Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 3 oktober 2025, nr. IENW/BSK-2025/136310, tot wijziging van de Regeling aanwijzing consumentenvuurwerk in verband met het reduceren van risico’s bij de opslag van consumentenvuurwerk [KetenID WGK027841]

de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling aanwijzing consumentenvuurwerk wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt in de begripsbepaling knallading de tweede dubbele punt.

B

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. In de rij behorende bij het onderdeel ‘Batterij enkelschotsbuizen’ wordt ‘2 gram’ vervangen door ‘0,75 gram’.

2. In de rij behorende bij het onderdeel ‘Batterij fonteinen of mijnen of Romeinse kaarsen’ wordt in onderdeel c ‘2 gram’ vervangen door ‘0,5 gram’.

3. In de rij behorende bij het onderdeel ‘Combinaties van fonteinen, mijnen, Romeinse kaarsen en enkelschotsbuizen’ wordt ‘2 gram’ bij het eerste voorkomen vervangen door ‘1,25 gram’ en bij het tweede voorkomen vervangen door ‘0,5 gram’.

4. In de rij behorende bij het onderdeel ‘Samengesteld vuurwerk met twee lonten’, wordt de punt vervangen door een komma en wordt de zinsnede toegevoegd ‘waarbij een maximum van 5% burstlading per pyrotechnische unit geldt.

5. In de rij behorende bij het onderdeel ‘Mijnen’ wordt ‘1 gram’ vervangen door ‘0,5 gram’.

6. In de rij behorende bij het onderdeel ‘Draaizonnen’ wordt na ‘het gewicht aan pyrotechnische stoffen van een eventuele effectlading met fluiteffect per compartiment niet meer dan 5 gram;’ ingevoegd ‘waarbij een maximale hoeveelheid fluitlading per fluiteffect geldt van 5 gram, met een maximum van 10 gram per draaizon;’.

ARTIKEL II

Consumentenvuurwerk dat reeds in het bezit was van een particulier voordat deze regeling in werking trad, blijft aangewezen als consumentenvuurwerk tot 1 februari 2026.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 december 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, A.A. Aartsen

TOELICHTING

Inleiding

Met deze regeling wordt de Regeling aanwijzing consumentenvuurwerk (Rac) gewijzigd. De wijziging houdt in dat de burstlading beperkt wordt tot een maximum van 5 procent per pyrotechnische unit. Daarmee is het niet langer noodzakelijk consumentenvuurwerk in gaasverpakking te verpakken om een lagere transportklasse te bewerkstelligen. Het doel van deze maatregel is het reduceren van het risico op massa-explosiviteit om zo de veiligheid van vuurwerkopslagen en daarmee de veiligheid van omwonenden te borgen.

Aanleiding

Consumentenvuurwerk wordt voor het vervoer en de opslag ondergebracht in een transportklasse zoals vastgesteld in het ADR.1 In Nederland is het enkel toegestaan om consumentenvuurwerk in transportklasse 1.4 op te slaan. Transportklasse 1.4 betekent dat het effect beperkt blijft tot de directe omgeving van het vuurwerk.

Consumentenvuurwerk van de hogere klasse 1.3G wordt in Nederland in de praktijk in een speciale verpakking (gaasverpakking) vervoerd en opgeslagen. Door deze speciale verpakking kan dit vuurwerk vervolgens als 1.4G geclassificeerd worden en daarmee conform de regels opgeslagen worden in de Nederlandse vuurwerkopslagen. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft geconstateerd dat een aantal vuurwerkproducten die geclassificeerd waren als transportklasse 1.4G in enkele gevallen niettemin massa-explosief reageerden.2 Een dergelijke massa-explosieve reactie zou op basis van deze transportklasse niet mogelijk moeten zijn. Daarnaast blijkt dat deze speciale gaasverpakking bij een aantal geteste vuurwerkartikelen onvoldoende functioneert. Dit houdt in dat er verhoogde risico’s voor zowel de opslag als het transport van bepaalde typen consumentenvuurwerk bestaan. De huidige veiligheidseisen waaraan de Nederlandse vuurwerkopslagen moeten voldoen, zijn gebaseerd op het meest realistische risicoscenario, te weten brand in of in de nabijheid van een vuurwerkopslag. Dit betekent dat vuurwerkopslagen in Nederland niet zijn berekend op het risico van massa-explosiviteit. De ILT heeft in de signaalrapportage aangegeven niet uit te kunnen sluiten dat de geconstateerde massa-explosiviteit verband houdt met de volledige omsluiting door gaas van de vuurwerkartikelen in combinatie met een hoge ladingsmassa.

