Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 26 april 2023, kenmerk ACM/UIT/591251 tot wijziging van de voorwaarden als bedoeld in artikel 31 van de Elektriciteitswet 1998 betreffende de enkelvoudige storingsreserve

De Autoriteit Consument en Markt,

Gelet op artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

ARTIKEL I

De Netcode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 3.15 wordt een dertiende lid toegevoegd, luidende:

  • “13. De aansluiting van de elektriciteitsproductie-eenheid aangesloten op een midden- of op een hoogspanningsnet zonder enkelvoudige storingsreserve tijdens normaal bedrijf en onderhoud is zodanig ontworpen dat de netbeheerder deze op afstand, voldoende snel en selectief kan afschakelen of afregelen, in een uitvalsituatie als bedoeld in artikel 4a.1, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.2, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.3, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.3, onderdeel b, subonderdeel 2° en artikel 4a.4, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2° en artikel 4a.4 eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, van het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas.”

B

Artikel 6.20 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt “als bedoeld in artikel 9.12, eerste lid, onderdeel a” vervangen door

“onder handhaving van de enkelvoudige storingsreserve”.

2. In onderdeel b vervalt “als bedoeld in artikel 9.12, eerste lid, onderdeel b”.

3. In onderdeel c vervalt “als bedoeld in artikel 9.12, eerste lid, onderdeel b”.

C

Artikel 8.4 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel b wordt “de aangeslotene op midden- of hoogspanningsnet” vervangen door “de aangeslotene op een middenspanningsnet of een hoogspanningsnet met een spanningsniveau kleiner dan 110 kV”.

2. In onderdeel b wordt “te voren” vervangen door “tevoren”.

3. De onderdelen c tot en met i worden verletterd tot d tot en met j.

4. Na onderdeel b wordt een nieuw onderdeel c tussengevoegd, luidende: “c. met de aangeslotene op een hoogspanningsnet met een spanningsniveau van 110 kV of 150 kV die beschikt over een elektriciteitsproductie-eenheid, de niet-beschikbaarheid afstemt overeenkomstig artikel 9.17;”.

5. De punt aan het einde van de onderdelen b, d, e, f, g, en h wordt vervangen door “;”.

6. De punt aan het einde van onderdeel i wordt vervangen door “; en”.

D

Artikel 8.8, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt de komma vervangen door een dubbele punt;

2. In onderdeel a wordt ”, òf” vervangen door “;”.

3. In onderdeel b wordt “, òf” vervangen door: “;”.

4. In onderdeel c wordt de punt vervangen door “;”.

5. Er wordt een nieuw onderdeel d ingevoegd, luidende: “voor aansluitingen ten behoeve van openbare verlichting alsmede voor (overige) aansluitingen in de categorie kleiner dan of gelijk aan 1x6 A;”.

6. Er wordt een nieuw onderdeel e ingevoegd, luidende: “voor aansluitingen op het net op zee; of”.

7. Er wordt een nieuw onderdeel f ingevoegd, luidende: “wanneer een vergoeding wordt betaald op grond van artikel 8.10.”.

E

Artikel 8.8, vierde en vijfde lid, worden gewijzigd als volgt: Onder vernummering van het vijfde lid naar het vierde lid, wordt het vierde lid verwijderd.

F

Er wordt een nieuw artikel 8.10 ingevoegd, luidende:

  • “1. De netbeheerder dient een vergoeding te betalen bij het afschakelen van een elektriciteitsproductie-eenheid die is aangesloten op een hoogspanningsnet zonder enkelvoudige storingsreserve, dan wel op het onderliggende net, indien:

    • er sprake is van een uitvalsituatie gedurende normaal bedrijf; en

    • de uitvalsituatie langer duurt dan de compensatievrije hersteltijden genoemd in de compensatieregeling in artikel 8.8, eerste lid.

  • 2. Voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding wordt aangesloten bij de elementen uit artikel 13, zevende lid, van Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit.”

G

Na het derde lid van artikel 9.3 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • “4. In geval van dreigende grootschalige storingen heeft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voorrang boven de overige netbeheerders ten aanzien van het aanspreken van producenten ten behoeve van productieverschuivingen of andere beschikbare middelen.

  • 5. De netbeheerders spreken met elkaar af wie de koppelverbinding sluit.”

H

Artikel 9.12 komt te luiden als volgt:

  • “1. De netbeheerder past de vrijstellingen voor productie uit artikel 4a.1, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.2, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.3, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.3, onderdeel b, subonderdeel 2°, artikel 4a.4, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2° en artikel 4a.4, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, van het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas toe indien de op grond van deze vrijstellingen aan te sluiten of aangesloten productie afkomstig is van elektriciteitsproductie-eenheden die, overeenkomstig artikel 3.15, dertiende lid, automatisch, voldoende snel en selectief kunnen worden afgeschakeld of afgeregeld zonder dat ook verbruik mee wordt afgeschakeld, behoudens verbruik dat gerelateerd is aan die elektriciteitsproductie-eenheid.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid geldt dat de netbeheerder de vrijstellingen voor productie uit artikel 4a.1, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.2, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.3, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.3, onderdeel b, subonderdeel 2°, artikel 4a.4, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2° en artikel 4a.4, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, van het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas toepast indien de op grond van deze vrijstellingen aan te sluiten of aangesloten elektriciteitsproductie-eenheid tevens voldoet aan de eisen van artikel 13.22, onafhankelijk van de grootte van de maximumcapaciteit van de aan te sluiten elektriciteitsproductie-eenheid.

  • 3. De netbeheerder kan bij het toepassen van de vrijstellingen voor productie uit artikel 4a.1, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.2, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.3, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.3, onderdeel b, subonderdeel 2°, artikel 4a.4, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2° en artikel 4a.4, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, van het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas gebruik maken van de in artikel 13, zesde lid, en artikel 14, tweede lid, onderdeel a, van Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG) bedoelde interface of de in artikel 15, tweede lid, onderdeel a, van Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG) bedoelde regelbaarheid.

  • 4. Het netontwerp wordt ten minste getoetst aan:

    • a. de actuele en de te verwachten transporten van elektriciteit als bedoeld in het Besluit Investeringsplan kwaliteit elektriciteit en gas, paragraaf 4a;

    • b. de criteria met betrekking tot kortsluitvastheid als bedoeld in hoofdstuk 3 van Verordening (EU) 2017/1485 (GL SO) en toegepast in hoofdstuk 2 en artikel 7.10, vierde lid;

    • c. de criteria met betrekking tot de spannings- en blindvermogenshuishouding als bedoeld in paragraaf 9.4;

    • d. de isolatiecoördinatie van netten met spanningsniveau hoger dan 1 kV als bedoeld in NEN-EN-IEC 60071;

    • e. de criteria met betrekking tot de aanraakveiligheid als bedoeld in paragraaf 7.3;

    • f. de criteria met betrekking tot de kwaliteit van de netspanning, als bedoeld in paragraaf 7.2; en

    • g. de criteria met betrekking tot dynamische stabiliteit van de hoogspanningsnetten als bedoeld in hoofdstuk 6 van Verordening (EU) 2017/1485 (GL SO).

  • 5. De netbeheerder en de aangeslotene kunnen gezamenlijk overeenkomen dat de netbeheerder de aansluiting afschakelt of afregelt, in plaats van alleen de elektriciteitsproductie-eenheid, indien de aangeslotene er mee instemt dat in dat geval ook eventueel verbruik maximaal tien minuten wordt afgeschakeld of afgeregeld.

  • 6. Indien na het optreden van een uitvalsituatie als bedoeld in artikel 4a.1, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.2, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.3, onderdeel a, subonderdeel 2°, artikel 4a.3, onderdeel b, subonderdeel 2°, artikel 4a.4, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2° en artikel 4a.4, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, van het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas aangeslotenen gezamenlijk overeenkomen de afschakeling of afregeling uit te ruilen, dienen zij hiertoe een verzoek in bij de netbeheerder. De netbeheerder zal een verzoek hiertoe niet op onredelijke gronden weigeren.”

I

Artikel 9.13 vervalt.

J

In artikel 9.17, eerste lid, wordt “een spanningsniveau kleiner dan of gelijk aan 150 kV” vervangen door: “een spanningsniveau van 110 kV of 150 kV”.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 april 2023

Autoriteit Consument en Markt, namens deze: M.R. Leijten bestuurslid

Als u rechtstreeks belanghebbende bent, kunt u tegen dit besluit beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het postadres is: College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA Den Haag. Het beroepschrift moet binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt zijn ontvangen. Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevatten. Voorts moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten en dient een afschrift van het bestreden besluit te worden meegezonden.

TOELICHTING

1 Samenvatting

  • 1. Met dit besluit wijzigt de Autoriteit Consument & Markt (hierna: de ACM) op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders de Netcode elektriciteit (hierna: Netcode). Dit besluit herziet en actualiseert de regels rondom de enkelvoudige storingsreserve.

  • 2. Om de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening te borgen is in de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) de norm opgenomen dat een net met een spanningsniveau van 110 kV en hoger, zodanig is ontworpen en in werking is dat het transport van elektriciteit ook verzekerd is indien zich een uitvalsituatie voordoet. Een uitvalsituatie is een onvoorziene gebeurtenis waarbij een netelement uitvalt en mogelijk het transport van elektriciteit onderbroken raakt. Deze norm wordt ook wel de enkelvoudige storingsreserve of het N-1 criterium genoemd. Op 1 januari 2021 zijn zowel de wettelijke grondslag als de inhoud van de wetgeving voor de enkelvoudige storingsreserve gewijzigd. Het onverkort voldoen aan N-1 is namelijk niet voor alle netelementen in alle gevallen doelmatig of in het algemeen belang. Daarom heeft de wetgever de mogelijkheid van vrijstellingen geïntroduceerd. Bij het bepalen van de vrijstellingen en de begrenzingen hiervan is een afweging gemaakt tussen de maatschappelijke gevolgen van een onderbreking van levering van elektriciteit, de kans dat de uitvalsituatie zich voordoet en de kosten van de maatregelen om deze kans te verkleinen of voorkomen. Dit is opgenomen in het Besluit uitvalsituaties hoogspanningsnetten (hierna: de AMvB).1 Omdat de AMvB ruime vrijstellingen bevat en een N-0 netontwerp introduceert, worden vooral de producerende afnemers in extra onzekerheid gebracht. Om duidelijkheid te verschaffen aan de producerende afnemers en de Netcode in overeenstemming te brengen met de AMvB is een codewijziging nodig. Daarvoor hebben de gezamenlijke netbeheerders een voorstel ingediend.

  • 3. Omdat het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders in strijd was met de E-wet vanwege het ontbreken van een financiële vergoeding en netontwerpcriteria, en omdat de eisen aan productie-eenheden anders moesten worden vormgegeven, heeft de ACM een wijzigingsopdracht gestuurd. De netbeheerders hebben daarop een gewijzigd voorstel ingediend.

  • 4. De opbouw van deze toelichting bij het besluit is als volgt. In hoofdstuk 2 licht de ACM de aanleiding van het codewijzigingsvoorstel en de gevolgde wettelijke procedure bij de totstandkoming van dit besluit toe. In hoofdstuk 3 gaat de ACM in op de inhoudelijke beoordeling van het codewijzigingsvoorstel van de gezamenlijke netbeheerders. Tot slot volgt in de bijlage de reactie van de ACM op de ingediende zienswijzen.

2 Aanleiding en gevolgde procedure

  • 5. De ACM stelt op grond van artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) regelgeving vast voor de energiemarkt. Dit besluit is tot stand gekomen op basis van een voorstel van de gezamenlijke netbeheerders dat de ACM op 8 november 2021 heeft ontvangen. Met dit voorstel willen de gezamenlijke netbeheerders de regels rondom de enkelvoudige storingsreserve aanvullen, naar aanleiding van de wijzigingen in de wettelijke grondslag en de inwerkingtreding van de AMvB.

  • 6. De ACM heeft het voorstel van Netbeheer Nederland beoordeeld en een aantal punten dat in strijd is met de E-wet inzichtelijk gemaakt. In de wijzigingsopdracht van 14 april 20222 heeft de ACM de gezamenlijke netbeheerders opgedragen de door de ACM geschetste strijdigheden met de E-wet op te lossen. De gezamenlijke netbeheerders hebben op 12 mei 2022 een reactie op de wijzigingsopdracht gestuurd.3 De ACM heeft het oorspronkelijke voorstel, de wijzigingsopdracht en de reactie van de gezamenlijke netbeheerders op de wijzigingsopdracht op haar website gepubliceerd.

  • 7. Als onderdeel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure heeft de ACM het ontwerpbesluit en de bijbehorende stukken ter inzage gelegd en gepubliceerd op haar internetpagina. De terinzagelegging is gemeld in de Staatscourant van 8 november 2022. De ACM heeft belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen zes weken hun zienswijzen op het ontwerp kenbaar te maken.

  • 8. De ACM is van mening dat het voorstel geen technische voorschriften bevat bedoeld in Richtlijn 2015/1535. Om die reden zijn de voorwaarden in dit besluit niet in ontwerp ter notificatie aangeboden.

3 Beoordeling

3.1 Procedureel

  • 9. Artikel 33, eerste lid, van de E-wet bepaalt dat de gezamenlijke netbeheerders overleg dienen te voeren met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt over de voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren en de voorwaarden, als bedoeld in de artikelen 27, 31 en 32, eerste lid, van de E-wet. De ACM constateert dat het oorspronkelijke voorstel op 7 oktober 2021 in een overleg met representatieve organisaties is besproken. Bij het voorstel is een verslag opgenomen van dit overleg en de indieners hebben daarbij aangegeven welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die representatieve organisaties naar voren hebben gebracht. Naar het oordeel van de ACM voldoet het voorstel daarmee aan de vereisten als bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid, van de E-wet.

