, b en c genoemde, in het stroomvoerend regime één van de volgende riviergebonden activiteiten plaatsvindt:
de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de scheepvaart;
de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
de aanleg of wijziging van scheepswerven;
de realisatie van natuur;
de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
de winning van oppervlaktedelfstoffen; of
met in achtneming van het onder a, b en c genoemde, in het stroomvoerend regime voor een activiteit die niet onder de onder e genoemde activiteiten vallen, maar waarbij sprake is van:
een groot openbaar belang en de activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
verbouw van bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw, waarbij de bebouwde oppervlakte vermindert of gelijk blijft;
een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
J
Artikel 2.41 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en het aanleggen van drainagemiddelen verenigbaar is met het belang van het behoeden van het beheergebied voor nadelige gevolgen van de aanleg van drainagemiddelen.
K
Artikel 2.48 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
de afstand vanaf de bovenkant van de kabel tot aan de bodem van het oppervlaktewaterlichaam minimaal 1 meter is;
de kabel een oppervlaktewaterlichaam dat als vaarweg is aangewezen kruist en de afstand tussen de bovenkant van de kabel tot de bodem van het oppervlaktewaterlichaam minimaal 4 meter is;
de kabel, die een oppervlaktewaterlichaam moet kruisen, dat oppervlaktewaterlichaam haaks kruist;
de afstand tot de insteek minimaal 1 meter is bij de kabel die in de lengterichting langs het oppervlaktewaterlichaam wordt aangelegd;
de kabel niet in de lengte richting in de meanderzone van een oppervlaktewaterlichaam wordt aangelegd; en
de kabel geen belemmering vormt voor een vastgesteld ontwerp projectbesluit, een vastgesteld projectbesluit, een vastgesteld ontwerp omgevingsvergunning, een verleende omgevingsvergunning, een vastgesteld ontwerp waterbeheerprogramma of een vastgesteld waterbeheerprogramma van het waterschap.
L
Artikel 2.55 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
de afstand vanaf de bovenkant van de leiding tot aan de bodem van het oppervlaktewaterlichaam minimaal 1 meter is;
de leiding een oppervlaktewaterlichaam dat als vaarweg is aangewezen kruist en de afstand tussen de bovenkant van de leiding tot de bodem van het oppervlaktewaterlichaam minimaal 4 meter is;
de leiding, die een oppervlaktewaterlichaam moet kruisen, dat oppervlaktewaterlichaam haaks kruist;
de afstand tot de insteek minimaal 1 meter is bij de leiding die in de lengterichting langs het oppervlaktewaterlichaam wordt aangelegd;
de leiding niet in de lengte richting in de meanderzone van een oppervlaktewaterlichaam wordt aangelegd; en
de leiding geen belemmering vormt voor een vastgesteld ontwerp projectbesluit, een vastgesteld projectbesluit, een vastgesteld ontwerp omgevingsvergunning, een verleende omgevingsvergunning, een vastgesteld ontwerp waterbeheerprogramma of een vastgesteld waterbeheerprogramma van het waterschap.
M
Artikel 2.61 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning voor de lozingsvoorziening wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en de voorziening buiten het profiel van het oppervlaktewaterlichaam wordt aangelegd.
De omgevingsvergunning voor de onttrekkingsvoorziening wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
de taludbak, de zuigleiding, het vuilrooster of andere constructieonderdelen buiten het profiel van het oppervlaktewaterlichaam worden aangelegd; en
de voorziening geen belemmering vormt voor een vastgesteld ontwerp projectbesluit, een vastgesteld projectbesluit, een vastgesteld ontwerp omgevingsvergunning, een verleende omgevingsvergunning, een vastgesteld ontwerp waterbeheerprogramma of een vastgesteld waterbeheerprogramma van het waterschap.
N
Artikel 2.67 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
de afrastering geen belemmering vormt voor een vastgesteld ontwerp projectbesluit, een vastgesteld projectbesluit, een vastgesteld ontwerp omgevingsvergunning, een verleende omgevingsvergunning, een vastgesteld ontwerp waterbeheerprogramma of een vastgesteld waterbeheerprogramma van het waterschap; en
als de afrastering aangebracht wordt in een beperkingengebied en het oppervlaktewaterlichaam aan beide zijden bereikbaar blijft voor onderhoud en inspecties;
als de omgevingsvergunning gevraagd wordt voor het aanbrengen aan één zijde van het oppervlaktewaterlichaam:
als het een meanderzone betreft:
O
Artikel 2.74 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
de activiteit de ecologie van het watersysteem niet nadelig beïnvloedt; en
er geen schade wordt aangericht aan het beperkingengebied waterstaatswerken en de zich daarin bevindende werken.