Vervolgens is samen met de branche gekeken naar de oorzaak waarbij een verband gelegd is tussen de aanwezigheid van fluit- en whirllading in consumentenvuurwerk, de hoeveelheid burstlading en de opsluiting van dit vuurwerk in gaasverpakking. Het treffen van maatregelen om opsluiting in gaasverpakkingen te voorkomen heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) in de kabinetsreactie3 van 30 september 2024 op het rapport ‘Lessen van twee vuurwerkrampen’ aangekondigd.

Inhoud van de wijziging

Met deze wijziging van de Rac wordt alleen vuurwerk voor consumenten aangewezen dat zonder aanvullende maatregelen (bijvoorbeeld gaasverpakkingen) als 1.4G geclassificeerd opgeslagen en getransporteerd mag worden.

Om deze wijziging zo goed mogelijk vorm te kunnen geven heeft het Ministerie van IenW het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) opdracht gegeven in beeld te brengen welke specifieke aanpassingen aan de chemische samenstelling van consumentenvuurwerk in de Rac nodig zijn, opdat uitsluitend consumentenvuurwerk in de Rac wordt aangewezen dat volgens de vervoersclassificatie als ADR-subklasse 1.4G of 1.4S is geclassificeerd zodat geen gaasverpakking meer nodig is. Het advies luidt om de burstlading in batterij enkelschotsbuizen, batterij mijnen of Romeinse kaarsen, combinaties van fonteinen, mijnen, Romeinse kaarsen en enkelschotsbuizen en mijnen te reduceren tot maximaal 5 procent van de totale hoeveelheid pyrotechnische stof per vuurwerkunit.4

Het verminderen van de toegestane hoeveelheid burstlading tot maximaal 5% sluit ook aan bij een eerdere aanbeveling van Royal Haskoning DHV over het gebruik van consumentenvuurwerk.5 Deze aanbeveling was gedaan naar aanleiding van letselcijfers en testresultaten met combinaties en samengesteld vuurwerk. Uit de letselcijfers bleek dat er relatief veel letsel optrad bij het gebruik van deze artikelen.

Het advies van het RIVM gaat verder dan alleen het verlagen van de burstlading om het gebruik van gaasverpakkingen overbodig te maken. Omdat onvoldoende uit testen is gebleken dat fluit- en whirllading in consumentenvuurwerk bij opsluiting (in kartonnen dozen in een vuurwerkopslag) geen massa-explosieve reactie laat zien, is het advies van het RIVM om ook fluit- en whirllading in consumentenvuurwerk in beginsel niet meer toe te staan tenzij uit testen blijkt dat dit veilig is. Een nader onderzoek moet uitwijzen of een verdergaande wijziging van de Rac nodig is. Daarom wordt dit onderdeel van de wijziging nu niet doorgevoerd.

In bijlage I bij de Rac wordt het vuurwerk aangewezen dat is toegestaan voor consumenten. Hierin zijn nu de eisen aan het consumentenvuurwerk aangepast aan de aanbeveling van het RIVM. Het is mogelijk dat particulieren nog consumentenvuurwerk in huis hebben dat is overgebleven van een eerdere jaarwisseling. Om te waarborgen dat zij niet per direct in overtreding zijn ten tijde van inwerkingtreding van deze regeling is een bepaling van overgangsrecht opgenomen. Daarin is bepaald dat consumentenvuurwerk dat voor inwerkingtreding van deze regeling reeds in het bezit was van een particulier, aangewezen blijft als consumentenvuurwerk. Dit biedt particulieren de mogelijkheid om dit vuurwerk aankomende jaarwisseling nog af te steken of zich er anderszins van te ontdoen.

Gevolgen

Gevolgen voor bedrijven

Gevolg van de wijziging van de Rac is dat gaasverpakkingen niet meer nodig zijn aangezien alleen vuurwerk voor consumenten toegestaan zal zijn dat zonder aanvullende maatregelen (zoals gaasverpakkingen) als 1.4G geclassificeerd opgeslagen en getransporteerd mag worden. Doordat de burstlading wordt gereduceerd waardoor gaasverpakkingen niet meer nodig zijn, zal het risico op massa-explosiviteit gereduceerd worden.

