Regeling van de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties van 30 oktober 2023, nr. 2023-0000602558, houdende vaststelling van regels voor subsidiëring van procesondersteuning ten behoeve van de vraagbundeling van duurzame renovatieprojecten (Subsidieregeling procesondersteuning opschaling renovatieprojecten)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikelen 3, eerste en tweede lid, en 4, eerste lid, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 6, vierde lid, 8, 11, 14, 20 en 21, onderdeel h, van het Kaderbesluit BZK-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bouwbedrijf:

bedrijf dat in een handelsregister van een lidstaat van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, is ingeschreven in de sectie bouwnijverheid of een vergelijkbare sectie;

de-minimisverordening:

Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU L 352/1), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

energiebesparende isolatiemaatregel:

isolatiemaatregel genoemd in artikel 5, derde lid;

huurwoning:

in Nederland gelegen voor verhuur bestemde bestaande woonruimte als bedoeld in artikel 233 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, die als zodanig verhuurd is geweest alvorens een eventuele renovatie plaatsvindt en in de basisregistratie, bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen met een woonfunctie is geregistreerd, niet zijnde een woonwagen, woonboot of een woning die wordt verhuurd in het kader van vakantiebestedingsbedrijf aan personen die in die woning voor een korte periode verblijf houden;

Kaderbesluit:

Kaderbesluit BZK-subsidies;

koopwoning:

woning van een eigenaar-bewoner;

meldcode:

code beschikbaar gesteld door de minister per soort isolatiemateriaal voor energiebesparende isolatiemaatregelen;

mijlpalenplanning:

planning met activiteiten voor het duurzame renovatieproject;

minister:

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties;

penvoerder:

woningeigenaar van één van de woningen binnen het samenwerkingsverband, natuurlijk persoon of rechtspersoon die als gemachtigde van het samenwerkingsverband optreedt of een medewerker van een woningcorporatie, niet zijnde de procesondersteuner;

procesondersteuner:

natuurlijk persoon of rechtspersoon die belast is met de ondersteuning van het voorbereidings-, besluitvormings- en afstemmingsproces binnen een samenwerkingsverband met het doel de verduurzaming van woningen te bereiken;

renovatieproject:

project als bedoeld in artikel 5, tweede lid;

samenwerkingsverband:

verband zonder rechtspersoonlijkheid niet zijnde een vennootschap, dat samenwerkt ten behoeve van de voorbereiding en uitvoering van een renovatieproject en bestaat ten minste uit twee woningeigenaren die in totaal ten minste 100 huurwoningen in het renovatieproject inbrengen of ten minste 30 woningeigenaren. Daarnaast mag een samenwerkingsverband bestaan uit twee of meer verenigingen;

Verbouwstromen:

het ondersteuningsprogramma voor procesondersteuners zoals ingericht vanuit het uitvoeringsprogramma Verbouwstromen, bestaande uit meerdere individueel te volgen modules en een communityprogramma waarbinnen procesondersteuners informatie, ervaringen en leerpunten delen en kansen en knelpunten signaleren;

verduurzamingsplan:

planmatige beschrijving van de energiebesparende isolatiemaatregelen die een samenwerkingsverband zal verrichten met het oog op verduurzaming van de woningen, inclusief planning, getekende offertes en een evaluatie over het samenwerkingsproces om te komen tot een verduurzamingsplan;

vereniging:

vereniging van eigenaars, woonvereniging of wooncoöperatie;

vereniging van eigenaars:

vereniging van de eigenaars als bedoeld in artikel 112, eerste lid, onderdeel e, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

woning:

bestaande gebouwde onroerende zaak, die een zelfstandige woongelegenheid vormt alvorens renovatie plaatsvindt en in de basisregistratie, bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen, met een woonfunctie is geregistreerd, dan wel een bestaand appartement dat een zelfstandige woongelegenheid vormt alvorens renovatie plaatsvindt en in voornoemde basisregistratie met een woonfunctie is geregistreerd, niet zijnde een woonwagen, woonboot of een woning die wordt verhuurd in het kader van vakantiebestedingsbedrijf aan personen die in die woning voor een korte periode verblijf houden;

woningcorporatie:

krachtens artikel 19, eerste lid, van de Woningwet toegelaten instelling;

woningeigenaar:

woningcorporatie, natuurlijk persoon of rechtspersoon die een of meer voor verhuur bestemde woningen in eigendom heeft, eigenaar-bewoner dan wel een vereniging.

Artikel 2. Doel van de regeling

Deze regeling heeft tot doel het opschalen van duurzame renovatieprojecten van woningen te stimuleren door het subsidiëren van procesondersteuning voor samenwerkingsverbanden bij de bundeling van renovatieplannen voor woningen voorafgaande aan de uitvoering van de renovatie.

Artikel 3. Staatssteun

Bij verstrekking van subsidie op grond van deze regeling voor de activiteiten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt toepassing gegeven aan de de-minimisverordening.

Artikel 4. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1. Het subsidieplafond voor aanvragen op grond van deze regeling is:

    • a. in 2023: € 3.340.000;

    • b. in 2024: € 6.660.000;

    • c. in 2025: € 5.000.000; en

    • d. in 2026: € 4.000.000.

  • 2. De minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 3. Indien er meer aanvragen zijn ontvangen op één dag waarbij toekenning van al deze aanvragen zou leiden tot overschrijding van het betreffende subsidieplafond, wordt de onderlinge rangorde op volgorde van binnenkomst vastgesteld.

Artikel 5. Subsidieactiviteiten en -voorwaarden

  • 1. De minister kan subsidie verstrekken aan de penvoerder voor de kosten voor een procesondersteuner voor het opstellen of het pogen op te stellen van een door alle partijen geaccordeerd verduurzamingsplan en het ondersteunen van een samenwerkingsverband ten behoeve van de voorbereiding van een gezamenlijk renovatieproject voor de verduurzaming van een aantal woningen binnen het samenwerkingsverband, mits het renovatieproject voldoet aan de eisen, bedoeld in het tweede lid.

  • 2. Een renovatieproject bestaat uit de verduurzaming van ten minste 30 koopwoningen of 100 huurwoningen met een bouwjaar tot 1995, waarbij voor alle woningen tenminste een combinatie van dezelfde twee energiebesparende isolatiemaatregelen genoemd in het derde lid, worden uitgevoerd.

  • 3. Energiebesparende isolatiemaatregelen zijn het door een bouwbedrijf laten aanbrengen van isolatiemateriaal, dat is voorzien van een prestatieverklaring of meldcode, voor één of meer van de volgende typen energiebesparende isolatiemaatregelen:

    • a. dakisolatie dan wel zolder- of vlieringvloerisolatie, waarbij:

      • 1°. ten minste 20 vierkante meter van de oppervlakte van het bestaande dak in de bestaande thermische schil dan wel, indien de zolder of vliering onverwarmd is, van ten minste 20 vierkante meter van de oppervlakte van de bestaande zolder- of vlieringvloer, wordt geïsoleerd;

      • 2°. het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft; en

      • 3°. het aanbrengen van lokaal gespoten PIR of PUR gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen;

    • b. gevelisolatie, waarbij:

      • 1°. ten minste 10 vierkante meter van de oppervlakte van de binnen- of buitengevel van de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd; en

      • 2°. het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft;

    • c. glas-, kozijnpaneel- of deurisolatie in de bestaande thermische schil door het vervangen van ten minste 8 vierkante meter, gemeten op basis van binnenwerkse maten, door:

      • 1°. glas, kozijnpanelen of deuren door HR++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K; of

      • 2°. glas, kozijnpanelen of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn met een Uf-waarde van ten hoogste 1,5 W/ m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,0 W/m2K;

    • d. spouwmuurisolatie, waarbij:

      • 1°. ten minste 10 vierkante meter van de oppervlakte van bestaande spouwmuren in de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd;

      • 2°. het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 1,1 m2K/W heeft; en

      • 3°. het aanbrengen van lokaal gespoten PIR of PUR gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen;

    • e. vloer- dan wel bodemisolatie, waarbij:

      • 1°. ten minste 20 vierkante meter van de oppervlakte van de bestaande vloer of de bestaande bodem in de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd;

      • 2°. het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft; en

      • 3°. het aanbrengen van lokaal gespoten PIR of PUR gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen.

  • 4. Het verduurzamingsplan is opgesteld door de procesondersteuner, en bevat ten minste één door de woningeigenaren getekende offerte voor alle uit te voeren energiebesparende isolatiemaatregelen bij alle woningen, van uitvoerders van het renovatieproject.

  • 5. Subsidie op grond van het eerste lid, wordt slechts eenmaal per woning die onderdeel is van een samenwerkingsverband verstrekt.

  • 6. Op grond van het eerste lid, kan ook subsidie worden verstrekt, indien de bedoelde activiteiten ook uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd of gefinancierd.

  • 7. In afwijking van het zesde lid wordt geen subsidie verstrekt, indien de begunstigde van de subsidie reeds subsidie heeft ontvangen voor de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, op grond van de Subsidieregeling Verduurzaming voor Vereniging van Eigenaars.

  • 8. In afwijking van het zesde lid wordt geen subsidie verstrekt ten behoeve van het samenwerkingsverband als blijkt dat een begunstigde van staatssteun meer steun ontvangt dan is toegestaan op basis van de de-minimisverordening.

Artikel 6. Aanvraag van de subsidie

  • 1. De aanvraag voor subsidieverlening wordt door de penvoerder van het samenwerkingsverband, in de periode van 13 november 2023 tot en met 31 december 2026 ingediend, met gebruikmaking van een door de minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier op de website van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

  • 2. De aanvraag bevat onverminderd artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit in ieder geval de volgende gegevens en verklaringen:

    • a. gegevens van de deelnemers binnen het samenwerkingsverband, waaronder de naam, het post- en bezoekadres en eventueel de nummers waaronder de ondernemingen zijn geregistreerd bij de Kamer van Koophandel;

    • b. gegevens over de penvoerder, waaronder de naam, het post- en bezoekadres, het e-mailadres, het telefoonnummer en het bankrekeningnummer of nummers waarop het subsidiebedrag dient te worden overgemaakt;

    • c. de naam en adres van de procesondersteuner en het nummer waaronder de procesondersteuner of de onderneming waar hij werkzaam is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel;

    • d. een schatting van het aantal woningen en het adres van die beoogde woningen voor het renovatieproject binnen het samenwerkingsverband ten behoeve waarvan subsidie wordt aangevraagd;

    • e. een machtiging- en intentieformulier waaruit blijkt dat de penvoerder gemachtigd is te handelen namens de woningeigenaren die deelnemer zijn aan het samenwerkingsverband;

    • f. het CV en de ondertekende offerte van de procesondersteuner;

    • g. een mijlpalenplanning; en

    • h. twee door de minister beschikbaar gestelde ondertekende referentieformulieren over de procesondersteuner, waaruit blijkt dat die aantoonbare ervaring in de collectieve verduurzaming van de gebouwde omgeving of bestaande woningen heeft.

  • 3. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid bevat naast de gegevens en bescheiden, bedoeld in het tweede lid, tevens een verklaring per eigenaar van een of meerdere huurwoningen, waaruit blijkt dat deze begunstigde van staatssteun niet meer steun ontvangt dan is toegestaan op grond van de de-minimisverklaring.

Artikel 7. Hoogte van de subsidie

  • 1. Het subsidiebedrag voor een samenwerkingsverband met een verduurzamingsplan voor ten minste 100 huurwoningen en minimaal twee woningeigenaren bedraagt € 75.000 plus € 1.000 per extra koopwoning of € 750 per extra huurwoning binnen het samenwerkingsverband, tot een maximum totaalbedrag van € 200.000.

  • 2. Het subsidiebedrag voor een samenwerkingsverband met een verduurzamingsplan voor ten minste 30 koopwoningen bedraagt € 30.000 plus € 1.000 per extra koopwoning of € 750 per extra huurwoning binnen het samenwerkingsverband, tot een maximum totaalbedrag van € 200.000.

  • 3. Het subsidiebedrag voor een samenwerkingsverband met een verduurzamingsplan voor ten minste 100 huurwoningen en minimaal 30 koopwoningen bedraagt € 105.000 plus € 1.000 per extra koopwoning of € 750 per extra huurwoning binnen het samenwerkingsverband, tot een maximum totaalbedrag van € 200.000.

Artikel 8. Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een deel of de gehele aanvraag voor subsidie indien:

  • a. een deelnemer aan het samenwerkingsverband, het samenwerkingsverband of de penvoerder reeds subsidie heeft ontvangen voor de kosten voor een procesondersteuner voor een woning in het renovatieproject op grond van deze regeling;

  • b. reeds met het renovatieproject of het opstellen van het verduurzamingsplan is begonnen;

  • c. gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet of niet geheel zullen worden uitgevoerd of het samenwerkingsverband of de procesondersteuner niet of naar verwachting niet geheel zal voldoen aan de verplichtingen;

  • d. de mijlpalenplanning niet realistisch uitgevoerd kan worden;

  • e. de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op een renovatieproject ten behoeve van het realiseren van een vergroting van het woonoppervlakte of de wooninhoud in ieder geval door:

    • 1°. het realiseren van een nieuwe aanbouw;

    • 2°. het realiseren van een nieuwe dakkapel;

    • 3°. het betrekken van een aan- of inpandige garage bij de woning;

    • 4°. het vergroten van het bestaande dak-, gevel-, vloer- of glasoppervlakte;

  • f. de procesondersteuner niet aan de eisen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdelen c en h voldoet; of

  • g. de procesondersteuner niet deelneemt aan het programma Verbouwstromen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a.

Artikel 9. Subsidieverplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a. Voor 64 uur, of 32 uur indien de procesondersteuner eerder heeft deelgenomen aan het programma Verbouwstromen dan wel bij renovatieprojecten met minder dan 50 woningen, verdeeld over 24 maanden na de beschikking tot subsidieverlening de procesondersteuner van het samenwerkingsverband deel te laten nemen aan het programma Verbouwstromen;

    • b. het verduurzamingsplan op te stellen binnen 24 maanden na de beschikking tot subsidieverlening;

    • c. de in het kader van de subsidieverlening gevoerde administratie te bewaren tot tien belastingjaren na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling;

    • d. bij eventuele wijzigingen in het samenwerkingsverband één jaar na het ontvangen van de beschikking tot subsidieverlening met een nieuw machtiging- en intentieformulier aan tonen dat het samenwerkingsverband gewijzigd, uitgebreid of gereduceerd is; en

    • e. één jaar na het ontvangen van de beschikking tot subsidieverlening een voortgangsverslag van de procesondersteuner op te sturen waarin wordt aangetoond dat de procesondersteuner bezig is met het opstellen van het verduurzamingsplan.

  • 2. Indien het opstellen van het verduurzamingsplan binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onderdeel b, buiten de schuld van de subsidieontvanger niet mogelijk is, kan de minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger eenmaal met ten hoogste zes maanden verlengen.

Artikel 10. Wijze van subsidieverstrekking en voorschot

  • 1. Bij de verstrekking van een subsidie op grond van deze regeling van meer dan € 125.000 is artikel 17 van het Kaderbesluit van toepassing.

  • 2. De minister verleent bij het besluit tot subsidieverlening een voorschot van € 25.000.

Artikel 11. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend door de penvoerder van het samenwerkingsverband met gebruikmaking van een door de minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier op de website van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

  • 2. Een aanvraag tot subsidievaststelling bevat ten minste:

    • a. indien van toepassing, de wijziging van gegevens van deelnemers binnen het samenwerkingsverband ten opzichte van de beschikking tot subsidieverlening, waaronder de naam, het post- en bezoekadres en eventueel de nummers waaronder de ondernemingen zijn geregistreerd bij de Kamer van Koophandel;

    • b. indien van toepassing, gegevens van een nieuwe penvoerder, waaronder de naam, het post- en bezoekadres, het e-mailadres, het telefoonnummer en het bankrekeningnummer of nummers waarop het resterende subsidiebedrag dient te worden overgemaakt;

    • c. indien van toepassing, gegevens van een nieuwe procesondersteuner waaronder de naam, adres en het nummer waaronder de procesondersteuner of de onderneming waar hij werkzaam is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel;

    • d. de omvang van de vast te stellen subsidie;

    • e. bij een wijziging van penvoerder, een machtigingsformulier waaruit blijkt dat de penvoerder gemachtigd is te handelen namens de woningeigenaren die deelnemen aan het samenwerkingsverband.

  • 3. Onverminderd artikel 24, eerste, tweede en derde lid, van het Kaderbesluit gaat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van het geaccordeerde verduurzamingsplan waarin in ten minste is opgenomen:

    • a. per woning binnen het renovatieproject van het samenwerkingsverband: adres en naam van de eigenaar;

    • b. een gespecificeerde begroting, die inzicht geeft in de geraamde uitgaven voor de activiteiten en de energiebesparende isolatiemaatregelen van het renovatieproject;

    • c. een tijdsplanning van het uitvoeren van het renovatieproject;

    • d. een getekende offerte of offertes voor alle woningen van het samenwerkingsverband, van een bouwbedrijf of bouwbedrijven die de energiebesparende isolatiemaatregelen van het renovatieproject uitvoeren met daarin ten minste de meldcode voor het isolatiemateriaal dat gebruikt is en bijhorende oppervlakte, en indien er geen meldcode beschikbaar is gesteld: een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel met de naam, het type, het merk, de dikte, Rd-waarde van het isolatiemateriaal dat gebruikt is; en

    • e. een evaluatie van het proces tot het komen van het verduurzamingsplan.