P
Artikel 2.77 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
de activiteit de ecologie van het watersysteem niet nadelig beïnvloedt; en
er geen schade wordt aangericht aan het beperkingengebied waterstaatswerken en de zich daarin bevindende werken.
Q
Artikel 2.82 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
de activiteit de ecologie van het watersysteem niet nadelig beïnvloedt; en
er geen schade wordt aangericht aan het beperkingengebied waterstaatswerken en de zich daarin bevindende werken.
R
Artikel 2.86 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
de activiteit de ecologie van het watersysteem niet nadelig beïnvloedt; en
er geen schade wordt aangericht aan het beperkingengebied waterstaatswerken en de zich daarin bevindende werken.
S
Artikel 2.90 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en:
de activiteit de ecologie van het watersysteem niet nadelig beïnvloedt; en
er geen schade wordt aangericht aan het beperkingengebied waterstaatswerken en de zich daarin bevindende werken.
T
Artikel 2.96 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De omgevingsvergunning wordt alleen
in ieder geval verleend als voldaan wordt aan artikel 1.14 en de activiteit verenigbaar is met het belang van het behoeden van het beperkingengebied waterstaatswerken voor nadelige gevolgen van de activiteit.
U
Artikel 3.11 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
V
Artikel 4.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Er mag ten behoeve van veedrenking en het bestrijden van brand grondwater onttrokken worden.
Er mag ten behoeve van bouwputbemaling, proefbronnering, sleufbemaling , grondwatersanering en bodemsanering grondwater onttrokken worden als:
Als de capaciteit
het debiet van de pomp
onttrekking niet meer dan 10 mᶟ per uur is mag grondwater onttrokken worden voor:
W
Artikel 4.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het is verboden om grondwater te onttrekken voor bouwputbemaling, proefbronnering, sleufbemaling of bodemsanering zonder dit tenminste 5 werkdagen voor het begin ervan te melden als:
het debiet van de onttrekking meer dan 10 mᶟ per uur is;
de duur van de aaneengesloten onttrekking langer dan 2 dagen en korter of gelijk aan 56 dagen is;
in een aaneengesloten periode van 30 dagen niet meer dan 50.000 mᶟ wordt onttrokken; en
de totale grondwateronttrekking minder of gelijk is aan 200.000 mᶟ.
Het is verboden om grondwater te onttrekken voor bouwputbemaling, proefbronnering, sleufbemaling of bodemsanering zonder dit tenminste 14 dagen voor het begin ervan te melden als:
het debiet van de onttrekking meer dan 10 mᶟ per uur is;
de duur van de aaneengesloten onttrekking langer dan 56 dagen en korter of gelijk is aan 180 dagen;
in een aaneengesloten periode van 30 dagen niet meer dan 50.000 mᶟ wordt onttrokken; en
de totale grondwateronttrekking minder of gelijk is aan 200.000 mᶟ.
Het is verboden om grondwater te onttrekken voor beregening of bevloeiing zonder dit tenminste 5 werkdagen voor het begin ervan te melden als:
Het is verboden om grondwater te onttrekken voor grondwatersanering zonder dit tenminste 5 werkdagen voor het begin ervan te melden als:
het debiet van de onttrekking meer dan 10 mᶟ per uur is;
de duur van de aaneengesloten onttrekking langer dan 2 dagen en korter of gelijk aan 56 dagen is;
in een aaneengesloten periode van 30 dagen niet meer dan 50.000 mᶟ wordt onttrokken; en
de totale grondwateronttrekking minder of gelijk is aan 200.000 mᶟ.
Het is verboden om grondwater te onttrekken voor grondwatersanering zonder dit tenminste 14 dagen voor het begin ervan te melden als:
het debiet van de onttrekking meer dan 10 mᶟ per uur is;
de duur van de aaneengesloten onttrekking langer dan 56 dagen is;
in een aaneengesloten periode van 30 dagen niet meer dan 50.000 mᶟ wordt onttrokken; en
in een aaneengesloten periode van 365 dagen de totale grondwateronttrekking minder of gelijk is aan 200.000 mᶟ.
