A. TITEL

Verdrag van Nice houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten;

Nice, 26 februari 2001

B. TEKST

De Nederlandse tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2001, 47. Zie ook Trb. 2001, 74 voor correcties in de Nederlandse tekst.

Zie rubriek J van Trb. 2004, 10 voor de tekst van het Besluit van de Raad van 15 juli 2003 tot wijziging van het Statuut van het Hof van Justitie.


De artikelen 51 en 54 van het Statuut van het Hof van Justitie worden gewijzigd door Besluit 2004/407/EG, Euratom van de Raad van de Europese Unie van 26 april 2004, waarvan de tekst, zoals gecertificeerd, als volgt luidt:

Besluit van de Raad van 26 april 2004 tot wijziging van de artikelen 51 en 54 van het Statuut van het Hof van Justitie (2004/407/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 245, tweede alinea,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, met name artikel 160, tweede alinea,

Gezien het verzoek van het Hof van Justitie van 12 februari 2003,

Gezien het advies van de Commissie van 10 november 2003,

Gezien het advies van het Europees Parlement van 10 februari 2004,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij artikel 2, punt 31, van het Verdrag van Nice wordt artikel 225 EG-Verdrag vervangen door een nieuwe bepaling, waarvan lid 1, eerste alinea, luidt: „Het Gerecht van eerste aanleg is bevoegd in eerste aanleg kennis te nemen van de in de artikelen 230, 232, 235, 236 en 238 bedoelde beroepen, met uitzondering van die waarvoor een rechterlijke kamer bevoegd is en die welke overeenkomstig het statuut aan het Hof van Justitie zijn voorbehouden. Het statuut kan bepalen dat het Gerecht van eerste aanleg bevoegd is voor andere categorieën van beroepen.".

(2) Een vergelijkbare wijziging is in het EGA-Verdrag aangebracht bij artikel 3, punt 13, van het Verdrag van Nice.

(3) Met deze wijziging is rekening gehouden in een voorlopige redactie van artikel 51 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, dat luidt: „In afwijking van het bepaalde in artikel 225, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 140 A, lid 1, van het EGA-Verdrag is het Hof bevoegd kennis te nemen van door de lidstaten, de instellingen van de Gemeenschappen en de Europese Centrale Bank ingestelde beroepen.".

(4) Gelet op de letter en de structuur van het nieuwe artikel 225 EG-Verdrag en het nieuwe artikel 160 EGA-Verdrag dient artikel 51 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie opnieuw te worden geredigeerd om de bevoegdheden van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg te preciseren, waarbij de overdracht van de bevoegdheid in eerste aanleg aan het Gerecht omvangrijk moet zijn en de verdelingscriteria duidelijk genoeg moeten zijn om door de instellingen en de lidstaten op ondubbelzinnige wijze te kunnen worden beoordeeld.

(5) Beroepen die door de lidstaten worden ingesteld tegen besluiten van de Raad waarmee deze volgens de bepalingen van artikel 202, derde streepje, van het EG-Verdrag uitvoeringsbevoegdheden uitoefent, vallen onder de bevoegdheid van het Gerecht van eerste aanleg. Het gaat om de gevallen waarin de Raad hetzij zich de uitvoeringsbevoegdheid heeft voorbehouden, hetzij de uitoefening daarvan heeft herkregen in de loop van een „comitéprocedure".

(6) De bepalingen van artikel 54 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof betreffende de gevallen waarin het Gerecht zich onbevoegd kan verklaren ten behoeve van het Hof, moeten worden aangepast in verband met de nieuwe bevoegdheden van het Gerecht. Er moet namelijk in de mogelijkheid van een onbevoegdverklaring worden voorzien wanneer bij het Hof en het Gerecht verwante zaken aanhangig zijn waarvan de beslissingen onderling afhankelijk kunnen zijn,

BESLUIT:

Artikel 1

1. Artikel 51 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie wordt vervangen door:

„Artikel 51

In afwijking van het bepaalde in artikel 225, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 140 A, lid 1, van het EGA-Verdrag zijn aan het Hof van Justitie voorbehouden de in de artikelen 230 en 232 van het EG-Verdrag en in de artikelen 146 en 148 van het EGA-Verdrag bedoelde beroepen die door een lidstaat worden ingesteld tegen