  • 4. In afwijking van het derde lid kan, indien het samenwerkingsverband na de beschikking tot subsidieverlening niet of niet binnen de gestelde termijn tot overeenstemming komen over een verduurzamingsplan, een aanvraag tot vaststelling van ten hoogste het voorschot worden ingediend. Deze aanvraag bevat ten minste:

    • a. een schriftelijke verklaring met argumentatie van de procesondersteuner en penvoerder waarom het samenwerkingsverband niet tot een verduurzamingsplan is gekomen;

    • b. een concept verduurzamingsplan en een korte rapportage van de procesondersteuner en penvoerder welke activiteiten er zijn verricht in de poging om tot een geaccordeerd verduurzamingsplan te komen; en

    • c. een overzicht van de kosten die zijn gemaakt door de procesondersteuner voor het samenwerkingsverband onderbouwd met facturen en betaalbewijzen.

Artikel 12. Inwerkingtreding en verval

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2028, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling zijn verleend.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling procesondersteuning opschaling renovatieprojecten (SPOR).

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, H.M. de Jonge

TOELICHTING

1. Hoofdlijnen van de regeling

1.1 Aanleiding

De Subsidieregeling Procesondersteuning voor Opschaling Renovatieprojecten (hierna: SPOR) heeft tot doel het stimuleren van opschalen van duurzame renovatieprojecten van woningen. De SPOR doet dit door een subsidie te verstrekken voor procesondersteuning van samenwerkingsverbanden om tot duurzame renovatie te komen.

In het Klimaatakkoord1 is afgesproken dat in 2050 alle woningen en gebouwen in Nederland CO2-arm zijn. Deze duurzame transitie vraagt ook om investeringen in de verduurzaming van woningen. De verduurzamingsopgave in de gebouwde omgeving is groot, net zoals de ambities uit het Klimaatakkoord voor kostenverlaging en versnelling van verduurzaming. Het Programma Versnelling Verduurzaming Gebouwde Omgeving (PVGO)2 heeft onder andere als ambitie het isoleren van 2,5 miljoen woningen tot en met 2030. Dit is het doel van het Nationaal Isolatie Programma3. Er wordt in dit programma langs verschillende actielijnen gewerkt aan stappen richting de standaard voor woningisolatie4. Deze standaard geeft aan wanneer uw woning goed genoeg is geïsoleerd om aardgasvrij te worden. De standaard is ontstaan uit het Klimaatakkoord en is opgesteld door een speciale commissie.

Er is al veel geleerd over verduurzaming van de gebouwde omgeving en de verduurzamingsoplossingen zijn beschikbaar, nu is het tijd om aan vraagbundeling en opschaling van deze verduurzamingsoplossingen te gaan werken.

De programmalijn innovatie in de bouw van het PVGO zet onder andere in op het creëren van een continue bouwstroom waarbinnen de toepassing van meer integrale verduurzamingspakketten kan worden opgeschaald. De programmalijn innovatie in de bouw ondersteunt daarmee het Nationaal Isolatieprogramma. In het PVGO is daarvoor onder meer een subsidieregeling aangekondigd voor ondersteuning en begeleiding van het proces om partijen bijeen te brengen en tot een gezamenlijke vraagbundeling te komen. Procesondersteuning kan helpen bij de ondersteuning en begeleiding van het proces om partijen bijeen te brengen. Dit is nodig zodat verschillende partijen een samenwerkingsverband kunnen vormen en de besluitvormingsprocessen sneller op elkaar worden afgestemd en doorlopen. De opschaling van duurzame renovatieprojecten kan versneld worden door een financiële stimulans te geven aan de procesondersteuning. Dat dit nodig is, kwam ook naar voren tijdens evaluerende gesprekken over de Subsidieregeling renovatieversneller5 (hierna: de Renovatieversneller)6. Hierbij gaven woningcorporaties aan behoefte te hebben aan procesondersteuning om zo tot een gezamenlijke vraagbundeling en opschaling van duurzame renovatieprojecten te komen.

1.2 Probleembeschrijving

In de bouw is een grote productiviteitsgroei nodig om de verduurzamingsopgave van woningen op een betaalbare manier te kunnen realiseren. Diverse belanghebbenden en marktpartijen hebben aangegeven dat een continue en voorspelbare bouwstroom een randvoorwaarde is, voordat bewezen technieken voor schaalvergroting van verduurzaming ook daadwerkelijk geproduceerd en afgenomen kunnen worden. Marktpartijen kunnen pas hun productiecapaciteit inrichten en met beheersbaar risico investeren in de productiefaciliteiten wanneer er een continue en voorspelbare bouwstroom is. Grote aantallen woningen in renovatieprojecten zijn dan ook een randvoorwaarde voor het opschalen van duurzame renovatieprojecten. Het is daarom nodig om, in zowel de koop- als huursector, vraagbundeling van de verschillende partijen te stimuleren en zo hun vraag op te schalen. Vraagbundeling van renovatieplannen voor woningen zorgt voor een grotere en meer continue verbouwstroom, waarbij de bouw zich kan instellen op een opschaling van het verduurzamen van de gebouwde omgeving.

Om deze schaalvergroting te realiseren is het belangrijk om samenwerkingsverbanden te stimuleren en aan te gaan. Dit zorgt ervoor dat partijen over de grenzen van hun eigen vastgoed kijken en samen gaan werken aan duurzame renovatieprojecten. Dit is niet alleen goed voor het opschalen van de renovatieprojecten, maar bij een effectief samenwerkingsverband kan er meer en sneller worden gedaan, voor minder kosten. Vraag bundelen en opschalen gebeurt niet vanzelf. Het vraagt vooraf investeringen in tijd en geld, maar ook vertrouwen in de nieuwe samenwerkingspartners. Dat betekent dat de regie over de verduurzaming van het vastgoed of een eigen woning met anderen moet worden gedeeld. Samenwerken kost in eerste instantie meer tijd en meer geld bij het opstarten van het proces. Immers moet eerst afstemming gezocht worden, bijvoorbeeld de planning voor verduurzaming van woningen op elkaar afgestemd worden. Wellicht hiervoor zelfs investeringen naar voren halen. De voordelen van kostenreductie voor de opdrachtgever volgen pas achteraf bij de uitvoering, wanneer er een kostenreductie is geweest in het verduurzamen van woningen. Woningcorporaties geven aan dat dit een drempel is voor het opstarten van een samenwerkingsverband en dat een bijdrage voor een procesondersteuner in de beginfase van vraagbundeling en gezamenlijk opschalen zou kunnen helpen.

Op basis van de SPOR kan subsidie worden aangevraagd voor het inschakelen van een procesondersteuner die ondersteuning biedt aan samenwerkingsverbanden om de eerste of verdere stappen te zetten bij schaalvergroting van de verduurzaming van renovatieprojecten. Zoals het voorbereidings-, besluitvormings- en afstemmingsproces binnen het samenwerkingsverband of het verbreden van het samenwerkingsverband. De SPOR subsidieert procesondersteuning, specifiek voor vraagbundeling ten behoeve van renovatieprojecten voor het verduurzamen van koop- en huurwoningen om zo schaalvergroting te realiseren en de verduurzaming te versnellen.

Een voorbeeld hiervan kan zijn dat twee verhuurders een samenwerkingsverband starten. Deze partijen hebben in een buurt vergelijkbare woningen en willen deze de komende jaren verduurzamen. Doordat de verhuurders gezamenlijk optrekken kunnen zij gezamenlijk een groter aantal woningen, met vergelijkbare energiebesparende isolatiemaatregelen uitvoeren. Doordat de woningen gebundeld zijn en zo een grotere vraag creëren krijgen bedrijven die in deze markt opereren meer zekerheid. Een eerste voordeel van vraagbundeling is dat een bedrijf het verduurzamingsproces efficiënter kan inrichten, bijvoorbeeld door meer standaardisatie in hun processtappen door te voeren. Daarnaast geeft het uitvoerders ook meer financiële ruimte om wel te investeren in procesinnovatie, zoals het experimenteren met woningopnames door drones. Dit bespaart kosten en zo kan het bedrijf niet alleen sneller verduurzamen, maar ook een aantrekkelijker voorstel doen.

De SPOR subsidieert een procesondersteuner bij de eerste stappen om gezamenlijk een samenwerkingsverband op te starten. Zo verkleint de SPOR de drempel om samen te werken en op te schalen. Het gaat dus om een subsidie voor het opzetten van de procesmatige en formele aspecten van een samenwerkingsverband, een voorbeeld hiervan is het opstellen van een samenwerkingsovereenkomst of een gezamenlijk verduurzamingsplan. De SPOR geeft geen subsidie voor het uitvoeren van energiebesparende isolatiemaatregelen zelf, zoals (nieuwe) verduurzamingstechnieken. Een samenwerkingsverband kan daar natuurlijk wel voor kiezen, maar de subsidie is voor het proces vooraf de uitvoering van de energiebesparende isolatiemaatregelen.

1.3 Probleemaanpak

De SPOR heeft als doelgroep samenwerkingsverbanden die hun vraag willen bundelen en zo grotere aantallen woningen tegelijkertijd en op vergelijkbare wijze willen verduurzamen, bijvoorbeeld samenwerkingsverbanden van verhuurders (zowel woningcorporaties als particuliere verhuurders), eigenaar-bewoners of meerdere verenigingen die (soortgelijke) woningen bundelen ter verduurzaming. De regeling draagt bij aan het beleidsdoel voor het versnellen van het verduurzamen van woningen, door de opschaling van woningen te ondersteunen en te stimuleren.

a. Start van samenwerkingsverband

Samenwerking levert nog niet gelijk de voordelen van opschaling op omdat de kostenreductie van de samenwerking pas achteraf volgt. Dit wordt ervaren als een drempel bij het gezamenlijk opschalen van duurzame renovatieprojecten. De SPOR geeft een financiële stimulans bij de start van traject, waardoor met de begeleiding van de procesondersteuner er meer ondersteuning is voor het samenwerkingsverband en het makkelijker wordt om een samenwerking aan te gaan. Hiermee kan de procesondersteuner de start van een samenwerkingsverband begeleiden en ondersteunen in het bundelen van de vraag en het bouwen van het onderlinge vertrouwen bij de betrokken partijen.

b. Gezamenlijk opschalen van duurzame renovatieproject

Uiteindelijk is het doel van de procesondersteuner en het samenwerkingsverband om gezamenlijk op te schalen in het verduurzamen van woningen. Hiervoor stelt de procesondersteuner een verduurzamingplan op. De procesondersteuner kan in de voorbereidende fase zorgen voor versnelling en verbetering van de samenwerking. Zo kan er sneller tot opschaling en een duurzaam renovatieproject worden gekomen. Er is veel ondersteuning nodig voor het voorbereidings-, besluitvormings- en afstemmingsproces tussen de woningeigenaren (eigenaar-bewoners en/of verhuurders) om te komen tot een verduurzamingsplan. Het kan per aanvraag variëren welke exacte taken de procesondersteuner op zich neemt, dit is afhankelijk van de behoeften van het samenwerkingsverband. Zo kan de procesondersteuner bijvoorbeeld ondersteuning geven bij het overeenkomen van de gezamenlijke vastgoedportefeuille-strategie met betrekking tot verduurzaming, het opstellen van de voorwaarden van de samenwerkingsovereenkomst of een analyse maken van de benodigde isolatiemaatregelen voor de woningen. De procesondersteuner stelt het gezamenlijke verduurzamingsplan op en ondersteuning bieden bij het aanvragen en daarmee vaststellen van de subsidie. Het verduurzamingsplan bestaat uit een overzicht van de uit te voeren en overeengekomen energiebesparende isolatiemaatregelen voor alle woningen die meedoen aan het renovatieproject.

1.4 Motivering instrumentkeuze

Er is gekozen voor een financieel beleidsinstrument, omdat dit aansluit bij de financiële aard van het probleem, namelijk dat de kostenreductie van samenwerking pas achteraf volgt en de slagingskans van de samenwerking en daarmee de financiële investering ook onzeker is. Immers moeten partijen eerst investeren in de samenwerking en afstemming van de verduurzamingsplannen, voordat er zekerheid is dat vraagbundeling en opschaling mogelijk is. Er is een (financiële) drempel om te beginnen met een samenwerkingsverband, daarom is gekozen voor een subsidieregeling met een voorschot. Dit zorgt ervoor dat de samenwerkingsverbanden vanaf het begin kunnen worden ondersteund met procesondersteuning bij de voorbereiding van duurzame renovatieprojecten. Hierbij is de assumptie dat een relatief simpele regeling en hiermee het inzetten van een gezamenlijk geselecteerde procesondersteuner de drempel verlaagt en het aantrekkelijker wordt om samenwerkingsverbanden te ontwikkelen en aan te gaan. Het opzetten van een subsidieregeling sluit ook aan bij de wensen van woningcorporaties. In de afgelopen jaren is door hen meermaals aangegeven dat een subsidie voor procesondersteuning wenselijk is.

Deze wens kwam ook naar voren tijdens de evaluerende gesprekken van de Subsidieregeling renovatieversneller. Hieruit kwam naar voren dat er behoefte is aan ondersteuning en begeleiding van het proces om partijen bijeen te brengen om tot een gezamenlijke vraagbundeling te komen. Op basis van deze evaluatie is de ambitie van de SPOR ook om een eenvoudige aanvraag- en vaststellingsprocedure te implementeren. Het indienen van de subsidieaanvraag voor de Subsidieregeling renovatieversneller werd als te ingewikkeld beoordeeld, vanwege de hoeveelheid gegevens die vooraf aangeleverd moest worden om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Een voorbeeld hiervan is de volledige lijst van adressen waarvan niet kon worden afgeweken en berekeningen voor alle individuele adressen. De behoefte aan een ‘eenvoudige regeling’ slaat dus vooral op de informatiehoeveelheid benodigd voor een aanvraag, waarvoor veel werk vooraf vereist was en bovendien (nog) geen vergoeding tegenover stond. Daar kwam bij dat er op hetzelfde moment als de Renovatieversneller een concurrerende financiële regeling opengesteld was, namelijk de Regeling Vermindering Verhuurdersheffing Verduurzaming (RVVV), waar dezelfde doelgroep aanspraak op kon maken, zonder dergelijke eisen vooraf. Op grond van deze regeling werd een fiscale korting op de verhuurdersheffing- geboden bij het realiseren van een aantal labelstappen. Omdat de Wet Maatregelen Woningmarkt bepaalt dat het niet mogelijk is om beide regelingen te stapelen, en de RVVV aanzienlijk eenvoudiger was om aan te vragen, is het aantal aanvragen voor de Renovatieversneller achtergebleven.

De Renovatieversneller was een geheel ander type regeling dan de SPOR. Zo had de Renovatieversneller als doel om veel grootschaligere en innovatievere verduurzaming te stimuleren. De Renovatieversneller gaf een rangschikking aan projecten met puntenbeoordeling op basis van mate van vernieuwing, omvang project, opschalingspotentieel en verwachte kostendaling. Er was een adviescommissie, die de kwaliteit van het verduurzamingsplan beoordeelde. Er werd ook veel cijfermatige en beschrijvende informatie opgevraagd om dit te beoordelen, bijvoorbeeld werd er bewijsvoering gevraagd rondom de mate van innovatie, kostenreductie, uitvoeringskwaliteit, participatie, standaardisatie/industrialisatie, vervolgprojecten, warmtevraag en bewijsvoering over onderneming. De SPOR is anders ingestoken, mede dankzij de feedback op de Renovatieversneller. De SPOR stelt voornamelijk kwantitatieve eisen, die vooraf feitelijk vast te stellen zijn en werkt niet met een rangschikking. Dit zorgt ervoor dat er minder informatie gevraagd is aan het samenwerkingsverband. Daarnaast geeft de SPOR meer zekerheid vooraf, doordat geen er sprake is van een beoordeling gevolgd door een rangschikking.

Een andere hobbel voor opschaling is dat het een nieuwe manier van werken vraagt bij het verduurzamen van woningen. Om schaalvergroting van verduurzaming ook inhoudelijk aan te jagen is naast deze subsidieregeling ook het programma Verbouwstromen gestart. Het programma Verbouwstromen7 is een meerjarig non-profit samenwerkingsverband van De Bouwcampus, Stroomversnelling, TKI Bouw & Techniek en TKI Urban Energy. Verbouwstromen werkt met de procesondersteuners aan het wegnemen van knelpunten die opschaling in de praktijk kunnen belemmeren, banen het pad voor kansrijke initiatieven en stimuleren nieuwe manieren van werken in de (ver)bouw. Het is wenselijk dat er een sterke onderlinge link wordt gecreëerd tussen de procesondersteuners en het programma Verbouwstromen, zodat de procesondersteuners van elkaar en het programma kunnen leren. Daarom is als verplichting in de regeling opgenomen dat de procesondersteuner minimaal 64 uur, verdeeld over twee jaar, moet deelnemen aan het ondersteuningsprogramma van Verbouwstromen om deze link te creëren. Wanneer er minder dan 50 woningen aan het samenwerkingsverband deelnemen of de procesondersteuner reeds het ondersteuningsprogramma heeft gevolgd, dan is er een verkort programma van 32 uur voldoende. Deelname aan het ondersteuningsprogramma kan bekostigd worden vanuit de subsidie. Het is mogelijk om op verschillende momenten van het jaar in te stromen en het ondersteuningsprogramma van Verbouwstromen te volgen.

