Regeling van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 12 september 2023, kenmerk 3672918-1051881-MEVA, houdende wijziging van de Subsidieregeling veerkracht en zeggenschap in verband met het uitbreiden van de Subsidieregeling door middel van aanvraagtijdvakken en de doelgroep en enkele andere technische wijzigingen

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling veerkracht en zeggenschap wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden op alfabetische volgorde de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

aanvraagtijdvak 1:

9 september 2022 tot en met 23 september 2022 om 23.59 uur;

aanvraagtijdvak 2:

20 november 2023 tot en met 18 december 2023 om 23.59 uur;

aanvraagtijdvak 3:

18 november 2024 tot en met 16 december 2024 om 23.59;

helpende:

natuurlijk persoon werkzaam bij een organisatie in zorg en welzijn die beroepsmatig ondersteuning biedt aan cliënten en patiënten en een diploma voor een opleiding Helpende Zorg en Welzijn heeft ontvangen;

jeugdhulpverlener:

jeugdhulpverlener als bedoeld in artikel 1.1 Jeugdwet, werkzaam bij een organisatie in zorg en welzijn;

lokaal actieplan zeggenschap:

activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van zeggenschap van VVVB’ers, helpenden, sociaal werkers en jeugdhulpverleners die werkzaam zijn bij de aanvrager;

opleiding Helpende Zorg en Welzijn:

mbo-opleiding Helpende Zorg en Welzijn met erkende opleidingscode 25498 of een van haar voorlopers met code 10428, 10745, 91350, 91351, 91340, 91352, 92640, 25498 of 22189 vermeld in de Registratie instellingen en opleidingen, bedoeld in artikel 6.4.1van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

sociaal werker:

natuurlijk persoon die beroepsmatig maatschappelijke ondersteuning biedt als bedoeld in artikel 1.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, werkzaam bij een organisatie in zorg en welzijn;

organisatie in zorg en welzijn:

organisatie ingeschreven in het Kamer van Koophandel register onder een of meer van de SBI-codes genoemd in bijlage 4;

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘VVVB’ers’ ingevoegd ‘, helpenden, sociaal werkers en jeugdhulpverleners’.

2. In het tweede lid wordt na ‘lokaal actieplan veerkracht en zeggenschap’ ingevoegd ‘of een lokaal actieplan zeggenschap’.

C

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten

  • 1. De subsidieverlening bedraagt:

    • a. € 50.000 per aanvrager voor aanvragen die worden ingediend in aanvraagtijdvak 1; en

    • b. minimaal € 25.000 tot maximaal € 50.000 per aanvrager voor aanvragen die worden ingediend in aanvraagtijdvak 2 en aanvraagtijdvak 3.

  • 2. De subsidiabele kosten waarvoor een aanvraag tot subsidieverlening is ingediend in aanvraagtijdvak 1 zijn:

    • a. loonkosten tot een maximaal bruto uurtarief van € 49,91, en

    • b. overige kosten, bestaande uit:

      • de huur van een externe ruimte;

      • de inhuur van een spreker of trainer, inclusief reiskosten tot een maximum bedrag van € 0,19 per kilometer of de volledige kosten voor reizen in de tweede klas met het openbaar vervoer;

      • de inhuur van een externe organisatie, inclusief reiskosten tot een maximum bedrag van € 0,19 per kilometer of de volledige kosten voor reizen in de tweede klas met het openbaar vervoer;

      • kosten voor ICT-voorzieningen ter ondersteuning van het projectteam voor de uitvoering van het lokale actieplan veerkracht en zeggenschap; of,

      • catering tot een maximum bedrag van € 26,39 per persoon per bijeenkomst.

  • 3. Het subsidiabele bedrag voor activiteiten waarvoor een aanvraag tot subsidieverlening is ingediend in aanvraagtijdvak 1 bestaat ten hoogste uit 40% overige kosten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b.

  • 4. De subsidiabele kosten voor activiteiten waarvoor een aanvraag tot subsidieverlening is ingediend in aanvraagtijdvak 2 en aanvraagtijdvak 3 uitsluitend uit loonkosten tot een maximaal bruto uurtarief van € 53,08.

D

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt voor:

    • a. aanvraagtijdvak 1 € 12.750.000;

    • b. aanvraagtijdvak 2 € 5.460.000; en

    • c. aanvraagtijdvak 3 € 3.600.000.

  • 2. De uit hoofde van de onder a, b en c genoemde subsidieplafonds beschikbare bedragen worden verdeeld, conform bijlage 1.

E

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6. Subsidieperiode

Subsidie wordt op grond van deze Subsidieregeling verleend voor een periode van ten hoogste:

  • 1. 12 maanden voor activiteiten waarvoor een aanvraag tot subsidieverlening is ingediend in aanvraagtijdvak 1.

  • 2. 15 maanden voor activiteiten waarvoor een aanvraag tot subsidieverlening is ingediend in aanvraagtijdvak 2 en aanvraagtijdvak 3.

F

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De aanvraag tot subsidieverlening kan worden ingediend in aanvraagtijdvak 1, aanvraagtijdvak 2 en aanvraagtijdvak 3.

2. In het tweede lid, onderdeel b, onder 2° wordt na ‘VVVB’ers’ ingevoegd ‘, helpenden, sociaal werkers en jeugdhulpverleners’.

G

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8. Voorwaarden

  • 1. Subsidie wordt enkel verstrekt aan een aanvrager die een aanvraag tot subsidieverlening indient in aanvraagtijdvak 1 indien:

    • a. de aanvrager in het bezit is van een toelatingsvergunning als bedoeld in artikel 4 van de Wet toetreding zorgaanbieders;

    • b. de aanvrager op 1 januari 2022 in het handelsregister stond ingeschreven met een SBI-code die in bijlage 2 is opgenomen;

    • c. de aanvraag voldoet aan de criteria uit bijlage 3;

    • d. uit de begroting blijkt dat de subsidiabele kosten niet meer bedragen dan € 50.000; en

    • e. de aanvraag in overeenstemming is met de de-minimisverordening.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, wordt subsidie tevens verstrekt aan een aanvrager die op 1 januari 2022 in het handelsregister stond ingeschreven met de SBI-code 87.90.1, 87.90.2 of 88.99.1 en een betalingsbewijs en inkoopcontract kan overleggen.

  • 3. Subsidie wordt enkel verstrekt aan een aanvrager die een aanvraag tot subsidieverlening indient in aanvraagtijdvak 2 en aanvraagtijdvak 3 indien:

    • a. de aanvrager in het bezit is van een toelatingsvergunning als bedoeld in artikel 4 van de Wet toetreding zorgaanbieders;

    • b. de aanvrager op 1 januari 2023 in het handelsregister stond ingeschreven met een SBI-code die in bijlage 4 is opgenomen;

    • c. de aanvraag voldoet aan de criteria uit bijlage 5;

    • d. uit de begroting blijkt dat de subsidiabele kosten niet meer bedragen dan € 50.000;

    • e. de begroting een eigen bijdrage vermeldt van 25% van het aangevraagde subsidiebedrag; en

    • f. de aanvraag in overeenstemming is met de de-minimisverordening.

  • 4. In afwijking van het derde lid, onderdeel a, wordt subsidie tevens verstrekt aan een aanvrager die op 1 januari 2023 in het handelsregister stond ingeschreven met de SBI-code 87.90, 87.90.1, 87.90.2, 88.10, 88.10.2, 88.99, 88.99.1, 88.99.2, 88.99.3 of 88.99.9 en een betalingsbewijs en een inkoopcontract kan overleggen.

  • 5. Subsidie wordt niet verstrekt aan een aanvrager in aanvraagtijdvak 3, indien aan de aanvrager reeds eerder een subsidie verleend is op basis van de onderhavige subsidieregeling in aanvraagtijdvak 1 of aanvraagtijdvak 2.

H

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. in het eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘VVVB’ers’ ingevoegd ‘, helpenden, sociaal werkers of jeugdhulpverleners’.

2. in het vijfde lid wordt na ‘de vaststelling’ ingevoegd ‘van de subsidies die zijn verleend op basis van aanvragen tot subsidieverleningen gedaan in aanvraagtijdvak 1’.

