Handhaving openbaarmaking jaarverantwoording, Nederlandse Zorgautoriteit

BELEIDSREGEL TH/BR-035

Vastgesteld op 10 januari 2023

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels op met betrekking tot de volgende haar toekomende of onder haar verantwoordelijkheid uitgeoefende bevoegdheden.

De NZa houdt op grond van artikel 16, sub e, van de Wet marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg) toezicht op de naleving van artikel 40b van de Wmg. Artikel 40b van de Wmg voorziet in de verplichting voor een zorgaanbieder om zich jaarlijks te verantwoorden door het openbaar maken van een jaarverantwoording.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:

NZa:

zorgautoriteit als bedoeld in artikel 3 van de Wmg;

CJIB:

Centraal Justitieel Incassobureau;

Convenant NZa-CJIB:

Convenant inzake het Innen en Incasso arrangement dat door het CJIB in opdracht van de NZa wordt ingezet voor de aangeleverde vorderingen;

combinatie-instelling:

een zorgaanbieder die tevens

  • 1) een jeugdhulpaanbieder als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel 1 van de Jeugdwet of een gecertificeerde instelling is; of

  • 2) een Veilig Thuis-organisatie als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is;

Inspectie gezondheidzorg:

Inspectie gezondheidszorg en jeugd;

regeling:

Regeling openbare jaarverantwoording WMG;

Wmg:

Wet marktordening gezondheidszorg.

Artikel 2 Doel van de beleidsregel

Het doel van deze beleidsregel is om vast te leggen op welke wijze de NZa vanaf het boekjaar 2022 toeziet op de naleving van de verplichting van een zorgaanbieder om een jaarverantwoording tijdig, volledig en juist openbaar te maken. Ook beschrijft deze beleidsregel de wijze waarop de NZa deze verplichting handhaaft en hoe zij daarbij de haar in hoofdstuk 6 van de Wmg toegekende bevoegdheden inzet.

Artikel 3 Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op zorgaanbieders en geen rechtspersoonlijkheid bezittende verbanden van zorgaanbieders, met uitzondering van de in artikel 5a van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG genoemde categorieën van zorgaanbieders. Deze beleidsregel is ook van toepassing op combinatie-instellingen.

Artikel 4 Toezicht op de verplichting een jaarverantwoording openbaar te maken

  • 1. De NZa houdt toezicht op de naleving van de verplichting als bedoeld in artikel 40b, eerste lid, van de Wmg. Op grond van voorgenoemd artikel dient een zorgaanbieder zich jaarlijks te verantwoorden door het openbaar maken van een jaarverantwoording.

  • 2. Zorgaanbieders dienen binnen het bij of krachtens artikel 40b van de Wmg gestelde tijdstip zorg te dragen voor een volledige en juiste jaarverantwoording over het boekjaar. Deze jaarverantwoording dient te voldoen aan de in de regeling gestelde voorschriften.

  • 3. De NZa controleert ten aanzien van de zorgaanbieders de nakoming van de jaarverantwoording, overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de bepalingen van artikel 40b van de Wmg en de Regeling structurele informatieverstrekking bedrijfsvoering Wmg – TH/NR-025.

  • 4. De NZa stelt samenwerkingsafspraken op met de inspectie gezondheidszorg en het CIBG ten aanzien van het toezicht op de naleving van de verplichting van artikel 40b van de Wmg.

  • 5. Voor het bij of krachtens artikel 40b van de Wmg gestelde tijdstip streeft de NZa ernaar om stappen te nemen – naast generieke bekendmaking van de regelgeving en toelichtingen daarop door het Ministerie van VWS – richting zorgaanbieders om hen te helpen te voldoen aan de openbaarmakingsplicht van artikel 40b van de Wmg.

Artikel 5 Handhaving

  • 1. Indien een zorgaanbieder artikel 40b, eerste lid, van de Wmg niet naleeft, kan de NZa een last onder dwangsom opleggen. Alvorens een last onder dwangsom op te leggen aan de zorgaanbieder stelt de NZain beginsel middels een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom de zorgaanbieder in de gelegenheid om aan te geven waarom de NZa af zou moeten zien van het opleggen van een last onder dwangsom.

  • 2. De NZa legt een last onder dwangsom op aan een zorgaanbieder in het geval hij aan het einde van de termijn volgend uit het voornemen tot het opleggen van de last onder dwangsom nog steeds niet (volledig) aan de verplichting van artikel 40b van de Wmg heeft voldaan en de eventuele zienswijze geen grondslag biedt om van de last onder dwangsom af te zien.