Er is gekozen voor een subsidie en niet het beschikbaar stellen van een pool van procesondersteuners, omdat het starten van een samenwerkingsverband vaak veel onderling vertrouwen vereist. Het samenwerkingsverband zal daarom hun eigen procesondersteuner kunnen selecteren, wat het vertrouwen in het samenwerkingsverband versterkt. Samenwerkingsverbanden hebben ook een voorkeur hebben voor procesondersteuners die bekend zijn met de lokale situatie. Dit zorgt er ook voor dat bijvoorbeeld een grote verhuurder een eigen medewerker kan vragen om het proces te begeleiden. Zo kan de opgedane kennis en ervaring intern behouden worden en voor een volgend samenwerkingsverband worden ingezet. Wel is er de behoefte om hen te ondersteunen door het ondersteuningsprogramma, zodat geleerde lessen met elkaar gedeeld kunnen worden. Hiervoor moet de procesondersteuner gedurende de deelname aan het ondersteuningsprogramma bereid zijn om kennis te delen.

Bij het opstellen van deze regeling is nauw samengewerkt met RVO, die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de subsidieregeling. Zo zijn er risicoanalyse sessies gehouden, maar hebben zij ook regelmatig feedback gegeven op basis van RVO’s expertise op de uitvoerbaarheid van subsidies en inhoudelijke kennis bij het verduurzamen van de gebouwde omgeving.

Vanaf de start is ook meermaals overleg geweest met Verbouwstromen. Zo leverde Verbouwstromen input op hun eigen rol binnen de SPOR. Daarnaast is hun ervaring en marktkennis benut tijdens het schrijfproces. Een voorbeeld hiervan is dat Verbouwstromen erop wees dat het onwenselijk zou zijn om bij de aanvraag van de subsidie op adresniveau woningen volledig vast te leggen, dit ook op basis van hun ervaringen met de Renovatieversneller. Daarom zijn de mutaties van de woningen mogelijk tot aan de vaststelling van het subsidie, zodat er flexibiliteit is richting de samenwerkingsverbanden om woningen te wijzigen. Het kunnen ook minder woningen worden, maar kunnen er niet zomaar meer worden. Wel kan een samenwerkingsverband een uitbreiding aanvragen bij RVO. Deze uitbreiding geldt als een nieuwe aanvraag, dus er moet dan wel budget zijn voor de nieuw toegevoegde woningen. De uitbreiding hoeft niet te voldoen aan de minimale eisen voor huur- en koopaantallen, omdat deze in de oorspronkelijke aanvraag al zijn behaald.

Daarnaast zijn ook andere stakeholders (Aedes, Vereniging Eigen Huis, Doe Tank Publieke Ontzorging en Isolatiebedrijf Pluimers) geconsulteerd aan de hand een concepttekst van de SPOR. Hierbij hebben zij input geleverd. Een deel van deze partijen hebben nogmaals gereageerd op de versie van de internetconsultatie, waarvan het verslag onder paragraaf 7 van de algemene toelichting te vinden is.

1.5 Subsidiabele activiteiten

Op basis van deze regeling kan een samenwerkingsverband een forfaitair bedrag aanvragen als subsidie voor de projectondersteuner. Hierbij zijn een aantal elementen belangrijk om verder toe te lichten.

1.5.1. Samenwerkingsverband

De SPOR staat open voor alle woningeigenaren, dus zowel voor verhuurders als eigenaar-bewoners, als meerdere (gemengde) verenigingen, die deelnemen aan een samenwerkingsverband. Een aanvraag kan niet uit woningeigenaren uit een enkele vereniging bestaan. Een samenwerkingsverband moet bestaan uit tenminste twee woningeigenaren die gezamenlijk 100 huurwoningen in het samenwerkingsverband inbrengen of minimaal 30 eigenaar-bewoners met 30 woningen. Verhuurders hebben vaak grotere aantallen woningen in bezit en kunnen door samenwerking met een klein aantal partijen gemakkelijk een groot aantal woningen in vraag bundelen en in de markt zetten. Daarom is er gekozen voor een hoger vereiste aantal huurwoningen.

Een groter aantal partijen betekent ook een hogere mate van afstemming en dus hogere proceskosten bij het komen tot een samenwerkingsverband en een duurzaam renovatieproject. Daarom zijn samenwerkingsverbanden van verhuurders en eigenaar-bewoners van elkaar onderscheiden in de hoogte van de bedragen die kunnen worden toegekend. Het bedrag per koopwoning is hoger, om tegemoet te komen aan deze hogere proceskosten. Het is mogelijkheid om de subsidie aan te vragen voor een samenwerkingsverband met (hetzelfde type) koopwoningen verspreid over het land, maar ook voor lokale samenwerkingsverbanden die een gebiedsgerichte verduurzamingsaanpak ontwikkelen voor koopwoningen.

Er bestaan al enkele voorbeelden van samenwerkingsverbanden van woningcorporaties en soms hierbij aangesloten aanbieders. Dit is anders in de koopsector (bij eigenaar-bewoners), waarbij er vaak evenveel partijen als woningen zijn bij een samenwerking. Daarom is gekozen voor een lager vereiste aantal woningen voor eigenaar-bewoners om in aanmerking te komen voor subsidie. Verder zijn ook nog weinig voorbeelden te geven van samenwerkingsverbanden voor integrale duurzame renovatieprojecten. Eigenaar-bewoners kiezen vaak voor een stapsgewijze verduurzaming. Daarom zijn er wel succesvolle collectieve inkoopacties voor individuele energiebesparende isolatiemaatregelen. Deze zijn vaak door intermediairs georganiseerd (zoals energielokketten, marktpartijen, energie coöperaties of brancheorganisaties). Hierbij gaat het soms om landelijke inkoopacties, maar er zijn ook inkoopacties specifiek gericht op een gebied zoals een buurt of dorp. Een enkele energiebesparende isolatiemaatregel zijn makkelijker te standaardiseren en collectief in te kopen, bovendien vereisen meerdere isolatiemaatregelen een besluit met grotere financiële gevolgen, waardoor minder gemakkelijk tot besluitvorming gekomen wordt. De openstelling van de SPOR stimuleert de intermediairs en uitvoerders om niet alleen individuele maatregelen aan te bieden, maar ook ‘pakketten’ te ontwikkelen voor soortgelijke woningen van minimaal twee (dezelfde) energiebesparende isolatiemaatregelen. Hierbij kan het voorkomen dat een intermediair de penvoerder is en ook de procesondersteuner levert. De penvoerder en procesondersteuner kunnen niet een en dezelfde persoon zijn. De penvoerder kan wel een verhuurder of eigenaar-bewoner zelf zijn.

Een samenwerkingsverband met zowel huur- als koopwoningen is mogelijk, maar om voor subsidie in aanmerking te komen moet er alsnog aan één van de twee eisen voor het minimaal aantal huur- of koopwoningen voldaan worden. Dus er moet in een samenwerkingsverband altijd minimaal 30 koopwoningen of minimaal 100 huurwoningen zijn (van minimaal twee verhuurders). Hier is wel de mogelijkheid om boven op de minimale eis extra huur- dan wel koopwoning(en) toe te voegen. Deze eisen zijn gesteld, zodat wanneer er één koopwoning van een eigenaar-bewoner wordt toegevoegd aan het samenwerkingsverband van verhuurders, er daardoor niet opeens een lage drempel van 30 koopwoningen geldt. Verhuurders hebben vaak veel bezit en kunnen juist makkelijker een grotere slag maken met vraagbundeling. Andersom, is deze eis ook gesteld, zodat het toevoegen van één huurwoning van een verhuurder bij een samenwerkingsverband van eigenaar-bewoners, niet betekent dat er de hoge eis geldt van minimaal 100 huurwoningen. Tegelijkertijd geeft deze eis wel de ruimte dat bijvoorbeeld een eigenaar-bewoner ook kan profiteren van de subsidie, wanneer het aansluit bij een samenwerkingsverband van verhuurders. Dit betekent dus bijvoorbeeld dat bij een samenwerkingsverband van 100 huurwoningen en twee verhuurders, er wel een eigenaar-bewoner met een koopwoning kan aansluiten. Deze koopwoning telt dan ook mee voor de hoogte van de uiteindelijke subsidie. Dat betekent dus een subsidiebedrag voor 100 huurwoningen plus het bedrag voor één koopwoning.

Individuele verenigingen zijn uitgezonderd van deelname aan de SPOR, omdat zij al subsidie kunnen krijgen voor procesbegeleiding via de Subsidieregeling verduurzaming voor verenigingen van eigenaars (SVVE). Wel is het mogelijk voor bijvoorbeeld meerdere verenigingen om een samenwerkingsverband te vormen en een aanvraag te doen voor subsidie voor een procesondersteuner als alle verenigingen binnen het samenwerkingsverband nog geen subsidie hebben gekregen voor procesbegeleiding via de SVVE.

Marktpartijen of aanbieders van verduurzamingsprojecten kunnen op ieder moment aansluiten bij een samenwerkingsverband, maar er hoeft dan nog geen duidelijkheid te zijn welke uitvoeringswerkzaamheden zij voor het renovatieproject op zich nemen. Pas bij het indienen van het verduurzamingsplan is het een vereiste dat er duidelijkheid is over welke marktpartijen de uitvoering op zich nemen. Het uiteindelijke verduurzamingsplanplan moet dus één of meerdere ondertekende offertes voor alle energiebesparende isolatiemaatregelen en alle woningen bevatten, zodat vraag en aanbod op elkaar afgestemd zijn. De offertes moeten ondertekend zijn door de betreffende woningeigenaren.

Marktpartijen, aanbieders, gemeenten of andere partijen kunnen ook het initiatief nemen tot vraagbundeling en het starten van een samenwerkingsverband. Een voorbeeld hiervan is dat de aanbieder een verduurzamingspakket aanbiedt voor een specifiek woningtype. De aanbieder verzamelt woningeigenaren die interesse hebben en vormt hiermee een samenwerkingsverband. Vervolgens wordt met deze groep woningeigenaren een samenwerkingsverband gevormd, door wie de SPOR aangevraagd kan worden. Hierbij kan de aanbieder van de isolatiemaatregelen ook de penvoerder zijn. De penvoerder hoeft namelijk niet een van de woningeigenaren te zijn. Alleen de procesondersteuner kan niet de penvoerder zijn. Een samenwerkingsverband geïnitieerd door aanbieders zal bij deze werkwijze al verder gevorderd zijn bij het aanvragen van de SPOR, omdat er van tevoren zicht is op het maatregelenpakket. Dit kan betekenen dat er minder tijd nodig is tussen de aanvraag en de vaststelling van de SPOR.

1.5.2. Procesondersteuner

De procesondersteuner is een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die belast is met de ondersteuning van het voorbereidings-, besluitvormings- en afstemmingsproces binnen een samenwerkingsverband. De procesondersteuner begeleidt het samenwerkingsverband in deze aspecten en begeleidt zo het proces van het opstellen van een gezamenlijk verduurzamingsplan. Het is een belangrijke sleutelfiguur, daarom is het relevant dat de procesondersteuner bekend is met soortgelijke verduurzamings- en/of renovatieprojecten. De procesondersteuner moet aantoonbare ervaring in de (collectieve) verduurzaming van woningen hebben. Ter onderbouwing van de ervaring en competenties moeten minimaal twee referentieformulieren aangeleverd worden. De procesondersteuner hoeft niet extern ingehuurd te worden, maar kan bijvoorbeeld ook een medewerker zijn van een verhuurder of van de marktpartij.

Om niet het wiel opnieuw uit te vinden, worden via Verbouwstromen reeds opgebouwde kennis en kennisinstrumenten ontsloten via hun programma. Actieve deelname aan het ondersteuningsprogramma vanuit Verbouwstromen is niet vrijblijvend (halen en brengen) en direct onderdeel van de taken van de procesondersteuner. Er is sprake van een tijdsinvestering van 64 uur, waarvan 48 uur in het eerste jaar en 16 uur in het tweede jaar of bij een verkort programma van 32 uur, 16 uur in beide jaren (indien van toepassing). Hierbij kan gedacht worden aan de volgende indicatieve invulling: kennisdagen en het voorbereiden hiervan (32 uur), deelname aan de procesondersteuner-gemeenschap (24 uur) en evaluatie (8 uur). Wanneer de procesondersteuner al heeft deelgenomen aan het kennisprogramma, en voor procesondersteuners van samenwerkingsverbanden met minder dan 50 woningen, is er sprake van een verkort programma van 32 uur. Hierbij gaat het met name over de deelname aan de procesondersteuner-gemeenschap en de evaluatie. De resterende uren zijn niet verplicht, maar de procesondersteuner (met name van kleine samenwerkingsverbanden) wordt wel aangemoedigd om hieraan aan deel te nemen.

Het is mogelijk om op verschillende momenten van het jaar in te stromen en het ondersteuningsprogramma van Verbouwstromen te volgen. Bij de kennisdagen staat het ontsluiten van de reeds bestaande kennis centraal omtrent verschillende onderwerpen (zoals duurzaam renoveren of samenwerking). De deelname aan de gemeenschap draait om het uitwisselen van ervaringen en leerpunten tussen de procesondersteuners. Daarnaast geeft de deelname aan de gemeenschap ook de mogelijkheid om ervaringen, kansen en knelpunten, die buiten de reikwijdte van de procesondersteuner vallen, mede te delen aan het programma Verbouwstromen.

1.5.3. Duurzaam renovatieproject

Een duurzaam renovatieproject dient ertoe te leiden dat de woningen uiteindelijk zo ver mogelijk verduurzaamd worden richting aardgasvrij. Er moeten minimaal twee dezelfde energiebesparende isolatiemaatregelen uitgevoerd worden voor alle woningen in het samenwerkingsverband. Bij voorkeur werkt een samenwerkingsverband ook met dezelfde isolatiematerialen, om zo op eenzelfde manier de verschillende woningen te kunnen verduurzamen. Door dezelfde maatregel met hetzelfde materiaal uit te voeren kunnen er efficiënte, geoptimaliseerde verbouwstromen ontstaan. In sommige gevallen is hetzelfde isolatiemateriaal echter niet mogelijk vanwege andere omstandigheden in de woning of specifieke wensen van de woningeigenaar, daarom wordt er gesproken over een voorkeur en niet een eis.

Dat betekent minstens twee energiebesparende isolatiemaatregelen van de vijf verschillende mogelijkheden: dakisolatie (ofwel zolder- of vlieringvloerisolatie), gevelisolatie, glasisolatie (ofwel kozijnpanelen of deuren), spouwmuurisolatie en vloerisolatie (ofwel bodemisolatie). Door minimaal twee dezelfde energiebesparende isolatiemaatregelen kan er door het samenwerkingsverband optimalisatie gerealiseerd worden, maar is er ook nog ruimte voor maatwerk bij afwijkende woningen. Bovendien biedt de focus op minimaal twee dezelfde isolatiemaatregelen ruimte om de woning stapsgewijs naar aardgasvrij te gaan. Dit sluit aan bij de praktijk en wensen uit de koopsector, waarbij vaak in stappen geïsoleerd wordt en vervolgens overgestapt wordt op een duurzame warmtebron. De SPOR sluit met de minimale eisen aan bij de huidige minimale eisen van de ISDE/SVVE/SVOH rondom het aanbrengen van isolatie. Dit geldt voor zowel de warmteweerstand, ofwel isolerend vermogen, van het isolatiemateriaal (Rd-waarde), als de minimale te isoleren oppervlaktes (aantal m2). Net zoals in de ISDE/SVVE/SVOH kan bij de SPOR geen subsidie aangevraagd worden ten behoeve van het realiseren en daarbij verduurzamen van een vergroting van de woning.

In lijn met de ISDE, SVOH en SVVE wordt de ‘meldcode’ een onderdeel van SPOR. Dit zorgt ervoor dat een maatregelenlijst (meldcodelijst) wordt gehanteerd met welke producten er in ieder geval aan de minimum (isolatie)eisen wordt voldaan. Bij de vaststelling wordt de meldcode openomen in de offerte, maar bij het ontbreken van een meldcode kan er (door meldcode ‘overige’ in te vullen op het vaststellingsformulier) ook worden volstaan met een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel en samenhangende werkzaamheden die door het bouwbedrijf uitgevoerd zullen worden, de naam, het type, het merk, de dikte, van het isolatiemateriaal dat gebruikt gaat worden en de plaats en bijhorende oppervlakte voor elk van de ingediende woning(en) die geïsoleerd zullen worden. Het is mogelijk om een nieuw type materiaal en/of toepassing toe te laten voegen door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) aan de meldcodelijst. In dat geval is het nodig dat de leverancier een prestatieverklaring voor dat materiaal aanlevert. Daaronder wordt verstaan: een prestatieverklaring of kwaliteitsverklaring als bedoeld in artikel 1.8 van het Bouwbesluit 2012 of artikel 2.14 van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving.