I

Bijlage 1 wordt vervangen door de bijlage die is opgenomen bij deze regeling.

J

Er worden twee bijlagen toegevoegd zoals opgenomen bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

BIJLAGE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL J, VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID WELZIJN EN SPORT HOUDENDE WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING VEERKRACHT EN ZEGGENSCHAP

Bijlage 1 Lotingsystematiek behorend bij artikel 5, vierde lid

1. Lotingsystematiek voor aanvragen gedaan in aanvraagtijdvak 1

De volgende lotingssystematiek wordt gebruikt indien er meer dan 255 aanvragen worden ingediend. Indien er minder aanvragen worden ingediend, vindt er geen loting plaats. Subsidie wordt dan verleend aan aanvragers waarvan de aanvraag aan de criteria uit deze Subsidieregeling voldoet.

Stap 1

De aanvragen die worden ingediend binnen de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 7, eerste lid, worden in drie lotingsgroepen ingedeeld. Deze groepen zijn representatief voor de branches:

  • 1. Verzorgingstehuizen, verpleeghuizen en thuiszorg

    Deze groep is gebaseerd op de SBI-code van de aanvragers zoals opgenomen onder categorie 1 in bijlage 2.

  • 2. Gehandicaptenzorg, GGZ-/jeugdzorg, huisartsenzorg en gezondheidscentra

    Deze groep is gebaseerd op de SBI-code van de aanvragers zoals opgenomen onder categorie 2 in bijlage 2.

  • 3. Ziekenhuizen en universitaire medische centra

    Deze groep is gebaseerd op de SBI-code van de aanvragers zoals opgenomen onder categorie 3 in bijlage 2.

Stap 2

Binnen de bovengenoemde categorieën vindt een loting plaats. De loting vindt plaats door een notaris en de daaruit resulterende rangschikking wordt schriftelijk vastgelegd. Dit resulteert in een lootlijst. De lootlijst bepaalt de behandelvolgorde van de aanvragen.

Stap 3

  • 3.1. De aanvragen worden beoordeeld op volledigheid. Aanvragers krijgen éénmaal één week de tijd om aanvragen aan te vullen. Aanvragen die niet tijdig volledig zijn, worden afgewezen.

  • 3.2. De volledige aanvragen worden vervolgens beoordeeld op de criteria die in deze Subsidieregeling zijn opgenomen. Aanvragen die niet aan de criteria voldoen, worden afgewezen.

Stap 4

  • 4.1. De aanvragen die niet volledig zijn of die niet aan de criteria voldoen, worden van de lootlijst geschrapt.

  • 4.2. Per groep wordt vervolgens subsidie verleend aan de eerste 85 aanvragen op de lootlijst.

  • 4.3. Indien in een lotingsgroep minder dan 85 aanvragen op de lootlijst staan, wordt het resterende subsidiebedrag verdeeld over de lotingsgroep waar meer dan 85 aanvragen op de lootlijst staan. Indien er in twee lotingsgroepen meer dan 85 aanvragen op de lootlijst staan, wordt het resterende beschikbare bedrag verdeeld over deze twee groepen. Bij het toekennen van de subsidies wordt de volgende volgorde aangehouden: groep 1 – groep 2 – groep 3 (zie de indeling bij stap 1).

  • 4.4. Aanvragen die op basis van deze loting niet voor subsidie in aanmerking komen, worden afgewezen.

Voorbeeld van de lotingssystematiek

Er worden 300 aanvragen ingediend. Na stap 1 blijkt dat de verdeling als volgt is: in groep 1 zijn 105 aanvragen ingediend, in groep 2 zijn 70 aanvragen ingediend en in groep 3 zijn 145 aanvragen ingediend. Na stap 2 is de lootlijst opgesteld.

Na stap 3 blijkt dat een aantal aanvragen onvolledig is of niet aan de criteria voldoet. Deze aanvragen worden van de lootlijst geschrapt. Op de lootlijst blijven in groep 1 95 aanvragen over, in groep 2 66 aanvragen en in groep 3 120 aanvragen.

Vervolgens vindt de toekenning plaatst. De aanvragen in groep 2 worden allemaal toegekend indien voldaan aan de subsidievoorwaarden. De eerste 85 aanvragen (vastgesteld via de lootlijst) in groep 1 en groep 3 worden toegekend. Het resterende bedrag € 950.000 wordt verdeeld over de overige aanvragen. Het bedrag van € 950.000 wordt verdeeld over 19 aanvragen: de eerstvolgende 10 aanvragen op de lootlijst van groep 1 worden toegekend en de eerstvolgende 9 aanvragen op de lootlijst van groep 3 worden toegekend.

2. Lotingsystematiek voor aanvragen gedaan in aanvraagtijdvak 2

De volgende lotingssystematiek wordt gebruikt indien in aanvraagtijdvak 2 het subsidieplafond wordt overschreden. Indien er in alle groepen voor minder dan het subsidieplafond in aanvraagtijdvak 2 wordt ingediend, vindt er geen loting plaats. Subsidie wordt dan verleend aan aanvragers waarvan de aanvraag aan de criteria uit deze Subsidieregeling voldoet.

Stap 1

De aanvragen die worden ingediend binnen de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 7, eerste lid, worden in vier lotingsgroepen ingedeeld. Deze groepen zijn representatief voor de branches:

  • 1. Verzorgingstehuizen, verpleeghuizen en thuiszorg

    Deze groep is gebaseerd op de SBI-code van de aanvragers zoals opgenomen onder categorie 1 in bijlage 4.

  • 2. Gehandicaptenzorg, GGZ, huisartsenzorg en gezondheidscentra

    Deze groep is gebaseerd op de SBI-code van de aanvragers zoals opgenomen onder categorie 2 in bijlage 4.

  • 3. Ziekenhuizen en universitaire medische centra

    Deze groep is gebaseerd op de SBI-code van de aanvragers zoals opgenomen onder categorie 3 in bijlage 4.

  • 4. Organisatie in zorg en welzijn

    Deze groep is gebaseerd op de SBI-code van de aanvragers zoals opgenomen onder categorie 4 in bijlage 4.

Stap 2

Binnen de genoemde groepen wordt vervolgens een verdeling gemaakt als volgt:

Binnen groep 1, groep 2 en groep 3 wordt een onderverdeling tussen aanvragers die reeds eerder een subsidie verleend hebben gekregen naar aanleiding van een aanvraag gedaan in aanvraagtijdvak 1 en de aanvragers waarbij dit niet het geval was. Dit leidt tot de volgende indeling:

Groep 1a – Verzorgingstehuizen, verpleeghuizen en thuiszorg die eerder een aanvraag verleend hebben gekregen.

Groep 1b – Verzorgingstehuizen, verpleeghuizen en thuiszorg die niet eerder een aanvraag verleend hebben gekregen.

Groep 2a – Gehandicaptenzorg, GGZ, huisartsenzorg en gezondheidscentra die eerder een aanvraag verleend hebben gekregen.

Groep 2b – Gehandicaptenzorg, GGZ, huisartsenzorg en gezondheidscentra die niet eerder een aanvraag verleend hebben gekregen.

Groep 3a – Ziekenhuizen en universitaire medische centra die eerder een aanvraag verleend hebben gekregen.

Groep 3b – Ziekenhuizen en universitaire medische centra die niet eerder een aanvraag verleend hebben gekregen.

Groep 4a – Welzijn en jeugdzorginstellingen die eerder een aanvraag verleend hebben gekregen.

Groep 4b – Welzijn en jeugdzorginstellingen die niet eerder een aanvraag verleend hebben gekregen.

Stap 3

Binnen de bovengenoemde categorieën vindt een loting plaats. De loting vindt plaats door een notaris en de daaruit resulterende rangschikking wordt schriftelijk vastgelegd. Dit resulteert in een lootlijst. De lootlijst bepaalt de behandelvolgorde van de aanvragen.

Stap 4

  • 3.3. De aanvragen worden beoordeeld op volledigheid. Aanvragers krijgen éénmaal één week de tijd om aanvragen aan te vullen. Aanvragen die niet tijdig volledig zijn, worden afgewezen.