  • a. een handeling of een nalaten een besluit te nemen van het Europees Parlement of de Raad, of van beide instellingen tezamen, met uitzondering van

– de besluiten van de Raad krachtens artikel 88, lid 2, derde alinea, van het EG-Verdrag;

– de handelingen van de Raad krachtens een verordening van de Raad betreffende de handelspolitieke beschermingsmaatregelen in de zin van artikel 133 van het EG-Verdrag;

– de handelingen van de Raad waarbij deze laatste uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig artikel 202, derde streepje, van het EG-Verdrag uitoefent;

  • b. een handeling of een nalaten een besluit te nemen van de Commissie krachtens artikel 11 A van het EG-Verdrag.

Eveneens aan het Hof voorbehouden zijn de in voornoemde artikelen bedoelde beroepen die door een instelling van de Gemeenschappen of door de Europese Centrale Bank worden ingesteld tegen een handeling of een nalaten een besluit te nemen van het Europees Parlement, de Raad, deze beide instellingen tezamen of de Commissie, en door een instelling van de Gemeenschappen tegen een handeling of een nalaten een besluit te nemen van de Europese Centrale Bank.".

2. De derde alinea van artikel 54 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie wordt vervangen door de volgende tekst: „Wanneer bij het Hof en het Gerecht zaken aanhangig worden gemaakt die hetzelfde voorwerp hebben of die dezelfde vraag van uitlegging dan wel de geldigheid van dezelfde handeling betreffen, kan het Gerecht, de partijen gehoord, de behandeling schorsen totdat het Hof arrest heeft gewezen, dan wel, indien het beroepen betreft die krachtens artikel 230 van het EG-Verdrag of artikel 146 van het EGA-Verdrag zijn ingesteld, zich onbevoegd verklaren opdat het Hof uitspraak kan doen op die beroepen. Onder dezelfde voorwaarden kan ook het Hof besluiten zijn behandeling te schorsen; de procedure voor het Gerecht vindt dan doorgang."

3. Aan artikel 54 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie wordt de volgende nieuwe alinea toegevoegd: „Wanneer een lidstaat en een instelling van de Gemeenschappen eenzelfde handeling betwisten, verklaart het Gerecht zich onbevoegd opdat het Hof uitspraak kan doen op die beroepen.".

Artikel 2

De zaken ten aanzien waarvan krachtens dit besluit het Gerecht van eerste aanleg bevoegd is, en die op de datum waarop dit besluit in werking treedt, bij het Hof van Justitie aanhangig zijn,

doch

  • a. waarin de behandeling op die dag is geschorst overeenkomstig artikel 54, derde alinea, laatste volzin, van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie,

of

  • b. waarin de schriftelijke behandeling op die dag nog niet is beëindigd, zoals gepreciseerd in artikel 44 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof, worden verwezen naar het Gerecht.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 26 april 2004

Voor de Raad

De Voorzitter

B. COWEN

De tekst van het onderhavige Besluit is eveneens afgedrukt in Pb. EU L 132 van 29 april 2004, blz. 5 e.v.


De Raad van de Europese Unie heeft op 2 november 2004 op grond van artikel 225A en 245 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap een Besluit tot instelling van een Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (2004/752/EG, Euratom) genomen, waarvan de tekst als volgt luidt:

Besluit van de Raad van 2 november 2004 tot instelling van een Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (2004/752/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 225 A en 245,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op de artikelen 140 B en 160,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Hof van Justitie van 12 februari 2004,

Gezien het advies van het Europees Parlement van 30 maart 2004,

Overwegende hetgeen volgt:

1. Artikel 225 A van het EG-Verdrag en artikel 140 B van het EGA-Verdrag machtigen de Raad om rechterlijke kamers in te stellen die in eerste aanleg kennis nemen van bepaalde categorieën van beroepen, de regels voor de samenstelling van dergelijke rechterlijke kamers vast te stellen en de reikwijdte van de hen verleende bevoegdheden te bepalen.