Hieruit volgt (impliciet) dat een prestatieverklaring dient te zijn opgesteld overeenkomstig de voorwaarden uit artikelen 4 en 6 van verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van de Europese Unie (PbEU 2011, L 88/5). Met het opstellen van de prestatieverklaring neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid op zich dat het bouwproduct overeenkomt met de daarin opgegeven prestaties. Zonder objectieve aanwijzingen voor het tegendeel, gaan de lidstaten van de Europese Unie ervan uit dat de door de fabrikant opgestelde prestatieverklaring nauwkeurig en betrouwbaar is. De prestatieverklaring dient de prestaties van bouwproducten te omschrijven met betrekking tot hun essentiële kenmerken overeenkomstig de relevante geharmoniseerde technische specificaties. Welke gegevens de prestatieverklaring dient te bevatten, is beschreven in voormelde artikelen van de verordening. Naast de prestatieverklaring kan in bepaalde gevallen ook volstaan worden met een kwaliteitsverklaring. Van een kwaliteitsverklaring wordt in ieder geval aangenomen dat deze voldoende adequaat is, indien deze voldoet aan de voorwaarden van de normalisatienorm NEN-NTA 8800-20209.

In de vaststellingsprocedure werkt dit als volgt: als een product reeds met een meldcode op de maatregelenlijst is opgenomen dan staat daarmee vast dat het materiaal voldoet. De meldcode kan op het formulier genoemd worden, maar kan ook uit de offerte blijken. Als het niet op de lijst staat dan zal de aanvrager bij het invullen van het vaststellingsformulier in plaats van de meldcode voor de categorie ‘overig’ moeten kiezen, en dan is, naast het eerdergenoemde alternatief van het aanleveren van een omschrijving van het soort energiebesparende isolatiemaatregel, een optionele mogelijkheid om ook een prestatieverklaring aan te (laten) leveren, zodat het product ook toegevoegd kan worden aan de meldcodelijst.

Woningen gebouwd na 1995 zijn meestal al relatief goed geïsoleerd, omdat vanaf december 1995 de energieprestatie-eis is opgenomen in het Bouwbesluit. Daarom ligt de focus van de SPOR op de relatief minder goed geïsoleerde huizen van vóór 1995. Woningen van na 1995 kunnen meedoen met het samenwerkingsverband, maar zullen niet meegeteld worden als deelnemende woning voor het totale subsidiebedrag.

1.6 Werkwijze subsidieregeling

In de subsidie wordt gewerkt met twee fasen. De start van de werkzaamheden van de procesondersteuner voor het samenwerkingsverband (fase 1) waarbij de subsidies wordt aangevraagd en een voorschot wordt gegeven. Daarna het voltooien van het verduurzamingsplan of als het samenwerkingsverband niet tot een verduurzamingsplan komt (fase 2) waarbij een deel van de subsidie wordt vastgesteld. De ervaringen van RVO bij de uitvoering van diverse regelingen zijn meegenomen in het stellen van de eisen rondom de aanvraag en vaststelling. Er is zowel zorgvuldig gekeken naar de noodzaak van de gestelde eisen, als de uitvoerbaarheid ervan voor met name eigenaar-bewoners. Ervaringen van andere regelingen, zoals de SVVE, leren dat het doenbaar is om de gegevens en bescheiden voor te leggen die worden gevraagd bij de aanvraag en vaststelling van de SPOR. Daarnaast zijn alleen gegevens gevraagd welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig subsidiëren van een samenwerkingsverband. In paragraaf 1.6.4. van de algemene toelichting is meer toegelicht hoe er ondersteuning is voor (of ‘bij’) het aanvragen van de SPOR.

1.6.1 Fase 1: start samenwerkingsverband

Er is gekozen voor een lichte eerste toets en beoordeling bij het aanvragen van de subsidie, zoals beschreven in artikel 6, om de drempel voor het starten van een samenwerkingsverband te verkleinen. Hierbij krijgt de penvoerder van het samenwerkingsverband, bijvoorbeeld een verhuurder of intermediair, een voorschot om te starten met de verdere planontwikkeling. Daarnaast moet het samenwerkingsverband het aantal te verduurzamen woningen aangeven, zodat het benodigde subsidiebedrag gereserveerd kan worden voor de vaststelling. De woningen die worden opgegeven bij aanvraag tot subsidieverlening hoeven nog niet definitief te zijn, welke woningen precies meedoen kan nog wijzigen gedurende het traject. De eis blijft dat een samenwerkingsverband moet aantonen dat het de intentie en mogelijkheden heeft het minimale aantal van 100 huur- of 30 koopwoningen te gaan verduurzamen door minimaal twee dezelfde energiebesparende isolatiemaatregelen te nemen. Er moet ook een mijlpalenplanning worden meegestuurd, waaruit blijkt welke stappen wanneer worden ondernomen om te komen tot een verduurzamingsplan.

De woningeigenaren (verhuurders en, of, eigenaar-bewoners) ondertekenen een machtiging- en intentieverklaring om samen te werken in het samenwerkingsverband en om de woningen te verduurzamen met minimaal twee energiebesparende isolatiemaatregelen. Een intentieverklaring spreekt een intentie uit om deel te nemen aan het samenwerkingsverband en te verduurzamen, oftewel een woningeigenaar kan zich hierna ook nog bedenken over het uitvoeren van de energiebesparende isolatiemaatregelen. Daarnaast wordt er in hetzelfde document een machtiging gegeven aan de penvoerder om namens de woningeigenaar de subsidie aan te vragen. Deze verklaring is collectief, zodat er niet vele documenten verzameld hoeven te worden. Dat betekent dat er van één machtiging- en intentieformulier gebruik kan worden gemaakt door alle woningeigenaren, wat een mogelijkheid biedt tot minder administratieve lasten voor (met name) eigenaar-bewoners. Daarnaast zijn er algemene gegevens nodig over de woningeigenaren, woningen, CV, referentieformulieren en offerte van de procesondersteuner, en eventueel de-minimisverklaringen van de betreffende verhuurders.

Na één jaar (na het ontvangen van de beschikking tot subsidieverlening) wordt gevraagd of het samenwerkingsverband een update kan geven aan de RVO. Hiermee wordt toelichting gegeven of het samenwerkingsverband nog bezig is met het opstellen van het verduurzamingsplan, maar ook welke wijzigingen er hebben plaatsgevonden. Bijvoorbeeld of het aantal woningeigenaren, het aantal woningen, de planning of de beoogde energiebesparende isolatiemaatregelen zijn veranderd. Als er geen wijzigingen op de samenstelling of planning hebben plaatsgevonden, dan is alleen een kort voortgangsverslag noodzakelijk.

1.6.2. Fase 2: voltooiing verduurzamingsplan

Voor het vaststellen van het totale subsidiebedrag is er een zwaardere toets en beoordeling, zoals beschreven in artikel 11. Binnen twee jaar na de beschikking tot subsidieverlening moet het samenwerkingsverband met begeleiding van de procesondersteuner tot een verduurzamingsplan zijn gekomen, alleen in uitzonderlijke gevallen kan de termijn verlengd worden met zes maanden. Met het verduurzamingsplan laat het samenwerkingsverband zien dat zij hun vraag hebben gebundeld en gezamenlijk een plan hebben opgesteld voor het duurzame renovatieproject. Het verduurzamingsplan geeft meer duidelijkheid over de definitieve woningen, energiebesparende isolatiemaatregelen, planning en uitvoerende partijen. Deze vergevorderde planvorming en uitvoeringsgereedheid van het verduurzamingsplan wordt bewezen door offertes voor alle deelnemende woningen, welke ondertekend zijn door de woningeigenaren. Dit laat zien dat vraag en aanbod op elkaar afgestemd zijn. Bij het samenwerkingsverband kunnen uiteindelijk ook aanbieders, zoals bouwpartijen, aansluiten om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Het aansluiten van aanbieders is niet noodzakelijk voor het aanvragen en vaststellen van de subsidie.

Als de bewijsvoering compleet is bij het inleveren van het verduurzamingsplan en aan de voorwaarden is voldaan dan kan het samenwerkingsverband aanspraak maken op het resterende bedrag bij de vaststelling van de subsidie. Er wordt dus alleen gecontroleerd bij de subsidie op het proces leidend naar de vaststelling van het verduurzamingsplan en het aantal huur c.q. koopwoningen, maar niet op uitvoering van het duurzame renovatieproject.

Mocht het samenwerkingsverband uiteindelijk niet leiden tot een verduurzamingsplan voor het renovatieproject, dan moet onderbouwd worden waarom dit niet is gelukt en welke stappen zijn genomen. Er kan een aanvraag tot vaststelling van een deel van het subsidiebedrag gedaan worden, dit kan ten hoogste het totale voorschotbedrag zijn. De door het samenwerkingsverband gemaakte proceskosten kunnen hierdoor alsnog vergoed worden. De gemaakte kosten moeten minimaal onderbouwd worden met facturen en betaalbewijzen van de procesondersteuner. Door de facturen en betaalbewijzen kan aangetoond worden welk deel van het voorschot besteed is voor het ondersteunen van het samenwerkingsverband.

Aanvullend dient er door de procesondersteuner (en eventueel de penvoerder) met een schriftelijke verklaring worden toegelicht waarom er niet tot een verduurzamingsplan gekomen is. Tevens een rapportage van de verrichtte activiteiten, eventueel ondersteund door notulen, evaluaties en andere verslaglegging kan dienen als bewijsvoering.

Als het voorschotbedrag niet of slechts beperkt is uitgeput voor de ondersteuning van het samenwerkingsverband, dan kan de aanvraag voor vaststelling afgewezen worden en (een deel van) het bedrag teruggevorderd worden. Dit is het geval wanneer er minder dan 25.000 euro gefactureerd door de procesondersteuner. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom samenwerkingsverbanden niet tot een verduurzamingsplan komen. Er kunnen onvoorziene omstandigheden zijn met betrekking tot de financiering van verduurzaming, of de mogelijke te nemen maatregelen verschilden te veel van elkaar.

1.6.3. Hoogte subsidie

Het subsidiebedrag is voor huurwoningen € 750,–, en voor de koopwoningen € 1.000,-. Er wordt een hoger bedrag per koopwoning gesubsidieerd, omdat samenwerkingsverbanden bestaande uit koopwoningen bestaat uit individuele eigenaar-bewoners. Dit betekent meer partijen, waardoor het langer kan duren en lastiger kan zijn om overeenstemming te vinden tussen alle leden van het samenwerkingsverband. Dit in tegenstelling tussen samenwerkingsverbanden met verhuurders, waarbij enkele corporaties een veelvoud aan woningen kunnen inbrengen en een samenwerkingsverband minder woningeigenaren bevat.

1.6.4. Ondersteuning doelgroepen

De doelgroep woningeigenaren is zeer heterogeen. De doelgroep bestaat uit professionele partijen zoals woningcorporaties, maar ook uit particuliere verhuurders, verenigingen en eigenaar-bewoners. Startende samenwerkingsverbanden, met name als deze bestaan uit eigenaar-bewoners, hebben extra ondersteuning en informatie nodig voor het aanvragen van de SPOR.

Naast de regelingstekst van de SPOR en de nota van toelichting, is er daarom ook aandacht voor makkelijk begrijpbare en toegankelijke informatie. Zo heeft RVO een speciale webpagina voor de SPOR op haar website, waarbij informatie wordt geboden. Zo zijn er antwoorden op veel gestelde vragen opgesteld, maar ook is er de mogelijkheid om contact te zoeken (via telefoon of e-mail) voor informatie en ondersteuning bij het doen van de aanvraag. Daarnaast vinden er rondom de openstelling van de SPOR (interactieve) online sessies plaats waarbij meer toelichting wordt gegeven over het aanvraagproces en de voorwaarden van de SPOR. De ervaring vanuit andere regelingen, zoals de SVVE, leert dat deze ondersteuning voldoende is voor groepen eigenaar-bewoners om een aanvraag te doen.

Daarnaast is er gedurende het traject ook begeleiding vanuit Verbouwstromen, waarbij bijvoorbeeld tijdens de deelname aan ondersteuningsprogramma kennis uitgewisseld kan worden met de andere procesondersteuners.

2. Verhouding tot hoger recht en ander nationaal recht

2.2. Verhouding tot hoger recht

Staatssteunrecht

In deze subsidieregeling zijn regels opgenomen die voortkomen uit het staatssteunrecht. Als de overheid subsidie verleent aan een onderneming kan dit te kwalificeren zijn als staatssteun. Het begrip ‘onderneming’ dient daarbij breed uitgelegd te worden: het uitvoeren van een economische activiteit (ook zonder winstoogmerk) kan erop zichzelf al toe leiden dat er sprake is van een onderneming. De activiteit die aanvragers onder deze subsidieregeling verrichten, namelijk het inhuren van een procesondersteuner die een samenwerkingsverband opstart en begeleid en een verduurzamingsplan opstelt voor een aantal woningen binnen het samenwerkingsverband, kan doorgaans gezien worden als economische activiteit. Hierdoor is er sprake van staatssteun. Dit geldt niet voor de subsidie die wordt toegekend aan eigenaar-bewoners, er is bij die groep geen sprake van een onderneming naar Europees recht en dus ook geen sprake is van staatssteun.

Staatssteun is gereguleerd op Europees niveau en zal op basis van Europese recht gerechtvaardigd moeten worden. In deze subsidieregeling is gebruik gemaakt van één Europese verordening ter rechtvaardiging van de gegeven steun. Het inhuren van een procesondersteuner is verenigbaar met de interne markt op grond van de de-minimisverordening.

Voor subsidies op grond van deze regeling zal gebruik worden gemaakt van de de-minimisverordening. De voorwaarden die hieraan zijn verbonden worden nader toegelicht onder 2.2.a.

Bij deze subsidieregeling wordt gebruik gemaakt van de de-minimisverordening. Een voorwaarde voor de de-minimisverordening is dat de verhuurders binnen het samenwerkingsverband voldoen aan het vereiste dat in een periode van drie opeenvolgende belastingjaren een individuele verhuurder niet meer dan het maximumbedrag van € 200.000 aan de-minimissteun heeft ontvangen. Verhuurders binnen samenwerkingsverbanden die niet voldoen aan dit vereiste zullen geen subsidie ontvangen. Dit betekent dat het subsidiebedrag dan wordt verlaagd met een bedrag gelijk aan het aantal woningen dat deze verhuurder inbrengt in het samenwerkingsverband. Dat is een vermindering van 750 euro per ingebrachte huurwoning en 1.000 euro per ingebrachte koopwoning. Mocht het samenwerkingsverband onder het minimumaantal woningen komen door het uitsluiten van een verhuurder die niet aan de de-minimissteun kan voldoen, wordt er geen subsidie uitgekeerd.

2.2a De-minimisverordening

De subsidies die worden verleend met toepassing van de de-minimisverordening zijn gebonden aan een aantal voorwaarden.8 De de-minimisverordening gaat uit van de gedachte dat de staatssteun is gerechtvaardigd door de beperkte hoogte ervan. Dit kader geeft daarom een maximum voor het bedrag dat de subsidieontvanger mag ontvangen aan de-minimissteun. In een periode van drie opeenvolgende belastingjaren mag de verhuurder niet meer dan het maximumbedrag van € 200.000 aan de-minimissteun ontvangen. Hierbij is van belang dat alle ontvangen de-minimissteun meetelt, dus ook de-minimissteun die is verstrekt op grond van andere subsidies van het Rijk of decentrale overheden.

Een samenwerkingsverband waarin verhuurders zitten die een aanvraag doen binnen deze subsidieregeling, dient een ingevulde de-minimisverklaring bij de aanvraag in te dienen wanneer gebruik wordt gemaakt van de de-minimisverordening, dit wordt aangegeven op het aanvraagformulier. In de verklaring geeft de verhuurder aan of hij in het lopende belastingjaar en de afgelopen twee belastingjaren reeds andere de-minimissteun heeft ontvangen. Alle de-minimissteun die de betreffende verhuurder heeft ontvangen wordt daartoe samen opgeteld, onafhankelijk van de aard van de activiteiten waarvoor de steun is verleend. Voor de ingevulde de-minimisverklaring geldt dat deze naar waarheid dient te worden ingevuld door de betrokken verhuurder. Wanneer de ingevulde verklaring in strijd wordt geacht met de de-minimisverordening wordt deze buiten beschouwing gelaten in de berekening van de subsidie.

2.3 Verhouding tot nationale regelgeving

Deze regeling vindt haar grondslag in de Kaderwet overige BZK-subsidies en het daarop gebaseerde Kaderbesluit BZK-subsidies. Subsidieverstrekking op grond van de onderhavige regeling wordt ook beheerst door de regels in het Kaderbesluit. Subsidieaanvragers of -ontvangers hebben dus niet alleen met deze regeling te maken, maar ook met regels uit het Kaderbesluit, ook al worden die regels niet expliciet genoemd in deze subsidieregeling. Voor zover er regels van het Kaderbesluit van toepassing zijn, is dit toegelicht in het artikelsgewijze deel van de toelichting. Naast de regels uit het Kaderbesluit zijn ook de regels van de Algemene wet bestuursrecht omtrent subsidies van toepassing op deze subsidie.