  • 3.4. De volledige aanvragen worden vervolgens beoordeeld op de criteria die in deze Subsidieregeling zijn opgenomen. Aanvragen die niet aan de criteria voldoen, worden afgewezen.

Stap 5

  • 4.5. De aanvragen die niet volledig zijn of die niet aan de criteria voldoen, worden van de lootlijst geschrapt.

  • 4.6. Per groep wordt vervolgens subsidie verleend op de volgende wijze:

    Groep 1a: tot een bedrag van € 1.228.500 aan de eerste aanvragen op de lootlijst.

    Groep 1b: tot een bedrag van € 409.500 aan de eerste aanvragen op de lootlijst.

    Groep 2a: tot een bedrag van € 1.228.500 aan de eerste aanvragen op de lootlijst.

    Groep 2b: tot een bedrag van € 409.500 aan de eerste aanvragen op de lootlijst.

    Groep 3a: tot een bedrag van € 1.228.500 aan de eerste aanvragen op de lootlijst.

    Groep 3b: tot een bedrag van € 409.500 aan de eerste aanvragen op de lootlijst.

    Groep 4a: tot een bedrag van € 409.500 aan de eerste aanvragen op de lootlijst.

    Groep 4b: tot een bedrag van € 136.500 aan de eerste aanvragen op de lootlijst.

  • 4.7. Indien in een lotingsgroep een lager bedrag is aangevraagd dan het gealloceerde bedrag, of na toewijzing van een deel van de aanvragen het resterende bedrag niet voldoende is voor toewijzing van de eerst volgende aanvraag op de lootlijst wordt het resterende subsidiebedrag gelijkelijk verdeeld over de overige lotingsgroepen.

  • 4.8. Aanvragen die op basis van deze loting niet voor subsidie in aanmerking komen, worden afgewezen.

Voorbeeld van de lotingssystematiek

Er worden aanvragen ingediend. Na stap 1 blijkt dat de verdeling als volgt is:

In groep 1a is voor een bedrag van € 1.600.500 aan aanvragen ingediend.

In groep 1b is voor een bedrag van € 407.000 aan aanvragen ingediend.

In groep 2a is voor een bedrag van € 1.300.000 aan aanvragen ingediend.

In groep 2b is voor een bedrag van € 300.000 aan aanvragen ingediend.

In groep 3a is voor een bedrag van € 500.000 aan aanvragen ingediend.

In groep 3b is voor een bedrag van € 700.500 aan aanvragen ingediend.

In groep 4a is voor een bedrag van € 200.000 aan aanvragen ingediend.

In groep 4b is voor een bedrag van € 500.000 aan aanvragen ingediend.

Na stap 2 is de lootlijst opgesteld.

Na stap 3 blijkt dat een aantal aanvragen onvolledig is of niet aan de criteria voldoet. Deze aanvragen worden van de lootlijst geschrapt.

Vervolgens vindt de toekenning plaatst. De aanvragen in groepen 1b, 2b, 3a en 4a worden allemaal toegekend indien voldaan is aan de subsidievoorwaarden. De resterende bedragen uit deze groepen worden als volgt gelijkelijk herverdeeld over de overige groepen.

Voor groep 1b resteert een bedrag van € 2.500

Voor groep 2b resteert een bedrag van € 109.500

Voor groep 3a resteert een bedrag van € 728.500

Voor groep 4a resteert een bedrag van € 209.500

In totaal bedraagt dit € 1.050.000. Dit wordt verdeeld over de resterende vier groepen waardoor elke groep € 262.500 bij de genoemde maximale bedragen ontvangt.

De eerste aanvragen (vastgesteld via de lootlijst) in groep 1a worden vervolgens toegekend tot het nieuwe maximale bedrag is bereikt, of een verlening aan de eerstvolgende op de lootlijst dit bedrag zou overschrijden. Bijvoorbeeld: er is verleend in groep 1a tot een bedrag van € 1.466.000 en de eerstvolgende aanvraag tot subsidie is voor een bedrag van € 30.000. Aangezien het nieuwe maximaal te verlenen bedrag € 1.491.000 bedraagt (€ 1.228.500 plus € 262.500 uit de herverdeling) zou dit het subsidieplafond overschrijden. De resterende aanvragen dienen dus afgewezen te worden.

Zelfs als een andere aanvraag lager op de lootlijst wel verleend zou kunnen worden op basis van het bewuste maximum (de eerstvolgende op de lootlijst had bijvoorbeeld € 25.000 aangevraagd) dan nog dient dit niet te gebeuren. Het resterende bedrag wordt in dit geval ook niet herverdeeld nu niet alle aanvragen zijn verleend.

Dit gebeurt wel als blijkt dat na verhoging van het subsidieplafond alle aanvragen binnen een groep verleend kunnen worden. Zo is na de herverdeling van groepen 1b, 2b, 3a en 4a het subsidieplafond voor groep 2a verhoogd van € 1.228.500 naar € 1.491.000 waardoor het volledige aangevraagde bedrag van € 1.300.000 aan subsidie verleend kan worden. Het resterende bedrag van € 191.000 wordt vervolgens gelijkelijk verdeeld over de resterende drie groepen.

3. Lotingsystematiek voor aanvragen gedaan in aanvraagtijdvak 3

De volgende lotingssystematiek wordt gebruikt indien in aanvraagtijdvak 3 het subsidieplafond wordt overschreden. Indien er in alle groepen voor minder dan het subsidieplafond in aanvraagtijdvak 3 wordt ingediend, vindt er geen loting plaats. Subsidie wordt dan verleend aan aanvragers waarvan de aanvraag aan de criteria uit deze Subsidieregeling voldoet.

Stap 1

De aanvragen die worden ingediend binnen de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 7, eerste lid, worden in vier lotingsgroepen ingedeeld. Deze groepen zijn representatief voor de branches:

  • 1. Verzorgingstehuizen, verpleeghuizen en thuiszorg

    Deze groep is gebaseerd op de SBI-code van de aanvragers zoals opgenomen onder categorie 1 in bijlage 4.

  • 2. Gehandicaptenzorg, GGZ, huisartsenzorg en gezondheidscentra

    Deze groep is gebaseerd op de SBI-code van de aanvragers zoals opgenomen onder categorie 2 in bijlage 4.

  • 3. Ziekenhuizen en universitaire medische centra

    Deze groep is gebaseerd op de SBI-code van de aanvragers zoals opgenomen onder categorie 3 in bijlage 4.

  • 4. Organisatie in zorg en welzijn

    Deze groep is gebaseerd op de SBI-code van de aanvragers zoals opgenomen onder categorie 4 in bijlage 4.

Stap 2

Binnen de bovengenoemde categorieën vindt een loting plaats. De loting vindt plaats door een notaris en de daaruit resulterende rangschikking wordt schriftelijk vastgelegd. Dit resulteert in een lootlijst. De lootlijst bepaalt de behandelvolgorde van de aanvragen.

Stap 3

  • 3.1. De aanvragen worden beoordeeld op volledigheid. Aanvragers krijgen éénmaal één week de tijd om aanvragen aan te vullen. Aanvragen die niet tijdig volledig zijn, worden afgewezen.

  • 3.2. De volledige aanvragen worden vervolgens beoordeeld op de criteria die in deze Subsidieregeling zijn opgenomen. Aanvragen die niet aan de criteria voldoen, worden afgewezen.

Stap 4

  • 4.1. De aanvragen die niet volledig zijn of die niet aan de criteria voldoen, worden van de lootlijst geschrapt.

  • 4.2. Per groep wordt vervolgens subsidie verleend op de volgende wijze:

    Groep 1: tot een bedrag van € 1.080.000 aan de eerste aanvragen op de lootlijst.

    Groep 2: tot een bedrag van € 1.080.000 aan de eerste aanvragen op de lootlijst.

    Groep 3: tot een bedrag van € 1.080.000 aan de eerste aanvragen op de lootlijst.

    Groep 4: tot een bedrag van € 360.000 aan de eerste aanvragen op de lootlijst.

  • 4.3. Indien in een lotingsgroep een lager bedrag is aangevraagd dan het gealloceerde bedrag, wordt het resterende subsidiebedrag gelijkelijk verdeeld over de overige lotingsgroepen.