3.2 Voorstel van de netbeheerders

  • 10. Om de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening te borgen is in de E-wet de norm opgenomen dat een net met een spanningsniveau van 110 kV en hoger, zodanig is ontworpen en in werking is dat het transport van elektriciteit ook verzekerd is indien zich een uitvalsituatie voordoet. Een uitvalsituatie is een onvoorziene gebeurtenis waarbij een netelement uitvalt en mogelijk het transport van elektriciteit onderbroken raakt. Deze norm wordt ook wel de enkelvoudige storingsreserve of het N-1 criterium genoemd. Op 1 januari 2021 zijn zowel de wettelijke grondslag als de inhoud van de wetgeving voor de enkelvoudige storingsreserve gewijzigd. Het onverkort voldoen aan N-1 is namelijk niet voor alle netelementen in alle gevallen doelmatig of in het algemeen belang. Daarom heeft de wetgever de mogelijkheid van vrijstellingen geïntroduceerd. Bij het bepalen van de vrijstellingen en de begrenzingen hiervan is een afweging gemaakt tussen de maatschappelijke gevolgen van een onderbreking van levering van elektriciteit, de kans dat de uitvalsituatie zich voordoet en de kosten van de maatregelen om deze kans te verkleinen of voorkomen. Dit is opgenomen in de AMvB. Omdat de AMvB ruime vrijstellingen bevat en een N-0 netontwerp introduceert (op sommige netonderdelen geen redundantie) worden vooral de producerende afnemers in extra onzekerheid gebracht. Om duidelijkheid te verschaffen aan de producerende afnemers en de Netcode in overeenstemming te brengen met de AMvB is een codewijziging nodig. Daarvoor hebben de gezamenlijke netbeheerders een voorstel ingediend.

  • 11. In het voorstel zijn het twaalfde en dertiende lid van artikel 31 van de E-wet, die voorschreven dat de spelregels voor de enkelvoudige storingsreserve in de codes moeten worden uitgewerkt, vervallen. Deze leden vormden de grondslag voor de artikelen 9.12 en 9.13 van de Netcode. Daarvoor in de plaats zijn een nieuw vierde en vijfde lid aan artikel 16 van de E-wet toegevoegd. Het vierde lid bevat de basisregel voor de enkelvoudige storingsreserve en op basis van het vijfde lid is de AMvB in werking getreden. Door de AMvB zijn de huidige artikelen 9.12 en 9.13 grotendeels overbodig geworden. Hetgeen deze artikelen regelden, wordt nu geregeld in de AMvB, maar dan uitgebreider en gedetailleerder. Tegelijkertijd vragen enkele onderdelen van de AMvB die inhoudelijk nieuw zijn om een nadere uitwerking in de Netcode. Eén van de belangrijkste wijzigingen die volgt uit de AMvB is de introductie van het netontwerp N-0 voor netten waarop productie is aangesloten. Voorafgaand aan de wetswijziging moest ook productie worden aangesloten met inachtneming van de enkelvoudige storingsreserve. Deze eis is losgelaten in de AMvB. Het kunnen benutten van reservecapaciteit in het net creëert meer ruimte voor transport van (duurzaam) opgewekte elektriciteit. Dit geeft ruimte voor het aansluiten van (met name duurzame) productie die nu geweigerd wordt vanwege gebrek aan transportcapaciteit. De nieuwe, duurzame productie kan worden aangesloten op een net zonder enkelvoudige storingsreserve.

Schrappen van huidige N-1-artikelen

  • 12. De gezamenlijke netbeheerders geven in hun voorstel aan dat de bestaande artikelen 9.12 en 9.13 van de Netcode dienen te vervallen. Volgens de gezamenlijke netbeheerders is de wettelijke grondslag voor de huidige artikelen 9.12 en 9.13, in beide gevallen het eerste tot en met het derde lid, verdwenen en hebben de desbetreffende spelregels thans in hogere regelgeving, namelijk in de AMvB, een plaats gekregen.

  • 13. Volgens de gezamenlijke netbeheerders kunnen daarnaast de resterende leden vier tot en met zes van artikel 9.12 worden geschrapt. De gezamenlijke netbeheerders stellen dat het vierde lid, dat voorschrijft dat het netontwerp van een hoogspanningsnet tevens getoetst moet worden aan de spanningskwaliteitscriteria uit artikel 7.3, overbodig is. Zonder een dergelijke eis tot toetsen van het netontwerp aan de bedoelde criteria, blijven die criteria volgens de gezamenlijke netbeheerders onverkort van kracht en is een netbeheerder in gebreke indien zou blijken dat een locatie in zijn net niet zou voldoen aan de gestelde eisen. Uit artikel 7.3 en de op de bewaking van de spanningskwaliteit betrekking hebbende artikelen van de AMvB volgt dat de netbeheerder zijn netten zo moet ontwerpen en beheren dat op de aansluitingen aan de in artikel 7.3 voorgeschreven spanningskwaliteitscriteria wordt voldaan.

  • 14. Het vijfde lid betreft de opdracht aan netbeheerders om onderling samen te werken bij mogelijk netbeheerdersgrensoverschrijdende investeringen. In een opdracht tot samenwerking tussen de netbeheerders onderling is ook en afdoende voorzien in de Samenwerkingscode elektriciteit. In het zesde lid is de verplichting opgenomen voor op het landelijk hoogspanningsnet aangesloten regionale netbeheerders om hun investeringsplannen te delen met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. De uitwisseling van de meest essentiële informatie uit de investeringsplannen is echter ook al voorgeschreven in artikel 13.15. Ook in artikel 6.20 komen onderdelen te vervallen.

  • 15. De leden vier en vijf van artikel 9.13 dienen behouden te blijven. Deze passen inhoudelijk bij de inhoud van artikel 9.3, zeker gezien de verbreding van de inhoud van artikel 9.3 ten gevolge van het Besluit 'congestiemanagement'.4 Daarom stellen de gezamenlijke netbeheerders voor deze leden te verplaatsen naar artikel 9.3.

Reikwijdte van toepassing van “vluchtstrook”

  • 16. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor om een aantal nieuwe artikelen in de Netcode op te nemen waarmee de toepassing van de zogenaamde “vluchtstrook” mogelijk wordt gemaakt. De vrijstelling houdt volgens de gezamenlijke netbeheerders in dat de enkelvoudige storingsreserve niet hoeft te worden toegepast voor transport ten behoeve van productie als de uitval beperkt blijft tot 200 dan wel 500 MW gedurende maximaal twee weken. Uit de AMvB blijkt volgens de gezamenlijke netbeheerders dat productie die rechtstreeks is aangesloten op een EHS-net niet in aanmerking komt en productie aangesloten op een LS-net evenmin.

  • 17. Bij uitval van een HS/MS-transformator of een HS-circuit ten behoeve van transport voor productie is dit begrensd tot maximaal 200 respectievelijk 500 MW met een uitvalduur van ten hoogste twee weken. Volgens de netbeheerders is de ontheffing voor de EHS/MS-transformatoren (de “twee weken”) gericht op het extra kunnen aansluiten van duurzame productie en de ontheffing voor EHS-railsystemen op het voorkomen van disproportionele investeringen. In geval van een uitvalsituatie kan de vrijstelling tot gevolg hebben dat een deel van de productie moet worden afgeschakeld om overbelasting van netelementen in het hoogspanningsnet te voorkomen, doordat de uitvalsituatie leidt tot een tekort aan netcapaciteit van een verbinding of een schakel of een transformatorstation.

  • 18. De vrijstelling moet ofwel worden toegepast op netdelen waarop uitsluitend productie is aangesloten, ofwel in situaties dat de productie snel genoeg volledig automatisch op afstand kan worden afgeschakeld zonder dat het verbruik dat is aangesloten op de desbetreffende netdelen of in de desbetreffende eenheden mee wordt afgeschakeld. Volgens de gezamenlijke netbeheerders zal dus één van de aanvullende spelregels moeten zijn dat de netbeheerder deze vrijstelling alleen kan gebruiken als de desbetreffende productie voldoende snel, automatisch, op afstand en afzonderlijk ten opzichte van de belasting kan worden afgeschakeld. Het afschakelen van productie dient voldoende snel plaats te vinden om schade aan netelementen te voorkomen en zal daarom automatisch op afstand moeten plaatsvinden. Daarom wordt in het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders aan artikel 3.15 een bepaling toegevoegd die voorschrijft dat elke elektriciteitsproductie-eenheid, aangesloten op een midden- of hoogspanningsnet automatisch, op afstand, voldoende snel en afzonderlijk ten opzichte van de belasting het verbruik dient te kunnen afschakelen of afregelen. Deze bepaling in hoofdstuk 3 schrijft de capabiliteit voor. In artikel 9.12, eerste lid, komt de afschakel- of afregelactie als bedrijfsvoeringspelregel in geval de netbeheerder in een bepaald netdeel de vrijstelling voor transport ten behoeve van productie uit de AMvB toepast.

  • 19. Een belangrijke motivatie voor het invoeren van deze vrijstelling in de AMvB is de constatering dat de toename van elektriciteitsproductie door middel van wind- en zonne-energie sneller gaat dan de uitbreiding van het elektriciteitsnet. De vrijstelling geldt evenwel voor alle productie, ongeacht of die duurzaam of niet-duurzaam is, en maakt geen onderscheid tussen bestaande en nieuwe elektriciteitsproductie-eenheden.

  • 20. Om de transportcapaciteit voor productie overeenkomstig de AMvB daadwerkelijk doelmatig in te kunnen zetten is het noodzakelijk om ook van in middenspanningsringen aangesloten elektriciteitsproductie-eenheden realtime te beschikken over de belasting- en invoedgegevens. Overeenkomstig artikel 13.22 van de Netcode zijn die beschikbaar bij aangesloten elektriciteitsproductie-eenheden met een maximumcapaciteit van 1 MW en groter. Van kleinere elektriciteitsproductie-eenheden zijn die niet beschikbaar. In hoofdstuk 13 van de Netcode is de 1 MW-grens gekozen overeenkomstig de in Nederland geldende grens tussen elektriciteitsproductie-eenheden van type A en type B als bedoeld in de RfG Verordening.5 De gezamenlijke netbeheerders stellen voor om als aanvullende spelregel voor het gebruik van de vrijstelling op te nemen dat de netbeheerder zal moeten kunnen beschikken over realtime data (actief en reactief vermogen) per overdrachtspunt. Aangezien dit volgens de gezamenlijke netbeheerders geen eis is aan de elektriciteitsproductie-eenheid, stellen zij voor om die eis op te nemen in het nieuwe tweede lid van artikel 9.12 van de Netcode.6

  • 21. De gezamenlijke netbeheerders stellen daarnaast voor om als aanvullende spelregel voor het gebruik van de vrijstelling van de AMvB op te nemen dat de netbeheerder – indien mogelijk – deze bestaande interfaces en capabiliteit ook kan inzetten om bij een uitvalsituatie als bedoeld in de AMvB de productie af te schakelen of af te regelen. Deze aanvullende spelregel wordt opgenomen in een nieuw derde lid van artikel 9.12 van de Netcode.

  • 22. Over het weer inschakelen van de elektriciteitsproductie-eenheid na afloop van de uitvalsituatie, hoeft niets specifieks te worden opgenomen in de Netcode. Artikel 9.3 van de Netcode bevat immers al een bepaling dat de netbeheerder na een onverwachte onderbreking de transportdienst zonder voorafgaande aankondiging kan hervatten.

Eventuele financiële vergoeding bij een uitvalsituatie en aanpassing van de compensatieregeling bij stroomstoringen

  • 23. Een afschakeling ten gevolge van het toepassen van de vrijstellingen voor productie uit de AMvB leidt niet tot een financiële vergoeding, aldus de gezamenlijke netbeheerders. De grondslag voor het opstellen van de AMvB en het bepalen van de inhoud van de vrijstelling is volgens de gezamenlijke netbeheerders een maatschappelijke kosten-batenanalyse. Op grond van die kosten-batenanalyse heeft de wetgever het maatschappelijk verantwoord geacht om transport ten behoeve van productie een grotere kans op een uitvalsituatie te geven in ruil voor het sneller en tegen veel lagere maatschappelijke kosten op het net aan kunnen sluiten van grote hoeveelheden nieuwe, doorgaans duurzame, elektriciteitsproductie-eenheden. Ook de andere en deels reeds bestaande vrijstellingen uit de AMvB leiden volgens de gezamenlijke netbeheerders immers niet tot een financiële vergoeding indien een uitvalsituatie optreedt ten gevolge van het toepassen van één van de vrijstellingen.

  • 24. Een verschil tussen de nu toegevoegde extra vrijstellingen voor productie en de bestaande vrijstellingen is dat het niet alle aangesloten productie in gelijke mate hoeft te raken. In geval van een uitvalsituatie in bijvoorbeeld een transformator mag tot 200 MW worden afgeschakeld. Het is goed denkbaar dat niet alle op de transformator aangesloten, dan wel op het onderliggende net aangesloten productie hoeft te worden afgeschakeld in geval van een optredende storing. De productie die wordt afgeschakeld, zal die productie zijn waarvan, afhankelijk van de lokale omstandigheden op dat moment, de afschakeling het meest bijdraagt aan het wegnemen van het opgetreden transportknelpunt. Welke productie dat is, zal van situatie tot situatie verschillen en zal dan ook afhangen van de locatie in het net ten opzichte van het uitgevallen netelement, de feitelijke nettopologie, de momentane belasting-, productiesituatie, weersomstandigheden, het seizoen of het dagdeel en niet van verschillen tussen de desbetreffende aangeslotenen (producenten). Er is daarmee geen sprake van het maken van ongerechtvaardigd onderscheid tussen aangeslotenen. Er zou sprake zijn van ongerechtvaardigd onderscheid als de netbeheerder de regeling zo zou uitvoeren dat aangeslotenen bij een identieke uitvalsituatie, een identieke nettopologie, identieke belasting- en productiesituatie en identieke weersomstandigheden verschillend zouden worden behandeld. Dat is echter niet het geval. Welke specifieke aangeslotenen noodzakelijk moeten worden afgeschakeld, wordt bepaald door de locatie van de uitvalsituatie en de invloed van de desbetreffende aangesloten elektriciteitsproductie-eenheid op het opheffen van het op dat moment opgetreden knelpunt. Er is dus geen vooraf vast te stellen onderscheid in de afschakelcriteria en er wordt geen verschil gemaakt op basis van andere kenmerken van de aangeslotene dan de bovengenoemde. Een vergoeding op grond van een niet objectief te rechtvaardigen verschil tussen afnemers is dan ook niet aan de orde.