X
Artikel 4.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bij een melding van het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening of het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;
het aantal in te richten putten;
de coördinaten volgens het stelsel van de Rijksdriehoekmeting van iedere put;
de diepte in meters van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het Normaal Amsterdams Peil;
de lengte in meters van het effectieve filter in iedere put;
de capaciteit
het debiet van de pomp
onttrekking in kubieke meter per uur per put;
de hoeveelheid water in kubieke meter water per uur, etmaal, maand en jaar, die ten hoogste wordt onttrokken;
de startdatum en wanneer bekend, de einddatum van de onttrekking;
een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van de onttrekking en de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om die gevolgen te voorkomen of te beperken; en
als het gaat om het in samenhang met het onttrekken van grondwater in de bodem brengen van water ter aanvulling van het grondwater:
de hoeveelheid water in kubieke meters water per uur, etmaal, maand en jaar die ten hoogste in de bodem wordt gebracht;
een beschrijving van de samenhang van het brengen van water in de bodem met de onttrekking;
de herkomst en samenstelling van het water dat in de bodem wordt gebracht; en
een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de negatieve gevolgen van het brengen van water in de bodem te voorkomen of te beperken.
Het eerste lid geldt niet:
voor wateronttrekkingsactiviteiten als bedoeld in de artikelen 6.34, eerste lid, onder b en c, en 16.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
voor wateronttrekkingsactiviteiten als bedoeld in de artikelen 6.34, eerste lid, onder b en c, en 16.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en
voor zover het bepaalde in dat lid in strijd is met regels in het tijdelijke deel van deze waterschapsverordening, bedoeld in artikel 4.7, onder a, onder 1°, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Y
Artikel 4.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken als:
niet wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 4.3;
niet wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 4.4;
de onttrekking is voor het drooghouden van een ondergronds bouwwerk;
de onttrekking een andere reden dan genoemd in deze verordening heeft en de capaciteit
het debiet van de pomp
onttrekking meer dan 10 mᶟ per uur is;
de onttrekking is voor een industriële toepassing en de capaciteit
het debiet van de pomp
onttrekking meer dan 10 mᶟ per uur is en in een aaneengesloten periode van 365 dagen niet meer dan 150.000 mᶟ wordt onttrokken.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning water te infiltreren in de bodem.
Infiltratiewerken die functioneren voor één opdrachtgever of in één project en die een samenhangend geheel vormen, gelden voor deze verordening als één werk.
Z
Artikel 4.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening of het in de bodem brengen van water, voor aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden, in aanvulling op artikel 1.10, de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;
het aantal in te richten putten;
de coördinaten volgens het stelsel van de Rijksdriehoekmeting van iedere put;
de diepte in meters van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het Normaal Amsterdams Peil;
de lengte in meters van het effectieve filter in iedere put;
de capaciteit
het debiet van de pomp
onttrekking in kubieke meters water per uur per put;
de hoeveelheid water in kubieke meters water per uur, etmaal, maand en jaar, die ten hoogste wordt onttrokken;
de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van de activiteit en de verwachte duur ervan;
een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van de onttrekking en de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om die gevolgen te voorkomen of te beperken waarbij voldaan wordt aan de eisen zoals deze zijn opgenomen in de bijlage; en
als het gaat om het in samenhang met het onttrekken van grondwater in de bodem brengen van water ter aanvulling van het grondwater:
de hoeveelheid water in kubieke meters water per uur, etmaal, maand en jaar die ten hoogste in de bodem wordt gebracht;
de diepte in meters waarop het water in de bodem wordt gebracht;
een beschrijving van de samenhang van het brengen van water in de bodem met de onttrekking;
de herkomst en samenstelling van het water dat in de bodem wordt gebracht; en
een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van het brengen van water in de bodem en de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om die gevolgen te voorkomen of te beperken.
AA
Artikel 4.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het is verboden om grondwater te onttrekken voor beregening of bevloeiing uit het beperkingengebied onttrekken grondwater als bedoeld in afdeling 1.3 als de capaciteit
het debiet van de pomp
onttrekking meer dan 10 mᶟ per uur is.
BB
Artikel 4.11 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Degene die grondwater onttrekt door een daarvoor bedoelde voorziening of water in de bodem brengt, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, meet de in elk kwartaal onttrokken hoeveelheid grondwater of geïnfiltreerd water met een nauwkeurigheid van ten minste 95%.
Voor kortdurende of seizoensgebonden onttrekkingen of infiltraties kan het dagelijks bestuur van het waterschap in de voorschriften van de omgevingsvergunning voor de wateronttrekkingsactiviteit of, als geen omgevingsvergunning is vereist, bij maatwerkvoorschrift bepalen dat de hoeveelheid over een kortere tijdsspanne wordt gemeten.
Degene die water in de bodem brengt, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, meet de kwaliteit van dat water door het nemen van representatieve monsters en het analyseren van de in tabel 4.1 opgenomen parameters met de in die tabel aangegeven frequentie.
