Call for proposals Kansrijke aanpakken: parels uit de praktijk, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Evaluatieonderzoek in en met de praktijk in twee fasen – fase 1

Inhoud

1

Inleiding

1

 

1.1

Achtergrond

1

 

1.2

Beschikbaar budget

2

 

1.3

Indieningsdeadline(s)

2

2

Doel

3

 

2.1

Doelstelling van het programma

3

 

2.2

Doelstelling fases

3

 

2.3

Praktijkrelevantie

4

3

Voorwaarden voor aanvragers

5

 

3.1

Wie kan aanvragen

5

 

3.2

Wat kan aangevraagd worden

6

 

3.3

Het opstellen en indienen van de aanvraag

6

 

3.4

Indieningsvoorwaarden

7

 

3.5

Subsidievoorwaarden

8

4

Beoordelingsprocedure

9

 

4.1

De San Francisco Declaration (DORA)

9

 

4.2

Procedure

10

 

4.3

Criteria

12

5

Subsidieverplichtingen

13

6

Contact en overige informatie

16

 

6.1

Contact

16

 

6.2

Overige informatie

17

7

Bijlage

17

 

7.1

Toelichting op budgetmodules

17

 

7.2

Toelichting op budgetmodule Materieel

18

 

7.3

Toelichting op budgetmodule Kennisbenutting

19

1 Inleiding

In deze Call for proposals leest u hoe de aanvraagprocedure is ingericht voor de subsidieronde ‘Kansrijke aanpakken: parels uit de praktijk’. De aanvraagprocedure is opgebouwd uit twee fasen. Toekenning in de eerste fase is een voorwaarde om in te mogen dienen voor de tweede fase. De tweede fase is een evaluatieonderzoek dat alle vormen van effectstudies kan omvatten. In deze Call for proposals wordt de eerste fase beschreven, de procedure voor de tweede fase wordt (later) in een afzonderlijke Call for proposals gepubliceerd.

Deze Call for proposals valt onder de verantwoordelijkheid van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Het NRO is onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Het NRO coördineert en financiert onderwijsonderzoek en bevordert de verbinding tussen wetenschappelijk onderzoek en de praktijk van het onderwijs. Zo werkt het NRO aan vernieuwing en verbetering van het onderwijs.

U vindt in deze Call for proposals achtereenvolgens informatie over het doel van dit programma (hoofdstuk 2), de voorwaarden voor de subsidieaanvraag (hoofdstuk 3) en hoe uw aanvraag wordt beoordeeld (hoofdstuk 4). Deze informatie heeft u nodig om een aanvraag voor subsidie te kunnen indienen. In hoofdstuk 5 vindt u de subsidieverplichtingen die van toepassing zijn in geval van toewijzing. In hoofdstuk 6 staan de contactgegevens en in hoofdstuk 7 de bijlage.

De financiering uit dit programma kan worden aangevraagd voor onderzoek binnen voor- en vroegschoolse educatie (vve), primair en voortgezet onderwijs (po en vo), speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs (so en vso) en middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Hierbij is het van belang dat het initiatief voor het onderzoek uit de praktijk komt waarbij een school(bestuur) een veelbelovende aanpak aandraagt voor het onderzoek. Voor aanpakken in het hoger onderwijs kan geen financiering worden aangevraagd.

1.1 Achtergrond

Het NRO maakt zich vanuit een landelijke, onafhankelijke regierol sterk voor verbetering van de onderwijspraktijk en het onderwijsbeleid in Nederland met kennis uit onderzoek. Dit doet het NRO door wetenschappelijk onderzoek van hoge kwaliteit naar de belangrijkste vraagstukken in de onderwijspraktijk en het onderwijsbeleid te financieren, en de kennis uit onderzoek over deze vraagstukken vindbaar, toegankelijk en bruikbaar (actiegericht) te maken, zodat onderwijsprofessionals, lerarenopleiders en beleidsmakers de kennis uit onderzoek kunnen benutten in hun dagelijkse praktijk.

Het NRO staat voor een ‘evidence-informed’ benadering van het onderwijs. Dat wil zeggen dat het NRO een wetenschappelijke onderbouwing van keuzes in het onderwijs belangrijk vindt en het gebruik van resultaten uit onderwijsonderzoek stimuleert. Hoe praktijkprofessionals, zoals leraren en schoolleiders, en beleidsmakers kennis uit onderzoek vervolgens inzetten, is afhankelijk van hoe zij deze kennis weten te verbinden met hun ervaringskennis en van de context waarin zij werken. Deze subsidieronde komt voort uit de tweede programmeringslijn uit het meerjarenplan 2024–2028 van het NRO: ‘Onderzoek naar (kansrijke) aanpakken en innovaties in het onderwijs.’

Deze Call for proposals hoopt te voorzien in een behoefte uit de praktijk, zoals het NRO die heeft gepeild bij schoolbestuurders en andere onderwijsprofessionals in 2024. Uit deze behoeftepeiling is gebleken dat meerdere scholen en schoolbesturen de wens hebben hun eigen kansrijke aanpak uit de praktijk te laten onderzoeken.

In deze Call for proposals zijn de volgende aandachtspunten toegepast uit de behoeftepeiling:

  • Er is gekozen voor een korte procedure in fase 1 om de aanvragers minder te belasten. Het consortium hoeft geen weerwoord in te dienen. Hierdoor krijgt de praktijk ook sneller duidelijkheid over de kans dat de aanvraag toegewezen wordt in fase 1 en over de kans door te gaan naar fase 2.

  • De maximale looptijd van het onderzoek in fase 1 is 15 maanden. Hierdoor is het mogelijk het onderzoek na de zomervakantie af te ronden, zodat de drukke periode aan het eind van het schooljaar niet samenvalt met de afronding van het onderzoek.

  • Het effect van een aanpak hoeft niet in de vorm van leerresultaten bepaald te worden: er kunnen ook andere uitkomstmaten gekozen worden zoals welbevinden, motivatie, verzuim et cetera bij leerlingen/studenten of bij personeel.

  • Tijdens het onderzoek is sprake van co-creatie, waarbij onderzoekers oog hebben voor wetenschappelijke relevantie en waarbij praktijkpartners oog hebben voor praktijkrelevantie. Het onderzoek levert niet alleen relevante inzichten op voor de wetenschappelijke kennisbasis, maar ook voor de onderwijspraktijk.

  • Verschillende praktijkprofessionals gaven aan graag een gelijkwaardige samenwerking aan te gaan waarin zij, net als de onderzoekers, betaald worden voor hun tijd. Voor deelnemers in de onderwijsinstelling is er een vergoeding van hun tijd, zie ook 3.1.

In dit programma kan gebruik worden gemaakt van het digitale matchingsplatform van het NRO: Onderzoeksplein Onderwijs. Op dit platform kunnen praktijkprofessionals met succesvolle aanpakken en onderzoekers met geschikte expertise elkaar vinden om samen te werken. U kunt als onderwijsprofessional op het Onderzoeksplein Onderwijs als initiatiefnemer uw veelbelovende aanpak delen. Vervolgens kunt u contact zoeken met mogelijke onderzoeks- of (onderwijs)praktijkpartners. Deze partners krijgen de mogelijkheid aan te sluiten bij uw onderzoeksidee om zo samen een consortium te vormen voor een aanvraag binnen dit programma. Als onderzoeker kunt u op het Onderzoeksplein zoeken naar kansrijke aanpakken die u graag zou onderzoeken of uw eigen onderzoeksidee delen. Ga voor meer informatie over het gebruik van het platform Onderzoeksplein Onderwijs naar Externe link: onderzoeksplein.nro.nl en klik op ‘uitleg’.

1.2 Beschikbaar budget

Het subsidieplafond voor fase 1 bedraagt in totaal € 450.000,–. Voor een aanvraag in fase 1 kan in totaal maximaal € 50.000,– worden aangevraagd. Binnen fase 1 worden naar verwachting maximaal negen aanvragen toegewezen.

1.3 Indieningsdeadline(s)

Met een intentieverklaring geeft u aan dat u een aanvraag wilt indienen voor deze Call for proposals. Het indienen van een intentieverklaring is verplicht om in een latere fase een aanvraag in te mogen dienen. De intentieverklaring is bedoeld om NWO te informeren over het te verwachten aantal aanvragen.

De deadline voor het indienen van intentieverklaringen is 15 oktober 2024, om 14:00:00 CEST.

De deadline voor het indienen van aanvragen voor fase 1 is 12 november 2024, om 14:00:00 CET.

Let op: u kunt alleen een aanvraag indienen voor fase 2 als uw aanvraag in fase 1 is toegewezen. Het NRO adviseert daarom al in fase 1 na te denken over de benodigde expertise voor het volledige evaluatieonderzoek, inclusief de effectstudie in fase 2.

Bij het indienen van uw aanvraag in ISAAC dient u ook online nog gegevens in te voeren. Begin daarom ten minste één dag vóór de deadline van deze Call for proposals met het indienen van uw aanvraag. Aanvragen die na de deadline worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

2 Doel

Dit hoofdstuk beschrijft de doelstelling van het programma in paragraaf 2.1, het gebruik van twee fases in paragraaf 2.2 en geeft meer informatie over de praktijkrelevantie in paragraaf 2.3.

2.1 Doelstelling van het programma

In deze subsidieronde worden onderzoeksprojecten gefinancierd die bijdragen aan kennis over de werkzame elementen van onderwijsaanpakken binnen de vve, het po, vo, so, vso en/of mbo. Het doel van dit programma is dat kansrijke aanpakken zichtbaar, deelbaar en wetenschappelijk onderbouwd worden en dat onderzocht wordt of zij effect hebben en waardoor dat komt.

