Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Klimaat en Groene Groei | Staatscourant 2025, 23408 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Klimaat en Groene Groei | Staatscourant 2025, 23408 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Klimaat en Groene Groei,
Gelet op de artikelen 56 en 62 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie;
Besluit:
De Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de begripsomschrijving van nuttig aangewende koolstofdioxide na ‘voor zover daarmee’ ingevoegd ‘uitsluitend’.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel b, vervalt ‘op grond van artikel 5.1, tweede lid, onderdeel b, van de Omgevingswet of artikel 25, eerste lid, van de Mijnbouwwet’.
2. In het vijfde lid wordt ‘een productie-installatie voor de afvang en het gebruik van koolstofdioxide of voor de afvang en de permanente opslag van koolstofdioxide’ gewijzigd in ‘een productie-installatie voor de afvang, niet zijnde afvang uit omgevingslucht, en het gebruik van koolstofdioxide of voor de afvang, niet zijnde afvang uit omgevingslucht, en de permanente opslag van koolstofdioxide’.
C
Artikel 2a, zevende lid, vervalt.
D
Artikel 2b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt na ‘biomassa’ ingevoegd ‘,waterstof uit afval,’
2. In onderdeel c wordt na ‘warmteafzet’ toegevoegd ‘en, indien sprake is van levering van warmte aan derden, een verklaring van de intentie van afname door die derden’.
3. In onderdeel h vervalt ‘anders dan zonthermie voor warmte met toepassing in een daglichtkas,’.
4. Onderdeel m komt te luiden:
m. indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van waterstof, waarbij sprake is van levering van waterstof aan derden, een verklaring van de intentie van afname door die derden;.
E
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zevende lid, onderdeel a, wordt ‘waterstof uit elektrolyse’ vervangen door ‘waterstof’.
2. Het achtste lid komt te luiden:
8. De productie-installatie wordt in stand gehouden in Nederland of binnen de Nederlandse exclusieve economische zone, met dien verstande dat in het geval het subsidieverlening betreft voor een productie-installatie voor de afvang en de permanente opslag van koolstofdioxide het ondergrondse opslagvoorkomen voor koolstofdioxide zich ook daarbuiten binnen de Europese Unie mag bevinden of in een land dat lid is van de Europese Economische Ruimte, mits de subsidie-ontvanger exploitant is van een broeikasgasinstallatie als bedoeld in de artikelen 16.1, tweede lid, en 16.3 van de Wet milieubeheer of exploitant is van een industriële installatie als bedoeld in artikel 16b.2 van de Wet milieubeheer.
3. In het negende lid wordt ‘of voor de afvang en het gebruik van koolstofdioxide’ vervangen door ‘of voor de afvang, niet zijnde uit omgevingslucht, en het gebruik van koolstofdioxide’.
4. In het tiende lid wordt ‘of voor de afvang en het gebruik van koolstofdioxide’ vervangen door ‘of voor de afvang, niet zijnde uit omgevingslucht, en het gebruik van koolstofdioxide’.
F
Artikel 7d, eerste lid, komt te luiden:
1. Een subsidie-ontvanger dient bij het meetbedrijf met gebruikmaking van het formulier, bedoeld in bijlage 8, een verzoek in om een oordeel omtrent de geschiktheid van diens productie-installatie voor:
a. de opwekking van koolstofdioxide-arme warmte;
b. de afvang en permanente opslag van koolstofdioxide;
c. de afvang en het gebruik van koolstofdioxide;
d. de productie van waterstof uit afval;
e. de productie van waterstof door middel van elektrolyse die met een aansluiting is gekoppeld aan het elektriciteitsnet, voor wat betreft subsidieaanvragen die door de subsidie-ontvanger tot 10 september 2024 zijn ingediend;
f. de productie van geavanceerde hernieuwbare brandstof.
G
In artikel 7i, derde lid, wordt ‘waarna deze met een factor 3,5 in kWhth wordt omgezet’ vervangen door ‘waarna deze met een factor 3,0 in kWhth wordt omgezet’.
H
Artikel 7j vervalt.