Tabel 4.1 Parameters en meetfrequentie
Parameter
|
Afkorting
|
Frequentie
|
bacteriën van de coligroep | vierwekelijks | |
Kleur | vierwekelijks | |
zwevende stof | SS | vierwekelijks |
geleidingsvermogen voor elektriciteit | vierwekelijks | |
temperatuur | T | vierwekelijks |
zuurgraad | pH | vierwekelijks |
opgelost zuurstof | O2 | vierwekelijks |
totaal organisch koolstof | TOC | vierwekelijks |
bicarbonaat | HCO3 | vierwekelijks |
nitriet | NO2 | vierwekelijks |
nitraat | NO3 | vierwekelijks |
ammonium | NH4 | vierwekelijks |
totaal fosfaat | Totaal P | vierwekelijks |
fluoride | F | driemaandelijks |
chloride | Cl | vierwekelijks |
sulfaat | SO4 | driemaandelijks |
natrium | Na | driemaandelijks |
ijzer | Fe | driemaandelijks |
mangaan | Mn | driemaandelijks |
chroom | Cr | driemaandelijks |
lood | Pb | driemaandelijks |
koper | Cu | driemaandelijks |
zink | Zn | driemaandelijks |
cadmium | Ca | driemaandelijks |
arseen | As | driemaandelijks |
cyanide | CN | driemaandelijks |
minerale olie | vierwekelijks | |
adsorbeerbaar organisch halogeen | AOX | vierwekelijks |
vluchtig organisch gebonden chloor | VOC | vierwekelijks |
vluchtige aromaten | vierwekelijks | |
polycyclische aromaten | PAK | driemaandelijks |
fenolen | driemaandelijks |
Uiterlijk op 31 januari van elk jaar of, als de onttrekking of infiltratie is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens verstrekt:
De analyse van de monsters vindt plaats overeenkomstig bijlage 4 bij de Drinkwaterregeling.
Het eerste tot en met vijfde lid gelden niet:
voor wateronttrekkingsactiviteiten als bedoeld in de artikelen 6.34, eerste lid, onder b en c, en 16.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en
in geval van het onttrekken van grondwater met een debiet van de onttrekking van minder dan 10 mᶟ per uur of wanneer het gaat om het bestrijden van een brand met grondwater.
CC
Artikel 4.13 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
DD
Artikel 4.14 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
EE
Artikel 4.15 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
FF
Artikel 4.16 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
GG
Artikel 4.17 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden, in aanvulling op artikel 1.10, de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
het doel waarvoor het te onttrekken oppervlaktewater wordt gebruikt;
de coördinaten volgens het stelsel van de Rijksdriehoekmeting van ieder onttrekkingspunt;
de capaciteit
het debiet van de pomp
onttrekking in kubieke meter water per uur per onttrekkingspunt;
de hoeveelheid water in kubieke meter water per uur, etmaal, maand en jaar die ten hoogste wordt onttrokken;
de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van de activiteit en de verwachte duur ervan; en
een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van de onttrekking en de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de gevolgen te voorkomen of te beperken.
HH
Artikel 4.18 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
II
Artikel 4.19 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het is verboden om water aan een oppervlaktewaterlichaam te onttrekken zodra de afvoer over het eerste benedenstrooms gelegen peilregulerend kunstwerk stagneert.
Het is verboden om water aan een oppervlaktewaterlichaam te onttrekken voor beregening of bevloeiing uit het beperkingengebied onttrekken oppervlaktewater als bedoeld in afdeling 1.3 als de capaciteit
het debiet van de pomp
onttrekking meer dan 10 mᶟ per uur is.