Of en hoe een onderwijsaanpak werkt, is vaak niet duidelijk. Om meer inzicht in de werkzame principes van onderwijsaanpakken te verwerven is het daarom van belang deze aanpakken te onderzoeken. Deze Call for proposals is gericht op onderwijsinstellingen die een beproefde onderwijsaanpak hebben: een aanpak die al gebruikt wordt en goed bevalt in de praktijk. Deze Call for proposals biedt de onderwijsinstellingen de mogelijkheid om samen met onderzoekers een voorstel in te dienen voor een onderzoek naar de effectiviteit van en de werkzame elementen binnen hun aanpak. Tijdens fase 1 wordt de aanpak zorgvuldig in kaart gebracht, wordt de theoretische onderbouwing uitgewerkt en is ruimte voor uitwisseling met andere toegewezen aanvragen. Het onderzoek in fase 2 is bedoeld om uitspraken te doen over de effectiviteit van de aanpak.

Let op: deze subsidieronde heeft niet het doel om nieuwe onderwijsaanpakken te ontwikkelen, maar om bestaande onderwijsaanpakken uit de praktijk in kaart te brengen en te onderzoeken. De aanpak moet dus al geïmplementeerd zijn in de deelnemende onderwijsinstelling.

De insteek van deze Call for proposals is om kansrijke aanpakken uit de praktijk wetenschappelijk te onderbouwen door onderzoek naar werkzame elementen en het effect van de aanpakken. Hiermee sluit het aan bij programmeringslijn 2 ‘Onderzoek naar (kansrijke) aanpakken en innovaties in het onderwijs’ uit het meerjarenplan van het NRO 2024–2028. Deze lijn heeft als doel kennis te ontwikkelen over de effectiviteit en werkzame elementen van kansrijke aanpakken en innovaties in het onderwijs.

Om de relevantie van een voorstel te bepalen en onderbouwen, wijst het NRO aanvragers op de Externe link: Kennisagenda voor het onderwijs. Op basis van eerdere toegekende projecten nodigt het NRO daarnaast nadrukkelijk mbo-instellingen en (v)so-scholen uit om een kansrijke aanpak te delen. Ook moedigt het NRO aanvragers aan om aanpakken met betrekking tot thema 6 uit de Kennisagenda voor het onderwijs, ‘De school als lerende en professionele organisatie’, in te dienen en wijst op de mogelijkheid andere thema’s of gamechangers uit de Kennisagenda met dit thema te combineren. Dit is echter niet verplicht. De geselecteerde thema’s en gamechangers dienen passend te zijn bij de aanvraag. De keuze voor een van de geselecteerde thema’s en de gerichtheid op het mbo of (v)so heeft geen invloed op de kans dat uw aanvraag toegewezen wordt. De beoordelingscommissie bepaalt haar oordeel en scores op basis van de beoordelingscriteria (zie hoofdstuk 4).

2.2 Doelstelling fases

Het onderzoek in de eerste fase, waar deze Call for proposals zich op richt, heeft als doel de kansrijke aanpak goed in kaart te brengen. De tweede fase (het evaluatieonderzoek), waar later een afzonderlijke Call for proposals voor wordt gepubliceerd, heeft als doel het effect van de kansrijke aanpak te onderzoeken.

Voor fase 1 worden scholen met een succesvolle aanpak uitgenodigd een consortium te vormen met één of meer onderzoeker(s). Hierbij kan gedacht worden aan kansrijke aanpakken in de breedste zin van het woord. Deze kan betrekking hebben op lesmateriaal, werkwijzen, projecten en andere invullingen in de onderwijspraktijk. Belangrijk is dat de aanpak ervaren wordt als kansrijk en dat in het voorstel aannemelijk wordt gemaakt dat met de voorgestelde aanpak effecten kunnen worden gevonden. Het is de bedoeling dat het onderzoek in fase 1 de kansrijke aanpak naar niveau ‘voorwaardelijk’ of ‘veelbelovend’ op de effectladder brengt van de Externe link: effectladder van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). Het onderzoek in fase 1 van dit programma brengt in beeld op welke manier en onder welke voorwaarden de aanpak in de praktijk effectief is. Hierbij kan gedacht worden aan een kleinschalig exploratief of verkennend onderzoek, bijvoorbeeld in de vorm van een pilot of een overzichtsstudie. Gezien de verscheidenheid van de mogelijke kansrijke aanpakken, bepalen en onderbouwen de onderzoekers in overleg met de praktijk welke vorm het meest passend is. De aanvragers zijn dus vrij in het kiezen van passende onderzoekmethoden om de desbetreffende onderzoeksvragen te beantwoorden. Het beoogde onderzoeksdesign moet passen bij de aanpak en geschikt zijn om effecten van de aanpak in kaart te brengen. Afhankelijk van de vorm van de kansrijke aanpak kan het wenselijk zijn om onderzoek bij meerdere scholen uit te voeren. Het doel van dit programma is dat kansrijke aanpakken zichtbaar, deelbaar en wetenschappelijk onderbouwd worden en dat onderzocht wordt of zij effect hebben en waardoor dat komt.

Toegewezen aanvragers uit fase 1 kunnen ertoe besluiten om aan het einde van het onderzoek van fase 1 een aanvraag voor fase 2 in te dienen, een effectstudie. De huidige opzet voor fase 2 is als volgt. Fase 2 geeft de kans een grootschaliger effectonderzoek uit te voeren naar dezelfde kansrijke aanpak. Hierbij kunnen verschillende soorten effectstudies gekozen worden. Doel van deze tweede fase is om van de meest veelbelovende kansrijke aanpakken uit fase 1 te onderzoeken of en zo ja welk effect ze hebben en te onderbouwen waarom ze werken, met gebruikmaking van Externe link: het kwaliteitskader effectieve aanpakken van NRO’s Onderwijskennis.nl. Na afloop van het onderzoek in fase 2 dient de kansrijke aanpak ten minste ‘goed onderbouwd’ te zijn maar er kan ook gestreefd worden naar ‘eerste, goede of sterke aanwijzingen voor effectiviteit’. Op deze manier beogen fase 1 en 2 samen wetenschappelijk onderbouwde kennis te ontwikkelen over de werkzame elementen van deze aanpakken. In fase 2 vindt een nieuwe beoordeling plaats en wordt onder andere beoordeeld of het onderzoeksdesign geschikt is om het effect van de kansrijke aanpak te kunnen aantonen. Het is mogelijk het consortium van fase 1 aan te passen of uit te breiden voor de aanvraag voor fase 2. De hoofdaanvrager en mede-aanvrager(s) kunnen niet wijzigen. De opzet voor fase 2 zal later definitief worden vastgelegd in een afzonderlijke Call for proposals.

Met de fasering in de toewijzing van financiering wil het NRO consortia gelegenheid geven om de samenwerking goed op te zetten en voort te bouwen op afgerond en lopend onderzoek. Het eindresultaat van het verkennende onderzoek in fase 1 zou inzichten moeten opleveren waarmee het consortium beter geïnformeerd kan besluiten wel of niet een aanvraag uit te werken voor fase 2. Daarnaast wil het NRO samenwerking tussen consortia met vergelijkbare aanpakken stimuleren door (een) bijeenkomst(en) te organiseren. Hierdoor beoogt het NRO het onderzoeks- en onderwijsveld minder te belasten. Ook zal de fasering naar verwachting resulteren in beter uitgewerkte voorstellen en haalbare projecten in fase 2.

De deadline voor het indienen van aanvragen voor fase 2, zal naar verwachting in het najaar van 2026 zijn. Toegekende projecten uit fase 2 zullen naar verwachting starten in schooljaar 2027–2028.

2.3 Praktijkrelevantie

De aanvragen in deze subsidieronde dienen aan te sluiten bij initiatieven uit de onderwijspraktijk. Dit houdt in dat de kansrijke aanpak voortkomt uit de praktijk en dat het onderzoek wordt vormgegeven in overleg met de onderwijspraktijk. In het onderzoeksvoorstel dient sprake te zijn van een gelijkwaardige samenwerking tussen de onderzoeker met onderzoeksexpertise en de praktijkprofessional met kennis van de onderwijspraktijk.

Beide partijen dienen betrokken te zijn bij de vraagarticulatie en de uitvoering van het onderzoek in de praktijk, om de relevantie voor de onderwijspraktijk te vergroten. De betrokken praktijkprofessionals hebben kennis van de betreffende onderwijsaanpak en de onderwijspraktijk. De betrokken onderzoekers hebben expertise op het gebied van onderwijskundig onderzoek. Het onderzoek dient te voldoen aan wetenschappelijke criteria en moet kennis, inzichten en/of concrete producten opleveren die bijdragen aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennisbasis en onderwijspraktijk.

Kennisbenutting is een belangrijk aspect van het onderwijsonderzoek dat het NRO financiert. Het NRO ziet kennisbenutting als integraal onderdeel van het onderzoek, van de vraagarticulatie tot en met het uiteindelijke benutten van inzichten uit het onderzoek. Het streven is dat die inzichten zoveel mogelijk worden benut. Kennisbenutting is op te vatten als het proces waarbij onderzoekers, (potentiële) gebruikers en andere belanghebbenden betekenis geven aan onderzoeksresultaten, deze relateren aan de onderwijspraktijk (of het onderwijsbeleid) en inzichten uit het onderzoek zo mogelijk toepassen. De kans daarop is het grootst als de beoogde doelgroep en eventuele andere stakeholders vroeg in beeld zijn en worden betrokken bij het onderzoek. Dit kan door het onderzoek samen met vertegenwoordigers van die doelgroep op te zetten of door het samen, in co-creatie, uit te voeren. Een gelijkwaardige relatie tussen onderzoekers, onderwijsprofessionals en andere belanghebbenden is daarbij essentieel.

Kennisdeling is een voorwaarde voor kennisbenutting. Bij kennisdeling worden inzichten uit onderzoek overgedragen via producten. Dat kunnen bijvoorbeeld publicaties zijn, lezingen, lesmodules of workshops. De gekozen producten dienen uiteraard goed aan te sluiten bij de beoogde eindgebruikers. Het opstellen van een communicatieplan kan hierbij helpen. Natuurlijk is niet alles bij de start van het onderzoek te voorzien.