Voor importeurs en detailhandelaren betekent dit dat zij geen gebruik meer hoeven te maken van gaasverpakkingen. Het toepassen van gaasverpakkingen is een dure maatregel om het transport van dit vuurwerk binnen de lichtere regels van de ADR mogelijk te maken. Daarnaast is het eenvoudiger om het vuurwerk om te pakken doordat de gaasconstructie niet verwijderd hoeft te worden.

Het voornemen tot wijziging van de Rac is aangekondigd in de kabinetsreactie op het rapport ‘Lessen van twee vuurwerkrampen’ van 30 september 2024. In elk geval konden vanaf dat moment importeurs en detailhandelaren rekening houden met deze wijziging.

Het vuurwerk dat een hogere burstlading bevat, wordt na wijziging van de Rac als professioneel vuurwerk aangemerkt. Professionals kunnen dit vuurwerk nog wel toepassen in een professionele vuurwerkontbranding. Hiervoor kan echter niet meer worden volstaan met een melding maar zal een ontbrandingstoestemming aangevraagd moeten worden bij de provincie, gelet op artikel 3B.4, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit. Ook moet in het vervolg aan de veiligheidsafstanden worden voldaan die gelden voor professioneel vuurwerk.

Gevolgen voor burgers

Voor burgers kan deze wijziging tot gevolg hebben dat bepaalde vuurwerkartikelen niet meer beschikbaar zullen zijn. De consument behoudt echter voldoende keuze.

Uitvoering, toezicht en handhaving

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) houdt toezicht op de veiligheid en kwaliteit van het vuurwerk dat in de handel wordt gebracht door bedrijven. De ILT is tevens toezichthouder voor het transport van gevaarlijke stoffen, waaronder vuurwerk, en voor de in- en uitvoer van vuurwerk door bedrijven. De ontwerpregeling is op 27 juni 2025 voorgelegd aan de ILT voor een toets van de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid (HUF).

De ILT voorziet geen problemen met betrekking tot de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid of fraudebestendigheid van het verlagen van de burstlading waarmee gaasverpakkingen voorkomen worden.

Ten aanzien van het advies van het RIVM om in consumentenvuurwerk geen fluit- en whirllading meer toe te staan, had de ILT wel een aantal aandachtspunten benoemd met betrekking tot de handhaafbaarheid. Nu van dit onderdeel van de wijziging op dit moment wordt afgezien, wordt daar niet nader op ingegaan.

Het Openbaar Ministerie (OM) is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke vervolging bij strafbare feiten met betrekking tot vuurwerk. Het OM heeft aangegeven dat het uitvoeren van een HUF toets niet nodig wordt geacht.

Het bevoegd gezag (gemeentes, provincies) is verantwoordelijk voor de controle op vuurwerkopslagen. Deze taak is feitelijk belegd bij de omgevingsdiensten. De omgevingsdiensten voeren al controles uit op vuurwerkopslagplaatsen en de daarin aanwezige diverse vuurwerkartikelen op basis van onder andere de Rac en het Besluit activiteiten leefomgeving. Met de wijziging van de samenstelling van een vuurwerkartikel hoeft de huidige werkwijze van een omgevingsdienst niet wezenlijk te veranderen ten opzichte van hun huidige werkwijze. Weliswaar is aan de buitenzijde van een vuurwerkartikel niet te constateren of aan de eisen van de Rac wordt voldaan (en daarmee ook niet of qua burstlading wordt voldaan aan de eis van maximaal 5%), maar de (burst)lading staat op papier beschreven in de Technical Datasheet (TDS). Dit is de tekening met omschrijving van de technische opbouw van het vuurwerkproduct. De daadwerkelijk opbouw is te controleren door het vuurwerkproduct te demonteren, waarbij alle onderdelen worden onderzocht en beschreven. Dit laat de ILT onder andere door een bureau als TNO doen. Zij controleren dan ook of het product overeenkomt met de omschrijving in de TDS. Deze datasheets zijn in het bezit bij de importeur/distributeur. Een detailhandelaar is niet verplicht deze in zijn bezit te hebben. Gelet hierop, is de verwachting dat voorgestelde wijziging geen tot een zeer beperkte extra belasting is voor de omgevingsdiensten.