  • 4.4. Aanvragen die op basis van deze loting niet voor subsidie in aanmerking komen, worden afgewezen.

Voorbeeld van de lotingssystematiek

Er worden aanvragen ingediend. Na stap 1 blijkt dat de verdeling als volgt is:

In groep 1 is voor een bedrag van € 1.480.000 aan aanvragen ingediend.

In groep 2 is voor een bedrag van € 480.000 aan aanvragen ingediend.

In groep 3 is voor een bedrag van € 1.380.000 aan aanvragen ingediend.

In groep 4 is voor een bedrag van € 260.000 aan aanvragen ingediend.

Na stap 2 is de lootlijst opgesteld. Na stap 3 blijkt dat een aantal aanvragen onvolledig is of niet aan de criteria voldoet. Deze aanvragen worden van de lootlijst geschrapt.

Vervolgens vindt de toekenning plaatst. De aanvragen in groepen 2 en 4 worden allemaal toegekend indien voldaan is aan de subsidievoorwaarden. De resterende bedragen uit deze groepen worden als volgt gelijkelijk herverdeeld over de overige groepen.

Voor groep 2 resteert een bedrag van € 600.000

Voor groep 4 resteert een bedrag van € 100.000

In totaal bedraagt dit € 700.000. Dit wordt verdeeld over de resterende 2 groepen waardoor elke groep € 350.000 bij de genoemde maximale bedragen ontvangt.

De eerste aanvragen (vastgesteld via de lootlijst) in groep 1 worden vervolgens toegekend tot het nieuwe maximale bedrag is bereikt, of een verlening aan de eerstvolgende op de lootlijst dit bedrag zou overschrijden. Bijvoorbeeld: er is verleend in groep 1 tot een bedrag van € 1.405.000 en de eerstvolgende aanvraag tot subsidie is voor een bedrag van € 30.000. Aangezien het nieuwe maximaal te verlenen bedrag € 1.430.000 bedraagt (€ 1.480.000 plus € 350.000 uit de herverdeling) zou dit het subsidieplafond overschrijden. De resterende aanvragen dienen dus afgewezen te worden.

Zelfs als een andere aanvraag lager op de lootlijst wel verleend zou kunnen worden op basis van het bewuste maximum (de eerstvolgende op de lootlijst had bijvoorbeeld € 25.000 aangevraagd) dan nog dient dit niet te gebeuren. Het resterende bedrag wordt in dit geval ook niet herverdeeld nu niet alle aanvragen zijn verleend.

Dit gebeurt wel als blijkt dat na verhoging van het subsidieplafond alle aanvragen binnen een groep verleend kunnen worden. Zo is na de herverdeling van groepen 2 en 4 het subsidieplafond voor groep 3 verhoogd van € 1.080.000 naar € 1.430.000 waardoor het volledige aangevraagde bedrag van € 1.380.000 aan subsidie verleend kan worden. Het resterende bedrag van € 50.000 wordt vervolgens gelijkelijk verdeeld over de resterende groepen. In dit geval betekent dit dat het geld wordt toegevoegd aan het maximum bedrag voor groep 1 aangezien alle overige aanvragen zijn verleend.

BIJLAGEN BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL K, VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID WELZIJN EN SPORT HOUDENDE WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING VEERKRACHT EN ZEGGENSCHAP

Bijlage 4 SBI-codes, behorend bij artikel 8, derde lid, onder b

Categorie 1 Verzorgingstehuizen, verpleeghuizen en thuiszorg

Omschrijving activiteit

SBI-code

Verpleeghuizen

87.10

Verzorgingshuizen

87.30.2

Thuiszorg

88.10.1

Categorie 2 Gehandicaptenzorg, GGZ, huisartsenzorg en gezondheidscentra

Omschrijving activiteit

SBI-code

Geestelijke gezondheids- en verslavingszorg met overnachting

86.10.4

Praktijken van huisartsen

86.21

Praktijken van psychiaters en dagbehandelcentra voor geestelijke gezondheids- en verslavingszorg

86.22.2

Gezondheidscentra

86.92.1

Huizen en dagverblijven voor verstandelijke gehandicapten

87.20

Huizen en dagverblijven voor niet-verstandelijk gehandicapten

87.30.1

Ondersteuning en begeleiding van gehandicapten

88.10.3

Categorie 3 Ziekenhuizen en universitaire medische centra

Omschrijving activiteit

SBI-code

Universitair medisch centra

86.10.1

Algemene ziekenhuizen

86.10.2

Categorale ziekenhuizen

86.10.3

Praktijken van medisch specialisten en medische dagbehandelcentra (geen tandheelkunde en psychiatrie)

86.22.1

Categorie 4 Organisatie in zorg en welzijn

Omschrijving activiteit

SBI-code

Jeugdzorg en maatschappelijke opvang met overnachting

87.90

Jeugdzorg met overnachting en dagverblijven voor jeugdzorg

87.90.1

Maatschappelijke opvang met overnachting

87.90.2

   

Maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting gericht op ouderen en gehandicapten

88.10

Welzijnswerk voor ouderen

88.10.2

Ambulante jeugdzorg, maatschappelijk werk en advies en lokaal welzijnswerk

88.99

Ambulante jeugdzorg

88.99.1

Maatschappelijk werk

88.99.2

Lokaal welzijnswerk

88.99.3

Overig maatschappelijk advies, gemeenschapshuizen en samenwerkingsorganen op het gebied van welzijn

88.99.9

Bijlage 5 criteria, behorend bij artikel 8, derde lid, onder c

De aanvragen in aanvraagtijdvak 2 en aanvraagtijdvak 3 worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria. Alleen aanvragen waarbij op ieder criterium ‘ja’ wordt gescoord, komen voor subsidie in aanmerking. Aanvragen waarbij op één of meerdere criteria ‘nee’ wordt gescoord, worden afgewezen.

Nr.

Criteria

Toets

Max

woorden

1

Het lokale actieplan zeggenschap beschrijft de huidige situatie op het gebied van zeggenschap van VVVB’ers, helpenden, sociaal werkers en/of jeugdhulpverleners bij de organisatie in zorg en welzijn

a

Beschrijving van in hoeverre VVVB’ers, helpenden, sociaal werkers en/of jeugdhulpverleners zelf kunnen beslissen als het gaat over hun professie (beroepsontwikkeling en beroepsinhoud)

Ja/Nee

100

b

Beschrijving van in hoeverre VVVB’ers, helpenden, sociaal werkers en/of jeugdhulpverleners de kans krijgen om inspraak en invloed te hebben wanneer het hun professie raakt (beleidsparticipatie en beslissingsbevoegdheid)

Ja/Nee

100

c

Eventuele overige toelichting

Ja/Nee

100

2

Het lokale actieplan zeggenschap beschrijft de gewenste situatie op het gebied van zeggenschap van VVVB’ers, helpenden, sociaal werkers en/of jeugdhulpverleners die werkzaam zijn bij de organisatie in zorg en welzijn (max 250 woorden)

a

Vink aan welke interventie ingezet moet worden in het kader van meer zeggenschap voor VVVB’ers, helpenden, sociaal werkers en/of jeugdhulpverleners en op welk niveau (individueel-, team-, organisatieniveau).