Idealiter is kennisbenutting onderwerp van een voortdurend gesprek tussen onderzoekers, gebruikers en andere belanghebbenden. Conclusies liggen daarbij niet vast en plannen kunnen waar nodig steeds worden bijgesteld.

3 Voorwaarden voor aanvragers

Dit hoofdstuk bevat de voorwaarden die gelden voor uw subsidieaanvraag. Eerst wordt beschreven wie subsidie kan aanvragen (paragraaf 3.1) en waarvoor u subsidie kunt aanvragen (paragraaf 3.2). Vervolgens vindt u de voorwaarden voor het opstellen en indienen van de aanvraag (paragrafen 3.3 en 3.4) en specifieke subsidievoorwaarden (paragraaf 3.5).

3.1 Wie kan aanvragen

Hoogleraren, universitair (hoofd)docenten aan een universiteit, (docent-)onderzoekers, hogeschool(hoofd)docenten, (associate) lectoren en andere onderzoekers met een vergelijkbare functie1, onderwijsprofessionals en/of docenten, mogen een aanvraag indienen als zij in dienst zijn bij één van de onderstaande organisaties:

  • Een universiteit, zoals bedoeld in artikel 1.8 lid 1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • Een universitair medisch centrum zoals bedoeld in artikel 1.13 lid 1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • Een hogeschool, zoals bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • Een onderzoeksorganisatie in het Koninkrijk der Nederlanden waar onafhankelijk (onderwijs)onderzoek wordt uitgevoerd;

  • Een regionaal opleidingscentrum (ROC) of een beroepscollege zoals bedoeld in artikel 1.3.1 en artikel 1.3.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover het bekostigd onderwijs2 betreft;

  • Een bekostigde onderwijsinstelling voor primair en/of voortgezet onderwijs in het Koninkrijk der Nederlanden.

U dient als hoofdaanvrager een aanvraag in namens een consortium. Daarmee wordt bedoeld een samenwerkingsverband tussen aanvragers en samenwerkingspartners.

Uw consortium moet bestaan uit ten minste twee aanvragers. Aan uw consortium moeten in ieder geval namelijk minimaal deelnemen:

  • één onderzoeker (de hoofdaanvrager) en

  • één initiatiefnemer, namelijk een onderwijsprofessional en/of docent, (mede-aanvrager) die verbonden is aan een onderwijsinstelling waarbinnen de kansrijke aanpak gebruikt wordt.

Aanvullende voorwaarden:

  • Aanvragers moeten een dienstverband hebben voor de duur van het gehele project. Het kan voorkomen dat de huidige arbeidsovereenkomst van de aanvrager eindigt vóór de beoogde afrondingsdatum van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd of eindigt wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. In dat geval voegt de aanvrager een verklaring van zijn werkgever bij, waarin de betreffende organisatie garandeert dat het project en alle op het project werkzame personen voor wie subsidie wordt aangevraagd adequaat zullen worden begeleid voor de volledige duur van het project.

  • Aanvragers met een deeltijd dienstverband dienen garant te staan voor adequate begeleiding van het project en van alle op het project werkzame personen voor wie subsidie wordt aangevraagd.

  • Aanvragers met een nuluren-arbeidsovereenkomst zijn uitgesloten van indiening.

  • Het is voor onderzoekers toegestaan om maximaal één aanvraag in te dienen in deze Call for proposals hetzij als hoofdaanvrager, hetzij als medeaanvrager.

  • In deze Call for proposals wordt met een initiatiefnemer gewerkt: dit is een medeaanvrager vanuit de onderwijspraktijk. Dit kan één aanspreekpunt zijn per school waar de kansrijke aanpak gebruikt wordt maar mag ook een bovenschools aanspreekpunt zijn, bijvoorbeeld een coördinator op bestuursniveau. Deze functie mag ook door meerdere personen vervuld worden die daardoor kunnen samenwerken. Het is een vereiste dat de initiatiefnemer een passende rol heeft binnen het consortium. In het geval er meerdere initiatiefnemers zijn, dienen zij allen een passende rol te krijgen.

  • De hoofdaanvrager moet gepromoveerd zijn en moet aantoonbare ervaring hebben met effectonderzoek.

  • De onderwijsinstelling(en) waar de kansrijke aanpak toegepast en onderzocht wordt, biedt/bieden onderwijs aan één of meer van de volgende sectoren: vve, po, vo, so, vso, mbo.

  • Er kunnen maximaal 9 mede-aanvragers zijn.

3.1.1 Samenwerkingspartners

Een samenwerkingspartner is een partij die geen subsidie ontvangt en geen cofinanciering bijdraagt aan de aanvraag, maar wel nauw betrokken is bij de uitvoering van het onderzoek en/of de kennisbenutting. Hierbij kan gedacht worden aan bedrijven, publieke en private organisaties, en overige instellingen. De rol die deze partijen spelen bij de voorbereiding, uitvoering, en vertaling van het onderzoek naar de maatschappij dient in het onderzoeksvoorstel beschreven te worden. De samenwerkingspartners in deze Call for proposals kunnen zijn medewerkers van aan het onderwijs gerelateerde instellingen, medewerkers van beleidsinstellingen en medewerkers van onderwijsadviesinstellingen.

Let op: voor personeel van organisaties die als samenwerkingspartner deelnemen aan het consortium kan alleen vergoeding voor salaris- of onderzoekskosten worden aangevraagd via het materieel budget in de subsidieaanvraag.

3.1.2 Hoofd- en medeaanvragers

De hoofdaanvrager dient de aanvraag in via ISAAC, het elektronische indiensysteem van NWO. Tijdens het beoordelingsproces communiceert NWO met de hoofdaanvrager.

Na toewijzing van een aanvraag wordt de hoofdaanvrager projectleider en aanspreekpunt voor NWO. De kennisinstelling van de hoofdaanvrager is hoofdbegunstigde en wordt penvoerder.

Medeaanvragers hebben een actieve rol bij de uitvoering van het project. De (deel)projectleider(s) en begunstigde(n) zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van het gehele project.

3.2 Wat kan aangevraagd worden

In deze Call for proposals kan in totaal maximaal € 50.000,– worden aangevraagd. De maximale looptijd van het voorgestelde project is 15 maanden. De voor deze Call for proposals beschikbare budgetmodules (inclusief de maximumbedragen) staan vermeld in de tabel hieronder. Vraag alleen datgene aan wat essentieel is om het project uit te voeren. Een nadere toelichting op de budgetmodules vindt u in de bijlage bij deze Call for proposals (7.1).

Budgetmodule

Maximaal bedrag

Postdoc

Volgens UNL-tarieven of NFU-tarieven1

Externe link: Salaristabellen | NWO

Niet-wetenschappelijk personeel (NWP) bij universiteiten

€ 10.000,–, volgens UNL-tarieven of NFU-tarieven1, in combinatie met postdoc(s)

Externe link: Salaristabellen | NWO

Personeel onderwijsinstellingen (wo (met uitzondering van postdocs en NWP’s), hbo, mbo, vve, (v)so, po, vo,) en overige organisaties

Volgens de op het moment van het subsidieverleningsbesluit geldende tarieven uit tabel 2.2, kolom ‘Uurtarief productieve uren, excl. btw’ van de Handleiding Overheidstarieven Externe link: Salaristabellen | NWO.

Materiële kosten

Volgens de richtlijnen van de budgetmodule materiële kosten

Kennisbenutting

Richtlijn: 5% van het totaal aangevraagde budget

X Noot
1

Voor personeel in het buitenland worden de lokale tarieven vergoed. Er geldt echter een maximum, dat gebaseerd is op de UNL-tarieven verrekend met de waardes uit de NWO Country correction coefficients (CCC) tabel, zie Externe link: Money Follows Cooperation | NWO.

3.3 Het opstellen en indienen van de aanvraag

Voor het opstellen van uw aanvraag doorloopt u de volgende stappen:

  • download het aanvraagformulier vanuit het online aanvraagsysteem ISAAC of vanaf de website van NWO (op de website van het betreffende financieringsinstrument);

  • vul het aanvraagformulier in;

  • sla het formulier op als pdf en dien het met verplichte bijlage(n) in ISAAC in;

  • vul de online in ISAAC gevraagde gegevens in.

Verplichte bijlagen:

  • begroting

  • consortiumpartnerformulier

Optionele bijlage:

  • verklaring aanstelling en projectbegeleiding

  • letter of commitment

De bijlage dient conform het door NWO aangeboden template opgesteld te worden. Bijlagen dienen los van de aanvraag in ISAAC geüpload te worden. Alle bijlagen, met uitzondering van de begroting, dienen als pdf-bestand (zonder beveiliging) te worden ingediend. De begroting moet als Excel-bestand worden ingediend in ISAAC. Andere bijlagen dan hierboven vermelde bijlagen zijn niet toegestaan.

Het is verplicht uw aanvraag in het Nederlands op te stellen.

Het indienen van een aanvraag kan alleen via het online aanvraagsysteem ISAAC. Aanvragen die niet via ISAAC zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen.

U bent als hoofdaanvrager verplicht een aanvraag via het eigen persoonlijke ISAAC-account in te dienen.

Het is verplicht om in ISAAC minimaal één disciplinecode in te vullen die van toepassing is op het voorgestelde onderzoek. U kunt hiervoor alleen gebruik maken van de NWO disciplinecodes, te vinden via Externe link: Disciplinecodes | NWO. Deze codes vult u in onder het tabblad “Algemeen” bij “Disciplines”. Indien meerdere disciplinecodes van toepassing zijn op het voorgestelde onderzoek, wordt u gevraagd om deze ook in te vullen in ISAAC. Het invullen van aanvullende disciplinecodes is niet verplicht.