3. Verhouding tot andere regelingen en beleid

3.1 Verhouding tot andere subsidieregelingen

Er zijn andere subsidieregelingen die ook als doel hebben het verduurzamen van de gebouwde omgeving, zoals de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE), de Subsidieregeling verduurzaming en onderhoud huurwoningen (SVOH) en de Subsidieregeling verduurzaming voor vereniging van eigenaren (SVVE). Deze zijn echter gericht op het subsidiëren van de energiebesparende isolatiemaatregelen zelf. De SPOR richt zich op het subsidiëren van de procesondersteuner die samenwerkingsverbanden ondersteunt bij het opschalen van duurzame renovatieprojecten. Daardoor heeft de SPOR met deze regelingen in principe bijna geen overlap. Het is dus mogelijk om gebruik te maken van de SPOR als subsidie voor de proceskosten, tezamen met andere subsidies op energiebesparende isolatiemaatregelen zelf (zoals ISDE, SVOH, SVVE).

In de SVVE bestaat, naast de subsidie op energiebesparende isolatiemaatregelen, ook een subsidiëring voor energieadvies en procesbegeleiding. De stapeling van dit gedeelte van de SVVE en de SPOR is uitgesloten. Hierbij gaat het namelijk ook om een subsidie op procesbegeleiding bij het verduurzamen van een verenigingen. Meerdere verenigingen kunnen wel gebruik maken van de SPOR, maar mogen dan niet als vereniging ook nog aanspraak maken op de subsidie van de SVVE voor procesondersteuning. Wel kunnen verenigingen gebruik maken van de SPOR en SVVE, wanneer de SVVE-aanvraag subsidie op energiebesparende isolatiemaatregelen of het oplaadpuntenadvies betreft, die niet gesubsidieerd worden door de SPOR.

Voor een individuele vereniging geldt nog steeds dat zij uitgesloten zijn als doelgroep en de SPOR niet kunnen aanvragen. Zij kunnen alleen gebruikmaken van de subsidie op energieadvies en procesbegeleiding van de SVVE.

Hieronder staat schematisch weergegeven welke onderdelen kunnen worden aangevraagd door welke doelgroep en in welke regeling. In onderstaand schema zijn de subsidiabele activiteiten die binnen de SPOR vallen dikgedrukt gemaakt.

Wat

Wie

Regeling

Procesondersteuning

Samenwerkingsverbanden (min. 30 koopwoningen of min. 100 huurwoningen, niet zijnde van een enkele vereniging)

SPOR

Energieadvies en procesbegeleiding

(gemengde) verenigingen1

SVVE

Energieadvies

verhuurders

SVOH

Energiebesparende isolatiemaatregelen (evt. aanvullende energiebesparende maatregelen)

(gemengde) verenigingen

SVVE

 

Particuliere verhuurders

SVOH

 

eigenaar-bewoners

ISDE

Zonneboiler

(gemengde) verenigingen

SVVE

 

eigenaar-bewoners en zakelijke gebruikers (waaronder verhuurders)

ISDE

Warmtepomp (laagvermogen)

(gemengde) verenigingen

SVVE

 

eigenaar-bewoners en zakelijke gebruikers (waaronder verhuurders)

ISDE

Aansluiting op een warmtenet

Verenigingen (100% eigenaar-bewoners)

SVVE

 

gemengde verenigingen en verhuurders

SAH2

 

eigenaar-bewoners

ISDE

Zeer energiezuinig pakket

(gemengde) verenigingen

SVVE

Advies over oplaadpunten

(gemengde) verenigingen

SVVE

Afsluiten kookgas (enkel als aansluiting warmtenet al gerealiseerd is)

eigenaar-bewoners (en individuele leden van een vereniging)

ISDE

Afsluiten kookgas

gemengde verenigingen en verhuurders

SAH

Zon-PV en kleinschalige windturbine

zakelijke gebruikers (waaronder (gemengde) verenigingen)

ISDE

Grootschalige zon-PV, wind of water energieopwekking

verenigingen

SCE

Opwekking grootschalige hernieuwbare energie (zoals warmtepompen vanaf 500 kW)

Zakelijke gebruikers (waaronder (gemengde) verenigingen en verhuurders)

SDE++

X Noot
1

Een gemengde vereniging is een vereniging waarvan minstens 1 woning van een eigenaar-bewoner is.

X Noot
2

Bij de SAH wordt onder verhuurders verstaan: woningcorporaties, institutionele beleggers en zakelijke en particuliere verhuurders

Verder is het ook toegestaan om subsidie van deze regeling te stapelen met subsidies van andere overheden, zoals gemeentelijke subsidies als het gaat om de uitvoering van energiebesparende isolatiemaatregelen. Naast subsidies is er ook een Specifieke Uitkering (SpUk) Lokale Aanpak Isolatie, die alleen gemeenten kunnen aanvragen. Hierbij wordt een uitkering gegeven om slecht geïsoleerde koopwoningen te isoleren. Minimaal 80% van de woningen in de lokale aanpak moet een WOZ-waarde onder het gemiddelde van de WOZ-waarde van koopwoningen in de gemeente hebben of onder de NHG-grens liggen. De SpUk Lokale Aanpak Isolatie focust zich op extra ondersteuning voor eigenaar-bewoners die moeite hebben met het verduurzamen van hun (slecht geïsoleerde) woning. De SpUk is stapelbaar met andere subsidieregelingen, zoals de ISDE en SVVE. Het is mogelijk om (een deel van) de SpUK lokale aanpak uit te geven aan het proces en de ontzorging van eigenaar-bewoners en VvE’s. Mits de woningen die verbeterd worden voldoen aan de gestelde voorwaarden uit de SpUk Lokale Aanpak Isolatie.

Daarnaast is er ook de Energiebespaarlening en de VvE Energiebespaarlening, waar eigenaar-bewoners en VvE’s gebruik van kunnen maken. Als initiatief van de rijksoverheid biedt het Nationaal Warmtefonds sinds 2013 met diensten als de Energiebespaarlening verantwoorde en betaalbare financiering voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Met laagdrempelige financiering maakt het Warmtefonds mogelijk dat eigenaar-bewoners en VvE’s energiebesparende maatregelen kunnen nemen voor een koopwoning of appartementencomplex. Een lening afsluiten gaat snel, zonder verborgen kosten en tegen een aantrekkelijke rente.

3.2 Verhouding tot (lokaal) beleid

Bij het gebruik maken van de SPOR moet er rekening gehouden worden met relevante bestaande wet- en regelgeving. Dit geldt ook voor de Wet Natuurbescherming (Wnb), die als doel heeft om natuurgebieden en plant- en diersoorten in Nederland te beschermen. Bij het isoleren van een woning moet er rekening gehouden worden met de Wnb, dus het rekening houden met de beschermde status van vogels en vleermuizen. Hiervoor wordt verwezen naar de Kamerbrief natuurinclusief isoleren: handvatten en concrete vervolgstappen9. Op korte termijn gaat dat om isoleren door bedrijven conform de voorschriften van het ‘natuurlijkvriendelijk isoleren’. Voor de langere termijn is het de bedoelding dat in heel Nederland soorten management plannen (SMP) zijn vastgesteld. Zodra deze er zijn, kunnen provincies ontheffing verlenen. Het is belangrijk om als samenwerkingsverband na te gaan of er al een (pre)SMP is bij de provincie en samen te werken met bedrijven die het keurmerk natuurvriendelijk isoleren hebben contact te zoeken met de lokale overheid en te informeren wat de mogelijkheden zijn. Voor het isoleren van woningen, zeker wanneer dit op grotere schaal gebeurt, is het dus belangrijk om hier aandacht aan te besteden en om contact op te nemen met de gemeente. Dit geldt nog meer wanneer er ook duurzame energie wordt opgewekt. Wanneer opeens veel woningen in een wijk tegelijkertijd overstappen op een duurzame warmtebron (zoals warmtepompen) of energie opwekken (door zonnepanelen), dan kan er netcongestie optreden. Het is dus goed om hierover contact op te nemen met de gemeente ofwel netbeheerder en ook af te stemmen wat hun plannen zijn voor de buurt. Alle gemeenten hebben een Transitievisie Warmte opgeleverd, waarin vaak staat welke duurzame warmtebron beoogd is voor een wijk.

4. Gevolgen

4.1 Verwacht effect

Met de subsidie voor een procesondersteuner krijgen samenwerkingsverbanden ondersteuning bij de samenwerking met (andere) woningeigenaren om een verduurzamingsplan op te stellen. Dit geeft de samenwerkingsverbanden meer ondersteuning en ruimte om afstemming vast te leggen, gezamenlijke processen op te zetten, vraagbundeling te organiseren, juridische documenten op te stellen en zo uiteindelijk opschaling te bewerkstelligen. Het is de bedoeling dat door de gezamenlijke opschaling hun woningen sneller, efficiënter en dus goedkoper worden verduurzaamd.

Daarnaast geeft het ook kansen voor marktpartijen (m.n. bouwpartijen) om grotere aantallen woningen in een keer te verduurzamen. Door deze schaalvergroting kan er procesvernieuwing en een efficiëntie slag plaatsvinden, waardoor woningen sneller worden verduurzaamd.

Ook heeft het gevolgen voor intermediairs zoals energieloketten. Zij hebben nu meer ondersteuning tot hun beschikking om pakketten te ontwikkelen voor koopwoningen, waarbij er collectieve inkoopacties geboden kunnen worden voor integrale pakketten. Zo wordt gestimuleerd dat het collectieve inkoopaanbod voor eigenaar-bewoners wordt uitgebreid van individuele maatregelen tot integrale verduurzamingspakketten.

Het opschalen en daarmee versneld verduurzamen van woningen leidt tot CO2-reductie en zo wordt verdere opwarming van de aarde beperkt. Dit draagt bij aan de doelen van Klimaatakkoord en het PVGO, zoals verder toegelicht in de aanleiding. Daarnaast betekent het dat meer burgers de mogelijkheid krijgen om hun huis te verduurzamen, of dat de verhuurders hun woningen verduurzamen. De beste energie is bespaarde energie. Dat was altijd al zo, maar is in deze tijden van hoge energieprijzen nog eens extra belangrijk geworden. Verduurzaming leidt immers niet alleen tot minder uitstoot en een comfortabeler huis, maar ook tot een lagere energierekening voor huurders en eigenaar-bewoners.

4.2 Financiële gevolgen

Het totale budget dat beschikbaar is voor de SPOR is € 20.400.000, dit is inclusief de uitvoeringskosten van € 1.400.000. Het totale subsidieplafond voor alle vier jaren dat de SPOR openstaat bedraagt € 19.000.000. Het budget van de SPOR komt uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hoofdstuk VII) voor de Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit (artikel 4).

4.3 Administratieve lasten

De administratieve lasten bij de SPOR bestaan uit de kosten van de informatieverplichtingen aan de overheid. Deze kosten doen zich alleen voor als binnen een samenwerkingsverband wordt besloten om subsidie op basis van de SPOR aan te vragen. Er is dus geen sprake van een verplichting en de inspanning levert subsidie op. Desalniettemin is het belangrijk deze lasten beperkt te houden. Bij het berekenen van de regeldruk is het Handboek Meting Regeldrukkosten (versie 1-2-2023) gevolgd. Hierbij zijn de kosten voor een burger 17 euro per uur, en voor bedrijven voor een hoogopgeleide medewerker 54 euro per uur. In het handboek zijn verschillende standaardhandelingen beschreven en daarbij mogelijke moeilijkheidsgraden (eenvoudig, matig, complex), deze zijn gebruikt in de berekening van de regeldruk. Als er geen passende standaardhandeling beschikbaar was, of werd bevonden dat de standaardhandeling een onjuiste inschatting gaf, is gewerkt met een schatting van een expert. De berekening is gevalideerd door RVO, welke veel expertise heeft op het gebied van subsidieaanvragen en bijbehorende regeldruk.

Fase 1: aanvraag subsidie

Voor fase 1, de aanvraag van de subsidie, is er een lichte toets. Er is een uitsplitsing gemaakt in de kosten per verhuurder, per eigenaar-bewoner en per koop/huur-samenwerkingsverband. Per samenwerkingsverband worden de regeldrukkosten voor de procesondersteuner dan wel penvoerder uitgerekend. Voor huursamenwerkingen is er uitgegaan van gemiddeld drie verhuurders, waar bij koopsamenwerkingen er gemiddeld vijftig eigenaar-bewoners zijn. De differentiatie in aantal aanspreekpunten en professionaliteit hiervan zorgt voor verschillende berekeningen van regeldruk. Voor samenwerkingsverbanden met voornamelijk huur geldt dat de verhuurders makkelijker hun gegevens paraat hebben van een groot aantal woningen, dit maakt ook de taak voor de administratie van de penvoerder dan wel procesondersteuner kleiner. Voor samenwerkingsverbanden van eigenaar-bewoners zal er relatief meer werk zijn voor de penvoerder dan wel procesondersteuner om de gegevens te verzamelen. Er zullen waarschijnlijk meer huursamenwerkingsverbanden een subsidie aanvragen dan koopsamenwerkingsverbanden. Daarom is er gerekend met 70 huursamenwerkingsverbanden en 50 koopsamenwerkingsverbanden. Voor de aanvraag is de totale regeldruk voor verhuurders € 3.969,00 en voor huursamenwerkingsverbanden € 10.206,00. De regeldruk voor eigenaar-bewoners is € 8.500,00 en voor koopsamenwerkingsverbanden € 11.790,00. Het totaal is € 34.465,00.

Tussentijdse regeldruk

Wanneer een samenwerkingsverband niet tot verduurzamingsplan komt, kunnen zij een vaststelling van de SPOR aanvragen en heeft de procesondersteuner waarschijnlijk een deel van het ondersteuningsprogramma van Verbouwstromen gevolgd. We verwachten van tien samenwerkingsverbanden dat zij niet tot een verduurzamingsplan kunnen komen. De regeldrukkosten voor deze samenwerkingsverbanden zijn hierbij € 18.990,00. Voor de samenwerkingsverbanden die wel een verduurzamingsplan gaan opleveren moeten na een jaar eventuele wijzigingen doorgegeven en wordt er een voortgangsverslag opgevraagd. We verwachten dat de helft van de samenwerkingsverbanden wijzigingen doorgeeft, dat zijn er dus 55. De tussentijdse regeldruk komt hierbij uit op € 14.850,00. Er is voor de tussentijdse regeldruk geen onderscheid in huur en koopwoningen gemaakt, omdat alleen de penvoerder dan wel procesondersteuner (eenmaal per samenwerkingsverband) deze handelingen zal uitvoeren.

Fase 2: vaststellen subsidie

Voor fase 2, de aanvraag voor de vaststelling van de subsidie, is er een zwaardere toets. Een deel van de voorwaarden van de toets zouden voor een duurzaam renovatieproject al uitgevoerd moeten worden (zoals ondertekenen offertes en uitvoeringsplanning). Deze documenten en gegevens moeten wel verzameld worden door de procesondersteuner. Dit kost voor eigenaar-bewoners relatief meer tijd, omdat er hierbij wijzigingen zijn in het aantal deelnemers en hiervoor nieuwe machtigingen verzameld moeten worden. Bij verhuurders zal het vooral gaan om wijzigingen zijn in het woningbestand, welke minder tijd kosten. Een deel van de handelingen worden gedaan om te voldoen aan de voorwaarden van de SPOR, zoals de deelname aan het ondersteuningsprogramma van Verbouwstromen en een evaluatieverslag opstellen. Participatie in het programma Verbouwstromen is 64 uur, behalve als het gaat om een procesondersteuner die reeds het programma heeft gevolgd of wanneer het een samenwerkingsverband met minder dan 50 woningen betreft. De verwachting is bij koopsamenwerkingsverbanden dat ongeveer de helft het verkorte programma volgt, waarbij dat vooral komt omdat het samenwerkingsverband minder dan 50 woningen heeft. Voor huursamenwerkingsverbanden zal slechts een klein deel (5%) het verkorte programma volgen, waarbij de procesondersteuner al reeds het ondersteuningsprogramma heeft gevolgd. Voor de vaststelling is de totale regeldruk per verhuurders € 351,00 en per huursamenwerkingsverbanden € 251.959,50. De totale regeldruk per eigenaar-bewoners is € 2.677,50 en per koopsamenwerkingsverbanden € 125.550,00. Het totaal is € 34.465,00.

De totale regeldruk is € 448.843,00. Dit is 2,4% van het totaalbedrag van de SPOR.

5. Uitvoering

Namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties zal RVO in mandaat de subsidieaanvragen beoordelen en al dan niet subsidie verlenen. De uitvoeringskosten van de regeling door RVO bedragen € 1.400.000. De aanvragen tot subsidieverlening en -vaststelling zullen beoordeeld worden op basis van bekende gegevens over de woningen, zoals toetsing op eigendom en woningeigenschappen (via de BAG). Voor de staatssteuntoets wordt een vraag in het aanvraagformulier opgenomen.

6. Evaluatie

Er wordt maandelijks gemonitord of er voldoende aanvragen zijn om het budget aan het eind van de looptijd uit te putten. Ook vindt regelmatig afstemming plaats met de brancheverenigingen/stakeholders (zoals Aedes, Verbouwstromen) om te bezien of de subsidieregeling werkbaar is voor verhuurders en eigenaar-bewoners. Tussentijds zal de regeling worden geëvalueerd en indien nodig worden gewijzigd.

Deze regeling treedt in werking vanaf de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst tot 1 januari 2027. Naast de tussentijdse evaluaties en eventuele aanpassingen aan de regeling, zal de minister de doeltreffendheid, doelmatigheid en de effectiviteit van de regeling ook na 1 januari 2027 evalueren. Op basis van deze evaluatie wordt bezien of de regeling – al dan niet in aangepaste vorm – wordt voortgezet na 1 januari 2027.