JJ
Na bijlage I wordt een bijlage ingevoegd, luidende:
/join/id/regdata/ws0663/2025/giod377ad2c-2981-436c-9c1a-75d51241f045/nld@2025‑06‑30;109
/join/id/regdata/ws0663/2024/gio24048f3b-7dc6-4bd0-bfea-51c866ac0afa/nld@2024‑10‑28;37
/join/id/regdata/ws0663/2025/gioa7bcaaff-20c4-4522-ba1e-0c9fc38f2e31/nld@2025‑06‑30;105
/join/id/regdata/ws0663/2024/giofb38154e-4634-49ff-96d9-356014130b00/nld@2024‑12‑11;102
/join/id/regdata/ws0663/2025/gioe32f6b6d-5e42-418f-8a41-9d8de656419e/nld@2025‑06‑30;111
/join/id/regdata/ws0663/2024/giob3015ae3-a2ce-4566-a0c7-a98516daca0d/nld@2024‑10‑28;33
/join/id/regdata/ws0663/2024/gio8c123411-0996-44bd-a4c4-88cd11e07e04/nld@2024‑10‑28;89
/join/id/regdata/ws0663/2025/gio64db70b1-af57-4b8d-90db-5a4f69ead2a1/nld@2025‑06‑30;113
/join/id/regdata/ws0663/2024/gio2f594c0b-24a0-49da-a97f-3550c0d2f755/nld@2024‑10‑28;97
/join/id/regdata/ws0663/2025/gio7abc640b-582a-4d06-ae95-e84e9cfa65ca/nld@2025‑06‑30;128
/join/id/regdata/ws0663/2025/gio65b09ac7-3f5a-4213-a596-6c321e49536a/nld@2025‑06‑30;107
KK
Bijlage II wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
/join/id/regdata/ws0663/2024/giod377ad2c-2981-436c-9c1a-75d51241f045/nld@2024‑10‑28;80
/join/id/regdata/ws0663/2024/gio24048f3b-7dc6-4bd0-bfea-51c866ac0afa/nld@2024‑10‑28;37
/join/id/regdata/ws0663/2024/gioa7bcaaff-20c4-4522-ba1e-0c9fc38f2e31/nld@2024‑10‑28;87
/join/id/regdata/ws0663/2024/giofb38154e-4634-49ff-96d9-356014130b00/nld@2024‑12‑11;102
/join/id/regdata/ws0663/2024/gioe32f6b6d-5e42-418f-8a41-9d8de656419e/nld@2024‑10‑28;95
/join/id/regdata/ws0663/2024/giob3015ae3-a2ce-4566-a0c7-a98516daca0d/nld@2024‑10‑28;33
/join/id/regdata/ws0663/2024/gio8c123411-0996-44bd-a4c4-88cd11e07e04/nld@2024‑10‑28;89
/join/id/regdata/ws0663/2024/gio64db70b1-af57-4b8d-90db-5a4f69ead2a1/nld@2024‑10‑28;99
/join/id/regdata/ws0663/2024/gio2f594c0b-24a0-49da-a97f-3550c0d2f755/nld@2024‑10‑28;97
/join/id/regdata/ws0663/2024/gio7abc640b-582a-4d06-ae95-e84e9cfa65ca/nld@2024‑10‑28;101
/join/id/regdata/ws0663/2024/gio65b09ac7-3f5a-4213-a596-6c321e49536a/nld@2024‑10‑28;93
[Vervallen]
LL
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
In artikel 1.18
1.20 zijn de regels opgenomen over de vrijstellingen voor activiteiten van het waterschap als initiatiefnemer.
Allereerst is dat de vrijstelling voor activiteiten van het waterschap als beheerder van het watersysteem en waar het gaat om onderhoud en herstel van waterstaatswerken. Het betreft de werkzaamheden die niet de ligging, vorm, afmeting en constructie van het waterstaatswerk volgens de legger van het waterschap veranderen (de normatieve toestand).
Ten tweede wordt vrijstelling verleend voor het uitvoeren van activiteiten door het waterschap als initiatiefnemer het aanleggen of wijzigen van waterstaatswerken van beperkte omvang. Het betreft hier werkzaamheden, waarbij wel de normatieve toestand van het waterstaatswerk wordt aangepast. Deze vrijstelling wordt als volgt vormgegeven.
Het waterschap als initiatiefnemer krijgt een vrijstelling voor:
het aanleggen of wijzigen van waterstaatswerken;
niet zijnde beheer en onderhoud (want al vrijgesteld);
waarbij de aanleg of wijzigingen aan het waterstaatswerk van beperkte van omvang is:
het waterstaatswerk wordt niet meer dan 10 meter verplaatst;
het nieuw aan te leggen of te wijzigen deel van het waterstaatswerk heeft een oppervlakte kleiner dan 15m2 (gemeten boven het maaiveld, dus niet onder de waterlijn, ter hoogte van het waterstaatswerk);
het nieuw aan te leggen of te wijzigen deel van het waterstaatswerk is niet hoger dan 3 meter (gemeten boven het maaiveld, dus niet onder de waterlijn, ter hoogte van het waterstaatswerk); of
de wijziging van het waterstaatswerk betreft alleen de materiaalsoort (hout wordt bijvoorbeeld beton); én
er geen effect is op het vastgestelde streefpeil zoals dat geld voor de bestaande watergang/streefpeilgebied.
In het derde lid krijgt het waterschap een vrijstelling voor het aanleggen van tijdelijks stuwen in de oppervlaktewaterlichamen, zoals aangegeven in het beperkingengebied ‘droogtestuwen’.
