Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 juli 2023 nr. 39047299, houdende wijziging van de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2023 in verband met het toevoegen van de mogelijkheid subsidie aan te vragen voor het kalenderjaar 2024

De Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 5.11 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING STERK TECHNIEKONDERWIJS 2020–2023

A

In artikel 1.9, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘1 december 2024’ vervangen door ‘1 juni van het jaar volgend op het laatste bestedingsjaar’.

B

In artikel 1.10, tweede lid, wordt ‘1 augustus 2024’ vervangen door ‘1 januari 2025’.

C

Onder vernummering van hoofdstuk 4 tot 5 en de artikelen 4.1 tot en met 4.3 tot 5.1 tot en met 5.3, wordt na hoofdstuk 3 een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 4. Subsidie kalenderjaar 2024

Artikel 4.1 Te subsidiëren activiteiten

De minister kan voor kalenderjaar 2024 subsidie verstrekken aan een penvoerder van een techniekregio of een techniekarme regio die reeds subsidie heeft ontvangen op grond van artikel 1.3, eerste lid, om een kwalitatief hoogstaand en dekkend aanbod van technisch en technologisch vmbo in die regio te blijven realiseren, uit te bouwen of verder te verbeteren.

Artikel 4.2 Aanvullende subsidieaanvraag
  • 1. Voor de aanvraag van de in artikel 4.1 bedoelde aanvullende subsidie wordt gebruik gemaakt van een aanvraagformulier dat op de website van DUS-I ter beschikking wordt gesteld.

  • 2. In aanvulling op de artikelen 3.4 tot en met 3.7 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS bevat de aanvullende aanvraag:

    • a. met betrekking tot het activiteitenplan:

      • i. een beschrijving van de wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke activiteitenplan, waaronder indien van toepassing een beschrijving van de gewijzigde regionale arbeidsmarkt en de gemaakte keuzes;

      • ii. een beschrijving van de eerder geplande activiteiten die nog voor 1 augustus 2024 ten laste van de eerder toegekende subsidie worden uitgevoerd;

    • b. een omschrijving van het regionale doel met betrekking tot de dekking en kwaliteit van het technisch vmbo; en

    • c. een reservering voor het opstellen van een plan over hoe de aanvraag van de in de brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2022/23, 30 079, nr. 116) aangekondigde vervolgsubsidie Sterk techniekonderwijs vanaf 2025 opgesteld wordt;

  • 3. De subsidieaanvraag kan tot uiterlijk 1 oktober 2023 worden ingediend.

  • 4. Het activiteitenplan van een gehonoreerde aanvullende subsidieaanvraag kan openbaar worden gemaakt op de website van DUS-I.

Artikel 4.3 Beoordeling
  • 1. Indien de aanvraag wat betreft de activiteiten en doelen sterk afwijkt van de aanvraag bedoeld in artikel 1.6 zal de aanvraag worden voorgelegd aan de door de minister ingestelde onafhankelijke beoordelingscommissie, die de minister zal adviseren over de ingediende subsidieaanvraag.

  • 2. De aanvullende subsidieaanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de criteria, bedoeld in artikel 1.4 en artikel 1.7, tweede lid.

Artikel 4.4 Subsidieverlening

De subsidie wordt verleend binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagtermijn door wijziging van de eerdere subsidieverlening op grond van artikel 1.3, en verhoging van het op grond van dat artikel eerder toegekende subsidiebedrag.

Artikel 4.5 Subsidiebedrag

Het subsidiebedrag bedraagt maximaal 25% van het bedrag dat aan de desbetreffende penvoerder is verstrekt op grond van artikel 1.3, eerste lid.

D

Aan artikel 5.2, tweede lid (nieuw), wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de subsidies die voor die datum op grond van deze regeling zijn verstrekt.

E

In artikel 5.3 (nieuw) wordt ‘2020–2023’ vervangen door ‘2020–2024’.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

TOELICHTING

Algemeen

De Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2023 (hierna: de subsidieregeling) is een subsidieregeling die vmbo-scholen in Nederland stimuleert om een duurzaam, dekkend en kwalitatief hoogstaand techniekaanbod neer te zetten in samenwerking met regionale partners. Structureel wordt per jaar met deze regeling € 100 miljoen verdeeld over de STO-regio’s die Nederland kent. Het gaat hierbij op dit moment om 78 regio’s. De regeling loopt van 2020 tot en met 2023, waarbij regio’s het geld dat zij kregen in 2023 nog wel mochten uitgeven in de eerste helft van 2024. Het geld voor sterk techniekonderwijs is echter structureel. Daarom wordt met deze wijzigingsregeling invulling gegeven aan sterk techniekonderwijs in 2024. Ook na 2024 zal geld voor sterk techniekonderwijs beschikbaar zijn. Het voornemen is dat voor de periode van 2025 tot en met 2029 een nieuwe subsidieregeling zal worden vastgesteld met nieuwe accenten. Omdat het van belang is dat voldoende tijd beschikbaar is om deze nieuwe regeling vorm te geven, wordt de huidige subsidieregeling eerst met een jaar verlengd. Dat gebeurt met deze wijzigingsregeling.

