Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 5 april 2024, nr. IENW/BSK-2024/91785, houdende regels voor het verstrekken van een rijksbijdrage voor schoon en emissieloos bouwen (Regeling stimulering schoon en emissieloos bouwen voor medeoverheden)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 17, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, artikel 3, eerste lid, onderdeel a en b, artikel 4, eerste en tweede lid, en 5, van de Kaderwet subsidies I en M en artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet Mobiliteitsfonds en artikel 2, derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvrager:

gemeente, provincie of waterschap;

bouwmachine:
  • a. bouwwerktuig:

    • 1°. mobiele machine;

    • 2°. vervoerbare industriële uitrusting; of

    • 3°. voertuig, niet bestemd voor personen- of goederenvervoer over de weg; en

    • 4°. welke genoemd is in bijlage 1, onderdeel A; of

  • b. hulpfunctie:

    • 1°. machine die is gemonteerd op het chassis van een weg- of spoorvoertuig of een drijvend werktuig; en

    • 2°. welke genoemd is in bijlage 1, onderdeel B; of

  • c. bouwvoertuig:

    • 1°. voertuig met de in het kentekenregister vastgelegde voertuigkwalificatie N2 of N3 en met de carrosseriecode 9, 10, 15, 16, 26, 27 en 28 of de aanduiding voor speciale doeleinden SF en indien het voertuigcategorie N2 betreft vanaf een gewicht van 4.250 kg; en

    • 2°. welke genoemd is in bijlage 1, onderdeel C; en

  • d. indien elektrisch aangedreven beschikkende over een continu elektrisch vermogen van 8 kilowatt of hoger; en

  • e. bestemd is of in hoofdzaak wordt gebruikt voor het verrichten van bouwwerkzaamheden in de open lucht;

bouwwerkzaamheden:

werkzaamheden die zich richten op de nieuwbouw, het onderhoud, de verbouw of het slopen en verwijderen van een onroerende zaak of een gedeelte daarvan, met inbegrip van werkzaamheden gericht op de inrichting van de openbare ruimte in de directe omgeving van een onroerende zaak, met uitzondering van groenonderhoud;

CPV-code:

Common Procurement Vocabulary, de code voor alle mogelijke soorten overheidsopdrachten voor diensten, leveringen en werken, die aanbestedende diensten gebruiken bij Europese aanbestedingen;

emissieloos:

zonder uitlaatemissie van NOx, roetdeeltjes en broeikasgassen, uitgezonderd CO2 die vrijkomt bij gebruik van niet fossiele waterstofdragers in een brandstofcel;

inzetdag:

dag waarbij een bouwmachine voor minimaal twee uur per etmaal wordt ingezet;

inzetplan emissieloos materieel:

een opgave van de voor de bouwwerkzaamheid in te zetten emissieloze bouwmachines en vaartuigen en het aantal inzetdagen;

Minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

ontvanger:

aanvrager aan wie een rijksbijdrage is toegekend;

rijksbijdrage:

een specifieke uitkering of een subsidie op grond van deze regeling.

vaartuig:

binnenvaartschip of drijvend werktuig als bedoeld in de richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG;

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderbesluit subsidies I en M

De artikelen, 6, eerste en vierde lid, 11, 12, aanhef en onder c, g en i, 14, eerste en vierde lid, 17, eerste lid, aanhef en onder a tot en met c en f, tweede lid, 18 en, voor zover het een rijksbijdrage aan een waterschap betreft artikel 15, tweede lid, aanhef en onder b, artikel 24, eerste, derde en vierde lid en artikel 25, van het Kaderbesluit subsidies I en M zijn van overeenkomstige toepassing op een rijksbijdrage die op grond van deze regeling wordt verstrekt.

Artikel 3. Doel

Het doel van deze regeling is het stimuleren van medeoverheden om emissieloos bouwmaterieel toe te passen bij aanbestedingen, daartoe het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen te ondertekenen en daarmee bij te dragen aan doelen op het gebied van stikstofreductie, klimaat en gezondheid.

Artikel 4. Kosten die in aanmerking komen voor een rijksbijdrage

  • 1. De Minister kan een rijksbijdrage verstrekken voor kosten van de inzet van emissieloze bouwmachines en emissieloze vaartuigen bij aanbestede bouwwerkzaamheden ten behoeve van aanleg, verbetering, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur als bedoeld in de Wet Mobiliteitsfonds, die door de aanvrager wordt beheerd.

  • 2. Kosten waarvoor reeds een specifieke uitkering of een andere subsidie door het Rijk, een provinciebestuur of een gemeentebestuur is verstrekt aan de aanvrager voor de inzet van emissieloos bouwmaterieel bij de bouwwerkzaamheid of waarvoor reeds gebruik is gemaakt van Europese subsidies voor de inzet van emissieloos bouwmaterieel bij de bouwwerkzaamheid komen niet voor een rijksbijdrage in aanmerking.

Artikel 5. Plafond en wijze van verdeling

  • 1. Het totale rijksbijdrageplafond voor de gehele looptijd van de regeling bedraagt in totaal € 169.200.000,- inclusief btw.

  • 2. Het jaarlijkse rijksbijdrageplafond bedraagt voor het jaar 2024 € 18.000.000 inclusief btw.

  • 3. De Minister stelt het jaarlijkse rijksbijdrageplafond vast voor de jaren na 2024 en doet hiervan mededeling in de Staatscourant voor aanvang van het jaar waarvoor het betreffende rijksbijdrageplafond wordt vastgesteld.

  • 4. In bijlage 2 bij deze regeling is voor elke aanvrager een jaarlijks individueel uitkeringsplafond bepaald bestaande uit het bedrag van de rijksbijdrage dat voor de aanvrager ten hoogste beschikbaar is voor de in bijlage 2 genoemde periode dat jaarlijks wordt geactualiseerd.

  • 5. Nieuwe ondertekenaars van het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen worden in bijlage 2 bij de regeling vanaf het volgende jaar opgenomen indien zij dit convenant voor 20 augustus van enig jaar ondertekend hebben.

  • 6. Aanvragers kunnen gedurende de in artikel 7, tweede lid, genoemde aanvraagperiode gebruik maken van het jaarlijkse individuele uitkeringsplafond, bedoeld in het vierde lid. Het bedrag van het jaarlijkse individuele uitkeringsplafond dat over blijft komt na deze aanvraagperiode te vervallen.

  • 7. In het jaar dat het totale rijksbijdrageplafond wordt bereikt, wordt het beschikbare bedrag evenredig verdeeld over de medeoverheden die het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen hebben ondertekend.