2. De oprichting van een specifieke rechterlijke instantie voor geschillen inzake ambtenarenrecht, waaraan de bevoegdheid wordt verleend om in eerste aanleg uitspraak te doen over deze geschillen, een bevoegdheid die momenteel door het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen wordt uitgeoefend, zal bijdragen tot een betere werking van het communautaire rechterlijke stelsel. Zij vormt een antwoord op het verzoek hiertoe dat werd geformuleerd in verklaring 16 bij artikel 225 A van het EG-Verdrag, die bij de ondertekening van het Verdrag van Nice is aangenomen.

3. Aan het Gerecht van eerste aanleg dient derhalve een rechterlijke kamer te worden toegevoegd, die uit institutioneel en organisatorisch oogpunt een integrerend deel zal vormen van de instelling Hof van Justitie en waarvan de leden een status zullen hebben die gelijkgesteld is met die van de leden van het Gerecht van eerste aanleg.

4. Aan dit nieuwe Gerecht dient een naam te worden gegeven die het onderscheidt van zijn rechtsprekende kamers en van de rechtsprekende kamers van het Gerecht van eerste aanleg.

5. Met het oog op de begrijpelijkheid van het rechterlijke stelsel in zijn geheel dienen de bepalingen betreffende de bevoegdheid, samenstelling en organisatie van en de procedure voor de rechterlijke kamer als bijlage aan het statuut van het Hof van Justitie te worden gehecht.

6. Het aantal rechters van de rechterlijke kamer moet aangepast zijn aan het aantal door haar te behandelen geschillen. Teneinde de besluitvorming door de Raad inzake de benoeming van de rechters te vergemakkelijken, dient te worden voorzien in de instelling door de Raad van een onafhankelijk adviescomité dat tot taak heeft na te gaan of de ingediende kandidaturen aan de vereiste voorwaarden voldoen.

7. De rechterlijke kamer dient uitspraak te doen volgens een procedure die is aangepast aan de bijzondere kenmerken van de geschillen waarvan zij kennis neemt. Zij dient in elke fase van de procedure de mogelijkheden van een minnelijke regeling van het geschil te onderzoeken.

8. Overeenkomstig artikel 225 A, derde alinea, van het EG-Verdrag en artikel 140 B, derde alinea, van het EGA-Verdrag kan tegen de beslissingen van de rechterlijke kamer bij het Gerecht van eerste aanleg een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de voorzieningen die momenteel bij het Hof van Justitie tegen de beslissingen van het Gerecht worden ingesteld. De relevante bepalingen van het statuut van het Hof van Justitie worden in de aan dit statuut gehechte bijlage betreffende de rechterlijke kamer overgenomen om verwijzingen te vermijden, die de duidelijkheid van de regeling in haar geheel zouden verminderen.

9. In dit besluit dient tevens te worden voorzien in de nodige overgangsbepalingen, zodat de rechterlijke kamer haar functies kan uitoefenen zodra zij is opgericht,

BESLUIT:

Artikel 1

Aan het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen wordt een rechterlijke kamer toegevoegd die uitspraak doet over geschillen inzake het ambtenarenrecht van de Europese Unie, („Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie"). Het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie heeft zijn zetel bij het Gerecht van eerste aanleg.

Artikel 2

Het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie wordt als volgt gewijzigd:

1. de volgende titel wordt ingevoegd:

„TITEL IV bis RECHTERLIJKE KAMERS

Artikel 62 bis

De bepalingen betreffende de bevoegdheid, samenstelling en organisatie van en de procedure voor de krachtens artikel 225 A van het EG-Verdrag en artikel 140 B van het EGA-Verdrag ingestelde rechterlijke kamers zijn in de aan dit statuut gehechte bijlagen opgenomen.";

2. bijlage I, waarvan de tekst is opgenomen in de bijlage bij dit besluit, wordt toegevoegd.

Artikel 3

1. De president van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie wordt voor de eerste keer aangewezen voor drie jaren op dezelfde wijze als de rechters, tenzij de Raad beslist dat de procedure van artikel 4, lid 1, van bijlage I bij het statuut van het Hof, waarvan de tekst is opgenomen in de bijlage bij dit besluit, van toepassing is.

2. Onmiddellijk nadat alle rechters van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie de eed hebben afgelegd, gaat de voorzitter van de Raad over tot aanwijzing, bij loting, van drie rechters van dit Gerecht die, in afwijking van artikel 2, tweede alinea, eerste zin, van bijlage I bij het statuut van het Hof, aan het einde van de drie eerste jaren van de ambtstermijn moeten worden vervangen.