De wijzigingsregeling regelt dat in 2024 wederom € 100 miljoen wordt verdeeld over de STO-regio’s. Regio’s moeten daarvoor opnieuw subsidie aanvragen. DUS-I heeft hiervoor een format beschikbaar gesteld. Bij de aanvraag gelden dezelfde voorwaarden als bij de huidige subsidieregeling. Dat betekent dat de huidige techniekregio’s in 2024 in dezelfde vorm blijven bestaan. Regio’s maken aanspraak op maximaal 25% van het totale bedrag dat per regio beschikt is voor STO de periode 2020–2023.

Indien voor 2024 subsidie wordt toegekend, wordt de subsidie verleend binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagtermijn. Deze verlening vindt plaats door wijziging van de eerdere subsidieverlening op grond van artikel 1.3, en verhoging van het op grond van dat artikel eerder toegekende subsidiebedrag voor de jaren 2020 tot en met 2023. Daarmee wordt beoogd dat de penvoerder over subsidiebedrag als geheel in één keer verantwoording kan afleggen, alsmede dat de aan de subsidie verbonden verplichtingen op het gehele subsidiebedrag van toepassing zijn.

Daarnaast mogen de STO-regio’s het bedrag dat zij in de periode 2020 tot en met 2023 gekregen hadden, en dat zij mochten spenderen tot 1 augustus 2024, nu ook uitgeven over het gehele jaar van 2024. Deze verruiming geldt ongeacht of de STO-regio’s de aanvullende subsidie ontvangen. Kortom: ook regio’s die geen aanspraak maken op de aanvullende subsidie mogen eventuele resterende bedragen uit 2020 tot en met 2023 uitgeven in 2024. Mochten scholen hierdoor in de knel komen in de uitgaven die zij in één jaar moeten doen, dan kunnen zij daar rekening mee houden in hun aanvraag.

De beoordelingscommissie heeft een beperkte rol bij de subsidieaanvraag voor de verlenging. Alleen wanneer de aanvraag qua doelen en activiteiten sterk afwijkt van de meest recente versie van het activiteitenplan dat de regio had, wordt de aanvraag voorgelegd aan de beoordelingscommissie.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Omdat de subsidieperiode van de huidige periode van Sterk Techniekonderwijs wordt verlengd met een jaar, verschuift de datum van de eindrapportage mee. De inleverdatum van de eindrapportage wordt 1 juni volgend op het laatste bestedingsjaar, oftewel 1 juni 2025. Dit geldt voor alle STO-regio’s, dus ook de regio’s die besluiten geen verlenging aan te vragen.

B

Met dit onderdeel wordt de bestedingstermijn in lijn gebracht met de extra ronde.

C

Met dit onderdeel wordt het hoofdstuk met de bepalingen over de subsidie voor kalenderjaar 2024 toegevoegd. Artikel 4.1 bevat de grondslag voor subsidieverlening. In artikel 4.2 is opgenomen uit welke onderdelen de subsidieaanvraag moet bestaan en voor wanneer deze moet worden ingediend. De aanvullende aanvraag kan worden voorgelegd aan de onafhankelijke beoordelingscommissie als deze sterk afwijkt van de oorspronkelijke aanvraag. In artikel 4.5 is opgenomen dat het subsidiebedrag maximaal 25% van het bedrag bedraagt dat aan de desbetreffende penvoerder is verstrekt op grond van artikel 1.3, eerste lid. Het gaat dus om 25% van het bedrag dat per regio beschikt is in de periode 2020–2023.

D

Onderdeel D regelt dat de regeling, ook nadat zij is vervallen, wel van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt.

E

Onderdeel E wijzigt het opschrift van de regeling, zodat kalenderjaar 2024 daar ook in zit.

Artikel II

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant. Daarmee wordt afgeweken van het uitgangspunt van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten dat de regeling ten minste twee maanden voor inwerkingtreding wordt gepubliceerd. In dit geval is een afwijking van de vaste verandermomenten niet bezwaarlijk, omdat de regeling begunstigend is voor de subsidieontvangers en zij hiervan reeds op de hoogte zijn door middel van voorlichting.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

Naar boven