  • 8. In afwijking van het zevende lid hebben nieuwe toetreders tot het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen in het betreffende jaar voorrang boven medeoverheden die reeds een jaarlijks individueel uitkeringsplafond hebben ontvangen.

Artikel 6. Hoogte van de rijksbijdrage

  • 1. De hoogte van de rijksbijdrage exclusief btw wordt bepaald volgens de tabel in bijlage 3.

  • 2. De som van de uitgekeerde rijksbijdragen per aanvrager gedurende de looptijd van de regeling bedraagt ten hoogste € 5.000.000 inclusief de gemaakte kosten aan btw.

Artikel 7. Aanvraag tot verlening

  • 1. Een rijksbijdrage wordt op aanvraag verstrekt.

  • 2. Een aanvraag voor een rijksbijdrage kan bij de Minister worden ingediend:

    • a. voor het jaar 2024 vanaf 16 april tot en met 20 augustus;

    • b. voor het jaar 2025 vanaf 14 januari tot en met 20 augustus;

    • c. voor het jaar 2026 vanaf 13 januari tot en met 20 augustus;

    • d. voor het jaar 2027 vanaf 12 januari tot en met 20 augustus;

    • e. voor het jaar 2028 vanaf 11 januari tot en met 20 augustus;

    • f. voor het jaar 2029 vanaf 16 januari tot en met 31 maart.

  • 3. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door de Minister ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

  • 4. Per aanvraag kan voor één bouwwerkzaamheid een rijksbijdrage worden aangevraagd.

  • 5. De aanvraag bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a. een korte omschrijving van de bouwwerkzaamheid waarvoor de aanvraag wordt ingediend;

    • b. de CPV-code waarop de bouwwerkzaamheid hoofdzakelijk betrekking heeft;

    • c. de financiële omvang van de bouwwerkzaamheid;

    • d. indien van toepassing het bedrag aan compensabele btw;

    • e. de geplande start- en einddatum van de bouwwerkzaamheid;

    • f. een inzetplan emissieloos materieel met daarop vermeld uitsluitend bouwmachines die zijn vermeld in bijlage 1 of vaartuigen, die emissieloos zijn en die beide een continu elektrisch vermogen hebben van 8 kilowatt of hoger;

    • g. het bankrekeningnummer waarop het rijksbijdragebedrag dient te worden gestort.

Artikel 8. Voorwaarden

Uitsluitend aanvragen die voldoen aan de volgende voorwaarden worden in behandeling genomen:

  • a. de aanvrager heeft het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen getekend;

  • b. de werkzaamheid betreft een bouwwerkzaamheid ten behoeve van aanleg, verbetering, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur die door de aanvrager wordt beheerd;

  • c. de eerste inzet bij de bouwwerkzaamheid van de in het inzetplan emissieloos materieel genoemde bouwmachines of vaartuigen heeft nog niet plaatsgevonden.

Artikel 9. Verlening

Een besluit tot verlening vermeldt in ieder geval:

  • a. de bouwwerkzaamheid waarvoor de rijksbijdrage wordt verleend;

  • b. het bedrag van de rijksbijdrage;

  • c. indien van toepassing het bedrag dat betrekking heeft op de compensabele btw-component en, indien van toepassing, dat toegevoegd is aan het BTW-compensatiefonds;

  • d. de wijze waarop het bedrag van de rijksbijdrage is bepaald;

  • e. de periode waarvoor de rijksbijdrage wordt verleend; en

  • f. indien het een rijksbijdrage van minder dan € 25.000,- betreft aan een waterschap: de datum waarop de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld.

Artikel 10. Voorwaardelijke verlening

Een rijksbijdrage ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 11. Verplichtingen ontvanger

  • 1. De bouwwerkzaamheid start uiterlijk binnen 12 maanden na verlening en is uiterlijk binnen vier jaar na verlening van de rijksbijdrage afgerond.

  • 2. Per aanvraag kan eenmalig één jaar uitstel aangevraagd worden van de start of afronding van de bouwwerkzaamheid bij de Minister.

  • 3. Zodra bekend is bij de aanvrager dat de inzet van het emissieloos bouwmaterieel zodanig anders is in de praktijk dat daardoor de berekende kosten, zoals berekend op basis van het inzetplan emissieloos materieel conform bijlage 3, minimaal 10% lager uitvallen dan waarvoor een vergoeding is verstrekt bij de verlening, dient de ontvanger hiervan melding te doen bij de Minister.

  • 4. Uiterlijk drie maanden na afronding van de bouwwerkzaamheid worden de ervaringen, resultaten en knelpunten gedeeld met de Minister volgens een door de Minister vastgesteld formulier.

  • 5. De aanvrager verleent binnen een door de Minister te stellen termijn medewerking aan een door de Minister ingesteld evaluatieonderzoek.

Artikel 12. Bevoorschotting

De Minister verstrekt bij het besluit tot verlening, bedoeld in artikel 9, een voorschot van 100%, dat binnen vier weken na de beschikking tot verlening wordt betaald.

Artikel 13. Verantwoording gemeenten en provincies

Gemeenten en provincies leggen verantwoording af over de besteding van de rijksbijdrage op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 14. Vaststelling van de rijksbijdrage

  • 1. De Minister stelt de rijksbijdrage voor provincies en gemeenten vast uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de eindverantwoording, bedoeld in artikel 13 heeft plaatsgevonden.

  • 2. De Minister stelt een rijksbijdrage voor een waterschap van minder dan € 25.000,- ambtshalve vast.

  • 3. Waterschappen dienen voor een rijksbijdrage van € 25.000,- of meer de aanvraag tot subsidievaststelling bij de Minister in.

  • 4. Een besluit tot vaststelling vermeldt in ieder geval:

    • a. het bedrag van de vastgestelde rijksbijdrage;

    • b. het betaalde voorschot;

    • c. wanneer van toepassing, het terug te vorderen bedrag.

Artikel 15. Evaluatieverslag

De Minister publiceert uiterlijk op 1 oktober 2029 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de rijksbijdrage in de praktijk.

Artikel 16. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 april 2029, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op een rijksbijdrage die voor die datum is aangevraagd.