  • 3. De begunstigingstermijn van de last onder dwangsom bedraagt vier kalenderweken.

  • 4. De verbeuringstermijn van de last onder dwangsom bedraagt tien kalenderweken. Voor iedere kalenderweek dat de zorgaanbieder die gehouden is een jaarverantwoording openbaar te maken niet aan haar verplichtingen heeft voldaan wordt een last van € 1.000,– per kalenderweek opgelegd, met een maximum van € 10.000,–.

  • 5. In afwijking van het eerste lid bedraagt de last € 500,– per kalenderweek, met een maximum van € 5.000,–, indien:

    • a. een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de regeling niet voldoet aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid van de regeling;

    • b. een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van de regeling niet voldoet aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, van de regeling waarbij voor ‘netto-omzet’ wordt gelezen ‘som der bedrijfsbaten’;

    • c. een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 2, vierde lid van de regeling;

    • d. een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de regeling indien ingevolge de subsidieregeling minder dan € 125.000 subsidie is verleend.

  • 6. Alvorens een tweede last onder dwangsom op te leggen ter aanmaning van de zorgaanbieder om te voldoen aan de verplichting van artikel 40b van de Wmg, stelt de NZa middels een tweede voornemen last onder dwangsom de zorgaanbieder in de gelegenheid om aan te geven waarom de NZa af zou moeten zien van het opleggen van een last onder dwangsom.

  • 7. Indien een zorgaanbieder na het opleggen van de last onder dwangsom bedoeld in het tweede lid niet voldoet aan artikel 40b van de Wmg, kan de NZa een tweede last onder dwangsom opleggen.

  • 8. De begunstigingstermijn van de tweede last onder dwangsom bedraagt vier kalenderweken.

  • 9. De verbeuringstermijn bedraagt tien kalenderweken. Voor iedere kalenderweek dat de zorgaanbieder die gehouden is een jaarverantwoording openbaar te maken niet aan haar verplichtingen heeft voldaan wordt een last van € 2.500,– per kalenderweek opgelegd, met een maximum van € 25.000,–.

  • 10. In afwijking van het negende lid bedraagt de last € 1.250,– per kalenderweek, met een maximum van € 12.500,–, indien:

    • a. een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de regeling niet voldoet aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid van de regeling;

    • b. een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van de regeling niet voldoet aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, van de regeling waarbij voor ‘netto-omzet’ wordt gelezen ‘som der bedrijfsbaten’;

    • c. een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 2, vierde lid van de regeling;

    • d. een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de regeling indien ingevolge de subsidieregeling minder dan € 125.000 subsidie is verleend.

  • 11. Alvorens over te gaan tot invordering van verbeurde dwangsommen stelt de NZa de zorgaanbieder in de gelegenheid een zienswijze af te geven.

  • 12. Indien een zorgaanbieder na het opleggen van twee lasten onder dwangsommen nog niet artikel 40b van de Wmg naleeft, dan kan de NZa op grond van artikel 85 van de Wmg een bestuurlijke boete opleggen.

  • 13. Alvorens een bestuurlijke boete op te leggen, stelt de NZa de zorgaanbieder in de gelegenheid om een zienswijze over het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete naar voren te brengen.

  • 14. De NZa maakt in beginsel geen gebruik van haar bevoegdheid om een aanwijzing op te leggen.

  • 15. Indien een zorgaanbieder na het opleggen van een of twee lasten onder dwangsommen nog niet artikel 40b van de Wmg naleeft, dan kan de NZa besluiten om een onderzoek te starten naar de ordelijkheid en controleerbaarheid van de bedrijfsvoering op grond van artikel 40a van de Wmg.

  • 16. Indien een zorgaanbieder na het opleggen van twee lasten onder dwangsommen nog niet artikel 40b van de Wmg naleeft, dan kan de NZa besluiten om de zaak over te dragen voor strafrechtelijke vervolging aan de daartoe bevoegde partij. Het niet naleven van artikel 40b van de Wmg is een economisch delict (artikel 1 onder 2° van de Wet op de economische delicten).

  • 17. Inning en incasso van verbeurde dwangsommen en bestuurlijke boetes geschiedt door het CJIB, namens de NZa.

Artikel 6 Publicatie sancties

  • 1. De NZa kan, overeenkomstig wet- en regelgeving en haar daarop gebaseerde beleid inzake openbaarmaking, handhavingsbesluiten openbaar maken door publicatie op haar website.