  • 25. Met de komst van de AMvB is er tussen producenten aangesloten op MS- en HS-netten en verbruikers een bewust maatschappelijk gewogen onderscheid gemaakt in de leveringszekerheid. Voor producenten aangesloten op MS- en HS-netten mag het transport immers op grond van de AMvB expliciet gedurende bepaalde langere periodes onderbroken worden. Wel is het de verantwoordelijkheid van de netbeheerder (het is immers een netontwerpcriterium) dat de onderbreking van het transport niet langer duurt dan de in de AMvB bedoelde tijdsperiode. De netbeheerder dient geprikkeld te worden binnen die periodes te blijven. Daarom stellen de gezamenlijke netbeheerders voor om als prikkel voor de netbeheerder, ná de periode van twee weken uit de AMvB, de compensatieregeling uit artikel 8.8 voor de resterende tijd van toepassing te verklaren.

  • 26. In het voorstel stellen de gezamenlijke netbeheerders hiertoe voor een nieuw derde lid (onder vernummering van de daaropvolgende leden) toe te voegen aan artikel 8.8.

Aanpassing van de compensatieregeling voor aansluitingen op het net op zee

  • 27. Volledigheidshalve wordt de compensatieregeling ook aangepast voor de aansluitingen op het net op zee. Het net op zee kent een eigen compensatieregeling, vastgelegd in het Besluit schadevergoeding net op zee.7 Er is op dit moment nog niet geregeld dat op die aansluitingen de "gewone" compensatieregeling uit artikel 8.8 niet van toepassing is, aldus de netbeheerders.

Artikelen over onderhoudsplanning in netsituaties

  • 28. De AMvB kent vrijstellingen voor twee situaties, namelijk voor uitvalsituaties die optreden tijdens normaal bedrijf en uitvalsituaties die optreden ten tijde van onderhoudswerkzaamheden. In beide gevallen gaat het om uitvalsituaties oftewel onvoorziene niet-beschikbaarheid (ONB). De AMvB zegt echter niets over een situatie van uitschakeling ten behoeve van geplande werkzaamheden zoals onderhoud of netuitbreiding (voorziene niet-beschikbaarheid of VNB). Door de AMvB worden echter wel de mogelijkheden om geplande werkzaamheden uit te voeren geraakt.

  • 29. Indien de netbeheerder in zijn net onderhouds- of uitbreidingswerkzaamheden dient uit te voeren, waarbij de op grond van de AMvB in de ruimte van de enkelvoudige storingsreserve aangesloten elektriciteitsproductie tijdelijk dient te worden afgeschakeld, zijn er twee bepalingen van toepassing. Volgens artikel 9.17 komt de netbeheerder van tevoren schriftelijk een onderhoudsplanning overeen met de aangeslotene. En op basis van artikel 8.4, onderdeel b, informeert de netbeheerder ten minste 10 dagen van tevoren de aangeslotene en houdt hij rekening met diens belangen. De essentie van beide bepalingen is dat de netbeheerder zijn noodzakelijke werkzaamheden in of na overleg met de aangeslotene inplant en daarbij rekening houdt met de belangen van de aangeslotene.

  • 30. Het overleg van artikel 8.4 vindt potentieel met vele aangeslotenen plaats en het overleg van artikel 9.17 vindt plaats met individuele aangeslotenen. Beide artikelen geven niet expliciet aan op welke aangeslotene zij van toepassing zijn. Om te voorkomen dat een netbeheerder zijn onderhoudsplanning met een kleine grootverbruiker die beschikt over enkele zonnepanelen zou kunnen gaan afstemmen en omgekeerd, dat de netbeheerder een grote industriële aangeslotene 10 werkdagen tevoren van een onderbreking op de hoogte stelt, stellen de gezamenlijke netbeheerders voor om deze inconsistentie te ondervangen door onderscheid te maken naar spanningsniveau waarop de twee artikelen van toepassing zijn. In het voorstel wordt de grens gelegd op 110 kV. Daaronder is artikel 8.4 van toepassing. Vanaf 110 kV is artikel 9.17 van toepassing. Dat artikel 9.17 alleen van toepassing is op productie, is in overeenstemming met de bestaande praktijk dat vanaf 110 kV voorziene niet-beschikbaarheid met onderbreking niet voorkomt bij afname.

  • 31. De ACM heeft geconstateerd dat het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders niet compleet was. Daarom heeft de ACM hierop een wijzigingsopdracht gestuurd. Dit is hieronder uitgewerkt in paragraaf 3.3.

3.3 Beoordeling van het voorstel, wijzigingsopdracht en reacties

  • 32. Omdat het voorstel niet in overeenstemming was met de belangen, regels en eisen in artikel 36, eerste lid, van de E-wet, heeft de ACM op 14 april 2022, een wijzigingsopdracht gestuurd. Hieronder wordt ingegaan op de wijzigingen en de reactie van de gezamenlijke netbeheerders hierop.

Artikelen over onderhoudsplanning in netsituaties

  • 33. Artikel 8.4 bevat termijnen voor het informeren over geplande werkzaamheden van aangeslotenen met aansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 3x80A. In onderdeel a van dat artikel is opgenomen wanneer aangeslotenen op een laagspanningsnet worden geïnformeerd. Onderdeel b is aangepast en daarin is nu opgenomen wanneer aangeslotenen op een middenspanningsnet of een hoogspanningsnet met een spanningsniveau kleiner dan 110 kV worden geïnformeerd. In dit artikel is echter niet meer opgenomen wanneer aangeslotenen op een hoogspanningsnet met een spanningsniveau van 110 kV en groter worden geïnformeerd. In artikel 9.17, eerste lid, van de Netcode is opgenomen dat met elektriciteitsproductie-eenheden met een netspanning van 110 kV of 150 kV de onderhoudsplannen worden afgestemd. De ACM heeft de gezamenlijke netbeheerders de opdracht gegeven om in artikel 8.4 een onderdeel c op te nemen met een verwijzing naar artikel 9.17.

  • 34. De gezamenlijke netbeheerders hebben in hun reactie aangegeven dat bovenstaande is beperkt tot aangeslotenen die beschikken over een elektriciteitsproductie-eenheid, omdat voor aangeslotenen die niet beschikken over een elektriciteitsproductie-eenheid onverkort de eis van artikel 16, vierde lid, van de E-wet geldt en er derhalve geen overleg over voorziene niet-beschikbaarheid nodig is. De gezamenlijke netbeheerders geven aan dat er niets is opgenomen over aangeslotenen die beschikken over een elektriciteitsproductie-eenheid, aangesloten op een net met een spanningsniveau hoger dan 150 kV, omdat de voorziene niet-beschikbaarheid met hen wordt afgestemd op grond van de artikelen 94 tot en met 100 van de Verordening (EU) 2017/1485 van de Commissie van 2 augustus 2017 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende het beheer van elektriciteitstransmissiesystemen (SO Verordening).8

  • 35. De ACM neemt de voorgestelde wijzigingen op dit onderdeel over.

Financiële vergoeding bij een uitvalsituatie

  • 36. In het voorstel is geen passende financiële vergoeding bij een uitvalsituatie opgenomen. De gezamenlijke netbeheerders onderbouwen dit met de stelling dat de wetgever al een kosten-baten analyse heeft gemaakt waarbij het maatschappelijk verantwoord werd geacht om transport van productie een grotere kans op een uitvalsituatie te geven in ruil voor het sneller en tegen veel lagere maatschappelijke kosten op het net aan kunnen sluiten van duurzame elektriciteitsproductie-eenheden. De ACM wijst er op dat in de AMvB de afweging is gemaakt tussen betrouwbaarheid en noodzakelijke investeringen, waarbij onder meer betrokken is wat de maatschappelijke gevolgen zijn van een onderbreking van levering van elektriciteit. Voor de vraag wat maatschappelijk acceptabel is, heeft voor productie het algemene belang van duurzaamheid, ten opzichte van het belang van betrouwbaarheid, zwaar meegewogen.9 Daarbij speelt mee dat er veel duurzame elektriciteit nodig is voor de energietransitie. Daartegenover staat dan een voordeel voor de netbeheerders dat zij extra aansluitingen kunnen realiseren zonder dat zij hiervoor investeringen hoeven te doen in het net. Omdat daarentegen de nadelige gevolgen en de maatschappelijke impact van een onderbreking van transport groter zijn voor verbruikers, heeft deze weging ertoe geleid dat de AMvB onder meer een expliciet onderscheid maakt tussen verbruik en productie.

  • 37. Dat de AMvB dit onderscheid expliciet maakt, betekent niet dat gegeven deze maatschappelijke kosten-batenanalyse waarnaar de netbeheerders verwijzen, een passende financiële vergoeding voor producenten die tot twee weken achter elkaar10 kunnen worden afgeschakeld, niet meer aan de orde kan zijn. De Nota van Toelichting bij de AMvB wijst er zelfs op dat de vraag of “iets moet worden bepaald over een financiële vergoeding bij storing bij de concrete uitwerking van de voorwaarden in de Netcode moet worden bezien”.11 Daarbij is een vergoeding in ieder geval aan de orde indien er sprake is van niet-marktgebaseerde redispatching in de zin van Verordening 2019/943, of bij een (niet objectief te rechtvaardigen) verschil tussen vergelijkbare afnemers.12

  • 38. In het licht hiervan is de ACM van mening dat het ontbreken van een passende financiële vergoeding voor producenten bij toepassing van de vluchtstrook maakt dat de belangen uit artikel 36, eerste lid, onderdelen b en f, van de E-wet, ten aanzien van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening, en ten aanzien van een objectieve, transparante en niet-discriminatoire handhaving van de energiebalans op een wijze die de kosten weerspiegelt, door de netbeheerders onvoldoende zijn meegenomen in het voorstel. De ACM heeft daarom een wijzigingsopdracht gestuurd.

  • 39. De gezamenlijke netbeheerders hebben het voorstel niet aangepast, maar gesteld dat een vergoeding voor een elektriciteitsproductie-eenheid in deze situatie niet strookt met de strekking van de AMvB. De AMvB bepaalt dat het onverkort voldoen aan N-1 niet voor alle netelementen in alle gevallen doelmatig of in het algemeen belang is en heeft daarbij vervolgens op grond van een zorgvuldige afweging een gerechtvaardigd onderscheid gemaakt tussen verbruik en productie. De gezamenlijke netbeheerders stellen dat zij aan deze aldus gewijzigde norm moeten voldoen én dat als zij aan de gewijzigde norm voldoen, hier niet bij past dat (gevolg)schade dient te worden vergoed. Zoals hiervoor toegelicht ziet de kosten-baten analyse van de wetgever waar de gezamenlijke netbeheerders naar verwijzen op het onderscheid in behandeling tussen verbruikers en producenten, en niet op het onderscheid tussen producenten onderling dat in het kader van de financiële vergoeding aan de orde is.

  • 40. De gezamenlijke netbeheerders stellen dat het door de ACM genoemde voordeel om extra aansluitingen te kunnen realiseren zonder daarvoor investeringen te hoeven doen in het net, betrekkelijk is. De extra volumes die de extra aangesloten elektriciteitsproductie-eenheden genereren in de samengestelde output tellen alleen maar mee in de actuele reguleringsperiode. Omdat voor invoeding geen transporttarieven worden betaald, tellen deze volumes niet mee voor de daarop volgende reguleringsperiodes. Daarnaast brengt het aansluiten van extra productie het potentiële nadeel dat de kosten van de uitvoering van onderhoud en congestiemanagement in het desbetreffende netgebied veel hoger worden.

  • 41. Ook stellen de gezamenlijke netbeheerders dat de inzet van de reservecapaciteit voor het onder voorwaarden versneld kunnen aansluiten van duurzame productie dwingend recht is. Een aanvraag voor het doen van een aanbod voor transport voor duurzame productie kan dan ook alleen geweigerd worden wanneer de daarvoor beschikbare reserveruimte volledig benut of ontoereikend is en leidt daarmee tot de situatie dat het net verplicht verzwaard moet worden. Die verzwaring leidt automatisch ook tot vergroting van de reservecapaciteit die voor het aansluiten van duurzame productie ingezet moet worden. De door de ACM gesuggereerde afweging tussen inzet van de reserveruimte (naar aanleiding van een concreet verzoek om het doen van een aanbod voor transport) of een netverzwaring (een meerjarenplanning op grond van de Regeling investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas) vindt plaats in verschillende tijdsdomeinen (aansluiten “nu”, verzwaren “later”) en is dan ook een afweging die volgens de gezamenlijke netbeheerders niet kan bestaan.

  • 42. Voor wat betreft het betrouwbaar, duurzaam en doelmatig functioneren van de elektriciteitsvoorziening wijzen de gezamenlijke netbeheerders op pagina 9 en 11 van de Nota van Toelichting. De wetgever heeft hier volgens hen een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de wijzen waarop de elektriciteitsvoorziening en de betrouwbaarheid daarvan voor producenten versus verbruikers dienen te functioneren. De uitwerking van de regeling in hun voorstel blijft volgens de gezamenlijke netbeheerders dan ook binnen het door de regeling gestelde kader en voldoet daarmee ook aan de criteria van artikel 36, eerste lid, onderdeel b, van de E-wet, te weten betrouwbaar, duurzaam en milieuhygiënisch. Dat het ontbreken van een vergoeding voor producenten in tegenspraak zou zijn met de belangen genoemd in artikel 36, eerste lid, onderdeel b, is volgens de gezamenlijke netbeheerders dan ook onjuist.

  • 43. Voor wat betreft een objectieve, transparante en niet discriminatoire handhaving van de energiebalans, zien de gezamenlijke netbeheerders niet in wat het wel of niet vergoeden van een producent in een uitvalsituatie te maken heeft met de wettelijke taak van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet om de energiebalans op alle netten te handhaven of te herstellen. De AMvB bevat netontwerpcriteria. Voor elke storing die blijft binnen de grenzen van de netontwerpcriteria geldt dat geen vergoeding wordt betaald aan aangeslotenen. De compensatievergoeding is een vergoeding voor wanneer een netbeheerder onevenredig lang doet over het herstel van de energievoorziening. De compensatievergoeding is daarin voor alle aangeslotenen, verbruikers en producenten, gelijk. De gezamenlijke netbeheerders vragen zich af waarom een beperkte groep aangeslotenen hiervan uitgezonderd moet worden en reeds binnen de termijnen van de netontwerpcriteria een vergoeding dient te krijgen.