Artikel 17. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling stimulering schoon en emissieloos bouwen voor medeoverheden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

BIJLAGE 1. LIJST VAN BOUWMACHINES BEHORENDE BIJ ARTIKEL 1 VAN DE REGELING

A. Bouwwerktuigen

Mobiele machines

A1.1 asfalt- / betonzagen (rijdend)

A1.2 asfaltspreidmachine / asfaltwerkmachine

A1.3 asfaltvoorlader

A1.4 ballastafwerkmachine

A1.5 bestratingsmachine (zelfrijdend)

A1.6 betonmachine / paver

A1.7 betonpomp (stand-alone)

A1.8 bodemstabiliseerder

A1.9 bulldozer

A1.10 emulsiespuitwagen

A1.11 freesmachine voor asfalt of beton

A1.12 sondeermachine / sondeertruck / sondeerrups

A1.15 gietasfaltketel

A1.16 graaflaadcombinatie

A1.17 grader / wegschaaf

A1.18 funderingsmachine (gemotoriseerd materieel): heimachine / (damwand) drukmachine / trilstelling / vibrostelling

A1.19 hoogwerker (zelfrijdend of getrokken) vanaf 56 kW

A1.20 kabeltreklier

A1.21 mobiele boorinstallatie/grondboormachine/ mobiele (anker) boorinstallatie /grondboormachine / gestuurde boring machine / boorrups

A1.22 mobiele compressor

A1.23 mobiele graafmachine (niet zijnde 'overslagmachine')

A1.24 mobiele kraan (telescoopkraan, torenkraan, rupshijskraan, ruwterreinkraan, draadkraan, minihijskraan, dragline-kraan)

A1.25 mobiele lopende band (transportband)

A1.26 mobiele puinbreekinstallatie

A1.27 mobiele zeefinstallatie/grondzeef

A1.28 mobiele overslagmachine, rupsoverslagmachine, overslagkraan (niet zijnde statisch en bekabeld elektrisch)

A1.29 rupsdumper

A1.30 rupsgraafmachine

A1.31 ruw terrein heftruck

A1.32 schranklader

A1.33 shovel, laadschop, wiellader op banden of rups

A1.34 shuttle buggy

A1.35 sleepgraver/dragline

A1.36 sloopkraan

A1.37 teer-/asfaltsproeier

A1.38 tractor met motorvermogen vanaf 19 kW

A1.39 veegmachine met motorvermogen vanaf 56 kW

A1.40 verreiker (star of roterend)

A1.41 vlindermachine (uitsluitend ride-on)

A1.42 wals (klein, knik-, rol-, banden-, grond-)

A1.43 waterwagen bij asfalt en frees

A1.44 (weg)markeringsmachine

A1.45 wieldumper

A1.46 boomverplantingsmachine

Vervoerbare industriële uitrustingen

A2.1 aggregaat met verbrandingsmotor voor off-grid stroomvoorziening vanaf 560 kW

A2.2 aggregaat op wind- of zonne-energie voor off-grid stroomvoorziening (niet hybride met verbrandingsmotor)

A2.3 aggregaat voor off-grid stroomvoorziening aangedreven door waterstof of

waterstofdragers

A2.4 hydraulisch aggregaat

A2.5 lasaggregaat

A2.6 lichtmastaggregaat/lichtmast (zelf aangedreven)

A2.7 mobiel batterijpakket voor off-grid stroomvoorziening vanaf 50 kWh, niet zijnde een verwisselbaar batterijpakket behorend bij een bouwwerktuig

A2.8 trilplaat / trilblok / stamper

A2.9 mobiele (vuil)-waterpomp

A2.10 pompen voor baggeren (DOP-pomp, jetpomp, booster-baggerstation)

A2.12 vliegwiel als vermogensvoorziening

B. Hulpfuncties

B1. elektrische aandrijfmotor met een brandstofcel of een niet-loodhoudend accupakket voor aandrijving van de opbouw van een voertuig, oplegger of spoorvoertuig (inclusief vrachtautorailvoertuig), zijnde een:

B1.1 autolaadkraan

B1.2 betonmixer

B1.3 betonpomp

B1.4 binnenlader

B1.5 boor

B1.6 front-end cylinder

B1.7 haakarm

B1.8 kabelsysteem

B1.9 kettingsysteem

B1.10 onderwaartse cylinder

B1.11 portaalarmsysteem

B3. elektrische aandrijfmotor met een brandstofcel of een niet loodhoudend accupakket voor aandrijving van hulpfunctie op een vaartuig, niet de voortstuwing, zijnde een:

B3.1 grondpers

B3.2 hei-installatie op een heischip

B3.3 kraan

C. Bouwvoertuigen (N2/N3)

C1. betonmixer (carrosseriecode 15)

C2. betonpompvoertuig (carrosseriecode 16)

C3. boorwagen (carrosseriecode 28)

C4. hoogwerker (carrosseriecode 27)

C5. kieptruck (carrosseriecode 10)

C6. kraanwagen (carrosseriecode 26 of aanduiding SF)

C7. voertuig met haakarm (carrosseriecode 9)

BIJLAGE 2: PLAFONDBEDRAGEN PER AANVRAGER BEHORENDE BIJ ARTIKEL 5 VAN DE REGELING

Op de volgende plafondbedragen kan de aanvrager in 2024 aanspraak maken. Aanvragers hebben gedurende de aanvraagperiode vermeld in artikel 7, tweede lid, de tijd om gebruik te maken van dit plafondbedrag. De medeoverheden in onderstaande tabel hebben alle het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen per 30 oktober 2023 ondertekend.

Aanvrager

Plafondbedrag incl. btw

Gemeenten

 

Amsterdam

€ 400.000

Arnhem

€ 400.000

Breda

€ 400.000

Den Haag

€ 400.000

Eindhoven

€ 400.000

Harderwijk

€ 400.000

‘s-Hertogenbosch

€ 400.000

Leiden

€ 400.000

Nijmegen

€ 400.000

Rotterdam

€ 400.000

Tilburg

€ 400.000

Utrecht

€ 400.000

Provincies

 

Drenthe

€ 400.000

Flevoland

€ 400.000

Friesland

€ 400.000

Gelderland

€ 400.000

Groningen

€ 400.000

Limburg

€ 400.000

Noord-Brabant

€ 400.000

Noord-Holland

€ 400.000

Overijssel

€ 400.000

Utrecht

€ 400.000

Zeeland

€ 400.000

Zuid-Holland

€ 400.000

Waterschappen

 