Het is belangrijk om tijdig te beginnen met uw aanvraag in ISAAC:

  • indien u nog geen ISAAC-account heeft, dient deze op tijd te worden aangemaakt om eventuele aanmeldproblemen te voorkomen;

  • nieuwe organisaties moeten eventueel nog door NWO toegevoegd worden aan ISAAC;

  • u moet ook online nog gegevens invoeren.

Aanvragen die na de deadline worden ingediend, neemt NWO niet in behandeling.

Voor vragen van technische aard verzoeken wij u contact op te nemen met de ISAAC-helpdesk, zie contact (hoofdstuk 6).

Werkt een hoofd- en/of medeaanvrager bij een organisatie die niet is opgenomen in de database van ISAAC? U kunt dit dan melden via relatiebeheer@nwo.nl zodat de organisatie kan worden toegevoegd. Hier zijn enige dagen voor nodig. Daarom is het van belang dit uiterlijk een week voor de deadline te melden.

NWO gaat ervan uit dat u als aanvrager de organisatie waar u werkzaam bent, heeft geïnformeerd over het indienen van de aanvraag en dat de organisatie de subsidievoorwaarden van deze Call for proposals aanvaardt.

3.4 Indieningsvoorwaarden

Formele voorwaarden voor indiening

NWO toetst uw aanvraag op onderstaande voorwaarden. Alleen als uw aanvraag aan deze voorwaarden voldoet, wordt deze toegelaten tot de beoordelingsprocedure. U wordt gevraagd om na indiening van een aanvraag beschikbaar te zijn om eventuele administratieve correcties door te voeren en zo (alsnog) te voldoen aan de voorwaarden voor indiening.

Deze voorwaarden zijn:

  • de hoofdaanvrager en medeaanvrager(s) voldoen aan de in paragraaf 3.1 gestelde voorwaarden;

  • de aanvraag voldoet aan de DORA-richtlijnen zoals beschreven in paragraaf 4.1;

  • het aanvraagformulier is, na eventueel verzoek tot aanvulling of wijziging, compleet en volgens de instructies ingevuld;

  • de aanvraag is ingediend via het ISAAC-account van de hoofdaanvrager;

  • de aanvrager heeft een intentieverklaring ingediend;

  • de aanvraag is ontvangen voor de gestelde deadline;

  • de aanvraag is in het Nederlands opgesteld;

  • de aanvraagbegroting is voorzien van de meeste recente tarieven en volgens de voorwaarden van deze Call for proposals opgesteld;

  • het voorgestelde project heeft een looptijd van minimaal 9 en maximaal 15 maanden;

    alle vereiste bijlagen zijn, na eventueel verzoek tot aanvulling of wijziging, compleet en volgens de instructies ingevuld en voorwaarden van deze Call for proposals opgesteld en ingediend.

3.5 Subsidievoorwaarden

De NWO Subsidieregeling 2017 is van toepassing op de aanvragen binnen deze ronde, met uitzondering van paragraaf 2.2.5. Voor alle aanvragen geldt het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek.

3.5.1 Naleving Nationale leidraad kennisveiligheid

Wetenschap van wereldklasse kan profiteren van internationale samenwerking. De Nationale leidraad kennisveiligheid (hierna: de Leidraad) helpt kennisinstellingen ervoor te zorgen dat internationale samenwerking veilig kan plaatsvinden. Bij kennisveiligheid gaat het om ongewenste overdracht van gevoelige kennis en technologie die de nationale veiligheid aantast; om heimelijke beïnvloeding van onderwijs en onderzoek door statelijke actoren, en daarmee de academische vrijheid en de sociale veiligheid in gevaar brengt; en om ethische kwesties die kunnen spelen in de samenwerking met landen die de grondrechten niet respecteren.

Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager om na te gaan of het project in lijn is en blijft met de Leidraad. Met het indienen van de aanvraag committeert de aanvrager zich aan de overwegingen in deze Leidraad. In geval van het vermoeden van schending van de Leidraad bij een bij NWO ingediende aanvraag voor projectfinanciering of een door NWO gefinancierd project, kan NWO de aanvrager verzoeken om een risicoafweging te overleggen waaruit blijkt dat de overwegingen uit de Leidraad zijn gevolgd. Indien de aanvrager niet aan het verzoek van NWO voldoet of als de risicoafweging klaarblijkelijk een schending van de Leidraad behelst, kan dit gevolgen hebben voor de subsidieverlening of vaststelling door NWO. Ook kan NWO in een voorkomend geval nadere voorwaarden opnemen in de toewijzingsbrief.

De Nationale leidraad kennisveiligheid vindt u op de website van de Rijksoverheid: Externe link: Home | Loket Kennisveiligheid.

3.5.2 Datamanagement

Resultaten van wetenschappelijk onderzoek moeten kunnen worden gerepliceerd, geverifieerd en gefalsifieerd. In het digitale tijdperk betekent dit dat behalve publicaties ook onderzoeksdata zo veel mogelijk vrij toegankelijk moeten zijn. NWO verwacht dat de onderzoeksdata die voortkomen uit projecten die door NWO zijn gefinancierd zo veel mogelijk vrij beschikbaar komen voor hergebruik door andere onderzoekers.

NWO hanteert daarbij het principe: “zo open als mogelijk, beschermd indien nodig”. Van onderzoekers wordt verwacht dat zij ten minste die data en/of niet-numerieke resultaten die ten grondslag liggen aan de conclusies van binnen het project gepubliceerde werken openbaar maken, gelijktijdig met de publicatie zelf. Eventuele kosten die hiervoor worden gemaakt, kunnen worden meegenomen in de projectbegroting.

Onderzoekers maken kenbaar hoe met data voortkomend uit het project wordt omgegaan aan de hand van de datamanagementparagraaf in de aanvraag, en het datamanagementplan na toewijzing van subsidie.

De datamanagementparagraaf maakt deel uit van de aanvraag. Onderzoekers wordt gevraagd reeds voor aanvang van het onderzoek te bedenken hoe de verzamelde data geordend en gecategoriseerd moeten worden zodat zij vrij beschikbaar kunnen worden gesteld. Vaak zullen al vóór het tot stand komen van de data en de analyse daarvan maatregelen getroffen moeten worden om opslag en deling later mogelijk te maken.

Indien niet alle data voortkomende uit het project openbaar gemaakt kunnen worden, bijvoorbeeld om redenen van privacy, ethiek of valorisatie, dient de aanvrager dit beargumenteerd kenbaar te maken in de datamanagementparagraaf.

De datamanagementparagraaf wordt niet beoordeeld en daarom ook niet meegewogen in de beslissing om een aanvraag al dan niet toe te wijzen. De commissie kan wel advies geven met betrekking tot de datamanagementparagraaf.

3.5.3 Wetenschappelijke integriteit

Het project dat NWO financiert moet, conform de NWO Subsidieregeling 2017, uitgevoerd worden in overeenstemming met de nationaal en internationaal aanvaarde normen van wetenschappelijk handelen zoals neergelegd in de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (2018). Met het indienen van de aanvraag committeert de aanvrager zich aan deze code. In geval van (mogelijke) schending van deze normen bij een door NWO gefinancierd project, dient de aanvrager NWO hiervan onverwijld op de hoogte te stellen en dient deze alle ter zake relevante documenten aan NWO te overleggen. Meer informatie over de gedragscode en het beleid op het gebied van wetenschappelijke integriteit vindt u op de website: Externe link: Wetenschappelijke integriteit | NWO.

3.5.4 Ethische verklaring of vergunning

Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager om na te gaan of voor de uitvoering van het voorgestelde project een ethische verklaring of vergunning noodzakelijk is. De aanvrager dient er voor te zorgen dat deze tijdig wordt verkregen bij de relevante instelling of ethische commissie. Het wel of niet hebben van een ethische verklaring of vergunning op het moment van het aanvraagproces heeft geen invloed op de beoordeling van de aanvraag. Bij toewijzing wordt de subsidie verleend onder de voorwaarde dat de benodigde ethische verklaring of vergunning vóór de uiterste startdatum van het project is verkregen. Het project kan pas starten nadat NWO een kopie van de ethische verklaring of vergunning heeft ontvangen.

3.5.5 Cofinanciering

Het NRO waardeert publieke en/of private cofinanciering en/of matching (eigen bijdrage) in de vorm van personele en materiële bijdragen, in cash of in kind. U moet de rol en de garantie van deze publieke en/of private cofinanciering / matching (eigen bijdrage) dan wel duidelijk toelichten in het aanvraagformulier. Daarnaast dient u samen met uw aanvraag een ‘Verklaring cofinanciering’/‘letter of commitment’ in. Een voorbeeldbrief vindt u onder aan de financieringspagina van deze ronde op Externe link: NWO | Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. De cofinanciering / matching (eigen bijdrage) mag niet hoger zijn dan het bij het NRO aangevraagde budget, omdat het NRO de hoofdfinancier moet zijn. De verdere voorwaarden voor private cofinanciering leest u in artikel 1.5 van de NWO Subsidieregeling 2017. Voor deze Call for proposals geldt het NWO-beleid over intellectueel eigendom waarbij de projectleider de regie heeft bij de verdeling van de IE-rechten op de projectresultaten (art. 4.2.4. derde lid NWO Subsidieregeling 2017).

3.5.6 Aanvullende voorwaarden

De richtlijn is dat u 5% van het totaal aangevraagde budget besteedt aan kennisbenutting. Een hoger percentage is goed mogelijk, mits u de opgevoerde bedragen helder beargumenteert.

4 Beoordelingsprocedure

Dit hoofdstuk beschrijft allereerst de beoordeling volgens de DORA-principes (paragraaf 4.1) en hoe de beoordelingsprocedure verloopt (paragraaf 4.2). Vervolgens somt het de criteria op waaraan de beoordelingscommissie uw aanvraag toetst (paragraaf 4.3).