I
Het opschrift van § 3.4.3. komt te luiden:
J
In artikel 7p, eerste lid, wordt na ‘10 september 2024’ ingevoegd ‘zijn ingediend’ en wordt na ‘elektriciteitsnet’ toegevoegd: ‘en op subsidieaanvragen voor het produceren met een productie-installatie van waterstof door middel van elektrolyse die met een directe aansluiting op een productie-installatie die elektriciteit produceert met behulp van windenergie of een productie-installatie die elektriciteit produceert uit zonlicht door middel van fotovoltaïsche zonnepanelen’.
K
In Bijlage 8. behorende bij artikel 7d van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie, onderdeel 4 Typegegevens productie-installatie, subonderdeel a, vervalt ‘○. daglichtkas (incl. warmtepomp)’.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 6 juli 2025
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Onderhavige regeling wijzigt de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (hierna: de regeling). Deze regeling is gebaseerd op het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (hierna: Besluit SDEK). De wijzigingen van de regeling houden verband met de wijzigingen die (ten opzichte van de openstelling SDE++ in 2024) zijn doorgevoerd in de eerstvolgende openstelling van de SDE++ in 2025, zoals opgenomen in de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2025. Hiervoor genoemde aanwijzingsregeling wijst de categorieën aan waarvoor subsidie kan worden aangevraagd in 2025 en voorziet in de daarvoor noodzakelijke openstellingsperiode voor subsidieaanvragen.
De belangrijkste inhoudelijke wijzigingen van de regeling zien op indieningseisen of verplichtingen voor nieuwe categorieën die ingevolge de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2025 (hierna: Aanwijzingsregeling 2025) voor subsidie in aanmerking komen.
Door de wijziging van de omschrijving van het begrip ‘nuttig aangewende koolstofdioxide’ wordt verduidelijkt dat nevendoelstellingen die leiden tot kostenoptimalisatie niet gelden als nuttig gebruik van koolstofdioxide. Een voorbeeld van een nevendoelstelling kan de afvang van koolstofdioxide zijn uit een warmte-kracht-koppelingsinstallatie in de glastuinbouw.
Deze wijziging heeft betrekking op de mogelijkheid om koolstofdioxide permanent op te slaan in het buitenland.
Onveranderd blijft dat emissie en afvang van koolstofdioxide in Nederland (of binnen de Nederlandse exclusieve economische zone) moet plaatsvinden en dat de vergunning voor de realisatie voor het ondergronds opslagvoorkomen voor de permanente opslag van koolstofdioxide niet bij de aanvraag hoeft te worden meegestuurd. Bij de beoordeling van een subsidie-aanvraag wordt wel getoetst op de haalbaarheid van de realisatie van de productie-installatie. Op basis van artikel 2b, eerste lid, onderdeel j, van de regeling is een rapport over de infrastructuur van transport en opslag van koolstofdioxide een verplicht onderdeel van de haalbaarheidsstudie. In dat kader wordt de haalbaarheid van het permanent opslaan van koolstofdioxide in het bewuste ondergrondse opslagvoorkomen bij de aanvraag wel getoetst. Wordt de hiervoor benodigde vergunning uiteindelijk niet verstrekt, dan zal er feitelijk ook geen koolstofdioxide kunnen worden opgeslagen en is er zodoende ook geen sprake van uitbetaling van subsidie. Betreffende vergunning voor het ondergrondse opslagvoorkomen wordt op basis van de Aanwijzingsregeling 2025 namelijk wel vereist. Dit geldt dus ook indien het opslagvoorkomen niet in Nederland maar elders binnen de Europese Unie – of in een land dat lid is van de Europese Economische Ruimte – is gelegen en de vergunning door de bevoegde autoriteit in dat betreffende land moet zijn afgegeven.
Voor producenten die koolstofdioxide afvangen en opslaan en niet onder het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten of niet onder de Wet CO2-heffing industrie vallen, geldt dat het ondergronds opslagvoorkomen uitsluitend in Nederland of de Nederlandse exclusieve economische zone moet zijn gelegen. Dergelijke producenten hebben namelijk geen verplichting om aan de Nederlandse Emissieautoriteit te rapporteren over hun broeikasgasemissies ingevolge het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten of de rapportages die verstrekt worden op grond van de Wet CO2-heffing industrie. Hierdoor kan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) niet vaststellen of de gesubsidieerde CO2-reductie door opslag buiten Nederland daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De controle of de gesubsidieerde CO2-reductie en opslag daadwerkelijk heeft plaatsgevonden geschiedt dan op grond van de bepalingen in paragraaf 3.4 van de regeling.