Aa en Maas

€ 400.000

Amstel, Gooi en Vecht

€ 400.000

Brabantse Delta

€ 400.000

De Dommel

€ 400.000

Drents Overijsselse Delta

€ 400.000

Hollandse Delta

€ 400.000

Hoogheemraadschap De Stichtste Rijnlanden

€ 400.000

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

€ 400.000

Hoogheemraadschap van Delfland

€ 400.000

Hoogheemraadschap van Rijnland

€ 400.000

Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

€ 400.000

Hunze en Aa’s

€ 400.000

Noorderzijlvest

€ 400.000

Rijn en IJssel

€ 400.000

Rivierenland

€ 400.000

Scheldestromen

€ 400.000

Vallei en Veluwe

€ 400.000

Vechtstromen

€ 400.000

Limburg

€ 400.000

Fryslân

€ 400.000

Zuiderzeeland

€ 400.000

BIJLAGE 3: VERGOEDINGSTABEL VOOR HET BEPALEN VAN DE HOOGTE VAN DE UITKERING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 6 VAN DE REGELING

Vermogensklasse

Mini

(8 ≥ kW < 19)

Klein

(19 ≥ kW < 56)

Middelgroot

(56 ≥ kW < 130)

Groot

(≥ 130 kW)

Bedrag per inzetdag exclusief btw van machine-inzet

€ 25

€ 45

€ 200

€ 375

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding, noodzaak en doel

Met deze Regeling stimulering schoon en emissieloos bouwen voor medeoverheden wordt beoogd om medeoverheden te stimuleren emissieloos bouwmaterieel toe te passen bij aanbestedingen, daartoe het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen te ondertekenen en daarmee bij te dragen aan de doelen op het gebied van stikstofreductie, klimaat en gezondheid.

De bouwsector is een bron van NOx-, CO2- en fijnstof-emissies. Dit geeft schade aan milieu, klimaat en gezondheid. De NOx-emissies kunnen, vanwege de huidige stikstofproblematiek in Nederland, ertoe leiden dat bouwplannen en vergunningaanvragen niet of met veel vertraging gerealiseerd kunnen worden. Het overgrote deel van de stikstofuitstoot van de bouwsector is afkomstig van de werk-, vaar- en voertuigen (ofwel bouwmaterieel) die bij bouw-, sloop-, onderhouds- en aanlegactiviteiten ingezet worden.

Om deze uitstoot aan te pakken is een routekaart met geleidelijk strikter wordende emissie-eisen voor bouwmaterieel opgesteld, de zogenaamde routekaart Schoon en Emissieloos Bouwen (hierna: routekaart SEB). Partijen verbinden zich aan het structureel opnemen van deze eisen uit de routekaart SEB in hun aanbestedingen via ondertekening van het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen.1 In dit convenant (artikel 5) zegt de rijksoverheid toe om deelnemende gemeenten, provincies, en waterschappen te ondersteunen.

Het toepassen van de emissie-eisen uit de routekaart SEB in aanbestedingen van bouwwerkzaamheden kan leiden tot hogere projectkosten voor medeoverheden.2 Uit onderzoek blijkt dat zonder financiële ondersteuning medeoverheden minder vaak hogere emissie-eisen bij aanbestedingen zullen stellen, waardoor de hoognodige overstap naar schoon en emissieloos bouwmaterieel minder snel tot stand komt.3

De Regeling stimulering schoon en emissieloos bouwen voor medeoverheden behelst een financiële bijdrage voor medeoverheden (gemeenten, provincies en waterschappen) die deelnemen aan het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen. De bijdrage is alleen aan te vragen door medeoverheden die dit convenant ondertekend hebben. De bijdrage kan worden aangevraagd voor inzet van emissieloos materieel in aanbestede bouwwerkzaamheden ten behoeve van aanleg, verbetering, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur als bedoeld in de Wet Mobiliteitsfonds die door hen wordt beheerd. De regeling loopt uiterlijk tot 1 april 2029.4

Naast deze stimuleringsregeling voor medeoverheden is sinds mei 2022 ook een Subsidieregeling schoon en emissieloos bouwmaterieel beschikbaar voor ondernemingen in de bouwsector voor de aanschaf van emissieloze bouwmachines, de ombouw van bouwmachines en zeegaande bouwvaartuigen en het ondersteunen van projecten gericht op de technologie-, innovatie- en kennisontwikkeling in de pre-commerciële fase of aanschaf in het kader van een experimentele ontwikkeling. Daarnaast worden er middelen beschikbaar gesteld voor de aanbestedende Rijksdiensten zodat deze in staat worden gesteld emissie-eisen in lijn met het ambitieniveau uit het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen op te nemen bij aanbestedingen. Ook worden er middelen beschikbaar gesteld via het Kennis-, Opschaling- en Praktijkervaringsprogramma SEB.

Hoofdlijnen van de regeling

Voorwaarden

De rijksbijdrage is aan te vragen door gemeenten, provincies en waterschappen die deelnemen aan het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen voor door medeoverheden aanbestede bouwwerkzaamheden ten behoeve van aanleg, verbetering, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur als bedoeld in de Wet Mobiliteitsfonds waar emissieloos materieel wordt ingezet. Dit betreft emissieloze bouwmachines en emissieloze vaartuigen.

Bij het ontwerp van deze regeling is er rekening mee gehouden dat medeoverheden in veel gevallen zekerheid willen dat zij daadwerkelijk een vergoeding krijgen als zij met hogere eisen aanbesteden. Dit was een cruciaal punt dat naar voren kwam uit de gevoerde consultaties met de medeoverheden. De hoogte van de uitkering kan echter pas worden bepaald als duidelijk is welk emissieloos materieel ingezet gaat worden. Dat is in vrijwel alle gevallen pas nadat de aanbesteding al bekend is. Tussen de voorbereiding van de aanbesteding en het daadwerkelijk weten welk materieel gebruikt gaat worden kan een lange tijd zitten.

Daarom wordt een systematiek gehanteerd met jaarlijkse individuele uitkeringsplafonds (m.a.w. budgetreserveringen) per medeoverheid die deelneemt aan het convenant. Dit biedt de medeoverheden zekerheid bij hun aanbesteding dat er daadwerkelijk budget voor hen beschikbaar is. Zodra de medeoverheid vervolgens weet welk emissieloos materieel bij een specifieke bouwwerkzaamheid wordt ingezet en hoe lang, kan de aanvraag worden ingediend. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5 van de regeling wordt uitgebreider ingegaan op de verdelingssystematiek.