Voor alle bij de beoordeling en/of besluitvorming betrokken personen en betrokken NWO-medewerkers is de NWO Code Persoonlijke Belangen van toepassing (Externe link: Code persoonlijke belangen | NWO).

NWO streeft naar een inclusieve cultuur, waarin geen plaats is voor bewuste of onbewuste barrières vanwege culturele, etnische of religieuze achtergrond, gender, seksuele oriëntatie, gezondheid of leeftijd (Externe link: Diversiteit en inclusie | NWO). NWO stimuleert leden van een beoordelingscommissie actief om zich bewust te worden van impliciete associaties en te proberen deze te minimaliseren. NWO voorziet hen van informatie over concrete manieren om de beoordeling van een aanvraag te verbeteren.

4.1 De San Francisco Declaration (DORA)

NWO is ondertekenaar van de San Francisco Declaration on Research Assessment (DORA). DORA is een wereldwijd initiatief dat beoogt de manier waarop onderzoek en onderzoekers worden beoordeeld te verbeteren. DORA bevat aanbevelingen voor onderzoeksfinanciers, onderzoeksinstellingen, wetenschappelijke tijdschriften en andere partijen.

DORA richt zich op het terugdringen van het onkritisch gebruik van bibliometrische indicatoren en het wegnemen van onbewuste vooringenomenheid (unconscious bias) bij de beoordeling van onderzoek en onderzoekers. Overkoepelende filosofie van DORA is dat onderzoek moet worden beoordeeld op zijn eigen kwaliteiten en verdiensten in plaats van op basis van afgeleide indicatoren, zoals het tijdschrift waarin het onderzoek wordt gepubliceerd.

NWO gaat bij het beoordelen van het wetenschappelijk track record van aanvragers uit van een brede definitie van wetenschappelijke output.

NWO verzoekt commissieleden bij de beoordeling van aanvragen niet af te gaan op indicatoren als de Journal Impact Factor of de h-index. U mag deze niet vermelden in uw aanvraag. Wel mag u naast publicaties ook andere wetenschappelijk producten te vermelden, zoals datasets, patenten, software en code enzovoort.

Voor meer informatie over wat NWO doet om de principes van DORA te implementeren zie: Externe link: DORA | NWO.

4.2 Procedure

De aanvraagprocedure voor fase 1 bestaat uit de volgende stappen:

  • indiening van de intentieverklaring;

  • indiening van de aanvraag;

  • in behandeling nemen van de aanvraag;

  • preadvisering beoordelingscommissie;

  • vergadering van de beoordelingscommissie;

  • besluitvorming.

De NWO Subsidieregeling 2017 is van toepassing op de aanvragen binnen deze ronde, met uitzondering van paragraaf 2.2.5. Er is dus geen sprake van een weerwoord. Vanwege de in de beoordelingscommissie aanwezige expertise en de geringe omvang van de subsidie, heeft NWO besloten om bij de beoordeling van de aanvragen gebruik te maken van de mogelijkheid gegeven in artikel 2.2.4, lid 2, van de NWO Subsidieregeling 2017, om de beoordelingsprocedure uit te voeren zonder referenten in te schakelen.

Voor deze Call for proposals wordt een externe, onafhankelijke beoordelingscommissie ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers uit de wetenschap en de praktijk met kennis van het vakgebied. De taak van de beoordelingscommissie is om de ingediende aanvragen en de daarop betrekking hebbende stukken in onderlinge samenhang en op eigen merites te beoordelen op basis van de gegeven selectiecriteria in deze call.

Indien er meer dan 18 aanvragen zijn ingediend, worden de 18 aanvragen met de hoogste score uit de preadvisering besproken tijdens de beoordelingsvergadering. De beoordelingscommissie beoordeelt uiteindelijk alle aanvragen en stelt de definitieve rangorde vast.

Mocht het hierboven genoemde het geval zijn, dan ontvangt u hierover nog bericht.

4.2.1 Indiening van de intentieverklaring

Met een intentieverklaring geeft u aan dat u een aanvraag wilt indienen voor deze Call for proposals. Het indienen van een intentieverklaring is verplicht om in een latere fase een aanvraag in te mogen dienen. De intentieverklaring is bedoeld om NWO te informeren over het te verwachten aantal aanvragen. U moet uw intentieverklaring voor de deadline indienen via ISAAC (zie paragraaf 1.3).

Let op: er is geen standaardformulier voor de intentieverklaring.

Een intentieverklaring bestaat uit twee invulvelden in ISAAC: de titel en de samenvatting. In het eerste invulveld vult u de titel van de aanvraag in. Deze kan bij het indienen van de aanvraag gewijzigd worden. In het vak ‘samenvatting’ vult u de volgende gegevens in:

  • Een definitieve opgave van de naam van de hoofdaanvrager (let op: de hoofdaanvrager kan niet meer wijzigen na het indienen van de intentieverklaring) en van de onderwijsinstelling(en) van de initiatiefnemer(s).

  • Medeaanvragers / consortiumpartners die tot dan toe betrokken zijn bij de aanvraag (dit mag nog veranderen in de uiteindelijke aanvraag. Daarna niet meer.)

  • Het thema / de thema’s uit de Kennisagenda waarop het onderzoek zich zal richten (dit mag nog veranderen in de uiteindelijke aanvraag. Daarna niet meer.)

  • De onderwijssector(en) (vve, po vo, so, vso en/of mbo) waarop het onderzoek zich zal richten (dit mag nog veranderen in de uiteindelijke aanvraag. Daarna niet meer.)

U ontvangt als hoofdaanvrager een ontvangstbevestiging van de intentieverklaring. U mag een intentieverklaring intrekken. Dit doet u via uw account in ISAAC.

Let op: het Onderzoeksplein Onderwijs is bedoeld om tot vruchtbare samenwerkingen te komen, het delen van uw onderzoeksidee of veelbelovende aanpak is niet hetzelfde als het indienen van uw intentieverklaring. Dit doet u online via ISAAC.

4.2.2 Indiening van een aanvraag

Voor indiening van de aanvraag is een standaardformulier beschikbaar op de financieringspagina van deze Call for proposals op de NWO website. In uw aanvraag moet u zich houden aan de vragen die in dit formulier staan en aan de werkwijze die in de toelichting staat. Ook moet u zich houden aan de voorwaarden voor het maximale aantal woorden en pagina’s. De titel van de aanvraag mag gewijzigd zijn ten opzichte van de titel in intentieverklaring. Dit geldt eveneens voor de medeaanvragers / consortiumpartners, het thema / de thema’s uit de Kennisagenda en de onderwijssector(en). Na het indienen van de aanvraag mag dit niet meer gewijzigd worden.

Let op: De hoofdaanvrager mag niet gewijzigd zijn ten opzichte van de hoofdvrager in de intentieverklaring.

Uw volledig ingevulde aanvraagformulier moet voor de deadline via ISAAC zijn ontvangen (zie paragraaf 1.3). Na dit tijdstip kunt u geen aanvraag meer indienen. De hoofdaanvrager ontvangt na indiening van de aanvraag een ontvangstbevestiging.

Let op: Het is niet mogelijk een aanvraag in te dienen als u geen intentieverklaring ingediend heeft.

4.2.3 In behandeling nemen van de aanvraag

Zo snel mogelijk nadat u uw aanvraag heeft ingediend, hoort u of NWO uw aanvraag in behandeling neemt. NWO bepaalt dit aan de hand van een aantal administratief-technische criteria (zie de formele voorwaarden voor indiening, paragraaf 3.4). Alleen als uw aanvraag hieraan voldoet, kan NWO deze in behandeling nemen.

Houd er rekening mee dat NWO u binnen twee weken na de indieningsdeadline kan benaderen om eventuele administratieve correcties door te voeren om (alsnog) te voldoen aan de voorwaarden voor indiening. U krijgt één keer de gelegenheid om de correcties door te voeren, hiervoor krijgt u vijf werkdagen de tijd.

4.2.4 Preadvisering beoordelingscommissie

Hierna wordt uw aanvraag voor commentaar voorgelegd aan enkele leden van de beoordelingscommissie (de preadviseurs). De preadviseurs geven schriftelijk een inhoudelijk en beargumenteerd commentaar op de aanvraag. Zij formuleren dit commentaar aan de hand van de inhoudelijke beoordelingscriteria (zie paragraaf 4.3.1) en geven de aanvraag per beoordelingscriterium een cijfermatige score. Hierbij wordt de NWO scoretabel gehanteerd (op een schaal van 1 tot 9, waarbij ‘1’ excellent is en ‘9’ ontoereikend).

4.2.5 Vergadering van de beoordelingscommissie

De beoordelingscommissie maakt op basis van het beschikbare materiaal een eigen afweging. Hierbij geldt dat de preadviezen in belangrijke mate richtinggevend zijn voor de uiteindelijke beoordeling, maar niet per se onverkort worden overgenomen door de beoordelingscommissie. De commissie weegt de argumenten van de preadviseurs (ook onderling).

De commissie stelt naar aanleiding van de bespreking een schriftelijk advies op aan de Prowo over de kwaliteit en prioritering van de aanvragen. Dit advies baseert zij op de beoordelingscriteria. Alle aanvragen worden voorzien van een kwalificatie, gebaseerd op de eindscore. Daarbij wordt de volgende schaal gehanteerd:

  • 1,0 tot en met 1,4: excellent

  • 1,5 tot en met 3,4: zeer goed

  • 3,5 tot en met 5,4: goed

  • 5,5 tot en met 9,0: ontoereikend

De aanvraag als geheel moet tenminste de kwalificatie ‘goed’ krijgen om in aanmerking te komen voor de subsidie. Daarnaast moet de aanvraag tevens op elk van de afzonderlijke beoordelingscriteria tenminste de kwalificatie ‘goed’ krijgen. Voor meer informatie over de kwalificaties zie Externe link: NWO | Financiering aanvragen, hoe werkt dat?.