Deze wijzigingen zien op de introductie van de categorieën voor de afvang van koolstofdioxide uit de omgevingslucht en het gebruik hiervan en de productie van waterstof uit afval. Voor deze categorieën gelden andere voorwaarden dan voor de bestaande categorieën waarin koolstofdioxide niet uit de omgevingslucht, maar bij een proces wordt afgevangen of waar waterstof door middel van elektrolyse wordt geproduceerd. Door deze wijzigingen wordt dit onderscheid in de regeling geborgd.
In verband met de beperking van administratieve lasten golden er voor kleinere zon-PV-installaties (< 1 MW) lagere eisen aan de haalbaarheidsstudie die voor deze eis verplicht was. Inmiddels is deze informatie voor RVO toch ook noodzakelijk bij de aanvraag in verband met de toets of er sprake is van een onderneming in moeilijkheden. RVO moet bij deze aanvragers alsnog financiële gegevens kunnen opvragen, omdat RVO moet toetsen of er geen sprake is van een onderneming in (financiële) moeilijkheden. Om die reden wordt de uitzondering voor deze groep in artikel 2a van de regeling geschrapt.
RVO beoordeelt de aanvragen om subsidie op haalbaarheid. Hiervoor vroeg RVO regelmatig bij de beoordeling van de aanvraag om extra informatie aan aanvragers. Dit wordt nu vastgelegd in artikel 2b van de regeling. Het gaat hierbij om de onderbouwing van de afzet van warmte of waterstof indien dit aan derden wordt geleverd. Hierover is een verklaring van de intentie van de afnemer bij de aanvraag noodzakelijk.
Daarnaast worden er enkele eisen geschrapt, doordat deze niet langer noodzakelijk zijn door het wijzigen of niet meer beschikbaar zijn van de categorieën waterstofproductie door elektrolyse en de daglichtkas.
In 2025 is de systematiek van de categorie waterstofproductie door elektrolyse aangepast, waardoor deze geheel is vormgegeven op basis van de gedelegeerde handeling van de Europese Commissie. In de regeling zijn daarom een aantal wijzigingen toegepast, zodat de voorwaarden voor deze categorie hierbij passen. Bij de voorwaarden voor de productie van waterstof door middel van elektrolyse die met een aansluiting is gekoppeld aan het elektriciteitsnet wordt een onderscheid gemaakt tussen subsidieaanvragen die zijn ingediend tot 10 september 2024 en subsidieaanvragen die daarna zijn ingediend. Hiermee is geborgd dat voor bestaande subsidiebeschikkingen in deze categorie van voor de openstelling van de SDE++ in 2024 de verplichtingen in artikel 7d van de regeling blijven gelden.
Voor de categorie procesgeïntegreerde warmtepomp in een verdampingsproces wordt de productie gemeten met een meting van de ingaande elektriciteit, waarna deze met een factor 3,0 in kWhth wordt omgezet. Deze factor was 3,5 en is verlaagd in overstemming met het advies van het Planbureau voor de Leefomgeving hierover.
De administratieve lasten van deze wijzigingsregeling worden behandeld in de toelichting van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2025. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Deze wijzigingsregeling is gemeld aan de Europese Commissie ter voldoening aan artikel 5, eerste lid, van richtlijn 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241). Het gaat hier om technische specificaties of andere eisen die verbonden zijn met fiscale of financiële maatregelen. Hiervoor geldt op grond van artikel 7, vierde lid, van de richtlijn 2015/1535 geen standstill-termijn.
De regeling treedt de dag na publicatie in de Staatscourant in werking. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn, bedoeld in aanwijzing 4.18 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Afwijking is echter gerechtvaardigd omdat het van belang is in het kader van de energietransitie dat de doelgroep zich zo vroeg mogelijk kan oriënteren en voorbereiden op het indienen van aanvragen in de openstellingsperiode, die op grond van de Aanwijzingsregeling 2025 loopt van 7 oktober tot en met 6 november 2025.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Kopieer de link naar uw clipboard
https://www.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-23408.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.