Ieder jaar wordt het jaarlijkse individuele uitkeringsplafond vastgesteld. Gezien de relatief korte periode in 2024 voor het indienen van aanvragen voor deze regeling is het jaarlijks individueel uitkeringsplafond voor 2024 op € 400.000,- vastgesteld. Indien het totale rijksbijdrage plafond voor deze regeling in verhouding tot het aantal deelnemende medeoverheden aan het convenant Schoon en Emissieloos Bouwen op 20 augustus 2024 het toelaat, zal per deelnemende medeoverheid het jaarlijks individueel uitkeringsplafond voor 2025 op € 1.000.000,- worden vastgesteld. Gedurende de meerjarige looptijd van de regeling wordt per medeoverheid maximaal € 5.000.000,- uitgekeerd. In bijlage 3 is een vergoedingstabel opgenomen met bedragen per inzetdag afhankelijk van het vermogen van het ingezette bouwmaterieel. De genoemde maximale bedragen zijn onderdeel van evaluatie en kunnen met het oog op de effectiviteit van de regeling op basis van praktijkinzichten worden herzien, bijvoorbeeld als er sprake is van onderuitputting, ontwikkelingen in de markt of hoge inflatie.

Deze systematiek geldt ook voor toekomstige toetreders aan het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen. De systematiek wordt gevolgd zolang het totale budget voor de regeling strekt. De individuele jaarlijkse uitkeringsplafonds in bijlage 2 worden jaarlijks aangepast en deze wijziging van de regeling wordt dan ook in de Staatscourant gepubliceerd.

Verhouding tot bestaande regelgeving

Op grond van deze ministeriële regeling kunnen specifieke uitkeringen aan provincies en gemeentes en subsidies aan waterschappen worden verstrekt voor de meerkosten bij de aanbesteding van bouwwerkzaamheden met emissieloos bouwmaterieel en emissieloze vaartuigen. Op grond van artikel 2 van de Kaderwet subsidies I en M is titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing op deze regeling, omdat sprake is van financiële middelen die worden verstrekt aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld, zoals de ontvangers van deze regeling. In titel 4.2 van de Awb zijn bepalingen opgenomen die relevant zijn of kunnen zijn op het gebied van bijvoorbeeld de vaststelling (artikel 4:46 Awb) en terugvordering (4:57 Awb). Verder zijn een aantal artikelen van het Kaderbesluit subsidies I en M van overeenkomstige toepassing verklaard in artikel 2 van deze regeling.

Specifieke uitkering voor gemeentes en provincies

Op specifieke uitkeringen is de Financiële-verhoudingswet van toepassing. In artikel 17, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet staat dat specifieke uitkeringen worden geregeld bij of krachtens de wet. Deze wettelijke grondslag wordt geboden in de Kaderwet subsidies I en M. In artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet is de wijze van verantwoording van de specifieke uitkering geregeld.

Subsidies aan waterschappen

Op grond van deze regeling kunnen tevens subsidies worden verstrekt aan waterschappen. Hierbij is de Kaderwet subsidies I en M van toepassing en de bepalingen uit het Kaderbesluit subsidies I en M die in artikel 2 van overeenkomstige toepassing zijn verklaard. De verantwoording voor wat betreft de subsidie verloopt, anders dan voor de gemeentes en provincies, niet op basis van de sisa-systematiek (zie paragraaf Administratieve lasten hieronder). De vaststelling van de subsidie voor de waterschappen volgt de systematiek van het Kaderbesluit I en M en hangt af van het bedrag van de subsidieverstrekking.

Wet Mobiliteitsfonds

De middelen voor deze regeling zijn afkomstig uit het Mobiliteitsfonds. Op grond van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet Mobiliteitsfonds kunnen uit dit fonds subsidies worden verstrekt aan provincies, gemeenten en waterschappen ten behoeve van de aanleg, verbetering, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur die door hen wordt beheerd. Met infrastructuur worden de onroerende zaken ten behoeve van verkeer of vervoer van personen of goederen met daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de verkeersveiligheid, verkeersmanagement en bescherming van het milieu bedoeld (artikel 1).5

Administratieve lasten

De verantwoording over de besteding van de specifieke uitkering op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet verloopt via de jaarrekening van de gemeente en de provincie en de systematiek van ‘single information, single audit’ (sisa-systematiek). Dit leidt tot de laagste uitvoeringslasten voor zowel de ontvangers als voor de rijksoverheid. Voor waterschappen wordt de gebruikelijke verantwoordingswijze voor subsidies zoals geregeld in het Kaderbesluit subsidies I en M gehanteerd.

Financiële gevolgen voor de rijksoverheid

Het beschikbare budget voor deze regeling bedraagt in totaal € 180 miljoen inclusief btw. Daarvan is 6% gereserveerd voor uitvoeringskosten van de regeling door Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het beschikbare bedrag voor rijksbijdragen komt daarmee op € 169,2 miljoen. Op basis van de aanvragen van provincies en gemeenten wordt bepaald welk deel van de btw compensabel is op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds en aan dat fonds toegevoegd.

Consultatie

De inzet van rijksbijdragen is in meerdere stakeholdersessies besproken met vertegenwoordigers van individuele gemeenten, provincies en waterschappen, en met de koepels van de medeoverheden (VNG, UvW en IPO). Daarnaast is de aanpak van deze regeling voorgelegd in de Werkgroep Kennisagenda SEB en het Sectoroverleg SEB, waardoor ook marktpartijen input hebben geleverd voor de ontwikkeling van de regeling. Voor de onderbouwing van de regeling is tevens gebruik gemaakt van input van onderzoeksbureaus Decisio6 en het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB)7.

Uitvoering

De regeling wordt uitgevoerd in mandaat door de RVO. De regeling is in nauwe samenspraak met RVO opgesteld om te zorgen dat de regeling goed uitvoerbaar is. RVO heeft een uitvoeringstoets uitgevoerd en acht de regeling uitvoerbaar.

Voorhangprocedure

Een ontwerp van deze regeling is in het kader van de verplichte voorhangprocedure op grond van artikel 7, vierde lid, van de Wet Mobiliteitsfonds voorgelegd aan de Tweede Kamer op 15 februari 2024. Dit heeft niet geleid tot vragen of opmerkingen.

Toetsing regeldruk

Omdat de regeling is gericht op een financiële relatie tussen de overheden is deze regeling niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk in overeenstemming met de richtlijn van dit college; de regeling heeft geen rechtstreekse werking naar burgers en bedrijven en daarmee ook geen gevolgen voor de regeldruk. De administratieve lasten voor overheden zijn hierboven geadresseerd.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en van de minimuminvoeringstermijn, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Deze afwijking is gerechtvaardigd omdat de medeoverheden gebaat zijn bij een spoedige inwerkingtreding.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

Artikel 1 bevat de begripsbepalingen die van belang zijn voor deze regeling. Enkele begripsbepalingen worden hieronder nader toegelicht.