Eén van de drie belangrijkste opgaven voor het waterschap is de toenemende droogte als gevolg van klimaatverandering (Watervisie 2050).
In het Waterbeheerprogramma 2022 – 2027 is bij het onderwerp klimaatverandering de ambitie geformuleerd om meer aandacht te geven aan het vasthouden van water in de bodem. Dit betekent onder andere dat bij het beheer van het watersysteem meer aandacht wordt gegeven aan het vasthouden van water in de bodem. Klimaatverandering heeft dus gevolgen voor het beheer van het watersysteem. Met onderhoud van onze kunstwerken en watergangen, peil- en maaibeheer en baggeren zorgen we dat inwoners niet te veel maar ook niet te weinig water hebben.
Om snel in te kunnen spelen op (verwachte) perioden van droogte is de behoefte ontstaan om relatief vroeg in het voorjaar, als waterbeheerder, tijdelijke maatregelen in het watersysteem te kunnen nemen om water vast te kunnen houden. In de praktijk betekent dit het plaatsen van tijdelijke stuwen bij droogte in watergangen in beheer bij het waterschap (zogenaamde ‘droogtestuwen’).
Om deze tijdelijke droogtestuwen te mogen plaatsen heeft het waterschap een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit van het waterschap nodig. Door het plaatsen van tijdelijke stuwen bij droogte vrij te stellen van deze vergunningplicht kunnen droogtestuwen sneller wordt geplaatst (doorlooptijd). Daarnaast beperkt het de administratieve lasten van het waterschap.
Het waterschap wil dit water vasthouden waar dit zinvol is. Hiervoor is een kaart gemaakt. Op deze kaart is aangegeven in welke watergangen het vasthouden van water zinvol is.
Hierbij is enerzijds gekeken naar bodemgesteldheid, droogtegevoeligheid, hoogteligging en wateraanvoermogelijkheden. Anderzijds kan het aanleggen van tijdelijke stuwen strijden met andere doelen van het waterschap in stromende Kaderrichtlijn Water (KRW) waterlichamen (R-typen), beken die zijn aangewezen als waardevolle kleine wateren (WKW) en (overige) wateren die deel uit maken van het (vis)migratienetwerk. Stuwen belemmeren dan de stroming en vormen een barrière voor de migratie van soorten. De beleidsdoelen in de genoemde wateren kunnen dan niet worden gerealiseerd.
De kaart geeft duidelijkheid waar het waterschap droogtestuwen kan plaatsen en is tegelijkertijd het handelingsperspectief en handelingskader voor het waterschap om in droge jaren water vast te houden.
Met de kaart wordt voorgesteld in de Waterschapsverordening een vrijstelling voor het waterschap op te nemen om in tijde van droogte tijdelijke stuwen te plaatsen in de op de kaart aangegeven watergangen in beheer bij het waterschap.
Door het plaatsen van droogtestuwen ten tijde van droogte vrij te stellen kunnen deze droogtestuwen sneller wordt geplaatst. Daarnaast beperkt het de administratieve lasten van het waterschap. Met de vrijstelling is immers niet langer een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit van het waterschap (een zogenaamde vergunningen eigen dienst, v.e.d.) nodig.
De vrijstelling is zo opgebouwd dat het waterschap geen omgevingsvergunning voor een wateractiviteit hoeft aan te vragen als:
1. het waterschap de stuw aanlegt;
2. in het beperkingengebied oppervlaktewaterlichamen;
3. en water vasthouden hydrologisch zinvol is;
4. en wateraanvoer in tijden van droogte mogelijk is;
5. en er geen sprake is van een opgave op grond van de Kaderrichtlijn Water
(KRW) in het betreffende oppervlaktewaterlichaam;
6. en er geen sprake is van een opgave in het kader van waardevolle kleine
wateren (wkw) in het betreffende oppervlaktewaterlichaam;
7. en het betreffende oppervlaktewaterlichaam geen onderdeel is van een
(vis)migratienetwerk;
8. en er spraken van droogte is;
9. en de stuw wordt aangelegd in de periode tussen 1 maart tot 1
november (= tijdelijk).
Bovenstaande kan ook weergegeven worden in een tabel.
Het beperkingengebied ‘droogtestuwen’ is de kaart zoals in de algemene toelichting beschreven.
De periode van 1 maart tot 1 november sluit aan bij het groeiseizoen voor gewassen.
De definitie van droogte luidt: een periode waarin sprake is van een sterk oplopend neerslagtekort in combinatie met lage grondwaterstanden.