Vanwege het risico op massa-explosie gaat de brandweer op dit moment bij een incident in of in de omgeving van een vuurwerkopslaglocatie uit van de werkwijze die hoort bij de zwaardere subklasse 1.1/1.2 (Richtlijn veilig optreden). Dit is vergelijkbaar met het optreden bij het aantreffen van illegaal vuurwerk. Het Veiligheidsberaad heeft aangegeven de wijziging van de Rac, en de daarmee gepaard gaande reductie van het risico op massa-explosiviteit, af te wachten alvorens zijn standpunt over de blusinstructie te heroverwegen.

Financiële gevolgen

De vuurwerkbranche geeft aan dat er sprake is van restvoorraden bij het inwerkingtreden van de voorgestelde wijziging per 1 oktober 2025. Om financiële schade te voorkomen pleit de vuurwerkbranche voor inwerkingtreding van de wijziging van de Rac in 2026.

Invoering van de wijziging van de Rac na de jaarwisseling 2025/2026 betekent dat het geconstateerde risico op massa-explosiviteit langer zou blijven bestaan. Dat is niet aanvaardbaar, nu de veiligheid van opslagplaatsen en daarmee van omwonenden voorop dient te staan.

Daarbij is ook van belang dat de vuurwerkbranche in aanloop naar de kabinetsreactie van 30 september 2024 ruim van tevoren op de hoogte is gebracht van het voornemen tot wijziging van de Rac wat betreft de gaasverpakkingen. Bij eerder onderzoek door RoyalhaskoningDHV is ook vastgesteld dat er weinig voorraden bij detailhandelaren aanwezig zijn buiten de jaarwisseling om.6

Het is evenwel mogelijk dat importeurs en de grotere opslaglocaties van detailhandelaren restvoorraden hebben liggen. Het betreffende vuurwerk is een internationaal product dat ook in andere landen gekocht wordt door consumenten en professionele partijen. Er bestaan derhalve markten waarop eventuele restvoorraden kunnen worden verkocht. Voor zover er dus al nadelige financiële gevolgen zijn, lijken die beperkt van omvang, en wegen ze niet op tegen het hiervoor benoemde belang bij het beperken van het risico op massa-explosiviteit.

Internetconsultatie en regeldruk

Er heeft van 2 juli tot en met 30 juli 2025 een openbare internetconsultatie plaatsgevonden. Tevens is een concept van de voorliggende wijziging voor advies voorgelegd aan de ILT en het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Met de vuurwerkbranche is gesproken over de voorgenomen wijziging van de regeling. De ontwerpregeling had betrekking op twee maatregelen te weten 1) het verlagen van de burstlading en daarmee een de facto verbod op gaasverpakkingen en 2) een verbod op fluit- en whirllading.

Internetconsultatie

Er zijn in totaal 248 reacties ingediend, hiervan zijn er 215 openbaar. Indieners zijn particulieren (ca 69% van de reacties), bedrijfsleven en branche (ca 31% van de reacties) en lokale overheden/uitvoeringsorganisaties (minder dan 1% van de reacties). In het algemeen is het sentiment van de reacties overwegend kritisch. Hierbij is onderscheid te maken in de twee verschillende maatregelen.

Gebruik van gaasverpakkingen

De vuurwerkbranche en vooral de detailhandel geeft aan dat het zogenoemde verbod op gaasverpakkingen niet tijdig gecommuniceerd is en dat zij daarop niet tijdig hebben kunnen anticiperen.

Uit communicatie met branchevereniging BPN blijkt dat de problematiek met gaasverpakkingen en de mogelijkheid van massa-explosieve reacties sinds 2020 speelt. In 2022 heeft de ILT een signaalrapportage uitgebracht omdat er geen verbetering zichtbaar was. In de periode 2022 – 2024 hebben ILT en BPN afspraken gemaakt gericht op het voorkomen van massa-explosieve reacties. ILT heeft vervolgens testen uitgevoerd. Op 23 december 2023 zijn de eerste resultaten van deze testen gecommuniceerd met de branche. Omdat op dat moment een deel van de producten in gaasverpakking niet getest was, is de afspraak gemaakt dat tot de laatste testen de reeds gemaakte afspraken blijven gelden. Op 13 juni 2024 is bekend gemaakt dat de maatregelen die de sector zelf heeft genomen effect lijken te sorteren maar dat tegelijkertijd nog steeds ondeugdelijke verpakkingen en daarmee onjuiste classificaties van vuurwerk worden aangetroffen.