Bouwmachine

Voor de definitie van bouwmachine is aangesloten bij de definitie uit de Subsidieregeling schoon en emissieloos bouwmaterieel. Het betreft de volgende categorieën:

  • Bouwwerktuigen, zoals mobiele bouwmachines en vervoerbare industriële uitrusting (zoals generatoren) of voertuig, niet bestemd voor personen- of goederenvervoer over de weg;

  • Een hulpfunctie die duurzaam is gemonteerd op bijvoorbeeld een chassis van een wegvoertuig of spoorrijtuig of drijvend werktuig. Een voorbeeld is een autolaadkraan die is gemonteerd op een truck;

  • Bouwvoertuigen die in het kentekenregister geregistreerd zijn met de classificatie N2 of N3 (met specifieke carrosseriecodes zoals vermeld in artikel 1.).

Voor deze categorieën is in bijlage 1 een positieve lijst opgenomen van bouwwerktuigen, -voertuigen, hulpfuncties waarvan de meerkosten in aanmerking komen voor een rijksbijdrage. In de definitie is ook bepaald dat deze machines in hoofdzaak worden ingezet voor de bouw. Dat betekent in de praktijk voor minimaal 70% van de tijd dat ze ingezet worden. De machines worden dus niet in deze tijd ingezet voor andere activiteiten zoals voor de landbouw. Om kleine machines uit te sluiten, omdat daarbij de milieuwinst minder groot is en elektrische oplossingen bij deze categorie soms al standaard zijn (zoals draagbaar gereedschap), wordt tevens een ondergrens vastgesteld van een continu elektrisch vermogen van 8 kilowatt of meer.

Vaartuig

Met name door waterschappen worden ook vaartuigen gebruikt voor bouwwerkzaamheden. Daarom is ook een definitie van vaartuig opgenomen in de regeling waarbij wordt aangesloten bij de Europese definitie van een vaartuig.

Bouwwerkzaamheden

Voor de definitie van bouwwerkzaamheden is aangesloten bij het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen. Bouwwerkzaamheden relevant voor deze regeling zijn bijvoorbeeld werkzaamheden zoals de aanleg van openbare verlichting, verharden (wegenbouw), baggeren, oever- en kadeversteviging.

Emissieloos

Met een emissieloze bouwmachine wordt bedoeld dat de bouwmachine geen schadelijke stoffen uitstoot, waaronder: broeikasgassen zoals CO2 en methaan, verontreinigende gassen en deeltjes zoals stikstofoxiden, koolwaterstoffen en roet. Bij het gebruik van waterstof in brandstofcellen ontstaat waterdamp en hoewel dit een broeikasgas is wordt deze uitstoot voor de regeling wel toegestaan omdat het klimaateffect klein is en het verontreinigend effect nihil. Bij het gebruik van hernieuwbare energiedragers zoals mierenzuur of methanol in brandstofcellen ontstaat evenveel CO2 als er CO2 is gebruikt bij het recent vervaardigen van de hernieuwbare energiedrager. Het uitstoten van deze ‘kortcyclische’ CO2 is daarom wel toegestaan voor de regeling, het uitstoten van ‘langcyclische’ CO2 als gevolg van gebruik van fossiele energiedragers is niet toegestaan.

Inzetplan emissieloos materieel

Het inzetplan emissieloos materieel is een opgave van de voor de bouwwerkzaamheid in te zetten emissieloze bouwmachines en vaartuigen en het aantal inzetdagen. Dit gebeurt via een gestandaardiseerd en gedigitaliseerd formulier dat onderdeel is van het aanvraagformulier.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderbesluit subsidies I en M

Op grond van artikel 2, derde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M worden artikelen van dat besluit van overeenkomstige toepassing verklaard op de onderhavige regeling voor het verlenen van rijksbijdragen aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld. Op deze manier kan het reguliere stramien voor de verlening van subsidies voor alle ontvangers worden aangehouden.

In dit artikel is geregeld welke artikelen van het Kaderbesluit van overeenkomstige toepassing zijn. Het betreft de artikelen met betrekking tot, de subsidiabele kosten (artikel 6, eerste en vierde lid), subsidieplafond (artikel 8 derde lid), regels over de aanvraag (artikel 10, vierde lid), afwijzingsgronden (artikelen 11 en 12), subsidieverstrekking (artikel 14, eerste en vierde lid), voorwaarden (artikel 15, vijfde lid), verplichtingen (artikel 17 en 18), verantwoording (artikel 24) en vaststelling (artikel 25) Enkele bepalingen zijn uitsluitend van toepassing voor waterschappen, omdat voor hen de verantwoording via de sisa-systematiek niet mogelijk is (artikelen 24 en 25).

Artikel 3. Doel

Het doel van deze regeling is om provincies, gemeenten en waterschappen te stimuleren emissieloos bouwmaterieel toe te passen bij aanbestedingen, het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen te ondertekenen en daarmee bij te dragen aan de doelen op het gebied van stikstofreductie, klimaat en gezondheid uit het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering, het Klimaatakkoord, het Schone Lucht Akkoord en de Strategie Klimaatneutrale en Circulaire Infraprojecten:

  • de ambitie om in 2030 60% NOx-emissiereductie ten opzichte van 2018 in de bouw te behalen als onderdeel van het structurele pakket aan stikstofreducerende maatregelen;

  • de doelstelling om in 2030 ten opzichte van 2016 75% minder gezondheidsschade door mobiele werktuigen in de bouw – onder meer veroorzaakt door de uitstoot van stikstofdioxide en fijnstof – te realiseren, en het zo snel mogelijk uitfaseren van mobiele werktuigen zonder roetfilter en met een hoge stikstofdioxideuitstoot;

  • de doelstelling om in 2030 ten opzichte van 2019 een reductie van 0,4 Mton CO2 van de uitstoot door mobiele werktuigen en bouwlogistiek te behalen;

  • de ambitie om in 2030 klimaatneutraal en circulair te werken in de rijksinfraprojecten, waarbij dit convenant zich richt op bouwmaterieel.

Met de rijksbijdrage stimuleert het Rijk deze maatregelen.

Artikel 4. Kosten die in aanmerking komen voor rijksbijdrage

Met dit artikel wordt beoogd dat de uitvoering van de activiteiten waarvoor de rijksbijdrage kan worden verstrekt bijdraagt aan het in artikel 3 bepaalde doel van de regeling. Aangezien de middelen afkomstig zijn uit het Mobiliteitsfonds komen uitsluitend bouwwerkzaamheden die worden verricht ten behoeve van de aanleg, verbetering, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur die door de medeoverheid wordt beheerd in aanmerking. Het moet dan gaan om infrastructuur als bedoeld in de Wet Mobiliteitsfonds: onroerende zaken ten behoeve van verkeer of vervoer van personen of goederen met daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de verkeersveiligheid, verkeersmanagement en bescherming van het milieu.

Overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M komen uitsluitend in aanmerking de gemaakte kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van activiteiten en die op grond van deze regeling in aanmerking komen. Indirecte kosten, zoals kosten van voorbereiding of overhead, komen niet in aanmerking.

Overeenkomstig artikel 6, vierde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M komt verschuldigde omzetbelasting (hierna: btw) uitsluitend voor rijksbijdrage in aanmerking ingeval de ontvanger de btw niet kan verrekenen, indien de btw niet compensabel is op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Zoals gebruikelijk wordt bij de aanvraag rekening gehouden met door een aanvrager verkregen andere uitkeringen of subsidie voor dezelfde activiteit. Bij deze regeling is daarvan sprake als de aanvrager al een uitkering of subsidie voor de inzet van emissieloos bouwmaterieel bij de bouwwerkzaamheid heeft ontvangen. Zo komen projecten uit het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) of het Deltafonds om die reden niet in aanmerking voor een rijksbijdrage omdat binnen het HWBP waterschappen al extra middelen verkrijgen voor de inzet van emissieloos materieel.

Artikel 5. Plafond en wijze van verdeling

In het algemeen deel van de toelichting is de verdelingssystematiek al kort toegelicht. Iedere aanvrager krijgt ten hoogste het bedrag uitgekeerd volgens de verdeelsleutel zoals opgenomen in bijlage 2. In deze lijst worden in eerste instantie de medeoverheden opgenomen die per 30 oktober 2023 het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen hebben ondertekend. Daarmee is het plafond voor 2024 € 18.000.000, namelijk € 400.000 x 45 medeoverheden die het convenant per 30 oktober 2023 hebben ondertekend. Dit bedrag is gedurende de aanvraagperiode beschikbaar om aanvragen te doen. Dit bedrag wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld. Jaarlijks na 20 augustus zal de balans opgemaakt worden en zal de bijlage bij de regeling geactualiseerd worden voor de openstelling het volgende jaar. In het jaar dat het totale rijksbijdrageplafond (genoemd in het eerste lid) wordt bereikt, wordt het beschikbare bedrag evenredig verdeeld over de medeoverheden (artikel 5, zevende lid). Daarbij wordt rekening gehouden met het maximum van artikel 6, tweede lid. Bijvoorbeeld: indien er nog € 25 miljoen budget beschikbaar is en er zijn 50 medeoverheden die het convenant hebben ondertekend, dan wordt het jaarlijkse individuele uitkeringsplafond in bijlage 2 € 500.000 per ontvanger. Hierop geldt, overeenkomstig met artikel 5, achtste lid, een uitzondering als er nieuwe ondertekenaars van het convenant zijn die nog niet eerder opgenomen waren in bijlage 2. Zij ontvangen bijvoorbeeld als eerste € 1.000.000 (bij voldoende budget) en het overgebleven bedrag wordt vervolgens evenredig verdeeld over de andere medeoverheden.

Artikel 6. Hoogte van de rijksbijdrage

Op basis van het inzetplan emissieloos materieel wordt de hoogte van de uitkering berekend. Hiervoor is een meerkostentabel opgesteld met het bedrag per inzetdag afhankelijk van vermogensklasse van de bouwmachine of vaartuig. Er kunnen zeven inzetdagen in een week zitten. Zoals is bepaald in de begripsbepaling geldt een dag als inzetdag vanaf twee uur per etmaal inzet van de machine. Deze kostentabel wordt gedurende de looptijd van de regeling regelmatig geëvalueerd en indien nodig geactualiseerd in de regeling.

Artikel 7. Aanvraag tot verlening

In verband met de jaarlijkse publicatie van het budget en de individuele uitkeringsplafonds voor het opvolgende jaar zal de regeling ieder jaar een indienperiode kennen tot en met 20 augustus. Het doen van aanvragen verloopt via een geautomatiseerd aanvraagformulier op de website van de RVO. De medeoverheid dient onder andere een inzetplan emissieloos materieel in voor een specifieke bouwwerkzaamheid; dit is eveneens een geautomatiseerd standaardformulier dat onderdeel is van het aanvraagformulier. Eén aanvraag omvat één bouwwerkzaamheid. Een bouwwerkzaamheid kan een volledig bouwproject zijn, maar het kan ook een fase in een bouwproject zijn. Een fase kan bijvoorbeeld het bouwrijp maken van de grond voor het aanleggen van een weg betreffen als onderdeel van het hele bouwproject. De aanvrager mag echter ook een aanvraag indienen voor het hele bouwproject ‘aanleggen van een weg’ in één keer als één bouwwerkzaamheid. De vereisten zullen worden opgenomen in het aanvraagformulier.

Artikel 8. Voorwaarden

Om voor een rijksbijdrage in aanmerking te komen dient de aanvrager het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen te hebben getekend, de werkzaamheid die de aanvraag betreft dient een bouwwerkzaamheid te zijn ten behoeve van aanleg, verbetering, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur die door hen wordt beheerd, de aanvrager beschikt over een inzetplan emissieloos materieel, en de eerste inzet van de in het inzetplan genoemde machines heeft nog niet plaatsgevonden. De regeling is bedoeld om ontwikkelingen op het gebied van de aanbesteding en inzet van emissieloos bouwmaterieel te versnellen. Dit stimulerend effect zou ontbreken wanneer ook een rijksbijdrage zou worden verstrekt aan bouwwerkzaamheden die reeds gestart zijn. Aanvragen die niet aan deze voorwaarden voldoen worden niet in behandeling genomen. Daarnaast zijn in artikel 2 van de regeling de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit subsidies I en M van toepassing verklaard die regelen in welke gevallen een aanvraag wordt afgewezen.

Artikel 9. Verlening

De aanvragers ontvangen, ingevolge artikel 14 van het Kaderbesluit subsidies I en M, een beschikking binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag, welke termijn eenmaal met dertien weken kan worden verlengd indien de beschikking niet binnen dertien weken kan worden afgegeven. Een rijksbijdrage aan waterschappen van minder dan € 25.000 wordt ambtshalve vastgesteld. Het besluit tot verlening bevat de datum van de vaststelling. Dit besluit zal worden afgestemd op de datum waarop de bouwwerkzaamheid volgens de planning afgerond zal zijn. Er is niet voor directe vaststelling bij de verlening gekozen omdat de systematiek voor waterschappen, provincies en gemeenten zoveel mogelijk hetzelfde wordt gehouden.