  • 44. In tegenstelling tot wat de ACM stelt, staat volgens de gezamenlijke netbeheerders hun voorstel om geen financiële vergoeding in het voorstel op te nemen voor aangeslotenen die beschikken over een elektriciteitsproductie-eenheid die in een uitvalsituatie uitgeschakeld wordt, los van de eisen van artikel 16, eerste lid, onderdeel b, en artikel 36, eerste lid, onderdelen b en f, van de E-wet. Het opnemen van een financiële vergoeding zou daarentegen juist leiden tot discriminatoir handelen van de netbeheerders. De gezamenlijke netbeheerders hebben daarom aangegeven op dit punt geen gehoor te kunnen geven aan de opdracht van de ACM het voorstel hierop aan te passen.

  • 45. De ACM is echter van oordeel dat bij het afschakelen van een producerende afnemer als gevolg van een niet geplande onderbreking een vergoeding moet worden betaald. Hiervoor heeft de ACM een aantal argumenten.

  • 46. De ACM wijst erop dat er volgens de AMvB in ieder geval in twee gevallen een vergoeding verschuldigd is. De eerste is bij niet-marktgebaseerde redispatch. Redispatch houdt in dat TenneT producenten of grootverbruikers tegen betaling opdracht geeft om in een bepaald gebied op- of af te schakelen. Indien dit via biedingen verloopt, is er sprake van marktgebaseerde redispatch. Wat TenneT moet betalen, wordt in dat geval bepaald door de markt. Is dat niet mogelijk omdat er te weinig producenten of grootverbruikers zijn in een bepaald gebied, dan is er sprake van niet-marktgebaseerde redispatch. Wanneer er sprake is van niet-marktgebaseerde redispatch, dient daar dus, op grond van Verordening 2019/943, een vergoeding tegenover te staan. De netbeheerders stellen dat, bij het opnemen van een vergoeding in de hier bedoelde situatie sprake zou zijn van discriminatoir handelen omdat voor een beperkte groep binnen de termijnen van de compensatievergoeding al gecompenseerd wordt. Naar het oordeel van de ACM is een compensatievergoeding hier niet aan de orde. Het gaat in dit geval om een vergoeding voor het niet kunnen leveren van elektriciteit als gevolg van uitval bij een aangesloten producent die zonder enkelvoudige storingsreserve is aangesloten. De achtergrond voor deze vergoeding is dus een andere dan die van de compensatievergoeding. Die is in hoofdzaak bedoeld om de netbeheerder te prikkelen om de stroomstoringen te voorkomen en de storingsduur te verkorten. Bij de vergoeding uit artikel 8.10 gaat het er in de eerste plaats om dat een, in de woorden van de toelichting bij de AMvB, niet objectief te rechtvaardigen verschil, namelijk tussen producenten die wél en producenten die niet zijn aangesloten in een N-1 gebied, bij uitval wordt gecompenseerd. Van discriminatie, zoals de gezamenlijke netbeheerders stellen, is hier dan ook geen sprake.

  • 47. De vraag die hier voorligt is of de schade veroorzaakt bij uitval bij een aangeslotene die zonder enkelvoudige storingsreserve is aangesloten, gesocialiseerd moet worden of dat deze ten laste moet komen van de individuele aangeslotene die hierdoor wordt getroffen. De ACM dient daartoe in dit geval, naast de hiervoor al genoemde verschillende maatschappelijke belangen, tevens oog te houden voor de belangen van de producenten die zijn aangesloten in een N-0 gebied en voor alle andere afnemende aangeslotenen die de kosten van de socialisatie dienen te betalen. Het belang van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is bij deze afweging beperkt, aangezien hij slechts een financieel doorgeefluik is bij socialisatie van redispatching, en daarom nauwelijks geraakt wordt. Van een potentiële benadeling van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet als gevolg van hogere kosten voor de uitvoering van congestiemanagement (zoals redispatching) bij het aansluiten van extra productie, waarnaar zij in hun zienswijze over de vergoeding lijkt te verwijzen, is dan ook geen sprake. Als er kosten zijn waarvoor nacalculatie niet geldt, is van belang dat het grootste deel van de storingen binnen 24 uur is opgelost en daarmee zijn de kosten voor het overige ook beperkt. Voor regionale netbeheerders geldt dat zij extra inkomsten krijgen wanneer zij additionele invoeding faciliteren.

  • 48. De wetgever heeft in de AMvB ruimte geboden voor afwijking van de N-1-verplichting, met als doel om op korte termijn ruimte vrij te maken in het net in gebieden die te kampen hebben met schaarste vanwege de snelle opkomst van duurzame opwek; daarmee wordt de maatregel gerelateerd aan de huidige schaarsteproblematiek. Daarnaast wijst de AMvB erop dat sommige aanpassingen van het net om aan N-1 te kunnen voldoen, kunnen leiden tot hoge investeringen, die niet significant bijdragen aan het verbeteren van de leveringszekerheid. In zo’n geval zijn investeringen disproportioneel, omdat de hogere kosten van het net voor N-1 dan niet in verhouding staan tot het belang van de leveringszekerheid in het elektriciteitssysteem. In deze afweging heeft meegespeeld dat uitvalsituaties slechts zeer sporadisch voorkomen. De ACM leidt hieruit af dat met deze afweging is beoogd om de kosten voor het energiesysteem zo laag mogelijk te houden en hiermee tevens bij te dragen aan het verminderen van congestie, waardoor eveneens de maatschappelijke kosten worden beperkt.

  • 49. Ook de gezamenlijke netbeheerders wijzen erop dat niet alle investeringen efficiënt zijn. In hun in mei 2018 gepubliceerde rapport “Afwegingskader verzwaren tenzij”13 stellen zij dat de netbeheerders met dit afwegingskader op een transparante en controleerbare manier de afweging kunnen maken wanneer het maatschappelijk doelmatig is om flexibiliteit uit de markt te betrekken als (tijdelijk) alternatief voor een netverzwaring. Het rapport gaat er van uit dat de kosten van deze flexibiliteit volledig door netbeheerders worden vergoed en het richt zich op het oplossen van individuele knelpunten in transportcapaciteit tegen de laagste gesocialiseerde kosten.

  • 50. Het is in de hier bedoelde situatie aan de netbeheerder om afnemers transport te leveren met een enkelvoudige storingsreserve (N-1), dan wel zonder die storingsreserve, in een N-0 gebied. De afnemer kan deze keuze niet beïnvloeden. Gegeven de hiervoor genoemde afwegingen van enerzijds de wetgever en anderzijds de gezamenlijke netbeheerders, constateert de ACM dat de regeling in de AMvB tot doel heeft om de voordelen ten goede te laten komen aan de hele maatschappij. Dit rechtvaardigt volgens de ACM dat de daaruit voortvloeiende kosten eveneens hier terecht dienen te komen, en niet bij de individuele producenten die op deze kosten geen invloed kunnen uitoefenen, aangezien zij niet kunnen kiezen voor transport met of transport zonder enkelvoudige storingsreserve. Om die reden acht de ACM socialisatie van deze kosten gerechtvaardigd door het neerleggen hiervan bij de netbeheerders, die deze kosten vervolgens in de transporttarieven kunnen verrekenen.

  • 51. Voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding wordt aangesloten bij de elementen uit artikel 13, zevende lid, van Verordening 2019/943, te weten:

    • aanvullende exploitatiekosten als gevolg van redispatching;14

    • de netto-inkomsten van de verkoop van elektriciteit op de day-aheadmarkt die de elektriciteitsproductie-, energieopslag- of vraagresponsinstallatie zou hebben geproduceerd zonder het verzoek om redispatching: wanneer financiële ondersteuning wordt verleend aan elektriciteitsproductie-, energieopslag- of vraagresponsinstallaties op basis van het geproduceerde of verbruikte elektriciteitsvolume, wordt de financiële ondersteuning die zou zijn ontvangen zonder het verzoek om redispatching beschouwd als onderdeel van de netto-inkomsten.

  • 52. De voorgestelde vergoeding wordt vastgesteld voor de periodes waarover nog geen dispatch heeft plaatsgevonden. Producenten doen vanaf 12 uur op de dag voordat de elektriciteit geproduceerd wordt (D-1) een bindende bieding voor het leveren van elektriciteit. Als deze bieding wordt geaccepteerd mag daar niet meer van worden afgeweken, tenzij er eventuele (vrijwillig door de aangeslotene) intradagelijkse handel plaatsvindt. Vanaf 12 uur D-1 is daarom sprake van dispatch voor de periode tot het einde van de dag daarop (D). Indien de uitval gedurende deze periode plaatsvindt is er sprake van redispatch zoals bedoeld in artikel 13, zevende lid, van Verordening 2019/943. De verplichting tot het toekennen van een vergoeding volgt in dat geval dus al uit deze Verordening, en wordt dan ook niet vastgesteld in deze codewijziging.

  • 53. Voor de hoogte van de vergoeding in de periode na het redispatch regime, sluit de ACM aan bij ditzelfde redispatch regime. De ACM is van oordeel dat met toepassing van deze bepaling de schade voor de producent, en daarmee de hoogte van de vergoeding op een proportionele wijze wordt vastgesteld.

  • 54. Voor het moment waarop de vergoeding ingaat dient volgens de ACM te worden aangesloten bij de compensatievrije periode zoals in de compensatieregeling in artikel 8.8, eerste lid, van de Netcode opgenomen is. Concreet betekent dit dat gedurende het eerste uur van de onderbrekinggeen vergoeding hoeft te worden betaald.

  • 55. De ACM heeft bij haar afweging tevens in aanmerking genomen dat bij de aanvraag voor ontheffingen door TenneT15 als bedoeld in artikel 16, vierde lid, aanhef en onderdeel b, van de E-wet, is aangegeven dat de uitvalsituaties slechts zeer sporadisch (bijvoorbeeld eens in de 282 jaar) voorkomen. Daarom zal ook een vergoeding slechts sporadisch aan de orde zijn. Bovendien worden de kosten die TenneT maakt voor de vergoedingen verwerkt in de tarieven.

  • 56. De netbeheerders stellen voor om voor het vaststellen van de vergoeding aan te sluiten bij de compensatieregeling uit artikel 8.8 van de Netcode. Het doel van het toepassen van de “vluchtstrook” is naar het oordeel van de ACM echter anders dan het doel van de compensatieregeling in artikel 8.8. Zoals ook hiervoor toegelicht, biedt het toepassen van de “vluchtstrook” mogelijkheden voor de netbeheerder om een afweging te maken met betrekking tot het wel of niet investeren in de enkelvoudige storingsreserve, en deze vergoeding heeft alleen betrekking op de producerende afnemers. Daar waar een netbeheerder investeert in een net met enkelvoudige storingsreserve loopt die netbeheerder minder risico op een uitvalsituatie. Daarmee ontstaat ook een prikkel voor de netbeheerder om een investering te overwegen op die punten in het net waar een vergoeding voor de producenten hoger kan zijn dan een eventuele investering door de netbeheerder.

  • 57. Het doel van de compensatieregeling in artikel 8.8 is echter primair om de netbeheerders te prikkelen om de uitvalsituaties te voorkomen, en indien een uitval plaatsvindt, de uitvalduur zo kort mogelijk te houden. Verder heeft de compensatieregeling in artikel 8.8 betrekking op alle afnemers (zowel verbruikende als producerende afnemers) en de “vluchtstrook” alleen op de producerende afnemers. Omdat het toepassen van de “vluchtstrook” geen compensatieregeling in de zin van artikel 8.8 van de Netcode betreft, en de netbeheerder zelf een keuze maakt over het netontwerp met redundantie (N-1) of zonder redundantie (N-0), maakt dat het doel van een vergoeding voor uitval voor afgeschakelde producerende afnemers anders dan het doel van de compensatieregeling in artikel 8.8. Om deze reden wordt in deze code dan ook een apart artikel (een nieuwe bepaling over vergoeding voor afgeschakelde producerende afnemers) opgenomen, namelijk een nieuw artikel 8.10, waarin de vergoeding bij uitval is opgenomen.

  • 58. Op grond van artikel 36, tweede lid, van de E-wet stelt de ACM de voorwaarden niet vast dan nadat zij zich met inachtneming van artikel 5 van de Elektriciteitsrichtlijn16 ervan vergewist heeft dat de voorwaarden de interoperabiliteit van de netten garanderen en objectief, evenredig en niet-discriminatoir zijn. Omdat het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders op dit onderdeel naar het oordeel van de ACM in strijd is met artikel 16, eerste lid, onderdeel b, met de belangen, bedoeld in artikel 36, eerste lid, onderdelen b en f, van de E-wet, en met de eisen, bedoeld in artikel 36, tweede lid, van de E-wet, zal de ACM het voorstel zodanig wijzigen dat deze strijd wordt opgeheven.

Schrappen van huidige N-1 criteria

  • 59. Artikel 9.12, vierde lid, van de Netcode bepaalt dat het netontwerp wordt getoetst aan de kwaliteit van de netspanning. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor om dit lid te schrappen omdat volgens hen in paragraaf 7.2 de criteria voor spanningskwaliteit al zijn opgenomen, en een verwijzing dus overbodig is. De gezamenlijke netbeheerders stellen dat zonder deze eis, die criteria gewoon van kracht zijn en een netbeheerder in gebreke is als zijn net niet voldoet aan de gestelde eisen.

  • 60. Naar het oordeel van de ACM is in paragraaf 7.2 een aantal van de spanningskwaliteitskenmerken opgenomen en de daaraan gerelateerde normering. Daarin is niet opgenomen dat het netontwerp hieraan wordt getoetst. De ACM is van oordeel dat het belangrijk is dat duidelijk is dat reeds bij het netontwerp rekening wordt gehouden met de criteria voor de spanningskwaliteit, omdat het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders anders in strijd is met artikel 36, eerste lid, onderdeel b, van de E-wet: het betrouwbaar functioneren van de elektriciteitsvoorziening.