In de periode van 7 november 2022 tot 15 oktober 2024 is het onderwerp regelmatig aan de orde geweest in de reguliere gesprekken die IenW gevoerd heeft met een brede vertegenwoordiging van de vuurwerkbranche waaronder de detailhandel. Tot slot is de onderhavige wijziging van de Rac aangekondigd in de Kamerbrief van 30 september 2024. Daarin is vermeld dat de Rac zal worden aangepast zodat alleen vuurwerk voor particulieren is toegestaan dat zonder aanvullende maatregelen (waaronder gaasverpakkingen) als 1.4 geclassificeerd kan worden. Uit de internetconsultatie blijkt ook dat de detailhandelaren voor aanvang van de internetconsultatie reeds op de hoogte waren van de voorgenomen maatregel die gaasverpakkingen overbodig maakt. Dit is af te leiden uit de getroffen acties, zoals het terugleveren van vuurwerk in gaasverpakkingen aan de leverancier.

Daarnaast geven zowel importeurs als detailhandelaren aan dat er sprake is van restvoorraden vuurwerk in gaasverpakkingen. Dit levert volgens hen vraagstukken op het gebied van transport en opslagcapaciteit op. Voor dit vraagstuk vraagt de vuurwerkbranche oplossingen.

Zoals hiervoor geschetst, speelt de discussie over de mogelijkheid van massa-explosieve reacties van vuurwerk in gaasverpakkingen al sinds 2020. Ook de veronderstelling dat de burstlading daarbij mogelijk een rol speelt, is al langer bekend. DHVHaskoning heeft reeds in 2021 een rapport uitgebracht waarin wordt aanbevolen de burstlading te verkleinen.

Bij invoering van de wijziging is rekening gehouden met een ruime voorbereidingstermijn, zodat de vuurwerkbranche hierop kon inspelen. Daarnaast heeft de branche aangegeven dat het aandeel van vuurwerk in gaasverpakking, dat dus een verhoogde burstlading kan bevatten, slechts 13,8% (circa 150.000 dozen) was van de totale hoeveelheid vuurwerk (ruim 1 miljoen dozen) dat afgelopen jaar in Nederland is verkocht.

Daar komt bij dat naar aanleiding van de opmerkingen van de branche de inwerkingtredingsdatum is aangepast met twee maanden naar 1 december 2025, zodat de vuurwerkbranche meer tijd heeft om zich aan te passen aan de gewijzigde regelgeving.

De Stichting HVLV geeft aan dat ook veel consumenten nog vuurwerk thuis hebben liggen, dat zij vorig jaar legaal hebben aangeschaft voor de afgelopen jaarwisseling. De verwachting is dat een groot deel van het vuurwerk door consumenten/particulieren is afgestoken tijdens de afgelopen jaarwisseling. Het is niet ondenkbaar dat particulieren enkele vuurwerkproducten met een verhoogde burstlading in huis hebben. Daarbij komt dat deze maatregel bedoeld is voor de borging van een veilige opslag van vuurwerk in grote hoeveelheden en niet direct noodzakelijk is ter bescherming van de particulier. Om tegemoet te komen aan deze bezwaren is een overgangstermijn toegevoegd voor consumentenvuurwerk dat reeds in het bezit was van particulieren op het moment dat de regeling in werking treedt tot 1 februari 2026. Dit geeft particulieren de mogelijkheid om het vuurwerk aankomende jaarwisseling af te steken of zich er anderszins van te ontdoen.

Verbod op fluit- en whirllading

De reacties op de internetconsultatie geven aan dat met name de vuurwerkbranche de voorgenomen maatregelen volledig buiten proportie en het gevaarsaspect onvoldoende onderbouwd vindt. Particulieren geven aan dat de beleving van vuurwerk, te weten de fluit en de knal, sterk wordt verminderd. En dit alles aan de vooravond van het landelijke vuurwerkverbod dat in 2026 in werking zal treden. Zoals hierboven aangegeven wordt voor nu afgezien van deze wijziging en wordt er eerst nader onderzoek, middels testen, gedaan naar fluit- en whirllading.