  • 2. Op de openbaarmaking is de Wet open overheid van toepassing.

Artikel 7 Inwerkingtreding / Bekendmaking

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Indien de Staatscourant waarin de beleidsregeling ingevolge artikel 5, aanhef en onder e, van de Bekendmakingswet, wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2022, treedt de beleidsregel in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de beleidsregel wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 2023.

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Handhaving openbaarmaking jaarverantwoording.

TOELICHTING

Algemeen

Uitgangspunten openbare jaarverantwoording

Een openbare jaarverantwoording hoort bij een goede bedrijfsvoering. Het is van belang dat zorgaanbieders investeren in een integere en professionele bedrijfsvoering en in mechanismen die borgen dat de bedrijfsvoering transparant, integer en beheerst is. De verplichting om de jaarverantwoording in zijn geheel openbaar te maken, zorgt ervoor dat eenieder daarvan kennis kan nemen zodat een zorgaanbieder kan worden aangesproken op de continuïteit van de zorgverlening, integriteit en professionaliteit van de bedrijfsvoering.

Per 1 januari 2022 heeft de NZa de taak om toe te zien op zorgaanbieders die op grond van artikel 40b van de Wmg gehouden zijn hun jaarverantwoording openbaar te maken. De NZa heeft met de Inspectie gezondheidszorg afgesproken dat de handhaving van de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de openbaarmaking van de jaarverantwoording door combinatie-instellingen in beginsel door de NZa zal plaatsvinden.

Inwerkingtreding

Voor de duidelijkheid zij opgemerkt dat de beleidsregel voor het eerst van toepassing zal zijn op de openbare jaarverantwoording over het boekjaar 2022, welke jaarverantwoording bij of krachtens het in artikel 40b van de Wmg gestelde tijdstip openbaar moet worden gemaakt.

Uitoefening van het toezicht

Het toezicht op artikel 40b van de Wmg omvat het toezicht op de tijdige, volledige en juiste openbaarmaking van de jaarverantwoording door zorgaanbieders. Tijdig wil zeggen dat de zorgaanbieder uiterlijk bij of krachtens het in artikel 40b van de Wmg gestelde tijdstip de jaarverantwoording via de in artikel 13 van de regeling beschreven wijze openbaar maakt.

Mocht ondanks het opleggen van de eerste of tweede last onder dwangsom de overtreding van de zorgaanbieder voortduren, dan kan de NZa overwegen om een onderzoek te starten naar de ordelijkheid en controleerbaarheid van de bedrijfsvoering op grond van artikel 40a van de Wmg. Op grond van artikel 85, van de Wmg kan de NZa tevens een bestuurlijke boete opleggen voor overtreding van artikel 40b, van de Wmg. Daarnaast is artikel 40b, van de Wmg, opgenomen in de Wet op de economische delicten, hetgeen overtreding een economisch delict maakt en eventueel kan leiden tot een strafrechtelijk onderzoek.

Tegen een beschikking staat bezwaar en beroep open conform de daarvoor geldende bepalingen in de Awb. Dit geldt voor bijvoorbeeld de beschikking last onder dwangsom, de beschikking bestuurlijke boete en de invorderingsbeschikkingen. Bezwaar en beroep staat niet open tegen een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom of een voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete. Met het voornemen wordt de zorgaanbieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven aan de NZa voorafgaand aan een (appellabel) besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom of bestuurlijke boete.

Artikelsgewijs

Artikel 2 Doel van de beleidsregel

In deze beleidsregel geeft de NZa aan op welke wijze zij uitvoering geeft aan haar taak om toe te zien op de tijdige, volledige en juiste openbaarmaking van de jaarverantwoording en op welke wijze zij die verplichting van zorgaanbieders handhaaft. Volgend uit de toepasselijke wet- en regelgeving geeft de NZa bij de handhaving in beginsel prioriteit aan handhaving van de tijdigheid van de openbaarmaking van de jaarverantwoording. Daarnaast kan de NZa risicogestuurd de inhoud van de openbare jaarverantwoording controleren op volledigheid en juistheid.

Artikel 3 Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op zorgaanbieders en geen rechtspersoonlijkheid bezittende organisatorische verbanden van zorgaanbieders. De eis van een openbare jaarverantwoording op grond van artikel 40b van de Wmg geldt voor alle zorgaanbieders en geen rechtspersoonlijkheid bezittende organisatorische verbanden van zorgaanbieders die onder de reikwijdte van de Wmg vallen. Op deze reikwijdte zijn in artikel 5a van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG uitzonderingen aangebracht.