 Professionele identiteit en leiderschap versterken

 Faciliterende leiding ontwikkelen

 Zeggenschap inrichten, ontwikkelen en borgen

 Interprofessioneel verbeteren van de organisatie en kwaliteit van zorg

 Overig, namelijk:

Ja/Nee

-

b

Per aangevinkte interventie onder 2a een beschrijving van de gewenste situatie op het gebied van zeggenschap

Ja/Nee

250

3

Het lokale actieplan zeggenschap beschrijft het beoogde doel op het gebied van zeggenschap van VVVB’ers, helpenden, sociaal werkers en/of jeugdhulpverleners bij de organisatie in zorg en welzijn.

a

Per aangevinkte interventie onder 2a een beschrijving van het specifieke beoogde doel

Ja/Nee

100

b

Per doel onder 3a een beschrijving van hoe het gemeten wordt

Ja/Nee

100

c

Per doel onder 3a een beschrijving van waarom het acceptabel is

Ja/Nee

100

d

Per doel onder 3a een beschrijving van waarom het relevant is

Ja/Nee

100

e

Per doel onder 3a een beschrijving van de start en realisatiedatum

Ja/Nee

100

4

Het lokale actieplan zeggenschap bevat een omschrijving van de activiteiten (inclusief tijdspad) waarmee naar de gewenste situatie zeggenschap wordt toegewerkt

a

Per aangevinkte interventie onder 2a een beschrijving van de stappen (inclusief het tijdspad) voor de uitvoering

Ja/Nee

500

b

Per aangevinkte interventie onder 2a een beschrijving van hoe VVVB’ers, helpenden, sociaal werkers en/of jeugdhulpverleners betrokken worden bij de uitvoering

Ja/Nee

100

c

Per aangevinkte interventie onder 2a een beschrijving van hoe tenminste één andere discipline dan VVVB’ers, helpenden, sociaal werkers en/of jeugdhulpverleners wordt betrokken bij de uitvoering van een of meerdere interventies

Ja/Nee

100

d

Per aangevinkte interventie onder 2a een beschrijving van de risico’s bij de uitvoering en hoe deze risico’s voorkomen kunnen worden

Ja/Nee

100

5

Het lokale actieplan zeggenschap beschrijft op welke wijze het beoogde resultaat wordt geborgd na afloop van de subsidieperiode

a

Beschrijving van hoe de resultaten van het lokale actieplan worden gecommuniceerd binnen de instelling

Ja/Nee

100

b

Beschrijving van hoe de resultaten van het lokale actieplan worden vastgelegd binnen de instelling

Ja/Nee

100

c

Beschrijving van hoe de resultaten van het lokale actieplan geëvalueerd worden zodat je een lerende instelling blijft

Ja/Nee

100

6

Bij de aanvraag is ingevuld wie de leden zijn van het projectteam (functie, rol, tijdsinvestering)

a

Een tekenbevoegde bestuurder

Ja/Nee

-

b

Projectleider met een achtergrond als VVVB’er, helpende, sociaal werker en/of jeugdhulpverlener

(de persoon die voor de duur van het project de eindverantwoordelijkheid draagt over de uitvoering en verantwoording van het project)

Ja/Nee

-

c

Leden projectteam

Ja/Nee

-

TOELICHTING

1. Algemeen

Aanleiding

In 2022-2023 is invulling gegeven aan het Amendement van Ellemeet en de Vries (10 miljoen voor herstel en zeggenschap)1 door middel van de uitvoering van het Landelijk Actieplan Zeggenschap en Veerkracht. Onderdeel van het Landelijk Actieplan Zeggenschap en Veerkracht is de Subsidieregeling Veerkracht en Zeggenschap (hierna: Subsidieregeling). Met de Subsidieregeling is een financiële impuls gegeven om op instellingsniveau op korte termijn effectief werk te maken van het bevorderen van veerkracht en zeggenschap van verzorgenden, verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en begeleiders (VVVB’ers). Het bevorderen van veerkracht was van belang om medewerkers te kunnen laten herstellen na een intensieve periode van werken tijdens de coronapandemie. Zeggenschap werd gezien als essentieel middel om dit te realiseren.

Met de huidige wijzigingsregeling wordt de Subsidieregeling verlengd. Deze verlenging komt voort uit een breder perspectief op zeggenschap. Zeggenschap wordt niet alleen gezien als een instrument ter bevordering van veerkracht, maar tevens als een middel om andere doelstellingen te bereiken, zoals het verminderen van administratieve lasten en het vergroten van werkplezier. Daarom is ook gekozen om de term veerkracht niet meer expliciet op te nemen nu deze deel uitmaakt van het bredere begrip zeggenschap.

Het bevorderen van zeggenschap in brede zin draagt bij aan het aan het behoud van medewerkers in de sector van zorg en welzijn. In een tijd van grote arbeidsmarktuitdagingen door een tekort aan personeel en een groeiende zorgbehoefte, is het behoud van zorgmedewerkers van cruciaal belang. Hiermee is ook de noodzaak om de aandacht voor zeggenschap in arbeidsmarktbeleid voort te zetten gegeven.

De aandacht voor zeggenschap in beleid is verankerd in het arbeidsmarkprogramma ‘Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn’ (TAZ). Binnen dit programma is overeengekomen dat de sector een meerjarenplan voor zeggenschap zal ontwikkelen en dat dit plan gefinancierd zal worden door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

Op 1 juli 2023 heeft een samenwerkingsverband van organisaties, waaronder Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN), Beroepsvereniging van professionals in sociaal werk (BPSW), Nederlandse Federatie Universitair Medische Centra (NFU), Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN), Actiz (branchevereniging voor ouderenzorg), Nederlandse Geestelijke Gezondheidszorg (NLGGZ), Jeugdzorg Nederland en Welzijn Werkt Nederland, een meerjarenplan ingediend. Met deze wijzigingsregeling wordt de Subsidieregeling niet alleen verlengd maar ook aangepast in overeenstemming met de principes van het meerjarenplan.

Het doel van deze wijzigingsregeling is om zeggenschap duurzaam te verankeren in het dagelijks werk van medewerkers in de zorg en welzijn, en om een cultuuromslag binnen instellingen te bevorderen ter versterking van zeggenschap. Dit is een verschuiving ten opzichte van het oorspronkelijke doel van de Subsidieregeling, dat vooral bestond uit het stimuleren van zeggenschap op korte termijn.

De focus op duurzame verankering komt op verschillende manieren tot uiting in de wijzigingsregeling. De projectperiode voor de uitvoering van actieplannen is verlengd van twaalf naar vijftien maanden, waardoor er meer tijd beschikbaar is om zeggenschap te borgen. Bovendien is er een verplichte cofinanciering van vijfentwintig procent ingevoerd en geldt geen vergoeding voor de overige kosten zoals gedefinieerd in artikel 4, tweede lid, onder b. Dit moet ertoe moet leiden dat de investering in zeggenschap bij de aanvraag van een subsidie onderdeel wordt van de reguliere bedrijfsvoering.

Aanvullend hierop kunnen instellingen die al eerder subsidie hebben ontvangen om op korte termijn aan zeggenschap te werken in het kader van een duurzame verankering, ook in aanvraagtijdvak 2 subsidie aanvragen. Dit met als reden dat instellingen die op korte termijn werk hebben gemaakt van zeggenschap, gemotiveerd worden en blijven om dit ook voor de langere termijn te doen. In aanvraagtijdvak 3 is subsidie enkel beschikbaar voor nieuwe aanvragers.

Tot slot wordt, conform het meerjarenplan, de doelgroep uitgebreid met de huidige wijzigingsregeling. Deze uitbreiding is ingegeven door het bredere perspectief op zeggenschap in relatie tot een toekomstbestendige arbeidsmarkt. Waar de oorspronkelijke regeling vooral gericht was op medewerkers die zwaar werk hebben verricht tijdens de coronapandemie, wordt nu ook gekeken naar medewerkers die essentieel zijn voor de duurzaamheid van de zorg, maar die momenteel beperkte zeggenschap ervaren. Naast verzorgenden, verpleegkundigen en begeleiders, omvat dit ook welzijnsmedewerkers, jeugdhulpverleners en helpenden. Om deze reden is besloten om de regeling uit te breiden naar alle instellingen binnen zorg en welzijn waar deze doelgroep actief is.

Kern voorstel

Met de Subsidieregeling is in 2023 en 2024 een budget van in totaal € 9.060.000 beschikbaar om op instellingniveau in zorg en welzijn effectief werk te maken van een cultuuromslag ter versterking van zeggenschap voor medewerkers in zorg en welzijn. Onder de instellingen in zorg en welzijn vallen de (universitaire) ziekenhuizen, gehandicaptenzorg, ouderenzorg, geestelijke gezondheidszorg (GGZ), jeugdzorg, welzijn en huisartsenzorg. Onder de doelgroep van medewerkers in zorg en welzijn wordt de bredere doelgroep gerekend, te weten: verzorgenden, verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, begeleiders, helpenden, sociaal werkers en jeugdzorgwerkers die werkzaam zijn bij een werkgever in zorg en welzijn.