7. Advies en consultatie

De internetconsultatie van de subsidieregeling voor SPOR is gehouden van maandag 5 juni 2023 tot dinsdag 4 juli 2023 en heeft 16 reacties opgeleverd. Hiervan zijn 12 reacties openbaar op de website van www.internetconsultatie.nl. Daarnaast zijn er nog 4 reacties, van Aedes, Techniek Nederland, Vereniging Eigen Huis (VEH) en Onderhoud Nederland, welke binnen kwamen na de sluiting van de internetconsultatie en hierdoor niet zichtbaar zijn op de website. Deze reacties zijn wel meegenomen bij de appreciatie van de reacties op de internetconsultatie. De informatie die is opgehaald leidde tot meerdere wijzigingen in de SPOR.

Doelstelling

Veruit de meeste reacties zijn positief over de nieuwe subsidieregeling. Partijen beamen dat om significant op te kunnen schalen in de uitvoering van de verduurzaming van de gebouwde omgeving, het bundelen van de vraag een van de randvoorwaarden is. Er wordt aangegeven dat samenwerking met meerdere woningeigenaren veel vraagt in de afstemming. De SPOR kan eraan bijdragen dat deze drempel wordt verlaagd voor zowel verhuurders als eigenaar-bewoners. Eén reactie (Vereniging Bewonerscollectief Energietransitie Laagbouwwoningen) roept op om af te zien van het doel om een continue bouwstroom te creëren. OnderhoudNL vraagt zich af of schaalvergroting tot kostendaling leidt, vanuit de zorg dat kleinere specialisten en projecten met één aanbieder aan de kant worden gezet. De SPOR stelt geen eisen voor de manier van aanbesteden of opdrachtgeven, dus het is mogelijk om kleinere aanbieders of juist één aanbieder in te schakelen.

Daarnaast wordt er aandacht gevraagd voor de beperking van (nieuwe) subsidies door VNG en NVDE. Beiden geven aan dat er veel subsidieregelingen zijn en dit het aanvragen en monitoren van subsidies ingewikkeld maakt. Er wordt onderzocht welke regelingen rondom verduurzaming van de gebouwde omgeving logischerwijs gebundeld kunnen worden, hierbij wordt er met name gekeken naar subsidies voor warmtenetten. De SPOR is een regeling die alleen procesondersteuning subsidieert en geen energiebesparende isolatiemaatregelen zoals de andere bestaande subsidies. Het heeft procesondersteuning bij opschaling als doel en is daarom onlogisch om deze aan andere regelingen toe te voegen.

Minimale verduurzamingsniveau

Uit een groot aantal reacties komt naar voren dat de eis van minimaal de Standaard voor woningisolatie te ambitieus is voor eigenaar-bewoners. Veel van de reacties (o.a. NVDE, Doe Tank publieke ontzorging, TNO, TKI Urban Energy) vragen meerdere (vergelijkbare) energiebesparende isolatiemaatregelen te eisen in plaats van de minimaal de Standaard. Enkelen vanwege de reden omdat het in één keer bereiken van het ambitieniveau niet past bij de vaak stapsgewijze aanpak van eigenaar-bewoners. Anderen reacties geven ook als reden dat het hanteren van dezelfde Energiebesparende isolatiemaatregelen als eis beter aansluit bij het doel van de regeling: opschaling van duurzame renovatieprojecten. Immers beoogt de regeling om procesinnovatie te bevorderen en het maken van een efficiëntieslag bij het uitvoeren van dezelfde maatregelen. Het is dus logischer om aan te sluiten bij dezelfde soort energiebesparende isolatiemaatregelen en bij het beoogde proces, in plaats van de uiteindelijke warmtevraag en de beoogde uitkomst.

Door de inzet van de Standaard in de regeling als minimale eis bij oplevering van het duurzame renovatieproject is het bovendien noodzakelijk om de warmtevraag te berekenen. Dit betekent een toename in de regeldruk, waarvan de ATR signaleert dat dit een te hoge regeldruk is. Aedes geeft aan dat voor 20% van de woningen de warmtevraag uitrekenen soms overbodig is. Deze adviezen leidde ook mede tot de wijziging van de eis naar minimaal twee dezelfde energiebesparende isolatiemaatregelen bij de woningen in het renovatieproject in plaats van de eis om naar de Standaard te gaan.

Kortom om beter aan te sluiten bij de wensen vanuit de praktijk, meer focus op het proces (de vergelijkbare energiebesparende isolatiemaatregelen) en de regeldruk te verminderen is de eis van minimaal de Standaard vervangen door minimaal twee dezelfde energiebesparende isolatiemaatregelen. Hierbij kan er gekozen worden uit gevelisolatie, spouwmuurisolatie, vloerisolatie (dan wel bodemisolatie), glasisolatie en dakisolatie. Voor de minimale RD-waarden wordt er aangesloten bij de RD-waarden van de ISDE, SVVE en SVOH.

Door nu twee energiebesparende isolatiemaatregelen te nemen als minimale eis, zal ook de referentie naar woningcontingenten uit de regeling gehaald worden. De definitie voor woningcontingenten werd in de SPOR gebruikt om te duiden dat het vergelijkbare woningen zijn, om zo het aantal woningen te verminderen waarvoor een berekening van de warmtevraag nodig is. Deze definitie is niet meer nodig doordat nu is gekozen voor dezelfde energiebesparende isolatiemaatregelen in plaats van de Standaard.

Er waren ook enkele reacties (NVDE, Energiecommissie Oostelijk havengebied Amsterdam) met de vraag waarom de SPOR zich niet richt op aardgasvrij. De eisen in de SPOR gaan over het minimale isolatieniveau, dus samenwerkingsverbanden kunnen ook ervoor kiezen om duurzame energie (opwek of verwarming) toe te voegen aan hun verduurzamingsplan. Er moet wel altijd aan de minimale isolatie-eisen voldaan worden, maar de SPOR sluit niet uit dat een samenwerkingsverband ook aardgasvrije woningen kan realiseren door het toevoegen van duurzame warmtebronnen.

Een aantal reacties pleitte ook voor meer mogelijkheden tot een gefaseerde verduurzamingsaanpak voor eigenaar-bewoners (Onderhoud NL, Anoniem). De regeling ziet niet toe op welke termijn de energiebesparende isolatiemaatregelen worden uitgevoerd, dus een gefaseerde verduurzamingsaanpak is mogelijk. Daarnaast biedt de eis voor energiebesparende isolatiemaatregelen ook meer mogelijkheden tot maatwerk.

Aanbieders

Een aantal reacties (Techniek NL, Onderhoud NL, Anoniem) vragen om ook vraagbundeling vanuit aanbieder, ofwel opdrachtnemer, mogelijk te maken binnen de SPOR. Het initiatief tot faciliteren van bundeling kan ook vanuit een aanbieder komen, hier staat de regeling voor open. De aanbieder kan bijvoorbeeld een verduurzamingspakket aanbieden voor een specifiek woningtype en woningeigenaren zoeken die interesse hebben. Vervolgens kan er een samenwerkingsverband gevormd worden en kan de SPOR aangevraagd worden. De penvoerder kan hierbij ook de aanbieder zijn, dit hoeft niet een van de woningeigenaren te zijn. Alleen de procesondersteuner kan niet de penvoerder zijn. Een samenwerkingsverband geïnitieerd door aanbieders zal bij deze werkwijze al verder gevorderd zijn, omdat er van tevoren zicht is op het maatregelenpakket.

Er ligt bij de aanvraag wel meer een nadruk op de woningeigenaren. De woningeigenaren moeten bij de aanvraag vertegenwoordigd zijn, terwijl dat voor aanbieders optioneel is. Pas bij de vaststelling moeten de offertes aangeleverd worden en wordt het noodzakelijk dat de vraag is afgestemd met de aanbieders. Dit is nu uitgebreider beschreven in de nota van toelichting. Naast de SPOR komt dit najaar ook de subsidie Meerjarige Experimenten Effectieve Renovatiestromen (MEER), deze focust zich meer op de aanbodzijde van grootschalige renovatieprojecten.

Procesondersteuner

Er werd in enkele reacties (Anoniem) aangestipt dat de ervaringseis voor de procesondersteuner te zwaar is voor kleinere projecten van met name eigenaar-bewoners. Daarnaast kan een procesondersteuner ook baat hebben bij een andere achtergrond dan in de uitvoering van grootschalige, hoogwaardige verduurzamingsprojecten van minimaal 30 woningen. Daarom is de eis voor de procesondersteuner breder omschreven: ‘Een procesondersteuner met aantoonbare ervaring in de (collectieve) verduurzaming van de gebouwde omgeving en in het bezit van de competenties: samenwerken, oplossingsgericht, organisatietalent, doorzettingsvermogen en overtuigingskracht.’ Ter onderbouwing van de ervaring en competenties moeten minimaal twee referentieformulieren aangeleverd worden.

Programma Verbouwstromen

Er zijn enkele reacties die om verduidelijking vroegen voor het volgen van het programma van Verbouwstromen in relatie tot de subsidie (Aedes, Anoniem). Het volgen van het ondersteuningsprogramma valt binnen de activiteiten van de procesondersteuner. Het subsidiebedrag kan dus hiervoor ingezet worden.

Daarnaast stelt VEH vraagtekens bij het beperkte aanbod van een opleiding van één organisatie. Het programma van Verbouwstromen is niet ingestoken als alleen een opleiding of een generieke scholing, maar is juist ter bevordering van de kennisdeling voor samenwerkingsverbanden. Daarom is er in het programma een nadruk op de gemeenschap en kennisdeling tussen de procesondersteuners. Er worden ook verschillende marktpartijen betrokken om de verschillende modules aan te leveren.

Er wordt ook door een reactie (Anoniem) aangegeven dat voor kleinere samenwerkingsverbanden de eis van deelname aan het programma van Verbouwstromen erg kan drukken op de kosten. Daarom zal de regeling worden aangevuld dat voor samenwerkingsverbanden met minder dan 50 woningen in overleg gaat met Verbouwstromen voor een verkort programma (32 uur). Het resterende programma is voor kleinere samenwerkingsverbanden niet verplicht, maar samenwerkingsverbanden worden wel aangemoedigd om hieraan aan deel te nemen. Het is mogelijk om op verschillende momenten van het jaar in te stromen en het ondersteuningsprogramma van Verbouwstromen te volgen.

Minimum koopwoningen

De SPOR richt zich op het opschalen van duurzame renovatieprojecten, hierbij is voor het minimum van 30 koopwoningen gekozen. In enkele reacties (VEH, Anoniem) wordt voorgesteld om het minimum van 30 koopwoningen naar 5 koopwoningen te brengen voor het vormen van een samenwerkingsverband, omdat koopwoningen vaak verschillen en dit makkelijker haalbaar is. Deze voorgestelde wijziging past echter niet bij het doel van de SPOR, om juist meer op te schalen door vraagbundeling. Door het veranderen van de doelstelling van minimaal de Standaard naar minimaal twee maatregelen is de regeling wel op deze wijze toegankelijker geworden voor eigenaar-bewoners met verschillende type woningen.

Koppeling beleid

Er waren enkele reacties (VNG, NVDE, Anoniem) welke duidelijker de koppelingen met andere aspecten van verduurzamingsbeleid willen zien terugkomen. Dit is duidelijker beschreven in de nota van toelichting, specifiek voor de koppeling met andere ondersteuning (Nationaal Isolatie Programma, Energiebespaarlening) en bestaande wet- en regelgeving (Wet Natuurbescherming). Ook is nu aangeraden om met de gemeente af te stemmen over netcongestie en de wijkaanpak, wanneer dit van toepassing is.

Vaststelling subsidie

Enkele reacties (Aedes, Anoniem) vragen meer verduidelijking rondom de vaststelling van de subsidie, wanneer partijen geen energiebesparende isolatiemaatregelen uitvoeren. Bij de SPOR wordt er een forfaitair bedrag gegeven, wat betekent dat het een vast subsidiebedrag geeft. In het geval dat een samenwerkingsverband niet tot een verduurzamingsplan komt, dan kunnen zij een vaststelling van het voorschot aanvragen. Het voorschot is het maximumbedrag wat er vastgesteld kan worden, wanneer er niet tot een duurzaamheidsplan wordt gekomen. Wanneer er minder dan het voorschot is besteed aan uren voor de procesondersteuner, dan zal het resterend bedrag teruggevorderd worden. Het aantal besteedde uren voor de procesondersteuner kan aangetoond worden door de rapportage, concept verduurzamingsplan, een overzicht van de kosten onderbouwd door, de facturen van de procesondersteuner en betaalbewijzen.

Intentieverklaring

Enkele reacties (Aedes, Anoniem) geven aan de term intentieverklaring onduidelijk te vinden, Doe Tank Publieke Ontzorging vraagt om deze eis te verzachten. Een intentieverklaring bevat naam van woningeigenaren en spreekt uit dat er de intentie is om de energiebesparende isolatiemaatregelen uit te voeren. Een intentieverklaring spreekt een intentie uit, oftewel een woningeigenaar kan zich hierna ook nog bedenken over het uitvoeren van energiebesparende isolatiemaatregelen. Dit is nu ook uitgebreider omschreven in de regeling.

Doe-het-zelf

Eén reactie (Anoniem) gaf als suggestie om ook doe-het-zelf mogelijkheid toe te voegen aan de regeling voor eigenaar-bewoners. Doe-het-zelf isoleren is goedkoper, want je hoeft alleen de materialen te betalen. Het is echter ook bij uitstek iets wat een eigenaar-bewoner zelfstandig kan doen en behoeft geen opschaling.

Moeilijke maatregelen

Eén reactie (Doe Tank Publieke Ontzorging) gaf als suggestie om ruimte te geven aan moeilijk te nemen maatregelen. Dit is mogelijk bij de regeling, maar er moeten wel minimaal twee isolatiemaatregelen uitgevoerd worden van dakisolatie (ofwel zolder- of vlieringvloerisolatie), gevelisolatie, glasisolatie (ofwel kozijnpanelen of deuren), spouwmuurisolatie en vloerisolatie (ofwel bodemisolatie).

Regeldruk: Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)

Het ATR signaleert de gegevensverzameling te belastend kan zijn voor minder professionele partijen zoals eigenaar-bewoners, en daarmee ook invloed heeft op de werkbaarheid van de regeling. Hierbij gaat het om het aanleveren van de intentieverklaringen, machtiging van de penvoerder en de reeds gekozen procesondersteuner bij de aanvraag van de subsidie. ATR geeft het advies om inzichtelijk te maken of dit doenbaar is en onderscheid aan te brengen in de verschillende woningeigenaren en hoe de regeling deze doelgroepen in hun behoefte zal ondersteunen. De nota van toelichting is hierop aangepast, waarbij de verschillende ondersteuningsmogelijkheden worden toegelicht.

Het ATR heeft ook andere suggesties die te hoge eisen voor eigenaar-bewoners signaleren. Deze suggesties zijn, ook naar aanleiding van andere reacties, doorgevoerd in de regeling. Hierbij gaat het om het verruimen van de eisen voor de procesondersteuners en het aanpassen van het minimale isolatie-niveau. Daarnaast adviseert ATR om specifiek aandacht te besteden aan de voorlichting en ondersteuning van eigenaar-bewoners die in een samenwerkingsverband hun woningen willen verduurzamen (m.n. voor er een procesondersteuner is). Deze adviezen zijn ook opgevolgd en overgenomen in de toelichting van de regeling.

De kosten voor de regeldruk achtte ATR relatief hoog en niet goed genoeg in beeld gebracht. De wijziging van het minimale isolatieniveau zorgt ervoor dat er geen maatwerkadvies vooraf nodig is. Dit zorgt voor een veel lagere regeldruk (2,4% in plaats van 6,3%). Daarnaast is de regeldruk berekening aangepast naar suggesties van het ATR.

Daarnaast geeft de ATR ook aan dat bij de uitvraag van gegevens er beter gekeken moet worden naar het uitgangspunt ‘eenmalige uitvraag, meervoudig gebruik’. Hiertoe zijn er een aantal eisen bij het proces van de aanvraag, tussentijdse rapportage en subsidievaststelling aangepast, zodat dat alleen gewijzigde gegevens nogmaals doorgegeven moeten worden.

Ook is gehoor gegeven aan het advies van ATR om in de toelichting verder inhoudelijk te onderbouwen in welke mate de SPOR de hoeveelheid aan te leveren informatie vermindert in verhouding tot de Renovatieversneller. De verschilln tussen de SPOR en de Renovatieversneller zijn meer toegelicht in de regeling.

8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

‘bouwbedrijf’

Het begrip bouwbedrijf is om taal-economische redenen in de begripsbepalingen opgenomen. Dit bevordert de leesbaarheid van de rest van de regeling. Dit is met het oog op het vrije dienstenverkeer verbreed. De classificatie ‘bouwnijverheid’ verwijst daarbij naar sectie F in de Standaard Bedrijfsindeling 2008 (Nederland), de NACE Rev. 2 (Europese Unie) en de ISIC Rev 4 (Verenigde Naties), waardoor ook met dit vereiste het vrije dienstenverkeer niet wordt belemmerd.

‘mijlpalenplanning’

Een planning met activiteiten van het duurzame renovatieproject bijvoorbeeld wanneer definitieve energiebesparende isolatiemaatregelen worden vastgesteld, wanneer alle woningeigenaren akkoord zijn met het verduurzamingsplan en wanneer verwacht wordt dat de offertes worden uitgevraagd en ontvangen.