Regeldruk

Onderhavige wijziging ziet op een aangepaste eis met betrekking tot de samenstelling van consumentenvuurwerk en hebben derhalve geen noemenswaardige gevolgen als zodanig voor de regeldruk voor bedrijven of burgers. Vuurwerkimporteurs zullen bij de bestellingen rekening moeten houden met de aangepaste regels en zullen hier kennis van moeten nemen. De vuurwerkbranche is al in een vroeg stadium gedurende diverse reguliere overleggen geïnformeerd over deze wijzigingen. De inschatting is dat het kennisnemen van de nieuwe regels ongeveer een uur zal duren. Bij de berekening van de administratieve lasten wordt de Rijksbrede methodiek voor regeldrukeffecten voorgeschreven, waarin wordt uitgegaan van € 50 aan kosten per uur. Er zijn ongeveer tien vuurwerkimporteurs op de Nederlandse markt actief. De aanpassingen leiden er ook toe dat al het consumentenvuurwerk als 1.4G geclassificeerd opgeslagen en getransporteerd mag worden en aanvullende maatregelen zoals gaasverpakkingen niet meer nodig zijn. Dit leidt tot lagere nalevingskosten.

Op 24 juli 2025 heeft het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) advies uitgebracht. ATR adviseert de regeling niet vast te stellen, tenzij met de adviespunten rekening wordt gehouden. Hieronder wordt op de verschillende adviespunten van ATR ingegaan.

Het college adviseert allereerst de veiligheidsrisico’s (in het bijzonder de kans op massa-explosiviteit) van fluit- en whirllading in consumentenvuurwerk te verduidelijken en daarmee nut en noodzaak van het verbod nader te onderbouwen.

Het concept van de regeling dat aan ATR was voorgelegd bevatte nog het verbod op fluit- en whirllading. Zoals hierboven vermeld onder het kopje ‘inhoud van de wijzigingen’ wordt deze wijziging vooralsnog niet ingevoerd. Er zullen eerst nadere onderzoeken worden uitgevoerd.

Het college adviseert daarnaast in de toelichting aandacht te besteden aan de mate waarin verkoop in het buitenland de effectiviteit van het verbod beperkt, en de maatregelen die getroffen worden om dit risico te beperken. In reactie hierop kan worden vermeld dat de aanpassingen noodzakelijk zijn om het risico op massa-explosiviteit bij de opslag van consumentenvuurwerk in Nederland te reduceren. In het buitenland gelden andere regels voor de opslag van vuurwerk, waarbij het bevoegde gezag daar eigen afwegingen maakt over het vuurwerk wat daar al dan niet is toegestaan. Daarnaast voert Nederland met de buurlanden intensief overleg, zowel op bilateraal als op Benelux-niveau, om problematiek rondom vuurwerk gezamenlijk aan te pakken.

Het college adviseert tevens om de overwogen alternatieve maatregelen te beschrijven in de toelichting en daarbij te motiveren waarom daarvoor niet of ten dele is gekozen.

In het Beleidskompas is naast de nu ingevoerde wijziging een aantal andere opties genoemd. Allereerst is de optie genoemd om gaasverpakkingen te verbieden bij de opslag via een aanpassing van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Met deze wijziging van de Rac zijn gaasverpakkingen de facto niet meer aan de orde, maar niet verboden; daarvoor is een wijziging van het Bal nodig. Hiervoor is niet gekozen omdat het niet mogelijk was om dit te realiseren voor de komende jaarwisseling. Een andere optie is de geconstateerde problematiek internationaal aan te kaarten, bijvoorbeeld in de ADR of de Verenigde Naties. Zoals ook aangegeven in het Beleidskompas wordt op dit niveau ook ingezet. Nederland heeft dit probleem internationaal geagendeerd. Sindsdien wordt aan deze problematiek gewerkt in de Werkgroep Explosieven binnen de Verenigde Naties. Verschillende landen, waaronder Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, verrichten onderzoek naar deze problematiek. Nederland zet zich dus ook in internationaal verband in. Deze processen nemen echter tijd in beslag en vormen daarmee op korte termijn geen oplossing. Als laatste alternatief wordt genoemd dat een algeheel vuurwerkverbod voor consumenten een mogelijkheid is. Zoals hieronder ook wordt beschreven is inmiddels de Wet veilige jaarwisseling op 1 juli 2025 door de Eerste Kamer aangenomen. Ook met dit vuurwerkverbod blijft het consumentenvuurwerk de komende jaren relevant omdat de wet een ontheffingsmogelijkheid biedt en professionele vuurwerkevenementen waarbij gebruik wordt gemaakt van consumentenvuurwerk mogelijk blijven zodat vuurwerkopslagen in Nederland vooralsnog zullen kunnen blijven bestaan.