In de kern geldt voor alle aanvragende instellingen in zorg en welzijn het volgende:

  • 1. De instelling beschikt over een actieplan Zeggenschap dat voldoet aan de criteria in bijlage 4 van deze Subsidieregeling en is gericht op het stimuleren van een cultuuromslag ter versterking van zeggenschap;

  • 2. De doelgroep dient betrokken te zijn bij de totstandkoming en uitvoering van het actieplan Zeggenschap. Om deze reden zijn subsidiabele kosten de loonkosten van de medewerkers uit de doelgroep voor de uitvoering van het actieplan;

  • 3. Voor de uitvoering van de activiteiten uit het actieplan bedraagt de looptijd maximaal 15 maanden na datum van de verlening van de subsidie;

  • 4. Het subsidiebedrag bedraagt minimaal € 25.000 euro en maximaal € 50.000 euro.

  • 5. De instelling dient minimaal 25% bovenop het te subsidiëren bedrag te co-financieren.

Het doel is van de Subsidieregeling is het duurzaam verankeren van zeggenschap in het dagelijks werk van medewerkers in zorg en welzijn door op instellingsniveau effectief te werken aan een cultuuromslag ter versterking van zeggenschap. Het duurzaam bevorderen van zeggenschap is van belang voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt in zorg en welzijn.

(Financiële) gevolgen

Er is gekozen om een generieke Subsidieregeling op te stellen voor instellingen in zorg en welzijn. Het is aan de doelgroep en de tekenbevoegde bestuurder van de instelling om tee bepalen of zij een subsidieaanvraag willen indienen voor het uitvoeren van een actieplan Zeggenschap.

De Subsidieregeling stelt flexibele subsidieverleningsbedragen vast, variërend van minimaal € 25.000 euro en maximaal € 50.000 euro. Het is daarmee aan de aanvragende instelling om een inschatting te maken of en welke subsidiemogelijkheid past bij het actieplan Zeggenschap. De begroting mag niet kunstmatig worden opgehoogd om in aanmerking te komen voor subsidie. De subsidiecriteria zijn helder en uniform voor de hele sector.

Het dubbel financieren van werkzaamheden via deze en andere regelingen, waaronder de subsidieregeling Kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg (KiPZ), is niet mogelijk. De werkgever dient dan te kiezen van welke financieringsbron gebruik wordt gemaakt.

Uitvoering door DUS-I

De Subsidieregeling wordt door de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) uitgevoerd. De aanvraag voor deze subsidie wordt elektronisch ingediend. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat beschikbaar wordt gesteld op www.dus-i.nl. Dit geldt ook voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Communicatie

De doelgroep wordt op verschillende manieren op de hoogte gesteld van deze regeling. Via onder meer nieuwsbrieven, beroepsverenigingen, werkgeversorganisaties, zowel landelijk als regionaal, de website van het ‘Landelijk Actieplan Zeggenschap’, de website van DUS-I en social media zal informatie worden verstrekt.

Gevolgen voor regeldruk

Bij het opstellen van deze Subsidieregeling is getracht om de eisen met betrekking tot de aanvraag en de verantwoording zo te formuleren dat deze zo min mogelijk administratieve lasten meebrengen voor de aanvragers. Met betrekking tot de inhoudelijke criteria voor het lokale actieplan Zeggenschap wordt om deze reden bijvoorbeeld ook een maximum gesteld aan het aantal woorden voor de verantwoording. Afwegingen in het kader van administratieve lastenreductie enerzijds, en kwaliteit van de aanvragen anderzijds, zijn in overleg met beroepsverenigingen V&VN, BPSW en werkgeversorganisaties NVZ, NFU, VGN, Actiz, NLGGZ, Jeugdzorg Nederland en Welzijn Werkt tot stand gekomen.

Om voor de subsidie in aanmerking te komen moet de instelling een aanvraag doen tot verlening van de subsidie, vergezeld van een sluitende begroting, een opgave van een titel van de aanvraag, een samenvatting van het lokale actieplan Zeggenschap (max. 250 woorden) en een instemmingsverklaring ondertekend door de voorzitter VAR/VVAR/PAR/ZAR en anders ten minste 8 afgevaardigden uit de doelgroep VVVB’ers, helpenden, sociaal werkers en jeugdhulpverleners (naam, functie en handtekening), aangevuld van een opgave van (1):

  • 1. een beschrijving van de huidige situatie op het gebied van zeggenschap van VVVB’ers, helpenden, sociaal werkers en jeugdhulpverleners (max. 300 woorden);

  • 2. een beschrijving van de gewenste situatie op het gebied van zeggenschap van VVVB’ers, helpenden, sociaal werkers en jeugdhulpverleners is (max. 250 woorden);

  • 3. een beschrijving van het beoogde doel van het lokale actieplan Zeggenschap (max. 500 woorden);

  • 4. een beschrijving van de activiteiten (inclusief tijdspad) waarmee naar de gewenste situatie zeggenschap wordt toegewerkt (max. 800 woorden);

  • 5. een beschrijving op welke wijze het beoogde resultaat wordt geborgd na afloop van de subsidieperiode (max. 300 woorden);

  • 6. een beschrijving van de leden van het projectteam (functie, rol, tijdsinvestering), waaronder in ieder geval de interne opdrachtgever, de projectleider en leden van de projectgroep (max. 250 woorden).

De aanvraag moet vergezeld gaan van een opgave van de code waarmee de zorgaanbieder geregistreerd is bij de Kamer van Koophandel, een opgave van het SBI-code waarmee de zorgaanbieder geregistreerd is in het handelsregister op 1 januari 2023 en een volmacht ingeval door een ander dan een tekenbevoegde bestuurder subsidie wordt aangevraagd (2).

Voor de aanvragers die op 1 januari 2023 in het handelsregister stonden ingeschreven met de SBI-code 87.90, 87.90.1, 87.90.2, 88.10, 88.10.2, 88.99, 88.99.1, 88.99.2, 88.99.3 of 88.99.9 en niet over een Wtza-vergunning beschikken, moet de aanvraag ook vergezeld gaan van een betalingsbewijs en een overeenkomst tussen de aanvrager en een of meerdere gemeenten ten behoeve van de inkoop van zorg in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning of Jeugdwet (3).

Tot slot moet de aanvraag vergezeld gaan van een de-minimis verklaring (zie voor verdere toelichting het kopje ‘Staatssteun’) 4).

Nadat de activiteiten waarvoor subsidie is gevraagd zijn verricht, dient de subsidieontvanger binnen 22 weken een aanvraag in voor de subsidievaststelling. De inhoud van de aanvraag tot vaststelling betreft enerzijds een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten. Daarmee geeft de subsidieontvanger aan dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen. Daarnaast wordt ook een samenvatting van de resultaten van de activiteiten opgeleverd die openbaar mag worden gemaakt. Deze samenvatting is geaccordeerd door de voorzitter VAR/VVAR/PAR/ZAR en anders ten minste 8 afgevaardigden uit de doelgroep van VVVB’ers, helpenden, sociaal werkers en jeugdhulpverleners (naam, functie en handtekening) (5). Omdat het subsidiebedrag is gemaximeerd op € 50.000 en daarmee minder is dan € 125.000, is geen financieel verslag en geen accountantsproduct nodig. Steekproefsgewijs vindt een controle op de opgegeven totalen plaats.

In de onderstaande tabel is conform het Rijksbrede Handboek Meting Regeldrukkosten een indicatie van de kosten ten gevolge van de ingeschatte regeldruk opgenomen. De geschatte regeldrukkosten dienen op basis van de CBS-statistieken berekend te worden en wijken derhalve af van het in artikel 4 opgenomen maximum tarief.