Artikel 11. Verplichtingen ontvanger

Dit artikel bevat de verplichtingen waar de ontvanger aan dient te voldoen. Gelet op de doelen van de regeling is het wenselijk dat het niet te lang duurt voordat gestart wordt met de start van de bouwwerkzaamheden en dat deze tijdig afgerond worden. Er is gekozen voor een start binnen 12 maanden en afronding uiterlijk binnen vier jaar na de verlening van de rijksbijdrage. Stel dat een medeoverheid een aanvraag indient in januari 2029, dan dient de bouwwerkzaamheid uiterlijk afgerond te zijn in januari 2034. Er kan maximaal één jaar uitstel worden aangevraagd van de start of afronding. Het is goed mogelijk dat de inzet in de praktijk iets afwijkt van het opgegeven inzetplan emissieloos materieel. Wanneer dit echter zou leiden tot significant lagere kosten wanneer met een vernieuwd inzetplan de kosten worden berekend (in de regeling bepaald op 10%), dan dient dit gemeld te worden bij de Minister en wordt het bedrag van de rijksbijdrage aangepast. Naast de hier genoemde verplichtingen gelden ook de verplichtingen uit artikel 17 en 18 van het Kaderbesluit subsidies I en M die in artikel 2 van overeenkomstige toepassing verklaard zijn. Zo dienen aanvragers onverwijld mededeling te doen aan de Minister wanneer de activiteit waarvoor de rijksbijdrage is verleend, niet tijdig of geheel niet wordt verricht (artikel 18, onderdeel a). Op grond van artikel 11, vijfde lid, dient de aanvrager binnen een door de Minister te stellen termijn medewerking te verlenen aan een door de Minister ingesteld evaluatieonderzoek. Indien van dit lid gebruikt wordt gemaakt zal de informatie die aan aanvragers wordt gevraagd naar verwachting beperkt zijn. De eventueel extra op te vragen informatie ten behoeve van de evaluatie betreft alleen informatie die niet al verstrekt is op grond van het vierde lid dan wel informatie volgend uit de monitoring van het Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen.

Artikel 12. Bevoorschotting

Als de Minister besluit tot verlening van een rijksbijdrage, dan verstrekt de Minister ambtshalve een voorschot. Het voorschot bedraagt 100% van de rijksbijdrage. Dit voorschot wordt binnen vier weken na verlening van de rijksbijdrage betaald.

Artikel 13. Verantwoording

De verantwoording over de besteding van de rijksbijdrage door provincies en gemeenten verloopt jaarlijks op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet via de sisa-systematiek.

Artikel 14. Vaststelling van de rijksbijdrage

Vaststelling van de rijksbijdrage vindt plaats op basis van de laatste verantwoording (de eindverantwoording) via sisa voor provincies en gemeenten uiterlijk op 31 december van het jaar waarin deze is ingediend en op basis van de aanvraag tot subsidievaststelling voor waterschappen binnen 13 weken na ontvangst van deze aanvraag.

Waterschappen verantwoorden niet via de sisa-systematiek. Overeenkomstig artikel 15, tweede lid, onder b, van het Kaderbesluit subsidies I en M wordt een subsidie van minder dan € 25.000,- ambtshalve vastgesteld. Voor deze kleine subsidies behoeft dus geen verantwoording te worden afgelegd. Voor subsidies van € 25.000,- of meer moeten overeenkomstig artikel 24 eerste, derde en vierde lid van het Kaderbesluit subsidies I en M waterschappen een aanvraag tot subsidievaststelling indienen binnen 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt. Die aanvraag dient vergezeld te gaan van een verslag omtrent het verloop, de uitvoering en de resultaten van de activiteit, waaruit blijkt dat de subsidie-ontvanger aan de verplichtingen heeft voldaan. Bij een subsidie van € 125.000,- of meer voegt het waterschap bij de aanvraag tot subsidievaststelling een financiële verantwoording, een toelichting indien de gemaakte kosten 10% of meer afwijken, en een controleverklaring toe. Op grond van artikel 4:46 van de Awb zal de vaststelling van de rijksbijdrage plaatsvinden overeenkomstig het besluit tot verlening. In bepaalde gevallen kan de rijksbijdrage ook lager worden vastgesteld, bijvoorbeeld als blijkt dat de maatregelen niet of niet volledig zijn uitgevoerd, of niet is voldaan aan de verplichtingen. Indien de rijksbijdrage lager wordt vastgesteld kan de Minister op grond van artikel 4:57 van de Awb onverschuldigd betaalde bedragen terugvorderen.

Artikel 15. Evaluatieverslag

Omdat deze regeling mede is gebaseerd op de Kaderwet subsidies I en M is de subsidietitel van de Awb van toepassing. Daardoor is ook de evaluatieverplichting van artikel 4:24 van de Awb van toepassing: voor subsidies die worden verstrekt op grond van een wettelijke regeling moet minstens een keer in de vijf jaar een verslag worden gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Met dit artikel wordt hieraan invulling gegeven.

Bijlage 1

Deze lijst is gebaseerd op de machinelijst van de Subsidieregeling Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel. Dit verklaart ook de gehanteerde benaming, nummering en de volgorde van de machines op deze lijst. Emissieloze vaartuigen zijn geen onderdeel van deze lijst. Alle typen emissieloze vaartuigen met een continu vermogen van 8 kilowatt of hoger die ingezet worden voor de bouwwerkzaamheid waarvoor de aanvraag wordt gedaan komen in aanmerking voor de rijksbijdrage.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Convenant Schoon en Emissieloos Bouwen (Stcrt. 2023, 31167).

X Noot
2

Zie bijvoorbeeld: TNO (2023) Inschatting meerkosten programma Schoon en Emissieloos Bouwen voor mobiele werktuigen, bouwtransport en kustlijnzorg en vaargeulonderhoud inclusief periode na 2030.

X Noot
3

EIB (2023) Schoon en emissieloos bouwen. Marktanalyse aanbestedingen decentrale overheden.

X Noot
4

De uitvoering kan doorlopen tot en met 2034 omdat aanvragers vier jaar de tijd hebben om de bouwwerkzaamheid af te ronden.

X Noot
5

Zie tevens Kamerstukken II 2019-20, 35 426, nr. 3, p. 20 voor nadere voorbeelden over het soort werkzaamheden dat onder het Mobiliteitsfonds kan vallen.

X Noot
6

Decisio (2023) Uitkeringshoogte SPUK SEB.

X Noot
7

EIB (2023) Schoon en emissieloos bouwen. Marktanalyse aanbestedingen decentrale overheden.

Naar boven