  • 61. Naar het oordeel van de ACM dient daarom in ieder geval artikel 9.12, vierde lid, te worden gehandhaafd. Daarnaast dient in de Netcode tevens expliciet de verplichting voor de gezamenlijke netbeheerders te worden opgenomen om ook al bij het ontwerp met de verschillende kwaliteitscriteria rekening te houden. Dit geldt niet alleen voor de spanningscriteria, maar ook voor een aantal elders in de Netcode (of ergens anders) opgenomen vereisten. Op deze wijze wordt duidelijk dat het om twee verschillende verplichtingen gaat, namelijk ten aanzien van het beheer én ten aanzien van het netontwerp, en kan de ACM ook voor beide verplichtingen indien nodig handhavend optreden.

  • 62. De ACM heeft in de wijzigingsopdracht aan de gezamenlijke netbeheerders erop gewezen dat er meer criteria zijn aan het netontwerp, die in de dagelijkse praktijk van de netbeheerders worden toegepast, en die niet in de Netcode opgenomen zijn. Voor de volledigheid moeten deze ook opgenomen worden in de Netcode. Hiermee wordt aangesloten bij de bestaande praktijk van de netbeheerders en de criteria die door netbeheerders al worden gebruikt en elders in de regelgeving zijn opgenomen. Het gaat om de volgende criteria:

    • a. de actuele en de te verwachten transporten van elektriciteit als bedoeld in het Besluit Investeringsplan kwaliteit elektriciteit en gas, paragraaf 4a;

    • b. de criteria met betrekking tot kortsluitvastheid als bedoeld in hoofdstuk 3 van Verordening (EU) 2017/1485 (GL SO) en toegepast in hoofdstuk 2 en artikel 7.10, vierde lid;

    • c. de criteria met betrekking tot de spannings- en blindvermogenshuishouding als bedoeld in paragraaf 9.4;

    • d. de isolatiecoördinatie van netten met spanningsniveau hoger dan 1 kV als bedoeld in NEN-EN-IEC 60071;

    • e. de criteria met betrekking tot de aanraakveiligheid als bedoeld in paragraaf 7.3;

    • f. de criteria met betrekking tot de kwaliteit van de netspanning, als bedoeld in paragraaf 7.2; en

    • g. de criteria met betrekking tot dynamische stabiliteit van de hoogspanningsnetten als bedoeld in hoofdstuk 6 van Verordening (EU) 2017/1485 (GL SO).

  • 63. Door deze criteria in de Netcode op te nemen wordt bereikt dat de dagelijkse praktijk van de netbeheerders en de regelgeving met betrekking tot het netontwerp in overeenstemming worden gebracht. Dat was één van de doelstellingen van de AMvB. Tevens wordt duidelijk waaraan het netontwerp wordt getoetst en dat daarmee de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten gewaarborgd wordt en dat de netten aan de spanningskwaliteit voldoen. In de praktijk zou dit geen extra belasting voor de netbeheerders moeten meebrengen omdat de toevoeging verduidelijkt dat deze toetsingscriteria óók al in de ontwerpfase worden langsgelopen. De ACM verwijst ook naar de dagelijkse praktijk van de netbeheerders. De genoemde criteria zijn immers ook opgenomen in de softwarepakketten waarmee het net wordt ontworpen en tijdens de bedrijfsvoering wordt daarop getoetst en eventueel aangepast.

  • 64. De ACM is van oordeel dat deze criteria in de Netcode moeten worden opgenomen.

  • 65. De gezamenlijke netbeheerders hebben hierop gereageerd en betoogd dat het opnemen van een bepaling dat netbeheerders hun netontwerp moeten toetsen aan de bepalingen ten aanzien van spanningskwaliteit overbodig is. Ook het toetsen aan de overige criteria die ACM noemt in de wijzigingsopdracht hoeft niet in de Netcode elektriciteit te worden opgenomen. Volgens de gezamenlijke netbeheerders blijven zonder een dergelijke eis tot toetsen van het netontwerp aan de bedoelde criteria, die criteria onverkort van kracht en is een netbeheerder in gebreke indien zou blijken dat een locatie in zijn net niet zou voldoen aan de gestelde eisen. Zelfs wanneer de netbeheerder zou aantonen dat hij het netontwerp heeft getoetst op de gestelde eisen, is hij nog steeds in gebreke indien op een later moment zou blijken dat een locatie in zijn net niet (meer) zou voldoen aan de gestelde eisen. Een bepaling om een netontwerp te toetsen is dan ook een overbodige bepaling.

  • 66. Daarnaast is volgens de gezamenlijke netbeheerders de opsomming van eisen die de ACM in haar wijzigingsopdracht geeft, daarbij verre van compleet, niet eenduidig en overlapt deze met bestaande regelgeving. Bovendien komt een opsomming die onjuist en onvolledig is het betrouwbaar functioneren van de elektriciteitsvoorziening zeker niet ten goede. Een opsomming zou de indruk kunnen wekken dat zij als uitputtend bedoeld is en daardoor de indruk kunnen wekken dat toetsen op andere aspecten dan de in de opsomming genoemde aspecten zelfs niet toegestaan is.

  • 67. Naar het oordeel van de ACM spelen er hier twee verschillende normen: de eis dat het net in werking aan bepaalde vereisten voldoet en de eis dat de vereisten worden meegenomen bij het netontwerp. De gezamenlijke netbeheerders stellen dat het voldoende is dat is opgenomen dat het net aan bepaalde vereisten voldoet.

  • 68. Het onderscheid tussen netontwerp en werking wordt volgens de ACM ook bevestigd in de AMvB. In de toelichting heeft de wetgever op meerdere plaatsen aangegeven dat de normen niet alleen betrekking hebben op de werking van het net, maar ook op het ontwerp van het net. Het opnemen van netontwerpcriteria is dan ook niet overbodig, zoals de gezamenlijke netbeheerders betogen, maar een vereiste op grond van de AMvB. Nu van twee verschillende normen sprake is, moet ook aan de twee verschillende normen kunnen worden getoetst.

  • 69. Volgens de ACM blijkt in de praktijk van de netbeheerders dat het netontwerp niet altijd voldoet aan de door de netbeheerders gehanteerde criteria. Het gevolg hiervan is dat er verschillende problemen kunnen ontstaan voor afnemers, maar ook voor netbeheerders. Bijvoorbeeld onveilige netten door explosies (als kortsluitvastheid van de MS en (E)HS netten niet op orde is) of door te hoge aanraakspanning van de LS-netten. Een ander voorbeeld is het niet nakomen van de normen ten aanzien van spanningskwaliteit. Tot slot kunnen netonderdelen van de (E)HS netten uitvallen als gevolg van mogelijke dynamische instabiliteit. Daarom is het volgens de ACM van belang dat wordt opgenomen dat het net al bij het netontwerp voldoet aan bepaalde criteria.

  • 70. De ACM is derhalve van oordeel dat het voorstel in strijd is met artikel 36, eerste lid, onderdeel b, het betrouwbaar functioneren van de elektriciteitsvoorziening. Daarom zal de ACM het voorstel zodanig wijzigen dat deze strijdigheid wordt opgeheven. De eisen aan het netontwerp zullen worden opgenomen in artikel 9.12, vierde lid, van de Netcode. Om duidelijk te maken dat de opsomming van eisen waaraan het netontwerp dient te voldoen, niet uitputtend bedoeld is, wordt in artikel 9.12, vierde lid, vermeld dat het netontwerp ‘ten minste’ aan de opgenomen criteria dient te voldoen.

  • 71. De ACM neemt de overige wijzigingen ten aanzien van de artikelen 9.12 en 9.13, in beide gevallen het eerste tot en met het derde lid, uit het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders over omdat de wettelijke grondslag voor de huidige artikelen 9.12 en 9.13, in beide gevallen het eerste tot en met het derde lid, is verdwenen. In de AMvB wordt nu geregeld wat in de artikelen 9.12 en 9.13 werd geregeld. Ook de wijzigingen in artikel 6.20 neemt de ACM over.

Reikwijdte van toepassing van “vluchtstrook”

  • 72. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor om een aantal nieuwe artikelen in de Netcode op te nemen waarmee de toepassing van de zogenaamde “vluchtstrook” mogelijk wordt gemaakt. Daarbij stellen de gezamenlijke netbeheerders voor om de omvang van de vrijstellingen voor N-1 in geval van transport ten behoeve van productie te beperken tot maximaal 200/500 MW.

  • 73. In de systematiek van dit besluit worden de effecten van een uitvalsituatie voor verbruik van elektriciteit anders begrensd dan effecten van een uitvalsituatie voor productie van elektriciteit, aldus de netbeheerders. Bij uitval is de grens voor transport ten behoeve van productie ruimer gekozen dan voor transport ten behoeve van verbruik. Er wordt zo meer ruimte gecreëerd voor het aansluiten van (duurzame) productie, terwijl de toegestane onderbreking van transport ten behoeve van verbruik voor aangeslotenen begrensd blijft. Bij uitval van een HS/MS-transformator of een HS-circuit ten behoeve van transport voor productie is dit begrensd tot maximaal 200 respectievelijk 500 MW met een uitvalduur van ten hoogste twee weken. Bij uitval van een HS/MS-transformator of een HS-circuit ten behoeve van transport voor verbruik tot maximaal 100 MW met een uitvalduur van ten hoogste 10 minuten. De vrijstellingen in het besluit vormen randvoorwaarden waarbinnen de netbeheerder zich beweegt bij het ontwerp en beheer (bedrijfsvoering) van het net. Het net moet zo ingericht zijn, dat het verloop van een uitvalsituatie als bedoeld in de vrijstelling in ieder geval binnen de voorgeschreven hoeveelheden megawatt en tijdsduren blijft. In geval van een uitvalsituatie kan de vrijstelling tot gevolg hebben dat een deel van de productie moet worden afgeschakeld om overbelasting van netelementen in het hoogspanningsnet te voorkomen, doordat de uitvalsituatie leidt tot een tekort aan netcapaciteit van een verbinding of een schakel- of transformatorstation. Daarnaast mag er geen verbruik uitvallen buiten de kaders die het besluit daarvoor stelt. Dat betekent dat de vrijstelling ofwel moet worden toegepast op netdelen waarop uitsluitend productie is aangesloten, ofwel in situaties dat de productie snel genoeg volledig automatisch op afstand kan worden afgeschakeld zonder dat het verbruik dat is aangesloten op de desbetreffende netdelen of in de desbetreffende installaties mee wordt afgeschakeld. Is dit niet het geval dan zal ook verbruik gedurende het omschakelen een korte uitvalduur doormaken. Een van de aanvullende spelregels zal dus moeten zijn dat de netbeheerder deze vrijstelling alleen kan gebruiken als de desbetreffende productie voldoende snel, automatisch, op afstand en afzonderlijk ten opzichte van de belasting kan worden afgeschakeld.

  • 74. De gezamenlijke netbeheerders stellen dat artikel 4a.1 van de AMvB de uitzonderingen bevat voor EHS/MS-transformatoren en EHS-railsystemen tijdens normaal bedrijf. Uit de Nota van Toelichting blijkt volgens de gezamenlijke netbeheerders dat voor EHS/MS-transformatoren de grens van twee weken uitval voor maximaal 200 MW productie is gekozen met het doel versneld meer duurzame productie aan te kunnen sluiten.

  • 75. Voor EHS-railsystemen in normaal bedrijf kiest de AMvB volgens de gezamenlijke netbeheerders voor een grens van maximaal 6 uur voor ten hoogste 1.500 MW. Uit de Nota van Toelichting blijkt volgens de gezamenlijke netbeheerders duidelijk dat de 6 uur gekozen is om disproportionele investeringen te voorkomen met tegelijkertijd een minimale impact op de leveringszekerheid. De ontheffing voor de EHS/MS-transformatoren (de “twee weken”) is derhalve gericht op het extra kunnen aansluiten van duurzame productie en de ontheffing voor EHS-railsystemen is gericht op het voorkomen van disproportionele investeringen.

  • 76. Volgens de gezamenlijke netbeheerders bevat artikel 4a.2 van de AMvB de uitzonderingen voor EHS/MS-transformatoren en EHS-railsystemen tijdens onderhoud en kennen de bepalingen voor productie hetzelfde doel als de bepalingen in artikel 4.a1 van de AMvB. Dezelfde overweging als bij normaal bedrijf is hier ook van toepassing. De grenzen in artikel 4.a2 van de AMvB zijn gekozen voor het extra kunnen aansluiten van duurzame productie. Om te komen tot een bepaling voor de EHS-railsystemen, is volgens de gezamenlijke netbeheerders voor verbruik een MKBA uitgevoerd, om een afweging te kunnen maken tussen de kosten van hogere leveringszekerheid versus de maatschappelijke schade als gevolg van een onderbreking. Voor productie is aangesloten bij een risicoanalyse om te komen tot de grens van 1.500 MW gedurende 6 uur. Deze bepalingen hebben volgens de gezamenlijke netbeheerders dan ook duidelijk het doel van het voorkomen van disproportionele investeringen. Artikel 4a.3 van de AMvB bevat de uitzonderingen voor HS/MS-transformatoren, HS-circuit en HS-railsysteem tijdens normaal bedrijf. Voor de HS/MS-transformatoren verwijst de Nota van Toelichting van de AMvB naar de toelichting die werd gegeven bij artikel 4a.1 hiervan. Dat betekent dat de bepaling voor 200 MW gedurende twee weken voor productie het doel dient meer duurzame productie aan te kunnen sluiten. Voor HS-circuits volgt uit de Nota van Toelichting dat ook deze bepaling is bedoeld om meer duurzame productie aan te kunnen sluiten. Voor HS-railsystemen in normaal bedrijf verwijst de Nota van Toelichting naar de toelichting die al is gegeven bij de EHS-railsystemen.

  • 77. De gezamenlijke netbeheerders stellen concluderend dat alle bepalingen voor productie ten aanzien van transformatoren en circuits zien op het extra kunnen aansluiten van duurzame productie (met andere woorden: er is storingsreserve aanwezig en die toch al aanwezige storingsreserve wordt onder voorwaarden ingezet om duurzame elektriciteitsproductie versneld aan te kunnen sluiten), de bepalingen voor productie ten aanzien van railsystemen zien op het voorkomen van disproportionele investeringen (met andere woorden: er is in die situaties geen storingsreserve aanwezig en niet aanwezige storingsreserve kan nu eenmaal niet ingezet worden voor een ander doel).