MM
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
In dit artikel is opgenomen waaraan een aanvraag getoetst wordt. Belangrijk is om alert te zijn op het feit dat ook de zorgplicht watersysteem en zuiveringtechnisch werk geldt.
Algemeen
Het dempen of vergroten
wijzigen van oppervlaktewaterlichamen kan een negatieve invloed hebben op de werking van het watersysteem. Het uitgangspunt is dat de waterhuishouding in beginsel niet negatief mag worden beïnvloed. De afvoercapaciteit van een oppervlaktewaterlichaam mag niet verminderen. Het onderhoud moet doelmatig kunnen worden uitgevoerd.
Doel van de beoordelingsregels is het voorkomen van negatieve invloed op de werking van het watersysteem als gevolg van het wijzigen van het profiel van een oppervlaktewaterlichaam:
de afvoercapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam mag niet verminderen; en
het onderhoud moet doelmatig kunnen worden uitgevoerd.
Dit wordt tot uitdrukking gebracht in deze beoordelingsregels.
Afvoercapaciteit
In onderdeel a. is toegevoegd dat het wijzigen van het profiel van een oppervlaktewaterlichaam (in principe) geen effect mag hebben op het vastgestelde streefpeil.
Onderhoud
Onderhoud is noodzakelijk om een goed functioneren van het watersysteem te waarborgen. Bij het wijzigen van het profiel van het oppervlaktewaterlichaam moeten doelmatige onderhoudsmogelijkheden aanwezig blijven.
Bij het graven van een nieuw oppervlaktewaterlichaam of het vergraven van een bestaand oppervlaktewaterlichaam, moeten doelmatige onderhoudsmogelijkheden aanwezig blijven.
Met betrekking tot de afmetingen van de nieuwe oppervlaktewaterlichamen moet dus niet alleen rekening gehouden worden met de afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam zelf, maar ook met de zone daaromheen, het beperkingengebied. Dit is vooral belangrijk als er sprake is van meerdere perceelseigenaren. Met deze onderhoudsplicht, evenals het in stand houden van het obstakelvrije beperkingengebied, moet voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden door alle belanghebbenden zijn ingestemd.
Stabiliteit
Het is bij nieuwe en te vergraven oppervlaktewaterlichamen belangrijk dat de stabiliteit van oevers en taluds wordt gewaarborgd. Er worden daarom voorschriften gegeven over de taludverhouding en de afwerking van de oever. Ook het opbarsten van de bodem moet worden voorkomen. Afhankelijk van de status van het water kunnen aanvullende eisen worden gesteld.
Ecologie
Er kunnen (ongewenste) effecten optreden op een aan het oppervlaktewaterlichaam toegekende ecologische functie. Bij een demping kan de doorstroming verminderen waardoor de waterkwaliteit afneemt. De leefomstandigheden voor planten en dieren kunnen zodanig wijzigen dat het voortbestaan van specifieke planten of dieren wordt bedreigd.
Sub a, het beschikbaar zijn van de zone van 3 meter voor een nieuw te graven oppervlaktewaterlichaam is vooral bedoeld voor het toegankelijk maken van het oppervlaktewaterlichaam voor onderhoud.
Sub d, onder een vastgesteld ontwerp omgevingsvergunning of een verleende omgevingsvergunning valt ook de vergunning eigen dienst.
Met betrekking tot de afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam moet dus niet alleen rekening gehouden worden met de afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam zelf, maar ook met de obstakelvrije zone daaromheen. Dit is vooral belangrijk als er sprake is van meerdere perceelseigenaren.
In de onderdelen b., c. en d. komende de verschillende manieren van het onderhoud aan de orde: tweezijdig onderhoud, enkelzijdig onderhoud en vanuit het oppervlaktewaterlichaam zelf (denk aan de maaiboot). En de benodigde ruimte die het waterschap voor dit onderhoud nodig heeft.
Als er sprake is van tweezijdig onderhoud, wordt de omgevingsvergunning in ieder geval verleend als het oppervlaktewaterlichaam goed kan worden onderhouden. Hier is sprake van:
bij een obstakelvrije zone van 2 meter en de bovenbreedte is niet breder dan 14 meter; of
bij een obstakelvrije zone van 4 meter en de bovenbreedte is niet breder dan 22 meter; of
als de breedte van de bestaande obstakelvrije zone vóór het wijzigen van het profiel van het oppervlaktewaterlichaam blijft gehandhaafd.
Het is dus een zogenaamde alternatieve bepaling. Als aan één van de drie voorwaarden wordt voldaan, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.