Over het toepassingsbereik van deze beleidsregel op combinatie-instellingen wordt het volgende toegelicht. De Inspectie gezondheidszorg is belast met het toezicht en de handhaving van de tijdigheid, juistheid en volledigheid van de aanlevering van de jaarverantwoording door een jeugdhulpaanbieder, gecertificeerde instelling of VeiligThuis-organisatie. Met de Inspectie gezondheidszorg is afgesproken dat de NZa de handhaving van de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de openbaarmaking van de jaarverantwoording door combinatie-instellingen in beginsel op zich neemt. Dit zijn zorgaanbieders die ook jeugdhulpaanbieder, gecertificeerde instelling of VeiligThuis-organisatie zijn.

Artikel 4 Toezicht op de verplichting een jaarverantwoording openbaar te maken

De NZa en de Inspectie gezondheidszorg hebben afgesproken een toezicht- en handhavingsbeleid te hanteren, waarin grotendeels dezelfde stappen gezet worden. Dit bevordert consistent handelen richting zorgaanbieders, jeugdhulpverleners, gecertificeerde instellingen, Veilig Thuis-organisaties en de zorgaanbieders die combinatie-instelling zijn.

De NZa stelt ook samenwerkingsafspraken op met het CIBG. Het CIBG is naast een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ook de verantwoordelijke toezichthouder op de nakoming van de Wet normering topinkomens in de zorg. In het kader van de uitvoering van het toezicht beschikken de NZa en het CIBG over informatie die voor beide organisaties redelijkerwijs nodig is voor een goede uitvoering van dat toezicht. De NZa vraagt informatie op bij het CIBG wanneer dit nodig is voor haar toezicht.

Voor het bij of krachtens artikel 40b van de Wmg gestelde tijdstip streeft de NZa ernaar om stappen te nemen – naast generieke bekendmaking van de regelgeving en toelichtingen daarop door het Ministerie van VWS – richting zorgaanbieders om hen te helpen te voldoen aan de openbaarmakingsplicht van artikel 40b van de Wmg. In de maanden voorafgaand aan de uiterste tijdstip voor openbaarmaking, streeft de NZa ernaar om een e-mail te versturen aan de betrokken zorgaanbieders ter herinnering aan de openbaarmakingsverplichting.

Artikel 5 Handhaving

Het handhavingsproces

In artikel 5 van deze beleidsregel is het handhavingsproces weergegeven. Indien op de bij of krachtens artikel 40b van de Wmg gestelde tijdstip, zoals hiervoor bedoeld, de openbare jaarverantwoording van het voorgaande boekjaar nog niet volledig is gedeponeerd, wordt een brief ter attentie van de zorgaanbieder gestuurd met een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom. De brief kan per post of per e-mail verzonden worden. Wanneer de zorgaanbieder binnen de in het voorgenomen besluit gestelde termijn alsnog de jaarverantwoording volledig en juist deponeert, heeft dat geen verdere consequenties.

De NZa legt een last onder dwangsom op aan een zorgaanbieder wanneer de zorgaanbieder na vier kalenderweken nog steeds niet (volledig) aan de verplichtingen van de jaarverantwoording heeft voldaan en de eventuele reactie op het voornemen geen grondslag biedt om van de last onder dwangsom af te zien. De last onder dwangsom wordt in beginsel per post verstuurd aan de zorgaanbieder ter attentie van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft dan (vanaf de dag na dagtekening van de last onder dwangsom) nogmaals vier kalenderweken de tijd om aan haar verplichtingen te voldoen (begunstigingstermijn). Na deze vier kalenderweken begint een termijn van maximaal tien kalenderweken te lopen (verbeuringstermijn). Gerekend vanaf het bij of krachtens artikel 40b van de Wmg gestelde tijdstip heeft de zorgaanbieder nog 8 weken om te voldoen aan de verplichting om de jaarverantwoording openbaar te maken voor aanvang van de verbeuringstermijn. Bij het nalaten van het openbaar maken van een openbare jaarverantwoording wordt per kalenderweek een last van € 1.000,– opgelegd, met een maximum van € 10.000,–. Voor zorgaanbieders zoals omschreven in artikel 5, vijfde lid, van deze beleidsregel, bedraagt de last € 500,– per kalenderweek, met een maximum van € 5.000,–. Na afloop van de tienwekentermijn wordt door middel van een invorderingsbeschikking, die eveneens per post wordt verstuurd, de last geïncasseerd. Voorafgaand aan de invorderingsbeschikking wordt de zorgaanbieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven.