  • 78. De ACM is het eens met de gezamenlijke netbeheerders dat er nieuwe artikelen in de Netcode nodig zijn waarin de wijze waarop de netbeheerder handelt bij af- en opschakeling tijdens en na een uitvalsituatie nader wordt uitgewerkt. De ACM is het eens met de netbeheerders dat een railsysteem niet binnen een periode van 6 uur vervangen kan worden. Ook volgt de ACM de gezamenlijke netbeheerders ten aanzien van de beperkte aanwezigheid van de storingsreserve, zeker als het gaat om hoogspanningsstations met twee railsystemen. De meeste hoogspanningsstations in Nederland zijn uitgerust met de twee railsystemen. Er zijn echter een aantal hoogspanningsstations met drie railsystemen waar meer enkelvoudige reserve aanwezig is en waarop een vluchtstrook effectief toegepast kan worden. Het aantal van zulke stations is echter beperkt. De ACM neemt het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders over om nieuwe artikelen in de Netcode op te nemen waarmee de toepassing van de zogenaamde “vluchtstrook” mogelijk wordt gemaakt.

Eisen aan de aansluiting van productie-eenheden

  • 79. De netbeheerders stellen voor om aan artikel 3.15 van de Netcode een dertiende lid toe te voegen. Daarin wordt een verplichting opgenomen voor elektriciteitsproductie-eenheden als de vluchtstrook wordt toegepast. De ACM begrijpt dat deze eis geen betrekking heeft op de individuele elektriciteitsproductie-eenheden maar op de aansluiting van deze elektriciteitsproductie-eenheden.

  • 80. De verplichting houdt in dat de aansluiting van de elektriciteitsproductie-eenheden in staat moet zijn om op afstand door de netbeheerder, voldoende snel en selectief afgeschakeld of afgeregeld te worden, tijdens bepaalde uitvalsituaties. Producerende afnemers die tijdens uitvalsituaties daadwerkelijk worden afgeschakeld dienen overigens te worden vergoed, zoals hierboven toegelicht in de paragraaf “Vergoeding bij uitval van “vluchtstrook”. In de voorgestelde tekst voor het dertiende lid van artikel 3.15 is door de gezamenlijke netbeheerders abusievelijk het woord “elektriciteitsproductie-installatie” gebruikt in plaats van elektriciteitsproductie-eenheid, analoog aan de wijze waarop in de RfG Verordening functionaliteiten worden voorgeschreven.

  • 81. De ACM constateert dat het voorstel van de netbeheerders geldt voor de aansluiting van alle elektriciteitsproductie-eenheden, dus ook voor de aansluiting van elektriciteitsproductie-eenheden die zijn aangesloten op netten waarop de enkelvoudige storingsreserve van toepassing is. Het opnemen van deze verplichting voor de aansluiting van alle elektriciteitsproductie-eenheden kan onwenselijk zijn indien elektriciteitsproductie-eenheden die zijn aangesloten op netten waarop de enkelvoudige storingsreserve van toepassing is, voorzieningen zouden moeten treffen die niet nodig zijn. Een dergelijke regeling zou dan niet doelmatig zijn.

  • 82. Daarom heeft de ACM dit in de wijzigingsopdracht opgenomen. De gezamenlijke netbeheerders hebben hierop als volgt gereageerd.

  • 83. Volgens de gezamenlijke netbeheerders maakt de AMvB geen onderscheid tussen installaties die voor de inwerkingtreding van de AMvB zijn aangesloten en installaties die na de inwerkingtreding van de AMvB zijn aangesloten. Er kan dus geen sprake zijn van functionaliteit die alleen wordt toegepast op installaties die zijn aangesloten met inzet van de reservecapaciteit. In het desbetreffende gebied is de AMvB in principe op alle installaties van toepassing. Aangezien het een netontwerpcriterium betreft, kan (of zelfs moet) de inzet van de reservecapaciteit ten behoeve van het aansluiten van duurzame productie in principe in elk netgebied worden toegepast. De AMvB schrijft voor dat in de Netcode uitgewerkt wordt hoe het netontwerpcriterium toegepast moet worden. Installaties pas aanpassen op het moment dat de reservecapaciteit ingezet wordt voor het aansluiten van duurzame productie is duurder dan de installatie daar bij eerste aansluiting al geschikt voor maken. Het is, mede gezien het verplichtende karakter om reservecapaciteit ten behoeve van productie in te zetten, juist ondoelmatig om achteraf aangeslotenen tot een herontwerp van hun installatie te dwingen. Vandaar dat de gezamenlijke netbeheerders het als een aansluiteis in de Netcode hebben opgenomen. Deze constructie is vergelijkbaar met de constructie die in de RfG Verordening is gekozen: aan te sluiten elektriciteitsproductie-eenheden dienen te beschikken over functionaliteiten, die op enig moment wanneer nodig, ingezet kunnen worden.

  • 84. Naar het oordeel van de ACM dient alleen de aansluiting van de elektriciteitsproductie-eenheid op een midden- of op een hoogspanningsnet zonder storingsreserve in staat te zijn om, op een automatisch gegenereerd signaal op afstand, voldoende snel en selectief afgeschakeld of afgeregeld te worden, in een uitvalsituatie. Om duidelijkheid te geven in welke omstandigheden deze eis geldt, heeft de ACM dit artikel tekstueel aangepast en toegevoegd “aangesloten op een midden- of op een hoogspanningsnet netontwerp zonder enkelvoudige storingsreserve”. Bovendien merkt de ACM op dat deze eis geldt voor de aansluiting en niet voor de elektriciteitsproductie-eenheid zelf. De netbeheerders trekken een vergelijking met de eisen uit de RfG Verordening. Echter, het mogelijk achteraf plaatsen van deze voorziening is niet te vergelijken met de eisen van de RfG Verordening omdat bij deze nieuwe eisen op grond van de Netcode de eenheid zelf niet aangepast hoeft te worden. De voorziening betreft immers de aansluiting of een onderdeel van de schakelinstallatie waarop een elektriciteitsproductie-eenheid aangesloten is. Het is naar het oordeel van de ACM niet doelmatig om dergelijke functionaliteiten bij alle installaties en in alle netgebieden te eisen. Alleen als nieuwe eenheden worden aangesloten op netten zonder enkelvoudige storingsreserve moeten zij voldoen aan artikel 3.15. Nieuwe eenheden die worden aangesloten op netten mét enkelvoudige storingsreserve hoeven niet aan artikel 3.15 te voldoen.

Aanpassing van de compensatieregeling voor aansluitingen op het net op zee

  • 85. De compensatieregeling wordt tevens aangepast voor de aansluitingen op het net op zee. Het net op zee kent een eigen compensatieregeling, vastgelegd in een AMvB (Besluit schadevergoeding net op zee). Er is op dit moment nog niet geregeld dat op die aansluitingen de "gewone" compensatieregeling uit artikel 8.8 niet van toepassing is, aldus de gezamenlijke netbeheerders.

  • 86. De ACM is van oordeel dat deze wijziging kan worden overgenomen. Artikel 8.8, tweede lid, van de Netcode wordt daartoe gewijzigd waarbij een nieuw onderdeel e wordt ingevoegd, luidende: “voor aansluitingen op het net op zee.”

3.4 Conclusie

  • 87. De ACM komt met inachtneming van bovenstaande tot het oordeel dat de wijzigingen niet in strijd zijn met de belangen, regels en eisen bedoeld in artikel 36, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998.

  • 88. De ACM is voornemens om de uitwerking van deze codewijziging, en met name de frequentie en hoogte van uitgekeerde vergoedingen, in de tweede helft van 2026 te evalueren.

  • 89. De ACM heeft grammatica, spelling en interpunctie in het codevoorstel waar nodig gecorrigeerd. Daarnaast heeft de ACM enkele tekstuele aanpassingen gedaan om de codebepalingen te verduidelijken

’s-Gravenhage, 26 april 2023

Autoriteit Consument en Markt, namens deze: M.R. Leijten bestuurslid

BIJLAGE REACTIE OP ZIENSWIJZEN

  • 1. In deze bijlage behandelt de ACM de zienswijzen die zijn ingediend door belanghebbenden op het ontwerp codebesluit.

  • 2. De ACM heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing verklaard op de totstandkoming van dit besluit.

  • 3. De ACM heeft belanghebbenden vanaf 13 december 2022 tot en met 24 januari 2023 in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen op het ontwerp codebesluit in te dienen. De ACM heeft zienswijzen ontvangen van:

    • Vereniging Energie-Nederland (hierna: E-NL);

    • Coöperatie Energie Samen U.A. (hierna: Energie Samen);

    • Holland Solar;

    • Vereniging Nederlandse Wind Energie Associatie (hierna: NWEA);

    • Vereniging Energie, Milieu en Water (hierna: VEMW);

    • Vereniging Netbeheer Nederland (hierna: Netbeheer Nederland).

  • 4. De zienswijzen van Energie Nederland, Energie Samen, Holland Solar en NWEA zijn identiek. De ACM verwijst in het vervolg daarom naar de zienswijze van E-NL/EnergieSamen/HollandSolar/NWEA. Hieronder wordt per indiener per onderwerp een samenvatting gegeven van de zienswijze. Daarna volgt de reactie van de ACM.

1.1. Inhoudelijke reactie op de zienswijzen

1.1.1. E-NL/EnergieSamen/HollandSolar/NWEA

Financiële vergoeding bij uitval

  • 5. E-NL/EnergieSamen/HollandSolar/NWEA geeft aan dat ze het oordeel van de ACM ondersteunt over een vergoeding voor het niet kunnen leveren van elektriciteit tijdens een storing. Een onvergoede periode van twee weken kent grote financiële risico’s. Ze verneemt wel graag hoe netbeheerders handelen als de storing langer duurt dan verwacht. E-NL/EnergieSamen/HollandSolar/NWEA stelt dat voor de hoogte van de vergoeding aansluiten bij de elementen uit de Elektriciteitsverordening doelmatig en goed uitvoerbaar is. Aansluiten bij de compensatievergoeding is mogelijk en eenvoudig uitvoerbaar, maar kan leiden tot overcompensatie bij duurzame productie. Omdat dit breder geldt acht E-NL/EnergieSamen/HollandSolar/NWEA het wenselijk om de gehele compensatieregeling in artikel 8.8 voor (hernieuwbare) productie te evalueren.

Reactie ACM

  • 6. De ACM gaat in de op de financiële vergoeding in paragraaf 1.1.3 hieronder.

Aanpassing compensatieregeling voor aansluitingen op het net op zee

  • 7. NWEA geeft aan dat het expliciet uitzonderen van de aansluitingen op het net op zee in artikel 8.8 op dit moment prematuur is omdat er nog discussie gaande is over de compensatie van aansluitingen op zee bij capaciteitsbeperkingen met een oorsprong in het net op land. Het besluit wordt niet aangepast naar aanleiding van deze zienswijze.

Reactie ACM

  • 8. De ACM constateert dat voor aansluitingen op het net op zee een eigen compensatieregeling geldt, die is vastgelegd in een AMvB (Besluit schadevergoeding net op zee). Derhalve dient de huidige compensatieregeling te worden geschrapt uit de Netcode. Eventuele wijzigingen in de AMvB kunnen daarin worden opgenomen. Het besluit wordt niet aangepast naar aanleiding van deze zienswijze.

Eisen aan aansluiting van productie-eenheden

  • 9. E-NL/EnergieSamen/HollandSolar/NWEA ondersteunt het oordeel van de ACM dat eisen omtrent voldoende snel en selectief afschakelen alleen van toepassing hoeven te zijn in gebieden zonder enkelvoudige storingsreserve. Ze merkt op dat met netbeheerders is afgesproken dat bestaande klanten kleiner dan 2 MW zouden moeten kunnen afwijken van de eis om metingen van werkzaam vermogen en blindvermogen op het overdrachtspunt uit te voeren. Dat komt niet terug in de codewijziging.

Reactie ACM

  • 10. Uit het tweede lid van 9.12 van de Netcode, gelezen in samenhang met artikel 13.22, tweede lid, volgt de voorwaarde dat de aangeslotene real-time data ter beschikking stelt. Artikel 13.20 van de Netcode biedt vervolgens ruimte om een van 1 MW afwijkende grens af te spreken (waarbij de afwijking naar boven is toegestaan, niet naar beneden). De afspraak waar hier aan gerefereerd wordt, kan dan ook in lijn met het voorgestelde artikel 9.12 in combinatie met het bestaande artikel 13.20 uitgevoerd worden en een codewijziging is daarvoor niet nodig. Het besluit wordt niet aangepast naar aanleiding van deze zienswijze.

Overig

  • 11. E-NL/EnergieSamen/HollandSolar/NWEA is het eens met de wijzigingen ten aanzien van de onderhoudsplanning, het schrappen van de N-1 criteria, en de reikwijdte van toepassing van de vluchtstrook.

Reactie ACM

  • 12. De ACM verwelkomt deze zienswijze. Het besluit wordt niet aangepast naar aanleiding van deze zienswijze.

1.1.2. VEMW

Financiële vergoeding bij uitval

  • 13. VEMW wijst erop dat als producenten een vergoeding krijgen bij uitval, deze vergoeding via de nettarieven uitsluitend door verbruikers wordt betaald. Daarbij kunnen producenten die ervoor hebben gekozen om via een N-0 benutting van het net te worden aangesloten, juist door deze verslechterde voorwaarden sneller worden aangesloten. VEMW stelt daarnaast dat de kosten-gebaseerde vergoeding hoger is dan de compensatievergoeding. VEMW sluit daarom aan bij het standpunt van de netbeheerders over de hoogte van de vergoeding.

Reactie ACM

  • 14. De ACM gaat in op de financiële vergoeding in paragraaf 1.1.3 hieronder.

Netstabiliteit

  • 15. VEMW uit ook haar zorgen over het onbedoeld raken van grootverbruikers met het uitvoering geven aan de AMvB N-1. De AMvB zal de netstabiliteit niet ten goede komen door vaker voorkomende onverwachte uitval van productie-eenheden. Daarom vraagt VEMW zich af hoe de term ‘kortstondig’ in artikel 9.12, vijfde lid, van het ontwerpbesluit moet worden opgevat.