Als na de bespreking van de aanvragen blijkt dat twee of meer aanvragen op basis van hun gewogen totaalscore niet van elkaar te onderscheiden zijn, dan is er sprake van een ex aequo-situatie (zie paragraaf over ex aequo).

4.2.6 Ex aequo

Onder ex aequo verstaat NWO de situatie waarin twee of meer aanvragen op basis van hun gewogen score niet van elkaar te onderscheiden zijn. Een ex aequo situatie is relevant rondom de grens van het subsidieplafond of de selectiegrens. Of er sprake is van een ex aequo situatie wordt als volgt bepaald. Het uitgangspunt is de door de beoordelingscommissie opgestelde prioritering, met eindscores afgerond op 2 decimalen. De referentiescore is de score van de laagst geprioriteerde aanvraag binnen de grens van het subsidieplafond of de selectiegrens. Alle aanvragen met een score die 0,05 of minder van de referentiescore afliggen, worden in overweging genomen. Zo worden de aanvragen geselecteerd die binnen 0,1 gelijk zijn. Indien een ex aequo situatie zich voordoet op de grens van het subsidieplafond of de selectiegrens, dan zal de aanvraag met de hoogste score op het criterium ‘wetenschappelijke kwaliteit’ als hoogste eindigen. Als de ex aequo situatie daarmee niet wordt doorbroken, zal de aanvraag met de hoogste score op het criterium ‘Praktijkrelevantie’ als hoogste eindigen. Als ook dan aanvragen gelijk eindigen, bepaalt de beoordelingscommissie met behulp van een (anonieme) meerderheidsstemming de prioritering (conform artikel 2.2.7, derde lid, sub a, onderdeel iv van de NWO Subsidieregeling 2017). Als ook stemming geen uitsluitsel biedt, of niet gewenst is, wordt de ex aequo situatie doorgestuurd naar het besluitnemend orgaan.

4.2.7 Besluitvorming

Tot slot toetst de Prowo de gevolgde procedure en het advies van de beoordelingscommissie. Vervolgens stelt het de definitieve kwalificaties vast en besluit over toe- en afwijzing van de aanvragen.

4.2.8 Tijdpad

Hieronder treft u het tijdpad aan voor deze Call for proposals. Het kan zijn dat NWO het noodzakelijk acht om tijdens de lopende procedure nog aanpassingen in het tijdpad van deze Call for proposals aan te brengen.

Uiteraard ontvangt u hierover op tijd bericht.

Intentieverklaringen

 

15 oktober 2024

Deadline intentieverklaringen

Aanvragen

 

12 november 2024

Deadline aanvragen

December/januari 2024

In behandeling nemen aanvragen en beoordelingscommissie stelt preadviezen op

Februari 2025

Vergadering beoordelingscommissie

Maart/april 2025

Besluit Prowo

Zomer 2025

Start onderzoek fase 1

Uiterlijk najaar 2026

Afronding onderzoek fase 1

4.3 Criteria

4.3.1 Inhoudelijke beoordelingscriteria

De aanvragen die binnen deze Call for proposals worden ingediend worden inhoudelijk beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • 1. Wetenschappelijke kwaliteit (40%)

  • 2. Praktijkrelevantie (35%)

  • 3. Kwaliteit consortium (25%)

De criteria bevatten de volgende onderliggende onderdelen.

  • 1. Wetenschappelijke kwaliteit (40%)

    In hoeverre:

    • a. Theoretische inbedding (positionering/inbedding in wetenschappelijke theorie)

      • Wordt aan de hand van theorie beschreven hoe kansrijk de aanpak is?

    • b. Probleemstelling en onderzoeksvragen

      • Passen de probleemstelling en onderzoeksvragen binnen het doel van deze Call for proposals (hoofdstuk 2)?

    • c. Methoden en instrumenten

      • Zijn de voorgestelde methoden en technieken voldoende doelmatig en geschikt?

      • Zijn de onderzoeksinstrumenten voldoende betrouwbaar en valide?

    • d. Resultaten

      • Is aannemelijk gemaakt dat met de voorgestelde aanpak effecten kunnen worden gevonden en de kansrijke aanpak in kaart wordt gebracht tot het niveau ‘voorwaardelijk’ of ‘veelbelovend’ van de effectladder van het NJi?

      • Draagt de verwachte opbrengst bij aan het vergroten van de wetenschappelijke kennisbasis over kansrijke aanpakken in het onderwijs?

  • 2. Praktijkrelevantie (35%)

    In hoeverre:

    • a. Zijn de beoogde werkwijze en resultaten relevant voor en leiden zij tot verbetering en ontwikkeling van de eigen praktijk van de onderwijsinstellingen van de aanvragers?

    • b. Is aannemelijk gemaakt dat de initiatiefnemer(s) voldoende inspraak heeft/hebben gehad bij de vraagarticulatie en bepaling van de uitkomstmaat?

    • c. Is aannemelijk gemaakt dat de inzichten voortkomend uit het voorgestelde onderzoek bijdragen aan de verbetering van de bredere praktijkkennis?

    • d. Stimuleert de uitvoering van het onderzoek (het proces van onderzoeken) de ontwikkeling en professionalisering van de betrokkenen uit de onderwijspraktijk?

    • e. Is er passende aandacht voor kennisdeling en het delen van inzichten met betrekking tot de kansrijke aanpak?

  • 3. Kwaliteit consortium (25%)

    In hoeverre:

    • a. Blijkt uit de aanvraag dat het consortium voldoende inhoudelijke expertise en onderzoekservaring, ook met effectonderzoek, heeft om het project tot een goed einde te kunnen brengen?

    • b. Wordt in de aanvraag helder omschreven welke rollen en expertises in elk geval nodig zijn voor het beoogde onderzoek en welke rol ieder op zich neemt binnen het consortium?

    • c. Is het helder hoe de initiatiefnemer(s) en de rest van het consortium binnen de onderwijsinstelling(en) samenwerken en is dit passend bij het voorstel?

Op alle criteria moet ten minste sprake zijn van een kwalificatie ‘goed’ om in aanmerking te komen voor subsidietoewijzing.

5 Subsidieverplichtingen

In dit hoofdstuk worden de verschillende subsidieverplichtingen toegelicht die – in aanvulling op de in paragraaf 3.5 genoemde subsidievoorwaarden – van toepassing zijn na toewijzing.

5.1.1 Aanvullende voorwaarden na toewijzing

Uiterste startdatum

Een toegekend project moet uiterlijk beginnen bij de start van het schooljaar ’25–’26. Als het project te laat start dan kan het NRO het subsidieverleningsbesluit intrekken.

Voor de start van het project dient u het volgende startdocument in via ISAAC: Een volledig ingevuld en ondertekend startformulier;

Daarnaast registreert u iedere aanstelling van een postdoc via ISAAC voor de aanstellingsduur op het project.

Startbijeenkomst

Het project begint met een startbijeenkomst. Alle toegewezen projectteams worden uitgenodigd om te presenteren over hun aanvraag met als doel onderlinge inspiratie en eventuele samenwerking mogelijk te maken. Aanwezigheid van afgevaardigden van alle projectteams wordt verwacht.

Tussentijdse wijzigingen melden

U bent als hoofdaanvrager verplicht om wijzigingen in de planning of uitvoering van het onderzoek onmiddellijk te melden. In die melding geeft u het NRO een beargumenteerde motivatie voor de wijzigingen.

Voor budgetverschuivingen geldt dat u een verschuiving alleen hoeft voor te leggen als:

de verschuiving gevolgen heeft voor de inhoud, planning en/of beoogde opbrengsten van het onderzoek.

Voortgang onderzoek

Het NRO volgt en ondersteunt de voortgang en evalueert de resultaten van het onderzoek. Hierbij wordt uitgegaan van de planning en beoogde opbrengsten zoals vermeld in uw aanvraag. Een aanzienlijke afwijking op de aanvraag, zonder voorafgaande instemming van het NRO, kan ertoe leiden dat het NRO de betaling van tranches (tijdelijk) stopzet, en de subsidie gedeeltelijk of geheel intrekt, en waar nodig terugvordert.

Daarnaast vraagt het NRO u gedurende de looptijd, en tot twee jaar na de looptijd van het project, iedere publicatie of andere vorm van output te registreren in ISAAC. U volgt hierbij het Standaard Evaluatie Protocol (SEP). Op Externe link: www.isaac.nwo.nl vindt u een uitgebreide beschrijving van welke stappen u doorloopt om producten in ISAAC te registreren.

Kennisbenutting

Voor NRO is het van belang dat de gegenereerde kennis voortkomend uit door NRO gefinancierd onderzoek ook zijn weg vindt naar de maatschappij. Om de potentie voor maatschappelijke impact van het onderzoek te vergroten is aantoonbare betrokkenheid nodig van belangrijke gebruikers vanaf de vorming van het consortium tot en met afronding van het project.

Eindrapport en Factsheet

Twee maanden voor de einddatum (van een (deel)project) verwacht de programmaraad of programmacommissie een digitale conceptversie van het eindrapport plus een factsheet. In de factsheet staan puntsgewijs de kenmerken van de publicatie beknopt beschreven. Deze informatie helpt de gebruiker van kennis te bepalen of de publicatie past bij de informatiebehoefte. De hoofdaanvrager dient beide documenten in via ISAAC.

De programmaraad of programmacommissie beoordeelt het concepteindrapport en de factsheet op zichzelf, maar ook tegen de achtergrond van de oorspronkelijke aanvraag en overige relevante documenten gedurende de looptijd van het onderzoeksproject. Binnen dertig dagen ontvangt de hoofdaanvrager een reactie van de programmaraad of programmacommissie in de vorm van een goed- of afkeuring van de conceptversie en inhoudelijk commentaar. Indien:

  • het rapport wordt afgekeurd, dient de onderzoeker het rapport aan te passen op grond van het commentaar totdat het wordt goedgekeurd door de programmaraad of programmacommissie;

  • het rapport is goedgekeurd, verwerkt de onderzoeker het (laatste) commentaar in het rapport waarna de definitieve versie binnen de gestelde termijn wordt ingediend via ISAAC. Nadat uw project succesvol is afgerond publiceert het NRO de output plus de factsheet op de website.