‘penvoerder’

Het betreft hier begeleiding van het proces binnen een samenwerkingsverband tot en met het opstellen van het verduurzamingsplan en eventueel tot het uitvoeren van het renovatieproject. Bij procesondersteuning kan onder andere gedacht worden aan het ondersteunen bij de voorbereiding van het renovatieproject, nieuwe partijen zoals woningeigenaren en bouwbedrijven zoeken voor het samenwerkingsverband, het begeleiden van gesprekken tussen woningeigenaren van het samenwerkingsverband, het contacteren en afspraken maken met uitvoerders zoals bouwbedrijven en het verduurzamingsplan opstellen.

‘procesondersteuner’

Het betreft hier externe begeleiding van het proces binnen een samenwerkingsverband tot en met het opstellen van het verduurzamingsplan en eventueel tot het uitvoeren van het renovatieproject. Bij procesondersteuning kan onder andere gedacht worden aan het ondersteunen bij de voorbereiding van het renovatieproject, nieuwe partijen zoals woningeigenaren en bouwbedrijven zoeken voor het samenwerkingsverband, het begeleiden van gesprekken tussen woningeigenaren van het samenwerkingsverband, het contacteren en afspraken maken met uitvoerders zoals bouwbedrijven en het verduurzamingsplan opstellen.

‘samenwerkingsverband’

Een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid niet zijnde een vennootschap, dat samenwerkt ten behoeve van de uitvoering van een renovatieproject. Het samenwerkingsverband bestaat ten minste uit twee woningeigenaren die in totaal ten minste 100 huurwoningen in het renovatieproject inbrengen of ten minste 30 woningeigenaren. Ook kan een samenwerkingsverband bestaan uit een combinatie van woningeigenaren en verhuurders waarbij minimaal 100 huurwoningen met twee eigenaren of 30 koopwoningen met ten minste 30 eigenaren worden ingebracht. Daarnaast mag een samenwerkingsverband bestaan uit twee of meer verenigingen.

‘verduurzamingsplan’

Een planmatige beschrijving van de collectieve en ondersteunende activiteiten zoals rondetafelgesprekken, vergaderingen en besprekingen met uitvoerders en een beschrijving van het participatieproces onder bewoners of hoe er draagvlak wordt gecreëerd onder bewoners. Tevens bevat het verduurzamingsplan een planning, de kosten, getekende offerte(s) die beschrijven welke energiebesparende isolatiemaatregelen, die een samenwerkingsverband zal verrichten met het oog op verduurzaming van de woningen.

‘woning’

Een ‘woning’ betreft in deze regeling zelfstandige woonruimte. Het moet gaan om een bestaande woning. Het transformeren van een school-, kerk- of utiliteitsgebouw of ander gebouw naar een of meerdere woningen of appartementen komt niet in aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling. Verder moet de woning of appartement een zelfstandige woongelegenheid vormen en bewoond zijn geweest alvorens renovatie plaatsvindt en in de basisregistratie, bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen met een woonfunctie zijn geregistreerd.

Ook het nieuw aanbouwen of (ver)nieuwbouwen op een bestaand of aangepast fundament valt niet onder deze regeling. Deze gebouwen zijn op grond van de eisen uit het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving namelijk al energiezuinig.

De subsidieregeling is niet bedoeld voor renovatie van woonwagens of woonboten. Om misverstanden hierover te voorkomen zijn in de omschrijving van het begrip ‘woning’ woonwagens woonboten en woning die wordt verhuurd in het kader van vakantiebestedingsbedrijf aan personen die in die woning voor een korte periode verblijf houden uitdrukkelijk uitgesloten.

Appartementen vallen ook onder het bereik van de subsidieregeling, mits deze zelfstandige woonruimte betreffen.

‘woningeigenaar’

Met een woningeigenaar wordt bedoeld of wel een woningcorporatie, een natuurlijke of rechtspersoon die één of meer voor verhuur bestemde woningen in eigendom heeft, een eigenaar-bewoner of een vereniging van eigenaars, woonverenigingen en wooncoöperaties.

Artikel 2

Deze regeling heeft tot doel het opschalen van duurzame renovatieprojecten van woningen te stimuleren door het subsidiëren van procesondersteuning voor samenwerkingsverbanden bij de bundeling van renovatieplannen voor woningen voorafgaande aan de uitvoering van de renovatie.

Het ziet dus op de opstartende en plannende fase van een samenwerkingsverband dat is opgericht om een renovatieproject van de grond te krijgen. De subsidie ziet op het ondersteunen en eventueel uitbreiden van het samenwerkingsverband en het komen tot een verduurzamingsplan, maar niet op ondersteuning na de start van de werkzaamheden van het renovatieproject. Er wordt dus geen subsidie meer gegeven voor de procesondersteuning na het opstarten van het renovatieproject. Wel kan het samenwerkingsverband op eigen initiatief blijven samenwerken met de procesondersteuner tijdens het renovatieproject, alleen wordt op grond van deze regeling geen subsidie verstrekt.

Artikel 3

Voor subsidie vanuit de regeling wordt toepassing gegeven aan de de-minimisverordening. Zie voor de uitleg het algemeen deel van deze toelichting, onder paragraaf 2.2.

Artikel 4

De minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, conform artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit. Mochten er meerdere aanvragen zijn ontvangen op één dag waarbij toekenning van al deze aanvragen zou leiden tot overschrijding van het betreffende subsidieplafond wordt op basis van artikel 9, tweede lid, Kaderbesluit de onderlinge rangorde van die aanvragen op volgorde van binnenkomst vastgesteld. Aangezien de aanvragen alleen digitaal kunnen worden gedaan kan de precieze tijd van de binnenkomst van een aanvraag worden vastgesteld. De minister zal van het eventuele bereiken van het subsidieplafond onverwijld mededeling doen in de Staatscourant.

Artikel 9 van het Kaderbesluit bepaalt dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

Artikel 5

De penvoerder kan namens het samenwerkingsverband op grond van het eerste lid, subsidie aanvragen voor de kosten voor een procesondersteuner voor het opstellen of het pogen op te stellen van een door alle partijen geaccordeerd verduurzamingsplan en het ondersteunen van een samenwerkingsverband ten behoeve van de voorbereiding van een gezamenlijk renovatieproject voor verduurzaming van een aantal woningen binnen het samenwerkingsverband, mits het renovatieproject voldoet aan de eisen bedoeld in het tweede lid. Het samenwerkingsverband kan de subsidie gebruiken om een procesondersteuner in te huren om het samenwerkingsverband te ondersteunen, eventueel uit te breiden en voorbereidingen te treffen om te komen tot een verduurzamingsplan.

Het tweede lid, geeft aan dat het renovatieproject van het samenwerkingsverband bestaat uit ten minste 30 koopwoningen of 100 huurwoningen. Het is ook toegestaan dat het renovatieproject een mix is van ten minste 30 koopwoningen met een aantal huurwoningen of ten minste 100 huurwoningen met een aantal koopwoningen. Verder geeft het tweede lid aan dat de woningen niet na het jaar 1995 gebouwd mogen zijn, omdat deze al vanwege de relevante bouwregelgeving enigszins duurzaam zijn. Ook moeten er twee of meer dezelfde energiebesparende isolatiemaatregelen worden genomen, die voldoen aan de voorwaarden gesteld in het derde lid. Door dezelfde maatregel uit te voeren kunnen er efficiënte, geoptimaliseerde verbouwstromen ontstaan.

Het derde lid geeft aan welke energiebesparende isolatiemaatregelen er per woning genomen kunnen worden. Deze maatregelen bestaan uit het laten aanbrengen van isolatiemateriaal in de bestaande thermische schil van de woning. De thermische schil wordt gevormd door de bouwkundige constructies die de woning omhullen en die niet grenzen aan een verwarmde ruimte. Dit zijn dus constructies die de woning afscheiden van de buitenomgeving (bijvoorbeeld buitenlucht, water, grond) of aangrenzende onverwarmde ruimten. Deze eisen sluiten aan bij bestaande subsidieregelingen zoals de SVOH, SVVE en de ISDE.

Van belang is dat het te gebruiken isolatiemateriaal, dat bestemd is voor een energiebesparende isolatiemaatregel, moet worden aangebracht door een bouwbedrijf dat in een handelsregister van een lidstaat van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is ingeschreven in de sectie bouwbedrijf of een vergelijkbare sectie. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat uitsluitend deskundige en vakbekwame bedrijven het bij de isolatiemaatregel horende isolatiemateriaal aanbrengen.

Typen energiebesparende isolatiemaatregelen

Allereerst telt een investering in dakisolatie mee voor de verplichte twee energiebesparende isolatiemaatregelen. Het gaat hierbij om het isoleren van het bestaande dak in de bestaande thermische schil dan wel het isoleren van de bestaande zolder- of vlieringvloer. Er wordt alleen afzonderlijk subsidie verstrekt voor isolatie van het bestaande dak enerzijds, dan wel isolatie van de bestaande zolder- of vlieringvloer anderzijds. Er wordt namelijk geen subsidie verstrekt voor de isolatie van zowel het bestaande dak als de bestaande zolder- en vlieringvloer gezamenlijk. Een aanvullende eis bij het isoleren van de bestaande zolder- of vlieringvloer is dan dat de zolder- of vliering onverwarmd moet zijn. Een woning waarin de zolder of vliering wel wordt verwarmd, profiteert immers niet van het isoleren van de vloer van deze zolder of vliering en daarmee wordt het beoogde besparingseffect in onvoldoende mate bereikt. In het geval een zolder of vliering al verwarmd wordt, telt een dergelijke maatregel dus niet mee voor de verplichte twee energiebesparende isolatiemaatregelen.

De tweede isolatiemaatregel die meetelt is een investering in gevelisolatie via het isoleren van de binnen- of buitengevel van de bestaande thermische schil. Het gaat hierbij om die delen van de muren van woningen die direct aan de buitenlucht grenzen. Onder binnen-gevelisolatie wordt verstaan het isoleren van de binnenzijde van de muur van de thermische schil van de woning, die dus grenst aan de binnenlucht en waarbij door isolatie de oppervlakte binnen in de woning verkleind wordt. Onder buitengevelisolatie wordt verstaan het isoleren van de buitenzijde van de muur van de bestaande thermische schil, waarbij de oppervlakte binnen in de woning niet verkleind wordt. Als de gevelisolatie van 3,5 m2K/W is aangevraagd, maar bijvoorbeeld 2,5 m2K/W wordt gehaald, dan wordt de maatregel administratief omgezet naar spouwmuurisolatie en bedraagt de subsidie 8 euro per m2, zijnde spouwmuurisolatie, omdat wel aan de vereiste voor deze maatregel wordt voldaan.

De derde isolatiemaatregel die meetelt is het vervangen van het glas-, kozijnpaneel- of deurisolatie van de bestaande thermische schil: (1°) glas, kozijnpanelen of deuren door HR++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren dan wel (2°) glas, kozijnpanelen of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn, eventueel in combinatie met nieuwe kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren. Van belang is dat het isolatiemateriaal (in dit geval HR++ glas, triple glas, nieuwe kozijnpanelen en nieuwe isolerende deuren) bepaalde waarden moet halen. Deze waarden zijn opgenomen in de begripsbepalingen in artikel 1 en de beschrijving van deze isolatiemaatregel in artikel 7, derde lid, onderdeel c. Ook vacuümglas wordt hierbij gehonoreerd, als een U-waarde van lager dan 0,7 en eventueel een nieuw isolerende kozijnen wordt gerealiseerd.

De glasoppervlakte in het kader van deze regeling wordt bepaald door de binnenwerkse maten, eenvoudig omschreven als het van binnenuit meten van de totale oppervlakte van kozijn en glas. Dit geldt ook voor panelen in kozijnen en isolerende deuren. Aanvragers kunnen dit zelf gemakkelijk vaststellen. De kozijnen worden dus bij het opmeten van ramen, panelen en deuren meegenomen. Als een raam zich direct naast een deur en/of paneel bevindt, wordt de helft van het kozijn bij het raam geteld en de andere helft bij de deur en/of paneel. Als er glas, paneel of deur zonder kozijn in een gevel is geplaatst, moet voor de oppervlakte van de opening de oppervlakte van het glas, paneel of deur worden opgenomen. De oppervlakte van alle gevelopeningen die geïsoleerd zijn en voor subsidie in aanmerking komen, worden zonder afronding bij elkaar opgeteld met 2 decimalen. Bij een totaal van 0,50 of meer wordt dit naar boven afgerond en bij minder dan 0,50 naar beneden voor wat betreft het subsidiebedrag. De manier van meten staat ook beschreven in de ISSO 82.1 of de NTA8800.

De vierde isolatiemaatregel die uitgevoerd kan worden is spouwmuurisolatie via het isoleren van de bestaande spouwmuren in de bestaande thermische schil. Onder spouwmuren worden de muren verstaan die onderdeel zijn van de bestaande thermische schil en dus direct grenzen aan de buitenlucht.

Tot slot telt ook vloer- dan wel bodemisolatie via het isoleren van de bestaande vloer of de bestaande bodem in de bestaande thermische schil mee voor de twee energiebesparende isolatiemaatregelen. Er wordt geen subsidie meer verstrekt voor de zogenaamde vloer- en bodemisolatie gezamenlijk. Het toestaan van deze combinatie in de praktijk bleek weinig toegevoegde waarde te hebben. Daarom is besloten om het combineren van vloer- en bodemisolatie niet mee te tellen. Dus bodemisolatie dan wel vloerisolatie afzonderlijk telt mee voor de twee energiebesparende isolatiemaatregelen. Onder vloerisolatie wordt verstaan het isoleren van de onderzijde van de vloer of de bovenzijde van de kruipruimte van de woning. Onder bodemisolatie wordt verstaan het isoleren van de bodem van de kruipruimte van de woning.

Voorwaarden voor de investeringen voor energiebesparing

Op voormelde energiebesparende isolatiemaatregelen zijn enkele voorwaarden van toepassing. Met deze voorwaarden wordt beoogd de kwaliteit van deze maatregelen te waarborgen. Om ervoor te zorgen dat de energiebesparende isolatiemaatregel voldoende substantieel is, is er een minimumaantal vierkante meters opgenomen dat per maatregel geïsoleerd moet worden.

Daarnaast zijn minimale isolatiewaarden (Rd-waarde) van toepassing op het isolatiemateriaal dat voor dak-, gevel-, spouwmuur- en vloer- en bodemisolatie gebruikt wordt. Hiermee wordt gewaarborgd dat het isolatiemateriaal de juiste dikte heeft om de benodigde isolatie tot stand te brengen. Ditzelfde geldt voor de al eerder vermelde maximale U-waarden voor HR++ glas, triple glas, kozijnpanelen en isolerende deuren.

Ook geldt voor dak-, spouwmuur- en vloerisolatie nog de aanvullende voorwaarde dat het aanbrengen van lokaal gespoten PIR (Polyisocyanuraat) of PUR (polyurethaan) gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen. PIR of PUR zijn polymeren (kunststofschuim met zeer goede isolerende eigenschappen) die (regelmatig) worden aangebracht met fluorkoolwaterstoffen (hierna: HFK’s) als blaasmiddel. Aangezien HFK’s negatieve gevolgen hebben voor het klimaat is de voorwaarde gesteld dat bij isolatie gewerkt wordt met HFK-vrije blaasmiddelen. Uit de praktijk blijkt dat hiervoor voldoende alternatieven beschikbaar zijn.

Tot slot dient voor alle typen energiebesparende isolatiemaatregelen het isolatiemateriaal te zijn voorzien van een prestatieverklaring of meldcode. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat het isolatiemateriaal de gewenste kwaliteit heeft en gewenste prestatie levert. Onder een prestatieverklaring wordt verstaan prestatieverklaring of kwaliteitsverklaring als bedoeld in artikel 2.14 van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (Stb 2018, 291), die het oude recht uit artikel 1.8 van het Bouwbesluit 2012 vervangt. Hieruit volgt (impliciet) dat een prestatieverklaring dient te zijn opgesteld overeenkomstig de voorwaarden uit artikelen 4 en 6 van verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van de Europese Unie (PbEU 2011, L 88/5). Met het opstellen van de prestatieverklaring neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid op zich dat het bouwproduct overeenkomt met de daarin opgegeven prestaties. Zonder objectieve aanwijzingen voor het tegendeel, gaan de lidstaten van de Europese Unie ervan uit dat de door de fabrikant opgestelde prestatieverklaring nauwkeurig en betrouwbaar is. De prestatieverklaring dient de prestaties van bouwproducten te omschrijven met betrekking tot hun essentiële kenmerken overeenkomstig de relevante geharmoniseerde technische specificaties. Welke gegevens de prestatieverklaring dient te bevatten, is beschreven in voormelde artikelen van de verordening. Naast de prestatieverklaring kan in bepaalde gevallen ook volstaan worden met een kwaliteitsverklaring. Van een kwaliteitsverklaring wordt in ieder geval aangenomen dat deze voldoende adequaat is, indien deze voldoet aan de voorwaarden van de normalisatienorm NEN-NTA 8800-20209.