Reactie ACM

  • 16. De ACM begrijpt de zorgen van VEMW over systeemstabiliteit, maar verwijst naar de relatief beperkte grootte van de op de vluchtstrook aan te sluiten productie-eenheden. Deze zijn kleiner dan conventionele productie-eenheden. Verder is van belang dat uitval van de vluchtstrook beperkt is (zie randnummer 54), waardoor uitval van de vluchtstrook slechts beperkt effect heeft op de netstabiliteit. Ten aanzien van het begrip ‘kortstondig’ merkt de ACM op dat hiervoor wordt aangesloten bij de maximaal tien minuten die de AMvB toestaat voor verbruik bij uitval in normaal bedrijf. De wijze waarop dat in individuele gevallen vorm gegeven kan worden is uiteraard in overleg met de aangeslotene. Voor de duidelijkheid heeft de ACM ‘kortstondig’ vervangen door ‘maximaal tien minuten’.

  • 17. Het besluit wordt aangepast en ‘kortstondig’ in artikel 9.12, vijfde lid, wordt vervangen door ‘maximaal tien minuten’.

1.1.3. Netbeheer Nederland

Eisen aan productie-eenheden

  • 18. Netbeheer Nederland voelt mee dat het niet doelmatig is om bij alle installaties in alle netgebieden te eisen dat zij in staat zijn om automatisch, op afstand, voldoende snel en selectief afgeschakeld of afgeregeld kunnen worden. Het aanbrengen van de benodigde voorzieningen bij bestaande aansluitingen, ook wanneer de betreffende aansluiting gelegen is in een gebied waar wellicht de enkelvoudige storingsreserve niet gebruikt wordt, brengt onnodige kosten voor de desbetreffende aangeslotenen met zich mee. Daarom stelt Netbeheer Nederland voor het aanbrengen te verplichten zodra de netbeheerder de enkelvoudige storingsreserve moet gaan gebruiken. Aansluitingen die na de publicatie van het besluit worden aangelegd, kunnen echter uit het oogpunt van doelmatigheid beter direct bij eerste aanleg worden voorzien van de benodigde voorzieningen. Dat is altijd (veel) goedkoper dan bestaande aansluitingen achteraf aanpassen. Netbeheer Nederland stelt dan ook voor om een nieuw artikel toe te voegen aan hoofdstuk 2 en om in artikel 9.12 van de Netcode naar dat artikel terug te verwijzen. Het dertiende lid bij artikel 3.15 kan dan komen te vervallen.

  • 19. Artikel 2.41 moet volgens Netbeheer Nederland komen te luiden als volgt:

    Artikel 2.41

    “Een aansluiting op een midden- of hoogspanningsnet

    • a. waar de netbeheerder gebruik maakt of gaat maken van de vrijstellingen als bedoeld in de artikelen 4a.1 en 4a.2, beiden onderdeel a, subonderdeel 2°, en de artikelen 4a.3 en 4a.4, beiden onderdelen a en b, subonderdeel 2°, van het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas is zodanig aangelegd dat in geval van een uitvalsituatie als bedoeld in de genoemde artikelen de netbeheerder de aangesloten elektriciteitsproductie-eenheden middels een signaal op het overdrachtspunt voldoende snel en selectief kan afschakelen of afregelen;

    • b. aangelegd na [datum besluit] wordt zodanig gerealiseerd dat in geval van een uitvalsituatie de netbeheerder de aangesloten elektriciteitsproductie-eenheden middels een signaal op het overdrachtspunt voldoende snel en selectief kan afschakelen of afregelen.”

  • 20. Artikel 9.12, eerste lid, kan dan komen te luiden:

    “De netbeheerder past de vrijstellingen [....] toe indien de op grond van deze vrijstellingen aan te sluiten of aangesloten productie afkomstig is van elektriciteitsproductie-eenheden die zich bevinden achter een aansluiting die voldoet aan artikel 2.41.”

Reactie ACM

  • 21. Producenten moeten de voorziening alleen hebben als ze worden aangesloten op een net zonder enkelvoudige storingsreserve. Het is in de ogen van de ACM maatschappelijk onwenselijk om alle producenten te belasten met de eis. Het is immers alleen nodig om nieuwe producenten af te kunnen schakelen op een net zonder enkelvoudige storingsreserve. Dat houdt volgende ACM ook in dat nieuwe productie-eenheden alleen aan de eisen van artikel 3.15 van de Netcode hoeven te voldoen als ze worden aangesloten op een net dat (nadat ze zijn aangesloten) geen enkelvoudige storingsreserve meer heeft. Immers, nieuwe productie-eenheden die worden aangesloten op een net met enkelvoudige storingsreserve zullen niet hoeven te worden afgesloten. De productie-eenheden die zijn aangesloten op een net met enkelvoudige storingsreserve hoeven daarmee geen onnodige investeringen te doen. Van alle nieuwe productie-eenheden verlangen dat ze voldoen aan de eisen, zoals de netbeheerders voorstellen, is vanuit het oogpunt van doelmatigheid naar het oordeel van de ACM niet wenselijk. Hiermee is het altijd de nieuwe productie-eenheid die wordt afgeschakeld en voor de gevolgen van die afschakeling financieel wordt gecompenseerd. De ACM acht dit gerechtvaardigd omdat de andere productie-eenheden dan geen ondoelmatige investeringen hoeven te doen. Bovendien wordt daarbij de schade van de afnemer die wordt afgesloten vergoed, zoals uiteengezet onder “financiële vergoeding bij uitval”.

  • 22. Dit heeft geleid tot aanpassing van artikel 3.15 en randnummer 84 van de toelichting.

Reikwijdte van de vluchtstrook

  • 23. Netbeheer Nederland stelt dat zij al omstandig heeft betoogd17 dat het doel van de AMvB tweeledig is: het besluit kent een aantal bepalingen om disproportionele investeringen te voorkomen én een aantal bepalingen om de aanwezige reserveruimte in het elektriciteitsnet vrij te maken voor het aansluiten van opgewekte elektriciteit.

  • 24. Het beeld dat uit de Nota van Toelichting volgt, is over de hele linie consistent, aldus Netbeheer Nederland: alle bepalingen met een toegestane uitvaltijd van twee weken voor productie ten aanzien van transformatoren en circuits zijn gericht op het extra kunnen aansluiten van duurzame productie (met andere woorden: er is enkelvoudige storingsreserve aanwezig en die toch al aanwezige enkelvoudige storingsreserve wordt onder voorwaarden ingezet om elektriciteitsproductie versneld aan te kunnen sluiten), terwijl de bepalingen voor productie ten aanzien van railsystemen zien op het voorkomen van disproportionele investeringen (met andere woorden: er is in die situaties geen enkelvoudige storingsreserve aanwezig en niet aanwezige enkelvoudige storingsreserve kan nu eenmaal niet ingezet worden voor een ander doel). Dat het besluit twee doelen dient en dat uit de toelichting bij het besluit duidelijk blijkt welke bepalingen welk doel dienen en hoe dat uit citaten van de toelichting bij het besluit blijkt laat de ACM onweersproken, aldus Netbeheer Nederland. De ACM slechts volgens Netbeheer Nederlands slechts dat zij dat niet leest in de toelichting. Maar de ACM geeft niet aan hoe of waarom de door Netbeheer Nederland aangedragen argumenten en citaten niet juist zouden zijn.

  • 25. Een railsysteem is volgens Netbeheer Nederland niet in 6 uur te vervangen. Had de wetgever bedoeld dat ook deze bepaling bedoeld is voor het extra aansluiten van productie dan had hier eveneens (minstens) twee weken gestaan en zouden deze railsystemen (net als transformatoren en circuits) dubbel zijn aangelegd. Het door de ACM toevoegen van de verwijzingen naar bepalingen over railsystemen (artikelen 4a1 en 4a2, beiden onderdeel b, subonderdeel 2°, en artikelen 4a3 en 4a4, beiden onderdeel c, subonderdeel 2°) zal geen extra ruimte geven voor het aansluiten van productie. Niet aanwezige storingsreserve kan nu eenmaal nergens voor ingezet worden, aldus Netbeheer Nederland.

Reactie ACM

  • 26. De ACM is het eens met de netbeheerders dat een railsysteem niet binnen een periode van 6 uur vervangen kan worden. Ook volgt de ACM Netbeheer Nederland ten aanzien van de beperkte aanwezigheid van de storingsreserve, zeker als het gaat om hoogspanningsstations met twee railsystemen. De meeste hoogspanningsstations in Nederland zijn uitgerust met de twee railsystemen. Er zijn echter een aantal hoogspanningsstations met drie railsystemen waar meer enkelvoudige reserve aanwezig is en waarop een vluchtstrook effectief toegepast kan worden. Het aantal van zulke stations is echter beperkt. De ACM past op dit onderdeel het ontwerpbesluit dan ook aan. Tevens nodigt de ACM Netbeheer Nederland uit om een mogelijke verruiming van te toepassing van de vluchtstrook op hoogspanningsstations met drie railsystemen te onderzoeken en dit te betrekken bij de evaluatie van de AMvB N-1.

  • 27. Naar aanleiding van deze opmerking zijn artikelen 3.15, eerste en derde lid, en artikel 9.12, eerste, tweede, derde en zesde lid, gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbesluit. Daarnaast zijn randnummers 72 en verder van de toelichting aangepast.

Financiële vergoeding bij uitval

  • 28. Netbeheer Nederland stelt dat een vergoeding niet aan de orde is. Ten eerste omdat er geen sprake is van een ongerechtvaardigd onderscheid. Van een ongerechtvaardigd onderscheid (of discriminatoir handelen) is sprake wanneer een netbeheerder gelijke aangeslotenen onder gelijke omstandigheden verschillend zou behandelen. Met de AMvB N-1 heeft de wetgever vastgesteld dat en wanneer producenten met inzet van de storingsreserve aangesloten moeten worden. De wetgever maakt hier volgens Netbeheer Nederland dus bewust onderscheid tussen enerzijds verbruikers en producenten, maar anderzijds ook tussen producenten onderling. De uitvoering van de AMvB N-1 leidt immers onvermijdelijk tot een onderscheid in aangeslotenen (aangeslotenen in gebieden zonder noodzakelijke inzet van de enkelvoudige storingsreserve voor het extra aansluiten van productie en aangeslotenen in gebieden met noodzakelijke inzet van de enkelvoudige storingsreserve voor het extra aansluiten van productie). Als dit een ongerechtvaardigd onderscheid zou zijn, is de AMvB zelf in gebreke. Netbeheer Nederland vindt het in algemene zin onaanvaardbaar dat netbeheerders, indien zij zich aan het in de wet voorgeschreven onderscheid tussen aangeslotenen houden, ingeval van een uitvalsituatie/storing toch aan aangeslotenen een vergoeding zouden moeten betalen die verder gaat dan compensatievergoeding. In het bijzonder vindt Netbeheer Nederland het onaanvaardbaar dat de ACM dit in de Netcode voor deze specifieke situatie wil regelen en dan ook nog in de vorm van vergoeding van gevolgschade.

  • 29. Als een uitvalsituatie/storing optreedt, maken de netbeheerders geen ongerechtvaardigd onderscheid tussen aangeslotenen; zij zullen de uitvalsituatie/storing zo snel mogelijk verhelpen en de gevolgen ervan zo veel mogelijk beperken en zij zullen aangeslotenen die aan het oplossen van de storing of het voorkomen van uitval het meest bijdragen afschakelen. Welke van de “gelijk te stellen producenten” wordt afgeschakeld, wordt aldus bepaald door de locatie van het knelpunt, de nettopologie, de weersomstandigheden en de mate waarin een bepaalde elektriciteitsproductie-eenheid bijdraagt aan het wegnemen van dat knelpunt. Het bij een uitvalsituatie/storing moeten vergoeden van schade aan producenten zoals voorgesteld door de ACM, kan bovendien precedentwerking hebben: alle aangeslotenen zullen ingeval van een uitvalsituatie/storing immers hun schade vergoed willen krijgen.

  • 30. Netbeheer Nederland wijst erop dat de ACM in randnummer 48 van het ontwerpbesluit schrijft dat het doel van het toepassen van de “vluchtstrook” anders is dan het doel van de compensatieregeling. Het doel van de compensatieregeling in artikel 8.8 is volgens ACM de netbeheerders te prikkelen om uitvalsituaties te voorkomen en indien een uitval plaatsvindt, de uitvalduur zo kort mogelijk te houden. Het doel van de regeling voor de “vluchtstrook” betreft volgens Netbeheer Nederland het extra en versneld kunnen aansluiten van productie. Volgens Netbeheer Nederland stelt de ACM ten onrechte dat de regeling netbeheerders mogelijkheden biedt om een afweging te maken tussen wel of niet investeren in enkelvoudige storingsreserve en dat daar waar een netbeheerder investeert in enkelvoudige storingsreserve, hij minder risico loopt op uitval. De regeling voor de “vluchtstrook” bepaalt dat een netbeheerder de aanwezige enkelvoudige storingsreserve móet inzetten voor het aansluiten van productie. De netbeheerders moeten zich houden aan de AMvB en mogen producenten geen aansluiting en transport weigeren indien voldaan wordt of kan worden aan de criteria van de AMvB. Wellicht kan de netbeheerder nog steeds voor het dubbel uitvoeren van de netinfrastructuur kiezen, maar hij zal de transportcapaciteit daarvan conform de AMvB móeten inzetten indien een aangeslotene vraagt om het doen van een aanbod voor transport (zie ook het Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 24 mei 2022 met kenmerk ACM/UIT/577139 betreffende regels rondom transportschaarste en congestiemanagement18). Een netbeheerder kan er niet voor kiezen een aanbod voor transport te weigeren omdat hij liever het net eerst wil verzwaren en de reserveruimte alleen in wil blijven zetten om de kans op uitval te minimaliseren.

  • 31. Netbeheer Nederland stelt ten slotte dat de tekst voor artikel 8.10 veel te ruim is geformuleerd. De uitdrukking “een uitvalsituatie gedurende normaal bedrijf” is van toepassing op elke uitvalsituatie en zou ertoe leiden dat de netbeheerder alle aangeslotenen na de compensatievrije tijd alle gemiste invoeding zou moeten vergoeden. Hiervoor bestaat geen enkele basis en dit zou voor de netbeheerders ook volstrekt onaanvaardbaar zijn. Wij gaan er echter van uit dat dit een fout betreft en dat ook de ACM dit ten minste uitsluitend zou willen regelen ingeval van een onderbreking van de transportdienst die zijn oorsprong vindt in een afschakeling of afregeling van productie ten gevolge van de toepassing van de vrijstellingen voor productie uit de artikelen 4a.1 en 4a.2, beiden onderdeel a, subonderdeel 2°, en de artikelen 4a.3 en 4a.4, beiden onderdelen a en b, subonderdeel 2°, van het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas. Met de formulering van het ontwerpbesluit zou een producent bij uitval zelfs tweemaal recht op een vergoeding hebben: éénmaal op grond van artikel 8.8 en éénmaal op grond van artikel 8.10.