Taak

Uitgevoerd door

Tarief p/u (in €)2

Eenheid (uren)

Kosten (in €)

Aantal aanvragen

Totale kosten (in €)

1

Hoogopgeleide werknemers

54

8

432

255

110.160

2

Hoogopgeleide werknemers (met financiële expertise)

54

3

162

255

41.310

3

Administratief personeel

39

3

117

255

29.835

4

Hoogopgeleide werknemers

54

8

432

255

110.160

           

291.465

X Noot
2

Gehanteerde uurtarieven volgen uit het rijksbrede Handboek Meting Regeldrukkosten.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

Staatssteun

Voor wat betreft de subsidies op grond van deze Subsidieregeling kan niet worden uitgesloten dat er voldaan wordt aan de criteria voor staatssteun. Naar verwachting zullen met de subsidie veelal economische activiteiten worden uitgevoerd. Hierop heeft deze wijzigingsregeling geen invloed. Zodoende dient ook na wijziging gebruik te worden gemaakt van de de-minimisverordening. Zie voor verdere uitleg de toelichting op de oorspronkelijke Subsidieregeling.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

Met dit onderdeel worden een aantal nieuwe begrippen toegevoegd aan de regeling. De belangrijkste hiervan zien op de uitbreiding van de doelgroep van de Subsidieregeling. Waar deze eerder alleen was bedoeld voor VVVB’ers wordt deze nu uitgebreid naar helpenden, jeugdhulpverleners en sociaal werkers in instellingen in zorg en welzijn.

Waar de begrippen sociaal werkers en jeugdhulpverleners gedefinieerd kunnen worden met behulp van wettelijk bepaalde termen geldt dit niet voor de term ‘helpende’, daarom is ervoor gekozen om hierbij vast te houden aan specifieke opleidingen om die groep af te bakenen. Om welke opleidingen het gaat is gedefinieerd in de begripsbepaling van ‘opleiding’. Daarnaast is bepaald dat deze groep werkzaam is bij een organisatie in zorg en welzijn.

Verder wordt het begrip ‘lokaal actieplan zeggenschap’ opgenomen naast het bestaande ‘lokaal actieplan veerkracht en zeggenschap’. Dit om het mogelijk te maken om zeggenschap als middel in te zetten om – naast veerkracht – ook andere doelstellingen te realiseren, zoals het verminderen van administratieve lasten en het vergroten van werkplezier. Dit ten behoeve van behoud van medewerkers in de sector van zorg en welzijn en een toekomstbestendige arbeidsmarkt.

De definities van de aanvraagtijdvakken worden ingevoegd om de systematiek van de Subsidieregeling mogelijk te maken waarin aanvragen tot subsidieverlening in verschillende aanvraagtijdvakken (1 tot en met 3) kunnen worgen ingediend. Dit vanwege de eerder niet beoogde uitbreiding van de Subsidieregeling. Meer specifiek wordt het zo mogelijk om de verschillende activiteiten en mogelijkheden tot aanvragen te onderscheiden.

Onderdelen B, F, H

Deze onderdelen voegen de nieuwe definities door in de Subsidieregeling en zijn technisch van aard.

Onderdeel C

Met dit onderdeel wordt een nieuw artikel 4 opgenomen. Dit artikel regelt de hoogte van de subsidie en de subsidiabele kosten. De wijzigingen die hierin zijn opgenomen zijn allereerst om het onderscheid tussen de verschillende aanvraagtijdvakken te bepalen. In feite verandert er voor de reeds verstrekte subsidies in aanvraagtijdvak 1 echter niks. In het eerste lid is bepaald dat de subsidieverlening in aanvraagtijdvak € 50.000 per aanvrager bedraagt. In het tweede lid van artikel 4 is opgenomen welke kosten voor subsidie in aanmerking komen.

Voor de subsidies welke aangevraagd zullen worden in aanvraagtijdvak 2 en aanvraagtijdvak 3 wordt wel afgeweken van de subsidiabele kosten van aanvraagtijdvak 1. Dit volgt uit het vierde lid van artikel 4. Voor de latere aanvraagtijdvakken zijn alleen de personeelskosten van de uitvoering van het landelijk actieplan zeggenschap subsidiabel en niet langer ook de overige kosten.

Hiervoor is gekozen omdat door alleen loonkosten te vergoeden de aanvragende instelling zelf verantwoordelijk wordt voor de overige kosten die gepaard gaan met de uitvoering van het actieplan. Dit moet ertoe moet leiden dat de investering in zeggenschap bij de aanvraag van een subsidie onderdeel wordt van de reguliere bedrijfsvoering en op deze wijze bijdraagt aan de gewenste duurzame verankering van zeggenschap.

Daarnaast kan nu ook subsidie worden verstrekt voor aanvragen die minder bedragen dan € 50.000. Aanvragers mogen nu zelf bepalen voor welk bedrag (tussen € 25.000 en € 50.000) een aanvraag wordt ingediend waar dit eerder een vast bedrag van € 50.000 betrof. Dit volgt uit het eerste lid, onderdeel b.

Onderdeel D

Onderdeel D regelt de subsidieplafonds voor de verschillende aanvraagtijdvakken. Voor de verdeling hiervan wordt verwezen naar bijlage 1. Indien het subsidieplafond voor aanvraagtijdvak 2 en 3 volledig wordt uitgeput, wordt het bedrag middels een loting verdeeld. Zie voor een bespreking hiervan onderdeel J.

Onderdeel E

Met onderdeel E wordt de maximale termijn waarbinnen de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend verlengd met 3 maanden tot 15 maanden in totaal. Dit geldt uitsluitend voor subsidies die worden verleend in aanvraagtijdvak 2 en 3. Hiervoor is gekozen omdat gedurende aanvraagtijdvak 1 is gebleken dat de maximale duur van de projectperiode te kort was. In gesprekken met veldpartijen is duidelijk geworden dat nu de activiteiten veelal naast de normale werkzaamheden moesten worden uitgevoerd en dit gezien de drukte in de sector vaak ingewikkeld was. Zodoende is ervoor gekozen om partijen langer de tijd te bieden en zo meer ruimte te geven om de activiteiten in te passen in de normale werkzaamheden. Tevens is met een verlengende projectperiode meer tijd beschikbaar om zeggenschap te borgen waardoor het beter aansluit bij de uitgangspunten van het meerjarenplan Zeggenschap. De maximale termijn voor de uitvoering in aanvraagtijdvak 1 blijft 12 maanden. Op deze manier wordt een minimale overlap gecreëerd tussen het afronden van het project uit aanvraagtijdvak 1 en de aanvraag voor een nieuw project in aanvraagtijdvak 2.

Onderdeel G

Dit onderdeel staan de voorwaarden waar aanvragers aan dienen te voldoen voordat kan worden overgegaan tot subsidieverstrekking. De voorwaarden voor subsidieverlening in aanvraagtijdvak 1 zijn niet aangepast ten opzichte van de oorspronkelijke Subsidieregeling. De voorwaarden voor aanvraagtijdvak 1 zijn te vinden in het eerste en tweede lid van artikel 8. Deze voorwaarden voor aanvraagtijdvak 1 zijn grotendeels gelijk aan de voorwaarden voor subsidieverlening in aanvraagtijdvak twee en drie. Er zijn drie verschillen die zijn opgenomen in het derde en vierde lid van artikel 8:

Het eerste verschil ziet op de eigen bijdrage. Deze is voor aanvragen gedaan in het tweede en derde tijdvak verplicht en bedraagt minimaal 25% van het aangevraagde subsidiebedrag. Dit volgt uit het derde lid, onderdeel e. Wordt er zodoende subsidie aangevraagd voor € 40.000 dan dient de aanvrager zelf nog € 10.000 aan eigen middelen ter beschikking te stellen voor de activiteiten die centraal staan in de aanvraag tot subsidieverlening. De gevraagde eigen bijdrage is ook de aanleiding geweest om in artikel 4 onder onderdeel C het vaste subsidiebedrag aan te passen naar een flexibel subsidiebedrag. Instellingen hebben op deze manier meer mogelijkheden om een plan in te dienen dat past binnen hun budgettaire mogelijkheden. Het aanhouden van een vast subsidiebedrag van 50.000 euro met een toegevoegde eigen bijdrage van minimaal 25% zou betekenen dat iedere instelling tenminste 12.500 euro zou moeten bijdragen (0,25*50.000). Voor de kleinere instellingen zou dit een reden kunnen zijn om geen subsidieaanvraag te doen, terwijl het gewenst is dat ook in de kleinere instellingen gewerkt wordt aan het versterken van zeggenschap.