Het college adviseert om, in de context van het algeheel vuurwerkverbod per jaarwisseling van 2026/2027, toe te lichten wat de toegevoegde waarde is van het reguleren van bepaalde typen vuurwerk. In reactie hierop kan vermeld worden dat ook met het aannemen van de Wet veilige jaarwisseling de onderhavige wijziging toegevoegde waarde heeft. Allereerst zal er voor de komende jaarwisseling nog geen verbod op consumentenvuurwerk voor particulieren gelden. Ten tweede maakt de Wet veilige jaarwisseling het mogelijk dat de burgemeester een ontheffing kan verlenen aan groepen burgers die bijvoorbeeld in verenigingsverband vuurwerk mogen afsteken. Het vuurwerk dat met deze ontheffing afgestoken mag worden betreft het consumentenvuurwerk zoals dat wordt aangewezen in de Rac. Ook blijven het gehele jaar door professionele vuurwerkshows toegestaan, waar ook consumentenvuurwerk wordt toegepast. Daarmee blijft de opslag van consumentenvuurwerk in Nederland nog nodig en heeft deze wijziging dus ook toegevoegde waarde na inwerkingtreding van de Wet veilige jaarwisseling.

Het college adviseert om aandacht te besteden aan hoe opvolging wordt gegeven aan knelpunten die door bedrijven in de (pre-)consultatiefase zijn genoemd. In reactie hierop wordt verwezen naar de reactie die hierboven gegeven is bij het kopje ‘internetconsultatie’.

Het college adviseert de (regeldruk)kosteneffecten van het voorstel kwantitatief uit te werken in de toelichting, conform de Rijksbrede methodiek. Op hoofdlijnen zijn de (regeldruk)kosteneffecten hierboven in kaart gebracht. Er is echter geen verifieerbare informatie beschikbaar op basis waarvan een betrouwbare inschatting van de kosten kan worden gemaakt.

Verhouding tot hoger recht

Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Pyrorichtlijn7, hebben EU-lidstaten de mogelijkheid om in het belang van de ‘openbare orde of gezondheid en veiligheid, of omwille van milieubescherming’, maatregelen te nemen om het bezit, gebruik en de verkoop aan het grote publiek van vuurwerk van de categorieën F2 en F3 te verbieden of te beperken. Met deze regeling wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt voor wat betreft het toegestane vuurwerk voor het grote publiek van categorie F2. Deze maatregel is noodzakelijk en proportioneel om de veiligheid van vuurwerkopslagen en daarmee de veiligheid van omwonenden te waarborgen.

Met deze wijziging worden technische voorschriften ten aanzien van een product gesteld. De wijziging is daarom op grond van de notificatierichtlijn8 aan de Europese Commissie gemeld op 18 juni 2025 (notificatienummer 2025/0307/NL). Dit heeft niet geleid tot opmerkingen van de Europese Commissie of andere lidstaten. Wel heeft een aantal stakeholders gereageerd op de notificatie. De daar ingebrachte punten komen grotendeels overeen met de punten die reeds naar voren zijn gebracht in de internetconsultatie. Deze zijn besproken onder het kopje internetconsultatie hierboven.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 december 2025. Daarmee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten voor ministeriële regelingen ongewenste publieke.

Deze afwijking is echter gerechtvaardigd om aanmerkelijke nadelen te voorkomen (artikel 4.17, vijfde lid, onderdeel a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Het is gewenst dat deze wijziging ingaat voor de jaarwisseling en voordat het vuurwerk door importeurs wordt gedistribueerd richting de detailhandel. Het is wenselijk zo snel mogelijk duidelijkheid te geven aan deze partijen. Zij zijn tijdig over deze wijziging geïnformeerd en hebben hiermee rekening kunnen houden. De inwerkingtredingsdatum is ongeveer twee maanden opgeschoven ten opzichte van de eerder genoemde datum van 1 oktober. Dit om bedrijven in de vuurwerkbranche meer tijd te gunnen om uitvoering te kunnen geven aan de regeling.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, A.A. Aartsen


X Noot
4

RIVM kenmerk VLH-2025-0015 en VLH-2025-0033 ‘Onderzoek verbod van gaasverpakkingen’ d.d. 17 maart 2025 onderscheidenlijk 20 mei 2025.

X Noot
6

Inventarisatie vuurwerkopslagplaatsen en Nederland, HaskoningDHV, BK1796IBRP001F02, d.d. 29 november 2024.

X Noot
7

Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (PbEU 2013, L 178).

X Noot
8

Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241).

Naar boven