3. De zaken bedoeld in artikel 1 van bijlage I bij het statuut van het Hof, die op de dag van inwerkingtreding van dit artikel bij het Gerecht van eerste aanleg aanhangig zijn en waarvan de schriftelijke procedure zoals beschreven in artikel 52 van het reglement voor de procesvoering van dit Gerecht nog niet is beëindigd, worden verwezen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie.

4. Tot de inwerkingtreding van het reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie is het reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de bepalingen inzake de alleensprekend rechter.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie, met uitzondering van artikel 1 van bijlage I bij het statuut van het Hof, waarvan de tekst is opgenomen in de bijlage bij dit besluit. Artikel 1 van bijlage I bij het statuut van het Hof treedt in werking op de dag van de bekendmaking, in het Publicatieblad van de Europese Unie, van de vaststelling door de president van het Hof van Justitie dat het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie regelmatig is samengesteld.

Gedaan te Brussel, 2 november 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. R. BOT

De tekst van het onderhavige Besluit is eveneens afgedrukt in Pb. EU L 333 van 9 november 2004, blz. 7 e.v.


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2003, 27.


Het Besluit van 26 april 2004 behoeft ingevolge artikel 245 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap niet de goedkeuring van de Staten-Generaal.

Het Besluit van 2 november 2004 behoeft ingevolge artikel 245 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap evenmin de goedkeuring van de Staten-Generaal.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2003, 27.


Het Besluit van 26 april 2004, dat tevens gepubliceerd is inPb. EU L 132 van 29 april 2004, blz. 5 e.v., is ingevolge artikel 3 van datzelfde Besluit, in werking getreden op 1 juni 2004.

Het Besluit van 2 november 2004, dat tevens gepubliceerd is inPb. EU L 333 van 9 november 2004, blz. 7 e.v., is ingevolge artikel 3 van datzelfde Besluit in werking getreden op 10 november 2004.

J. VERWIJZINGEN

Voor verwijzingen en overige verdragsgegevens, zie Trb. 2001, 47, Trb. 2003, 27 en Trb. 2004, 10.

Titel:Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; Rome, 25 maart 1957
Tekst:Trb. 1957, 74 (Frans) Trb. 1957, 91 (Nederlands)
Laatste Trb. :Trb. 2004, 120
Titel:Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM); Rome, 25 maart 1957
Tekst:Trb. 1957, 75 (Frans) Trb. 1957, 92 (Nederlands)
Laatste Trb. :Trb. 2004, 121
Titel:Verdrag betreffende de Europese Unie; Maastricht, 7 februari 1992
Tekst:Trb. 1992, 74
Laatste Trb. :Trb. 2004, 122
Titel:Protocol betreffende de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank; Maastricht, 7 februari 1992
Tekst:Trb. 1992, 74
Laatste Trb. :Trb. 2003, 151
Voor wijzigingen van bovengenoemd Verdragen van 18 april 1951, 25 maart 1957 en 7 februari 1992 zie rubriek J van Trb. 2004, 119.
Titel:Verdrag tot oprichting van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie; Washington, 4 april 1949
Tekst:Stb. J 355
Laatste Trb. :2004, 154
Titel:Overeenkomst betreffende bepaalde instellingen welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben; Rome, 25 maart 1957
Tekst:Trb. 1957, 76 (Frans) Trb. 1957, 93 (Nederlands)
Laatste Trb. :Trb. 2004, 76
   
Titel:Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, met Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen; Brussel, 8 april 1965
Tekst:Trb. 1965, 130
Laatste Trb. :Trb. 2004, 101
Titel:Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; Oporto, 2 mei 1992
Tekst:Trb. 1992, 132
Laatste Trb. :Trb. 2004, 235
Titel:Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende Akten; Amsterdam, 2 oktober 1997
Tekst:Trb. 1998, 11 (Nederlands)
Laatste Trb. :Trb. 2002, 153
Titel:Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie; Amsterdam, 2 oktober 1997
Tekst:Trb. 1998, 11
Laatste Trb. :Trb. 2002, 153

Uitgegeven de zevenentwintigste december 2004

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT

Naar boven