Het tweede verschil ziet op de toevoeging van enkele SBI-codes welke eerder niet waren opgenomen. Op basis van de uitgangspunten van het meerjarenplan is besloten om de regeling uit te breiden naar alle organisaties binnen zorg en welzijn waar de doelgroep van verzorgenden, verpleegkundigen, begeleiders, welzijnsmedewerkers, jeugdhulpverleners en helpenden actief is. De toevoeging van de SBI-codes 87.90, 88.10, 88.10.2, 88.99, 88.99.2, 88.99.3, 88.99.9 was hiervoor noodzakelijk.

Het derde verschil heeft alleen betrekking op aanvragen tot subsidieverlening in het derde aanvraagtijdvak. In het vijfde lid van artikel 8 is bepaald dat aanvragers die reeds een subsidieaanvraag verleend hebben gekregen in aanvraagtijdvak 1 of aanvraagtijdvak 2 niet in aanmerking komen voor subsidie in aanvraagtijdvak 3. Dit is om slechts nieuwe aanvragers de mogelijkheid te bieden om een aanvraag in aanvraagtijdvak 3 in te dienen en verleend te krijgen. De motivering hiervoor is tweeledig. Enerzijds was dit een beheersmaatregel ter voorkoming van dubbelfinanciering van activiteiten in het kader van zeggenschap. Ten tweede is in aanvraagtijdvak 3 het subsidieplafond met een bedrag van € 1.860.000 lager dan het subsidieplafond in aanvraagtijdvak 2. Om een brede beweging te stimuleren ter versterking van zeggenschap en meer nieuwe aanvragers te bereiken is het gewenst om herhaalsubsidies in deze ronde uit te sluiten.

Indien een aanvrager subsidie verleend heeft gekregen in aanvraagtijdvak 1, kan diezelfde aanvrager nog wél voor subsidie in aanmerking komen in aanvraagtijdvak 2. Dit met als reden dat het risico op dubbelfinanciering beperkt is en zodat instellingen die op korte termijn werk hebben gemaakt van zeggenschap, gemotiveerd worden en blijven om dit ook voor de langere termijn te doen.

Onderdeel I

Met dit onderdeel wordt bijlage 1 bij de regeling vervangen. Dit was noodzakelijk omdat er met de nieuwe aanvraagtijdvakken ook nieuwe lotingssystematieken voor deze aanvraagtijdvakken moeten worden toegevoegd.

De lotingssystematiek voor aanvraagtijdvak 1 is ongewijzigd afgezien van het opschrift van de bijlage.

Voor aanvraagtijdvak 2 wordt een lotingssystematiek gehanteerd waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen (1) aanvragers die reeds eerder een aanvraag verleend hebben gekregen en (2) de aanvragers die dit niet hebben. De eerste groep krijgt voorrang via de lotingssystematiek. Dit om het mogelijk te maken dat de partijen die in aanvraagtijdvak 1 een aanvraag verleend hebben gekregen deze activiteiten kunnen voortzetten en bestendigen, maar er ook ruimte is voor nieuwe aanvragers.

De subsidies per lotingscategorie zijn in afstemming met de sector naar specifieke percentages verdeeld. In aanvraagtijdvak 2 heeft de verdeling in twee stappen plaatsgevonden. In de eerste stap zijn subsidies verdeeld over de vier categorieën uit bijlage 4, waarbij 30% van het totale subsidiebedrag toebedeeld is aan categorie 1, 30% aan categorie 2, 30% aan categorie 3 en 10% aan categorie 4. Concreet betekent dit dat in zowel categorie 1, 2 als 3 een subsidiebedrag van 1.638.000 euro te verdelen is (0,30*5.460.000), met in categorie 4 het resterende bedrag van 546.000 euro (0,10*5.460.000).

In de tweede stap is vervolgens een percentuele verdeling gemaakt voor nieuwe aanvragers en aanvragers die reeds een aanvraag verleend hebben gekregen. Voor categorie 1 tot en met 4 is beslist dat 75% van de subsidies beschikbaar wordt gesteld aan nieuwe aanvragers en 25% van de subsidies bestemd is voor aanvragers die reeds eerder een aanvraag verleend hebben gekregen. Concreet betekent dit dat in categorie 1, 2 en 3 een subsidiebedrag van 1.228.500 euro beschikbaar is voor nieuwe aanvragers (0,75*1.638.000) en een subsidiebedrag van 409.500 euro beschikbaar is voor aanvragers die reeds eerder subsidie verleend hebben gekregen in een eerder aanvraagtijdvak (0,25*1.638.000). In categorie 4 is 409.500 euro beschikbaar voor nieuwe aanvragers (0,75*546.000) en 136.500 euro voor aanvragers die reeds eerder subsidie verleend hebben gekregen in een eerder aanvraagtijdvak (0.25*546.000).

Daarnaast wijkt de lotingssystematiek af van de systematiek voor aanvraagtijdvak 1 in de zin dat er een andere verdelingssystematiek nodig is nu de bedragen voor de subsidie niet meer vastgesteld zijn op een vast bedrag van € 50.000. Hierdoor wordt tot een maximaal plafond verdeeld en zal er waarschijnlijk sprake zijn van (een beperkte) onder uitputting.

Voor aanvraagtijdvak 3 geldt een combinatie van de lotingssystematiek van aanvraagtijdvak 1 en aanvraagtijdvak 2. Nu er geen aanvragen verleend kunnen worden aan aanvragers die reeds eerder een subsidie verleend hebben gekregen in een eerder aanvraagtijdvak is het aantal typen aanvragers kleiner dan in aanvraagtijdvak 1. Door de mogelijkheid om binnen de bandbreedte van € 25.000 tot € 50.000 een eigen aanvraag in te dienen blijft het wel noodzakelijk om de verdeling te regelen op een vergelijkbare manier als in aanvraagtijdvak 2.

De verdeling van de subsidies is percentueel gelijk aan de verdeling in stap 1 van aanvraagtijdvak 2. In categorie 1, 2 en 3 is elk 30% van het totale subsidiebedrag beschikbaar. Voor categorie 4 is 10% van het totale subsidiebedrag beschikbaar. Concreet betekent dit dat in zowel categorie 1, 2 als 3 een subsidiebedrag van 1.080.000 euro te verdelen is (0,30*3.600.000) met in categorie 4 het resterende bedrag van 360.000 euro (0,10*3.600.000). Gezien het feit dat in aanvraagtijdvak 3 geen aanvragen worden verleend aan aanvragers die reeds eerder subsidie verleend hebben gekregen in een eerder aanvraagtijdvak is een verdere onderverdeling niet noodzakelijk.

Onderdeel J

Met dit onderdeel zijn twee bijlagen toegevoegd. Deze zijn noodzakelijk vanwege de uitbreiding van de groepen aanvragers en daarbij de toevoeging van de vierde categorie 'Organisatie in zorg en welzijn’. Aan deze categorie zijn de SBI-codes 87.90, 88.10, 88.10.2, 88.99, 88.99.2, 88.99.3, 88.99.9 nieuw toegevoegd. Ook zijn de eerder opgenomen SBI-codes 87.90.1, 87.90.2, 88.99.1 uit categorie 2 naar deze categorie verplaatst. Daarnaast wijken de inhoudelijke criteria voor de landelijke actieplannen zeggenschap enigszins af van de voorgaande inhoudelijke criteria. Dit is gedaan omdat door het Landelijke Actieplan Zeggenschap de afgelopen periode kennis is opgedaan over welke interventies effectief zijn om zeggenschap te versterken. Door deze interventies op te nemen in de criteria van de regeling wordt gepoogd om de kwaliteit en effectiviteit van de actieplannen beter te borgen.

Artikel II

In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten van regelgeving (zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving), treedt onderhavige wijzigingsregeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiervoor is gekozen om aanvragers zo snel mogelijk de gelegenheid te geven om kennis te nemen van de gewijzigde Subsidieregeling.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 35 925 XVI, nr. 34

Naar boven