Het eindrapport moet de volgende onderdelen bevatten:

  • De publicatie is gericht op een breed publiek waaronder in ieder geval professionals uit de onderwijspraktijk, wetenschappelijke onderzoekers en beleidmakers;

  • Het eindrapport wordt in het Nederlands opgesteld;

  • Het bevat een leesbare Nederlandse samenvatting/managementsamenvatting van de belangrijkste resultaten van maximaal twee pagina’s, bij voorkeur voorin het rapport; De tekst moet overzichtelijk zijn, de lezer moet zich snel een beeld kunnen vormen van de inhoud en de relevantie voor zijn of haar eigen praktijk;

  • Het rapport dient de methodologische en wetenschappelijke verantwoording van de gebruikte procedure te bevatten. Deze informatie moet helder en toegankelijk worden weergegeven.

  • Een beschrijving van de opzet van het onderzoek, de steekproef, de werving en de respons (incl. verantwoording respons/representativiteit);

  • De opzet en uitvoering van het veldwerk en de dataverzameling (incl. een beschrijving en verantwoording van de kwaliteit van het databestand);

  • Een beschrijving en verantwoording van het gebruikte instrumentarium (incl. gegevens als schaling (indien van toepassing), betrouwbaarheid en validiteit van de gehanteerde instrumenten);

  • De resultaten van de analyses ter beantwoording van de onderzoeksvragen.

Presentatie projecten

Het NRO belegt regelmatig bijeenkomsten waar onderzoeken die zijn gehonoreerd gepresenteerd worden. Daarmee beoogt het NRO, conform zijn missie, bij te dragen aan het verbeteren en vernieuwen van het onderwijs. Het NRO kan uitvoerders van de projecten uitnodigen om aan de bijeenkomsten een bijdrage te leveren.

Procesverslag

Uiterlijk binnen drie maanden na afronding van het onderzoek dient de hoofdaanvrager een procesverslag in via ISAAC.

Daarnaast registreert u afzonderlijk in ISAAC alle tot dan toe in het project gerealiseerde en in de aanvraag genoemde output. Als de programmaraad het procesverslag heeft goedgekeurd, sluit het NRO de subsidieperiode af.

5.1.2 Datamanagement

Na toewijzing van een aanvraag dient de aanvrager de datamanagementparagraaf uit te werken tot een datamanagementplan. Aanvragers kunnen hierbij gebruik maken van het advies van de referenten en commissie. De aanvrager beschrijft in het plan of gebruik gemaakt wordt van bestaande data of dat het om een nieuwe dataverzameling gaat en hoe de dataverzameling dan FAIR: vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar gemaakt wordt. Het datamanagementplan dient voor indiening te zijn afgestemd met een data steward of vergelijkbare functionaris van de organisatie waar het project wordt uitgevoerd. Uiterlijk vier maanden na toewijzing van de aanvraag moet dat plan via ISAAC zijn ingediend bij NWO. NWO beoordeelt het plan zo snel mogelijk. Goedkeuring van het datamanagementplan door NWO is voorwaarde voor de subsidieverlening. Het plan kan tijdens het onderzoek worden bijgesteld.

Meer informatie over het datamanagementprotocol van NWO staat op: Externe link: Research datamanagement | NWO.

5.1.3 Intellectueel eigendom

Met betrekking tot de intellectuele eigendom (IE) geldt het NWO IE-beleid. Het NWO IE-beleid is te vinden in hoofdstuk 4 van de NWO Subsidieregeling 2017.

Aanvragers moeten een door NWO gefinancierd project uitvoeren in de tijd dat ze voor de kennisinstelling werken. Indien een aanvrager of een door NWO gefinancierde onderzoeker bij meerdere werkgevers is aangesteld, dient de andere werkgever ten behoeve van de aanvrager afstand te doen van eventuele IE-rechten die uit het project voortvloeien.

De projectleider heeft de regie bij de verdeling van de IE-rechten op de projectresultaten. Indien hier sprake van is, kan de (model) consortiumovereenkomst die NWO beschikbaar stelt op de financieringspagina voor deze Call for proposals hiervoor gebruikt worden. Deze modelovereenkomst is opgesteld conform de NWO Subsidieregeling 2017.

5.1.4 Maatschappelijk verantwoord licentiëren

Uit het project kan kennis voortkomen die geschikt is voor toepassing in de maatschappij. Bij het aangaan van afspraken over licentie- en/of overdracht van onder deze Call for proposals ontwikkelde onderzoeksresultaten dient rekening te worden gehouden met de tien principes voor maatschappelijk verantwoord licentiëren, zoals opgenomen in het NFU rapport “Externe link: NFU-19.3793 Maatschappelijk Verantwoord Licenseren CMYK 7.indd”.

5.1.5 Open Access

NWO heeft de Berlin Declaration (2003) ondertekend en is lid van cOAlitie S (2018) en zet zich in om de resultaten van wetenschappelijk onderzoek dat door NWO gefinancierd wordt vrij toegankelijk te maken via internet (Open Access). Daarmee geeft NWO invulling aan het beleid van de Nederlandse regering om al het publiek gefinancierde onderzoek Open Access beschikbaar te maken. Wetenschappelijke publicaties van onderzoek dat is gefinancierd op basis van toewijzingen voortvloeiend uit deze Call for proposals dienen daarom Open Access beschikbaar te zijn volgens de Beleidsregel Open Access.

Wetenschappelijke artikelen

Voor wetenschappelijke artikelen geldt dat zij direct op het moment van publicatie (zonder embargo) Open Access beschikbaar gesteld moeten worden via één van de volgende routes:

  • publicatie in een volledig open access tijdschrift of platform dat is geregistreerd in de DOAJ;

  • publicatie in een abonnementstijdschrift en het deponeren van tenminste de auteursversie van het artikel in een Open Access repository die is geregistreerd in OpenDOAR;

  • publicatie in een tijdschrift waarvoor een transformatieve Open Access overeenkomst beschikbaar is tussen de UNL en een uitgever. Zie daarover: Externe link: Open Access |.

Boeken

Voor boeken, boekhoofdstukken en bundels gelden afwijkende voorwaarden. Zie daarover de Beleidsregel Open Access op Externe link: Open Science | NWO.

Overige typen publicaties

NWO moedigt aan dat ook niet-wetenschappelijke publicaties zo vroeg mogelijk en onder een open licentie open access beschikbaar gesteld worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om rapporten, working papers, posters, protocollen, prototypen, presentaties en projectwebsites. Om de vindbaarheid, hergebruik en langdurige beschikbaarheid te garanderen, is het advies:

  • Een DOI (Digital Object Identifier) of andere persistent identifier toe te passen;

  • Een open licentie, bij voorkeur een Externe link: Creative Commons Licentie, te hanteren;

  • Het materiaal in een trusted repository op te slaan die langdurige toegankelijkheid garandeert.

NWO adviseert om gebruik te maken van Externe link: Zenodo dat gratis opslag en geautomatiseerde diensten aanbiedt op deze drie terreinen.

CC BY licentie

Met het oog op een optimale verspreiding van publicaties moet tenminste een Creative Commons (CC BY) licentie worden toegepast. Bij de aanwezigheid van zwaarwegende belangen kan de auteur verzoeken om te publiceren onder toepassing van een CC BY-ND licentie. Voor boeken, bundels en boekhoofdstukken staat de keuze van een CC BY licentie vrij.

Kosten

Eventuele kosten voor publiceren in volledig Open Access tijdschriften kunnen worden begroot in de projectbegroting door gebruikmaking van de budgetmodule ‘materieel’. Kosten voor publicaties in hybride tijdschriften komen niet in aanmerking voor vergoeding door NWO. Voor Open Access boeken kan een beroep gedaan worden op het aparte NWO Open Access boekenfonds.

Voor een nadere toelichting op het Open Access beleid van NWO zie: Externe link: Open Science | NWO.

6 Contact en overige informatie

6.1 Contact

6.1.1 Inhoudelijke vragen

Voor inhoudelijke vragen over deze Call for proposals neemt u contact op met:

Beleidsmedewerker

Joske van de Vis MA

070 344 0551

E: programmaraad@nro.nl

Beleidsmedewerker

Rachel Kleijweg MSc

070 344 0551

E: programmaraad@nro.nl

Voor vragen over het platform Onderzoeksplein Onderwijs neemt u contact op met: onderzoeksplein@nro.nl

6.1.2 Technische vragen over het elektronisch aanvraagsysteem ISAAC

Bij technische vragen over het gebruik van ISAAC kunt u contact opnemen met de ISAAC-helpdesk. Raadpleeg eerst de handleiding voordat u de helpdesk om advies vraagt. De ISAAC-helpdesk is bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 10.00 tot 17.00 uur op telefoonnummer +31 (0) 70 34 40 600. U kunt uw vraag ook per e-mail stellen via isaac.helpdesk@nwo.nl. U ontvangt dan binnen twee werkdagen een reactie.

6.2 Overige informatie

NWO verwerkt persoonsgegevens die zij in het kader van deze ronde ontvangt conform de NWO privacyverklaring, Externe link: Privacyverklaring | NWO.

NWO kan aanvragers mogelijk benaderen voor een evaluatie van de procedure en/of het onderzoeksprogramma.

7 Bijlage

7.1 Toelichting op budgetmodules

Voor personeel dat een substantiële bijdrage levert aan het onderzoek kan subsidie voor de salariskosten worden aangevraagd. Subsidiëring van deze salariskosten is afhankelijk van het type aanstelling en de organisatie waar het personeel is/wordt aangesteld.