Voorgaande geldt ook bij het eenzijdig onderhoud. Ook dan moet het oppervlaktewaterlichaam goed kunnen worden onderhouden. De omgevingsvergunning wordt dan in ieder geval verleend:
bij een obstakelvrije zone van 2 meter aan één zijde beschikbaar blijft en de bovenbreedte niet breder dan 7 meter wordt; of
bij een obstakelvrije zone van 4 meter aan één zijde beschikbaar blijft en de bovenbreedte van niet breder dan 11 meter wordt; of
als de breedte van de bestaande obstakelvrije zone vóór het wijzigen van het profiel van het oppervlaktewaterlichaam blijft gehandhaafd.
Als het onderhoud plaatsvindt vanuit het oppervlaktewaterlichaam zelf, wordt de omgevingsvergunning in ieder geval verleend, als de waterbreedte van het oppervlaktewaterlichaam minimaal 5 meter blijft en de diepte van het oppervlaktewaterlichaam minimaal 0,8 meter is.
Bovenbreedte is hierbij de afstand van insteek tot insteek van het oppervlaktewaterlichaam. Waterbreedte is de breedte ter hoogte van de waterspiegel.
NN
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
In dit artikel is bepaald onder welke voorwaarden de activiteit uitgevoerd mag worden. In deze situaties is het niet nodig een melding te doen of een vergunning aan te vragen. Belangrijk is om alert te zijn op het feit dat ook de zorgplicht watersysteem en zuiveringtechnisch werk en de inhoud specifieke zorgplicht gelden.
De minder risicovolle onttrekkingen vallen onder de algemene regel.
Eerste lid
Grondwateronttrekkingen voor brandblusvoorzieningen komen veelal voor in gebieden waar onvoldoende oppervlaktewater dan wel leidingwater voorhanden is. Het onttrekken van grondwater voor bijvoorbeeld het blussen van branden kan dan de enig mogelijke oplossing zijn. Hier speelt uiteraard een groot maatschappelijk belang bij. Bovendien zal de grondwateronttrekking vrijwel nooit worden ingezet (alleen in noodsituaties en bij testen). De kans op onherstelbare schade aan de omgeving is daarom zeer beperkt. De relevante belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door deze bepaling in de algemene regel.
Tweede lid
Kleine onttrekkingen, waarbij het debiet niet meer dan 10 mᶟ per uur is, voor bouwputbemaling, proefbronnering, sleufbemaling en bodemsanering is toegestaan ongeacht de duur van deze onttrekkingen, omdat de gevolgen hiervan zo gering zijn dat naar verwachting hiervan geen nadelige effecten optreden. Bij de aanleg van kabels en leidingen wordt er gedurende een langere tijd op verschillende locaties grondwater onttrokken door middel van sleufbemaling. Het 'reizende' karakter van deze onttrekkingen zorgt er voor dat lokaal weinig effecten zijn op de omgeving.
Indien het debiet meer dan 10 mᶟ per uur is geldt dat niet langer dan 2 dagen aaneengesloten onttrokken mag worden.
Derde lid
Kleine onttrekkingen, waarbij de capaciteit van de pomp niet meer dan 10 mᶟ per uur is, voor beregening of bevloeiing, grondwatersanering, een industriële toepassing en een andere reden dan genoemd in deze verordening, zijn toegestaan ongeacht de duur van deze onttrekkingen, omdat de gevolgen hiervan zo gering zijn dat naar verwachting hiervan geen nadelige effecten optreden.
OO
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Als voor het onttrekken van grondwater op grond van de waterschapsverordening geen omgevingsvergunning is vereist, moeten hierover gegevens en bescheiden worden verstrekt. Dit was voorheen geregeld in het voormalige artikel 6.11 van het Waterbesluit. De gegevens en bescheiden die moeten worden verstrekt, zijn ontleend aan de aanvraagvereisten voor omgevingsvergunningen voor grondwateronttrekkingen in de Omgevingsregeling. Ook in de voormalige Waterregeling waren de te verstrekken gegevens en bescheiden gelijk aan de indieningsvereisten voor een watervergunning.
In het tijdelijke deel van deze waterschapsverordening kan een uitzondering zijn opgenomen voor de plicht om gegevens en bescheiden te verstrekken (in de terminologie van de Waterwet: een melding te doen). In dat geval hoeven de gegevens en bescheiden niet te worden verstrekt.
Toelichting 3de wijziging waterschapsverordening: redactionele aanpassingen en beperkingengebieden: /join/id/pubdata/ws0663/2025/14pdf8eef13c4-3857-4e5a-883a-e33bf02be033/nld@2025‑06‑30;56
Kopieer de link naar uw clipboard
https://www.officielebekendmakingen.nl/wsb-2025-15533.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.