Indien een zorgaanbieder na het opleggen van de eerste last onder dwangsom en de daaropvolgende invorderingsbeschikking nog altijd niet de jaarverantwoording heeft gedeponeerd, dan kan worden opgetreden met een tweede last onder dwangsom. De tweede last onder dwangsom bedraagt € 2.500,– per kalenderweek, met een maximum van € 25.000,–. Voor zorgaanbieders zoals omschreven in artikel 5, tiende lid, van deze beleidsregel, bedraagt deze € 1.250,– per kalenderweek, met een maximum van € 12.500,–. Het proces bij de tweede last onder dwangsom verloopt op dezelfde wijze als bij de eerste last onder dwangsom. Aangevangen wordt met het voornemen, vervolgens wordt de last onder dwangsom opgelegd, daarna volgt een voornemen tot invordering en ten slotte de invorderingsbeschikking. De bedragen die verbeurd kunnen worden zijn bij deze tweede last onder dwangsom echter hoger, om de zorgaanbieder extra te bewegen om alsnog de verantwoording in te dienen.

Bij de besluitvorming neemt de NZa het bepaalde in titel 5.1 van de Algemene wet bestuursrecht in acht.

Uit het vorenstaande volgt dat er bij de handhaving is gekozen voor het opleggen van een last onder dwangsom en niet voor, bijvoorbeeld, het middel aanwijzing. Er is gekozen voor het middel de last onder dwangsom. Hier is voor gekozen omdat de NZa de taak van handhaving van de openbare jaarverantwoording per 1 januari 2022 heeft overgenomen van de Inspectie gezondheidszorg, voor zover als in deze beleidsregel is opgenomen. Dit middel is bij de Inspectie gezondheidszorg in praktijk effectief en efficiënt is gebleken. Daarnaast wil de NZa tegenover zorgaanbieders niet een geheel andere werkwijze toepassen dan dat de Inspectie gezondheidszorg deed. De NZa behoudt zich wel het recht voor om een bestuurlijke boete op te leggen, indien de lasten onder dwangsom onvoldoende effectief zijn gebleken. De NZa legt in beginsel alleen een bestuurlijke boete op, indien de lasten onder dwangsom niet hebben geleid tot herstel van de overtreding van artikel 40b van de Wmg.

Anders dan de NZa komt de Inspectie gezondheidszorg niet de bevoegdheid toe een herstelsanctie op te leggen in de vorm van een aanwijzing. Daarom is in dit handhavingsbeleid niet voorzien in het opleggen van aanwijzingen door de NZa, maar uitsluitend in een last onder dwangsom. Het opleggen van een last onder dwangsom wordt voorafgegaan door een formeel voornemen last onder dwangsom. De NZa streeft er daarnaast naar zorgaanbieders eerst informeel te herinneren aan de openbaarmakingsplicht. Deze stappen zorgen voor een proportioneel handhavingsbeleid.

Indien een zorgaanbieder tijdens de handhaving overgaat naar een andere rechtsvorm en de vordering al is gestart, blijft de NZa in beginsel de vordering handhaven. In dit kader volgt de NZa de toepasselijke wetgeving. Uitgangspunt is dat getracht wordt het handhavingsproces steeds doorgang te laten hebben.

Het incasseren van verbeurde dwangsommen wordt namens de NZa gedaan door het CJIB.

Artikel 6 Publicatie sancties

Conform het handhavingsbeleid en het openbaarmakingsbeleid van de NZa kan de NZa ervoor kiezen om een beschikking openbaar te maken. De NZa kan er ook voor kiezen om op andere wijze de overtreding kenbaar te maken, bijvoorbeeld door lijsten met namen van zorgaanbieders te publiceren die niet voldoen aan hun openbaarmakingsplicht. Publicatie geschiedt met naam van de betreffende zorgaanbieder en kan een extra stimulans zijn om te voldoen aan de openbaarmakingsplicht. Daarnaast past het bij een goede werking van de openbaarmakingsplicht en beoogde transparantie om kenbaar te maken welke zorgaanbieders of geen rechtspersoonlijkheid bezittende organisatorische verbanden van zorgaanbieder hun jaarverantwoording wel en niet (tijdig) openbaar hebben gemaakt.

Naar boven