  • Voor de aanstelling van een postdoc of NWP aan een universitaire instelling worden salariskosten gefinancierd conform de op het moment van subsidieverlening geldende UNL-salaristabellen (Externe link: Salaristabellen | NWO).

  • Voor de aanstelling van een postdoc of NWP aan een universitair medisch centrum worden salariskosten gefinancierd conform de op het moment van subsidieverlening geldende NFU-salaristabellen (Externe link: Salaristabellen | NWO).

  • Voor personeel van onderwijsinstellingen (m.u.v. een postdoc of NWP aan een universitaire instelling of universitair medisch centrum) en overige organisaties worden salariskosten gefinancierd op basis van de cao-inschaling van de betreffende medewerker conform de op het moment van subsidieverlening geldende tarieven uit tabel 2.2, kolom ‘Uurtarief productieve uren, excl. btw’ van de Handleiding Overheidstarieven (Externe link: Salaristabellen | NWO). Voor overige organisaties gelden maximale tarieven op basis van functieniveau.

  • Voor de Nederlandse Cariben geldt dat de Rijksoverheid in Caribisch Nederland ambtenaren op de BES-eilanden onder andere voorwaarden in dienst neemt dan in Europees Nederland.

    Externe link: Arbeidsvoorwaarden | Werken bij Rijksdienst Caribisch Nederland | Rijksdienst Caribisch Nederland (rijksdienstcn.com).

NWO past eenmalig een ambtshalve indexering van de salariskosten3 toe met betrekking tot:

  • UNL-tarieven: op aanvragen die voor 1 juli worden ingediend en na 1 juli worden toegewezen;

  • NFU-tarieven: op aanvragen die voor 1 augustus worden ingediend en na 1 augustus worden toegewezen;

  • HOT-tarieven: op aanvragen die voor 1 januari worden ingediend en na 1 januari worden toegewezen.

Ambtshalve indexering heeft geen invloed op de hoogte van het subsidieplafond of op de maximumhoogte van het subsidiebedrag per aanvraag. De hoogte van het subsidieplafond en de maximumhoogte van het subsidiebedrag blijven ongewijzigd tijdens de beoordelingsprocedure. De ambtshalve indexering wordt toegepast na afronding van de besluitvorming over toe- en afwijzing over de aanvragen.

Indien cofinanciering is vereist dan wel toegestaan, heeft de ambtshalve indexering geen gevolgen voor de cofinancieringseis, noch voor de IE-rechten die uit de cofinanciering kunnen voortvloeien.

De tarieven voor alle budgetmodules zijn verwerkt in het begrotingsformat bij het aanvraagformulier Hieronder volgt een toelichting op de beschikbare budgetmodules.

7.1.1 Postdoc

De omvang van de aanstelling van een postdoc kan naar eigen inzicht worden ingericht, maar past binnen de gestelde minimale en/of maximale looptijd.

7.1.2 Niet-wetenschappelijke personeel (NWP) aan een universitaire instelling of universitair medisch centrum

Financiering voor de aanstelling van niet-wetenschappelijk personeel dat noodzakelijk is voor de uitvoering van het project kan alleen worden aangevraagd als er ook financiering voor een postdoc wordt aangevraagd. Voor NWP kan voor fase 1 maximaal € 50.000,– aangevraagd worden. Het kan gaan om student-assistenten, programmeurs, technisch assistenten of analisten. Afhankelijk van het functieniveau kan worden gekozen uit de salaristabellen NWP MBO, NWP HBO en NWP Academisch.

De omvang van de aanstelling van NWP kan naar eigen inzicht worden ingericht, maar past binnen de gestelde minimale en/of maximale looptijd.

7.1.3 Personeel onderwijsinstellingen en overige organisaties

Voor personeel van onderwijsinstellingen (m.u.v. een postdoc of NWP aan een universitaire instelling of universitair medisch centrum) worden salariskosten vergoed conform tabel 2.2, kolom ‘Uurtarief productieve uren, excl. btw’ van de Handleiding Overheidstarieven. (Externe link: Salaristabellen | NWO). Zie ook paragraaf 3.1 voor een beschrijving van de onderwijsinstellingen die voor financiering in aanmerking komen.

Bij berekening dient te worden uitgegaan van het aantal productieve uren genoemd in de geldende jaargang van de Handleiding Overheidstarieven.

Personeel overige organisaties

Voor personeel aan overige organisaties moet worden uit gegaan van de volgende maximale uurtarieven (uur/dag) conform tabel 2.2, kolom ‘Uurtarief productieve uren, excl. btw’ van de Handleiding Overheidstarieven (Externe link: www.nwo.nl/salaristabellen):

Projectondersteuning

€ 57

Junior

€ 87

Medior

€ 147

Senior/directie

€ 158

U neemt een onderbouwing van de tarieven op in de aanvraagbegroting en geeft aan hoe u de aangevraagde personele kosten verdeelt over de verschillende leden van het consortium (indien van toepassing). Benoem hierbij wat uw overwegingen zijn achter deze verdeling. In de begroting neemt u per type personeel de uurtarieven op. Deze tarieven zijn bindend als er geen sprake is van indexatie. Indien wij bij toewijzing de tarieven moeten indexeren dan zijn de geïndexeerde tarieven bindend. In de toewijzingsbrief verwijzen wij naar de tarieven die geldend zijn gedurende de looptijd van het project en bij een uiteindelijke subsidievaststelling.

7.2 Toelichting op budgetmodule Materieel

Het aan te vragen materieel budget is gespecificeerd naar de onderstaande drie posten:

Projectgebonden goederen/diensten

  • verbruiksgoederen (glaswerk, chemicaliën, cryogene vloeistoffen, etc.);

  • meet- en rekentijd (bijv. supercomputertoegang, etc.);

  • kosten voor aanschaf of gebruik van dataverzamelingen (bijv. van het CBS), waarvoor het totaalbedrag niet meer dan € 25.000 per aanvraag bedraagt;

  • toegang tot grote (inter)nationale faciliteiten (bijv., cleanroom, synchrotron, etc.);

  • werk door derden (bijv. laboratoriumanalyses, dataverzameling, citizen science, etc.);

Reis- en verblijfskosten ten behoeve van de aangevraagde personeelsposities

  • reis- en verblijfskosten;

  • congresbezoek (maximaal 2 per jaar per aangevraagde personeelspositie);

  • veldwerk;

  • werkbezoek.

Uitvoeringskosten

  • zelf te organiseren binnenlands symposium/conferentie/workshop;

  • kosten voor Open Access-publiceren (uitsluitend in full gold Open Access tijdschriften, geregistreerd in de ‘Directory of Open Access Journals’ Externe link: Directory of Open Access Journals – DOAJ);

  • kosten datamanagement;

  • kosten voor vergunningaanvragen (bijv. dierproeven);

  • auditkosten (alleen voor instellingen die niet onderworpen zijn aan het onderwijsaccountantsprotocol van OCW), maximaal € 5.000 per aanvraag; voor projecten van drie jaar of korter maximaal € 2.500 per aanvraag.

Niet aangevraagd kunnen worden:

  • basisvoorzieningen binnen de instelling (bijvoorbeeld laptop, kantoormeubilair etc.);

  • onderhouds- en verzekeringskosten. Indien het maximumbedrag niet toereikend is voor het uitvoeren van het onderzoek, kan, mits goed gemotiveerd in de aanvraag, daarvan afgeweken worden.

7.2.1 Citizen science

Het betrekken van burgers, ‘citizen science’ of ‘burgerwetenschap’ genoemd, kan bijdragen aan de kwaliteit van de wetenschap. Met behulp van burgers kunnen data en inzichten verkregen worden die anders niet beschikbaar zouden zijn voor onderzoek. NWO financiert ook citizen science. Via de budgetmodule ‘materieel, projectgebonden goederen/diensten-werk door derden’, kunnen aanvragers een vergoeding aanvragen voor het betrekken van burgers bij projecten. De budgetmodule biedt een mogelijkheid, niet een verplichting.

Aanvragers kunnen zelf besluiten of het zinvol is burgers te betrekken bij het project en waaraan zij dit budget precies besteden (bijvoorbeeld onkostenvergoeding voor burgers, vaardigheidstrainingen voor burgers of technische hulpmiddelen voor participerende burger).

7.3 Toelichting op budgetmodule Kennisbenutting

Het doel van deze budgetmodule is het bevorderen van de benutting van de uit het onderzoek voortkomende kennis4. De richtlijn is dat u 5% van het totaal aangevraagde budget aan kennisbenutting besteedt.

Aangezien kennisbenutting in de verschillende wetenschapsgebieden zeer veel verschillende vormen kent, is het aan de aanvrager om te specificeren welke kosten nodig zijn, bijvoorbeeld voor het maken van een lespakket, een haalbaarheidsstudie naar toepassingsmogelijkheden, of kosten voor het indienen van een octrooiaanvraag.

Het aangevraagde budget dient in de aanvraag adequaat gespecificeerd te worden.


X Noot
1

Onder een vergelijkbare functie wordt verstaan dat een onderzoeker aantoonbaar een vergelijkbaar aantal jaren ervaring heeft met het doen van wetenschappelijk onderzoek en het begeleiden van andere onderzoekers als een hoogleraar c.q. universitair (hoofd)docent.

X Noot
2

Dit betreft bekostigd beroepsonderwijs en bekostigd voortgezet algemeen volwassenen onderwijs. Contractonderwijs dat wordt aangeboden door de mbo instelling valt buiten de scope van deze Call for proposals.

X Noot
3

De data van 1 juli, 1 augustus respectievelijk 1 januari zijn de data waarop de desbetreffende tarieven in de regel worden aangepast, bij indexering wordt uitgegaan van de datum van daadwerkelijk jaarlijkse aanpassing.

X Noot
4

In deze budgetmodule wordt aangesloten bij de definitie voor “kennisoverdracht” die de Europese Commissie hanteert in de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (PbEU 2014, C 198).

Naar boven