Een aantal eisen aan het verduurzamingsplan worden gesteld in het vierde lid, zo moet het plan zijn opgesteld door de procesondersteuner, geaccordeerd zijn door alle woningeigenaren en bevat ten minste één door de woningeigenaren getekende offerte van een uitvoerder die alle energiebesparende isolatiemaatregelen voor alle woningen binnen het renovatieproject gaat verduurzamen. Volgens het vijfde lid wordt subsidie slecht eenmaal per woning binnen een samenwerkingsverband verstrekt.

Het zesde lid bepaalt dat er ook activiteiten gesubsidieerd kunnen worden die uit anderen hoofde eveneens gesubsidieerd of gefinancierd zijn of worden. Het is dus toegestaan om subsidie te stapelen van deze regeling te stapelen met subsidies van andere overheden.

Het zevende lid is een uitzondering op het zesde lid, waarin is bepaald dat er ook activiteiten gesubsidieerd kunnen worden die uit anderen hoofde eveneens gesubsidieerd of gefinancierd zijn of worden. In het zesde lid is namelijk een anticumulatiebepaling opgenomen waarmee is geregeld dat er geen subsidie wordt toegekend voor activiteiten waarvoor reeds subsidie is ontvangen op grond van de Subsidieregeling Verduurzaming voor Vereniging van Eigenaars.

Het achtste lid houdt verband met de mogelijkheid voor samenwerkingsverbanden om ook subsidie toegekend te krijgen voor het aantal huurwoningen in het samenwerkingsverband.

Hierop zijn de regels uit de de-minimisverordening van toepassing.

Artikel 6

Het eerste lid geeft de periode aan waarin een aanvraag tot subsidie gedaan kan worden. Verder wordt eraan gegeven dat bij de aanvraag gebruik moet worden gemaakt van een elektronisch beschikbaar gesteld formulier op de website van RVO.

In het tweede lid wordt aangegeven wat er met een aanvraag moet worden meegestuurd. Zo moeten de gegevens van de deelnemers van het samenwerkingsverband en de penvoerder worden meegestuurd. Verder moet ook de naam van de procesondersteuner en het nummer waaronder de procesondersteuner of de onderneming waar hij werkzaam is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel worden meegestuurd. Verder moet een schatting van het aantal woningen en de adressen van die beoogde woningen voor het renovatieproject worden meegestuurd. Het gaat hier om woningen die misschien in het renovatieproject worden betrokken, de woningen die worden vermeld kunnen later nog gewijzigd worden en zijn dus niet definitief. Wel is het zo dat bij de uiteindelijke vaststelling van de subsidie deze schatting als bovengrens geldt waarop de subsidie wordt berekend. Blijkt na de subsidieverlening dat er meer woningen dan vermeld in de subsidieverlening verduurzaamd zullen gaan worden dan kan een penvoerder een uitbreidingsaanvraag indienen. Deze aanvraag kan gehonoreerd worden indien er ten tijde van de uitbreidingsaanvraag nog voldoende budget is en zal met de oorspronkelijk aanvraag worden samengevoegd. Beide aanvragen gezamenlijk moeten voldoen aan de voorwaarden van de regeling. Meer uitleg hierover is te vinden in de algemene toelichting par. 1.4.

Ook moet het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag moet worden overgemaakt worden meegestuurd en een machtiging- en intentieformulier waaruit blijkt dat de penvoerder gemachtigd is te handelen namens het samenwerkingsverband. Daarnaast moet het CV van de procesondersteuner en de ondertekende offerte waarin het tarief per uur van de procesondersteuner is opgenomen en wat de procesondersteuner allemaal gaat doen voor het samenwerkingsverband worden meegestuurd. Daarbij worden ook nog twee referentieformulieren over de ervaring van de procesondersteuner toegevoegd waaruit blijkt dat die aantoonbare ervaring in de (collectieve) verduurzaming van de gebouwde omgeving of bestaande woningen heeft. Daarnaast wordt ook een mijlpalenplanning voor de stappen om te komen tot een verduurzamingsplan en renovatieproject meegestuurd.

Een samenwerkingsverband bestaande uit deels of alleen maar huurwoningen kan subsidie ontvangen door gebruik te maken van de de-minimisverordening. Naast de gegevens en bescheiden, bedoeld in het tweede lid, dient een vereniging dan ook een verklaring per eigenaar van een huurwoning of huurwoningen bij de aanvraag in te dienen.

Artikel 7

Voor het bepalen van de hoogte van de subsidie wordt uitgegaan van forfaitaire subsidiebedragen. Er zijn drie regimes, het eerste regime vereist minimaal 100 huurwoningen waarbij een bedrag van € 75.000 plus € 750 of € 1.000 per extra huur- of koopwoning tot een maximaal bedrag van € 200.000 kan worden gesubsidieerd. Het tweede regime vereist minimaal 30 koopwoningen waarbij een bedrag van € 30.000 plus € 750 of € 1.000 per extra huur- of koopwoning tot een maximaal bedrag van € 200.000 kan worden gesubsidieerd. Het derde regime vereist minimaal 100 huurwoningen en 30 koopwoningen, waarbij een bedrag van € 105.000 plus € 750 of € 1.000 per extra huur- of koopwoning tot een maximaal bedrag van € 200.000 kan worden gesubsidieerd.

Het minimaal aantal huur- of koopwoningen bepaalt dus in welk regime je komt. Een voorbeeld: bij een samenwerkingsverband van 35 koopwoningen en 70 huurwoningen komt dat samenwerkingsverband in het tweede regime want alleen het minimumaantal koopwoningen wordt gehaald. Wel krijgt dat samenwerkingsverband nog extra subsidie voor het aantal huurwoningen. Meer informatie is te vinden in de algemene toelichting par. 1.5 en 1.6.1.

Artikel 8

In artikel 8 zijn een aantal afwijzingsgronden opgenomen: zo wordt een deel of de hele subsidie afgewezen als er voor woningen binnen het samenwerkingsverband welke verduurzaamd gaan worden in het renovatiesproject eerder subsidie is ontvangen voor procesondersteuning. Verder wordt een deel of de hele aanvraag afgewezen als er al reeds voor het indienen van de aanvraag is begonnen met het renovatieproject of al met het opstellen van het verduurzamingsplan is begonnen. Ook wordt een deel of de hele aanvraag afgewezen als de aanvraag betrekking heeft op een renovatieproject ten behoeve van het realiseren van een vergroting van het woonoppervlakte of wooninhoud door een nieuwe aanbouw of bijvoorbeeld een dakkapel.

Verder kan de subsidieaanvraag ook worden afgewezen als er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet of niet geheel zal worden uitgevoerd of het samenwerkingsverband of de procesondersteuner niet of naar verwachting niet geheel zal voldoen aan de verplichtingen. Dit kan bijvoorbeeld zo zijn als er frauduleuze offertes worden meegestuurd, ongeloofwaardige kosten worden opgenomen in de offerte of als er redenen bestaan om aan te nemen dat de woningen niet verduurzaamd zullen worden als ze bijvoorbeeld genomineerd zijn voor de sloop. Ook kan een subsidieaanvraag worden afgewezen als de mijlpalenplanning niet realistisch uitgevoerd kan worden, de procesondersteuner niet aan de gestelde eisen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdelen c en h voldoet of niet voor 64 of 32 uur, verdeeld over twee jaar deelneemt aan het programma Verbouwstromen. De procesondersteuner hoeft dus niet gelijk na de beschikking tot subsidieverlening deel te nemen aan het programma Verbouwstromen maar wel voor de aanvraag tot subsidie vaststelling.

Artikel 9

Aan de subsidie zitten een aantal verplichtingen, zo moet de procesondersteuner van het samenwerkingsverband 64 of 32 uur bij een kleiner renovatieproject dan wel als de procesondersteuner al eerder heeft deelgenomen aan het programma, verdeeld over 24 maanden na de beschikking tot subsidieverlening deelnemen aan het programma Verbouwstromen. Verder moet het verduurzamingsplan worden opgesteld binnen 24 maanden nadat de beschikking tot subsidieverlening ontvangen is. Voor de subsidieaanvrager is een realisatietermijn vastgesteld. Dit is de termijn waarbinnen het verduurzamingsplan dient te worden opgesteld, en die gaat lopen direct nadat de subsidieaanvrager de beschikking tot subsidieverlening ontvangen heeft. Indien uit het bij de subsidieaanvraag aangeleverde mijlpalenplan blijkt dat het verduurzamingsplan niet uiterlijk binnen deze termijn gerealiseerd kan worden, zal de subsidieaanvraag op grond van artikel 13, onderdeel c, van het Kaderbesluit BZK-subsidies en artikel 8, onderdeel d afgewezen worden. Volgens dit artikel kan een subsidie worden afgewezen indien het onaannemelijk wordt geacht dat de activiteiten binnen een bij ministeriële regeling gestelde termijn (in dit geval voormelde realisatietermijnen) kunnen worden voltooid. Er is voor deze termijnen gekozen, omdat de verwachting is dat investeringsprojecten binnen deze termijn kunnen worden afgerond.

Voor het opstellen van het verduurzamingsplan geldt een termijn van vierentwintig maanden na de beschikking tot subsidieverlening. In het tweede lid is bepaald dat de termijn van 24 maanden voor het opstellen van het verduurzamingsplan alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden verlengd met zes maanden. Hiertoe moet de subsidieontvanger een schriftelijk verzoek indienen, waarin uiteengezet is, waarom de standaardtermijn in zijn of haar geval niet haalbaar is en hoeveel extra tijd nodig is. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om een overmacht situatie, zoals een lange periode van ziekte, waarin de werkzaamheden zijn stilgelegd, of het faillissement van de procesondersteuner of ondernemingen binnen het samenwerkingsverband. Een verzoek om de uitvoeringstermijn te verlengen zal kritisch worden beoordeeld. Daarbij zal onder meer worden nagegaan wat de subsidieontvanger heeft gedaan om de termijn toch te halen.

Van belang is dat artikel 4, eerste lid, onderdeel e, van het Kaderwet overige BZK-subsidies de bevoegdheid aan de minister geeft om in geval van vertraging van de uitvoering van de activiteiten of het essentieel wijzigen daarvan ontheffing te verlenen van de verplichting om de activiteiten overeenkomstig het plan van de subsidieontvanger uit te voeren. De realisatietermijn zou dan ook in uitzonderlijke gevallen en mits goed onderbouwd op verzoek verlengd kunnen worden.

Daarnaast moet de subsidieontvanger de in het kader van de subsidieverlening gevoerde administratie bewaren tot tien belastingjaren na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling. Dit is nodig om de Europese Commissie in staat te stellen de verleende staatssteun te monitoren.

Als laatste moet de subsidieaanvrager bij eventuele wijzigingen in het samenwerkingsverband één jaar na het ontvangen van de beschikking tot subsidieverlening met een nieuw machtiging- en intentieformulier aantonen of het samenwerkingsverband is gewijzigd, uitgebreid of gereduceerd. Ook moet worden aangetoond dat de procesondersteuner bezig is met het opstellen van het verduurzamingsplan door middel van een voortgangsverslag. In dit voortgangsverslag staan de stappen die tot dan al zijn gezet en welke stappen nog moeten worden genomen, daarnaast bevat dit verslag ook een planning om te komen tot een verduurzamingsplan.

Artikel 10

Voor subsidies vanaf € 25.000 of vanaf € 125.000 of meer wordt artikel 17 van het Kaderbesluit van toepassing verklaard. Met deze van toepassingsverklaring van artikel 17 van het Kaderbesluit worden de regels voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 van toepassing op subsidies van € 125.000 of meer. Artikel 20 van het Kaderbesluit biedt daartoe de mogelijkheid. In de uitvoering van de SPOR wordt geen wezenlijk verschil verwacht tussen verstrekkingen van subsidies van € 25.000 tot € 125.000 en die van € 125.000 of meer, ook niet wat betreft risico’s. De reden hiervoor is dat kleine en grotere samenwerkingsverbanden dezelfde vereisten moeten aanleveren waardoor er geen werkelijk verschil bestaat tussen de controles van een klein of groot samenwerkingsverband.

Bij de beschikking tot subsidieverlening wordt een voorschot van € 25.000 uitgekeerd.

Artikel 11

Het eerste lid geeft aan dat bij de aanvraag gebruik moet worden gemaakt van een elektronisch beschikbaar gesteld formulier op de website van RVO. De aanvraag kan worden ingediend wanneer alle benodigde gegevens zijn verzameld, mocht de aanvraag echter buiten de termijn van 24 maanden, zonder toegestane verlening worden gedaan, wordt deze behandeld op basis van het vierde lid.

In het tweede lid wordt aangegeven wat er met een aanvraag worden meegestuurd. Zo moeten de wijziging van gegevens van deelnemers binnen het samenwerkingsverband ten opzichte van de beschikking tot subsidieverlening en van een eventuele nieuwe penvoerder worden meegestuurd. Want het samenwerkingsverband kan zijn uitgebreid sinds de beschikking tot subsidieverlening en er kan ook van penvoerder zijn gewisseld. Verder moet ook de naam van de eventuele nieuwe als er is gewisseld procesondersteuner en het nummer waaronder de procesondersteuner of de onderneming waar hij werkzaam is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel worden meegestuurd. Ook moet de omvang van de vast te stellen subsidie worden aangegeven aan de hand van de definitief aantal koop- en huurwoningen in het renovatieproject. Ook moet het bankrekeningnummer waarop het resterende subsidiebedrag moet worden overgemaakt worden meegestuurd. Daarnaast moet ook bij een wisseling van penvoerder ook een nieuw machtigingsformulier worden meegestuurd waaruit blijkt dat de penvoerder gemachtigd is te handelen namens de woningeigenaren.

Bij de aanvraag tot subsidievaststelling wordt ook het verduurzamingsplan meegestuurd, indien deze er is, bestaande uit de gegevens van de woningen en wordt er een omschrijving van de wijze waarop de energiebesparende isolatiemaatregelen worden uitgevoerd door de betrokken partijen meegestuurd. Daarnaast wordt een begroting, tijdsplanning en getekende offertes meegestuurd. Deze offertes bevatten de uit te voeren energiebesparende isolatiemaatregelen met een specificatie of ze aan de eisen gesteld in artikel 5, derde lid, voldoen. In artikel 11, derde lid, onderdeel b is bepaald dat de meldcode van het betreffende isolatiemateriaal moet worden opgegeven in de getekende offerte bij de vaststelling, als er een meldcode beschikbaar is gesteld. Zo niet, dan moet een aanvullende omschrijving worden opgegeven. Zie paragraaf PM van het algemeen deel van deze toelichting voor een uitgebreidere toelichting over de meldcodelijst en de functie daarvan binnen deze regeling, en het alternatief van de aanvullende omschrijving. Ook is daar toegelicht hoe met behulp van een prestatieverklaring nieuwe materialen en toepassingen daarvan kunnen worden toegevoegd op de maatregelenlijst door RVO. De bestaande meldcodes op de maatregelenlijst zijn gericht op het toevoegen van een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W].

Als laatste bevat het verduurzamingsplan nog een korte evaluatie over het proces tot het komen van het verduurzamingsplan. Hierin staat kort beschreven welke lessen er geleerd zijn en wat de redenen zijn waarom het samenwerkingsverband is geslaagd.

Ook bestaat de mogelijkheid dat het samenwerkingsverband niet of niet op tijd komt tot een verduurzamingsplan. Dan bestaat er de mogelijkheid dat een deel van de subsidie via een aanvraag vastgesteld kan worden. Dit bedrag is ten hoogste het verkregen voorschot bij de beschikking tot subsidieverlening, maar kan ook minder zijn. Hieraan zijn ook een aantal eisen verbonden. Zo moet er een schriftelijke verklaring met argumentatie van de penvoerder en procesondersteuner worden meegestuurd met de redenen waarom het samenwerkingsverband er niet in is geslaagd om tot een verduurzamingsplan te komen. Verder wordt er ook een korte rapportage meegestuurd van de procesondersteuner en penvoerder waarin staat welke activiteiten er zijn verricht in de poging om tot een door alle woningeigenaren binnen het samenwerkingsverband geaccordeerd verduurzamingsplan te komen. Daarnaast moet ook een concept verduurzamingsplan worden meegestuurd. Verder wordt er ook nog een overzicht van de kosten die zijn gemaakt door de procesondersteuner in zijn werkzaamheden voor het samenwerkingsverband meegestuurd. Dit bevat het aantal uren dat die voor het samenwerkingsverband heeft gewerkt, wat voor werkzaamheden hij heeft verricht in die uren en het uurtarief. Als laatste moeten ook de facturen en betaalbewijzen worden meegestuurd. De hoogte van het subsidiebedrag wordt beoordeeld aan deze factoren en kan dus minder zijn dan het eerdere verkregen voorschot.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt op 1 januari 2028. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en invoeringstermijn. Dit is noodzakelijk aangezien de regeling snel in werking moet treden om zo snel mogelijk samenwerkingsverbanden te kunnen ondersteunen.

Daarnaast zou het budget voor 2023 voor deze regeling niet meer gebruikt kunnen worden als de regeling pas in 2024 in werking zou treden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
6

De Renovatieversneller is een subsidieregeling en heeft als doel een continue, gebundelde vraag van renovaties te creëren, waarop door aanbieders via ketensamenwerking een integraal, gestandaardiseerd en geïndustrialiseerd aanbod kan worden ontwikkeld ter verduurzaming van woningen.

X Noot
7

Verbouwstromen.nu

X Noot
8

Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352)

Naar boven