Reactie ACM

  • 32. De ACM merkt ten eerste op dat zij het met netbeheerders eens is dat de bewoordingen in het ontwerpbesluit te ruim waren. Daarom wordt duidelijk gemaakt dat het productie-eenheden betreft, aangesloten op netten zonder enkelvoudige storingsreserve bij uitval van de enkelvoudige storingsreserve, en wordt aan artikel 8.10 een verwijzing naar uitvalsituaties toegevoegd. Daarnaast wordt aan artikel 8.8 toegevoegd dat de vergoeding uit artikel 8.8 in dat geval niet wordt betaald. Feitelijk betekent dit dat de productie-eenheden aangesloten op een net zonder enkelvoudige storingsreserve, of op een onderliggend net, recht hebben op een financiële vergoeding als sprake is van uitval van de vluchtstrook. Deze vergoeding gaat in na de compensatievrije hersteltijd van een uur, zoals vastgesteld in artikel 8.8, eerste lid, van de Netcode. Bij een gehele uitval van een hoogspanningsnet waarbij ook andere afnemers zijn betrokken wordt dan de compensatieregeling van artikel 8.8 toegepast.

  • 33. Van een ongerechtvaardigd onderscheid (of discriminatoir handelen) is volgens Netbeheer Nederland geen sprake omdat de wetgever in de AMvB heeft vastgesteld dat en wanneer producenten met inzet van de storingsreserve aangesloten moeten worden. De wetgever maakt hier volgens Netbeheer Nederland dus bewust onderscheid tussen categorieën afnemers. Hoewel de ACM het met Netbeheer Nederland eens is dat de AMvB hierin op een aantal onderdelen onderscheid in maakt, laat dit onverlet dat een vergoeding aan de orde kan zijn, en in dit geval ook is. Immers, het betreft dezelfde producenten die regelmatig worden afgeschakeld, namelijk de producenten die zijn aangesloten op een net zonder storingsreserve. Hoewel dit volgt uit de manier waarop de regelgeving vorm heeft gekregen, is in de Nota van Toelichting bij de AMvB de mogelijkheid opgenomen dat een vergoeding aan de orde is. Dit wordt uitdrukkelijk overgelaten ter nadere uitwerking in de Netcode. De ACM wijst er ook op dat als sprake is van niet-marktgebaseerde redispatch, de vergoeding verplicht is op grond van artikel 13 van de Verordening. In dat geval is er dan ook geen mogelijkheid een vergoeding buiten beschouwing te laten.

  • 34. Waar de netbeheerders stellen dat sprake zal zijn van precedentwerking, volgt de ACM dit niet. Immers het gaat slechts om producenten aangesloten op een net zonder storingsreserve. Deze onderscheiden zich duidelijk van aangesloten producenten op een net met enkelvoudige storingsreserve.

  • 35. De ACM en Netbeheer Nederland zijn beide van oordeel dat het doel van het toepassen van de “vluchtstrook” anders is dan het doel van de compensatieregeling. Het doel van de compensatieregeling in artikel 8.8 is om de netbeheerders te prikkelen om uitvalsituaties te voorkomen en, indien een uitval plaatsvindt, de uitvalduur zo kort mogelijk te houden. Het doel van de regeling voor de “vluchtstrook” betreft het extra en versneld kunnen aansluiten van duurzame productie. De ACM volgt Netbeheer Nederland hierin en wijst erop dat het daarom van belang is dat producenten hun kosten kunnen terugverdienen. Het is immers in het belang van de samenleving dat deze duurzame productie wordt aangesloten. Als de hier bedoelde producenten het risico lopen hun investeringen niet terug te krijgen omdat ze vaak worden afgeschakeld, zullen zij niet geneigd zijn tot de benodigde investeringen en komt de energietransitie minder goed van de grond.

  • 36. De netbeheerders stellen vervolgens dat als zij kiezen voor het dubbel uitvoeren van de netinfrastructuur, zij de transportcapaciteit daarvan conform de AMvB móeten inzetten indien een aangeslotene vraagt om transport. De ACM volgt de netbeheerders in hun stelling dat de enkelvoudige storingsreserve moet worden ingezet, ook na een investering. De ACM wijst er echter op dat investeringen van netbeheerders niet stapsgewijs, per aangeslotene plaatsvinden: als een netbeheerder tot de conclusie komt dat op een bepaald punt uitbreiding gewenst is, zal hij overgaan tot een nieuwe kabel. Het is niet zo dat na één nieuw aangesloten windpark de kabel gelijk weer volledig benut is (en een nieuwe uitbreiding aan de orde is). Een netbeheerder maakt langjarige investeringsplannen en kan, als hij tot de conclusie komt dat op een bepaald punt veel productie wordt aangesloten zonder enkelvoudige storingsreserve, de afweging maken op dat punt te investeren zodat de enkelvoudige storingsreserve weer gehandhaafd kan worden.

  • 37. De ACM is met E-NL/EnergieSamen/HollandSolar/NWEA van oordeel dat aansluiten bij de elementen uit de Verordening doelmatig en goed uitvoerbaar is, en de ACM constateert ook dat de compensatievergoeding uit artikel 8.8 voor hernieuwbare productie regelmatig kan leiden tot overcompensatie. Naar de ACM begrijpt gaat het dan bijvoorbeeld om windparken die worden afgesloten op een windstille dag. Zij zouden dan geen inkomsten hebben, maar krijgen wel een eventuele compensatievergoeding. Aansluiten bij de elementen van de Verordening leidt in dat geval niet tot deze (over)compensatie.

  • 38. Waar VEMW stelt dat verbruikers de vergoeding dienen te betalen, wijst de ACM erop dat het aanbod aan elektriciteit groter wordt dan het huidige aanbod door de toepassing van de AMvB in combinatie met de vergoeding. Daarnaast is de vergoeding die aan afgeschakelde producenten wordt verstrekt vele malen kleiner dan de kapitaalkosten van de investeringen die netbeheerders zouden moeten maken om netten met enkelvoudige storingsreserve uit te leggen. Dat is immers het alternatief zonder N-0 als netbeheerders wel extra productie zouden aansluiten.

  • 39. De ACM heeft in artikel 8.10 duidelijk gemaakt dat het gaat om uitval van de vluchtstrook en heeft vervolgens artikel 8.10 ten opzichte van het ontwerpbesluit aangepast in verband met de leesbaarheid van het artikel.

Toetsingscriteria netontwerp

  • 40. Netbeheer Nederland stelt dat het toevoegen van deze bepaling overbodig is. Daarnaast heeft Netbeheer Nederland aangegeven dat op zijn minst voorkomen zou moeten worden dat de opsomming uitputtend is en dat de toegevoegde bepalingen ten minste correct moeten zijn en bovendien niet moeten overlappen met bestaande regelgeving. De AMvB is volgens Netbeheer Nederland een nadere nuancering van de bepalingen van artikel 16, vierde lid, van de E-wet. Dat de AMvB algemeen zou eisen dat criteria voor netontwerp worden opgenomen in de Netcode blijkt nergens uit, noch uit de AMvB zelf, noch uit de toelichting. Voor het toevoegen van een toets van het netontwerp is dan ook geen reden en een directe relatie met het onderwerp van het voorstel van Netbeheer Nederland is er ook niet. Het voorstel van Netbeheer Nederland was dan ook niet in strijd met de Elektriciteitswet 1998 en het ontbreekt de ACM aan gegronde redenen om het in dit verband eigenstandig toe te voegen.

  • 41. Volgens Netbeheer Nederland gaat de ACM niet in op twee door de netbeheerders in hun reactie op de wijzigingsopdracht aangegeven bezwaren tegen het toevoegen van een vierde lid aan artikel 9.12. Dat betekent dat de tekst in het ontwerpbesluit een aantal fouten bevat:

    • onderdeel b suggereert dat Hoofdstuk 2 van de Netcode elektriciteit twee eisen aan de kortsluitvastheid bevat. Dat is niet het geval. Alleen artikel 7.10, vierde lid, eist dat laagspanningsnetten kortsluitvast zijn. Daarnaast schrijven de artikelen 2.13 en 2.38 informatie-uitwisseling over kortsluitvermogen voor, maar dat is geen eis of norm waaraan een netontwerp getoetst kan worden. Onderdeel b dient in het uiteindelijke besluit dan ook te vervallen.

    • onderdeel d introduceert een nieuwe eis, die tot nog toe niet in de Netcode is opgenomen. Er staat nu nergens in de Netcode dat de isolatiecoördinatie aan deze norm dient te voldoen. In de artikelen 2.13 en 4.3 staat alleen dat netbeheerders de aangeslotene moeten informeren over de isolatiecoördinatie en eventueel met hem moeten afstemmen. Als de ACM al naar deze norm wil verwijzen, zal die verwijzing inde artikelen 2.13 en 4.3 moeten staan en niet hier. En die verwijzing zal specifieker moeten zijn, omdat de IEC 60071-norm twaalf delen kent en zonder nadere specificatie niet duidelijk is welke eis precies bedoeld wordt.

  • 42. Netbeheer Nederland stelt ten slotte niet overtuigd te zijn van het toevoegen van het vierde lid, maar is bereid om het gesprek daarover aan te gaan. Het toevoegen van dit vierde lid hoort echter niet thuis in een besluit naar aanleiding van dit voorstel van de gezamenlijke netbeheerders.

Reactie ACM

  • 43. De ACM blijft op het standpunt dat de eisen noodzakelijk zijn. Zeker nu met de vrijstellingen minder strenge eisen aan de betrouwbaarheid van elektriciteitsnetten worden gesteld, is het van belang dat helder is wat de eisen zijn die bij het ontwerp worden gesteld. Dat eisen gesteld kunnen worden aan het ontwerp volgt ook uit de Nota van Toelichting bij de AMvB, waar is opgenomen: “Een verschil tussen de SO Verordening en dit besluit is dat de normen in de SO Verordening gelden voor het beheer (bedrijfsvoering) van het net, terwijl dit besluit betrekking heeft op zowel ontwerp als beheer.” Daarnaast is van belang dat dit geen nieuwe eisen zijn maar dat hiermee de praktijk van de netbeheerders wordt gevolgd. De twee onderdelen waar netbeheerders naar verwezen, opgenomen in randnummer 41 hierboven, worden wel aangepast ter verduidelijking.

  • 44. De ACM wijst erop dat de opsomming van de criteria opgenomen in het vierde lid van artikel 9.12 geen nieuwe eisen voor de netbeheerders bevat maar een gestructureerd overzicht geeft van de ontwerpcriteria die jarenlang door netbeheerders werden gebruikt. De ACM verwijst hierbij naar de technische voorschriften (IEC normen) en boeken als “Netten voor distributie van elektriciteit, ISBN: 9789081798303 (in het bijzonder naar hoofdstuk 10). De opgesomde criteria komen terug in de dagelijkse praktijk van de netbeheerders in de softwarepakketten die netbeheerders gebruiken bij de toets van het netontwerp. Voorbeeld hiervan zijn VISION (netberekeningspakket voor hoogspanningsnetten) en GAIA (netberekeningspakket voor laagspanningsnetten). De criteria als kortsluitvastheid en isolatiecoördinatie vinden hun oorsprong in verschillende NEN en IEC normen19 en in de SO Verordening.

  • 45. Deze zienswijze heeft geleid tot aanpassing van artikel 9.12, vierde lid, onderdelen b en d. In onderdeel b is verduidelijkt dat het gaat om criteria met betrekking tot kortsluitvastheid als bedoeld in hoofdstuk 3 van Verordening (EU) 2017/1485 (GL SO) en toegepast in hoofdstuk 2 en artikel 7.10, vierde lid. In onderdeel d is een verwijzing opgenomen naar isolatiecoördinatie in NEN-EN-IEC 60071. Daarnaast heeft dit geleid tot aanpassing van randnummer 62 van de toelichting bij het besluit.

Redactionele opmerkingen

  • 46. Tot slot wijst Netbeheer Nederland de ACM op een aantal onvolkomenheden in het ontwerpbesluit.

    • a. De voorgestelde correctie van het fout gespelde “van te voren” naar “van tevoren” is in het ontwerpbesluit niet overgenomen.

    • b. Daarnaast voldoet het bestaande artikel 8.4 niet aan de Aanwijzingen voor de regelgeving. Elk onderdeel zou afgesloten moeten worden met een puntkomma in plaats van met een punt. Pas het laatste onderdeel zou moeten eindigen met een punt.

    • c. Om in lijn te zijn met de Aanwijzingen voor de Regelgeving moeten in onderdeel D van artikel I de onderdelen a tot en met c worden afgesloten met “;”, en onderdeel d met “; of”.

    • d. Het op 14 juli 2022 gepubliceerde ontwerpbesluit ACM/UIT/573189 voegt ook een artikel 8.10 toe. Aangezien dat ontwerpbesluit naar verwachting eerder tot een besluit leidt dan onderhavig ontwerpbesluit, dient een eventueel toe te voegen artikel het nummer “8.11” te krijgen.

    • e. De uitdrukking “compensatievrije schakeltijden” in artikel 8.10 is vermoedelijk een verschrijving. Bedoeld is waarschijnlijk “compensatievrije hersteltijden”.

    • f. In artikel 9.12, derde lid, hoort geen aanhalingsteken en punt na “gas”.

    • g. In artikel 9.12 voldoet het vierde lid niet aan de Aanwijzingen voor de regelgeving. Elk onderdeel zou moeten beginnen met een kleine letter in plaats van met een hoofdletter. Onderdeel a zou ook moeten eindigen met “;” en onderdeel f met “; en”. Daarnaast zouden zowel “zoals gedefinieerd” en “zoals bedoeld” moeten zijn: “als bedoeld”.

    • h. In het vijfde lid van artikel 9.12 is het mooier om lidwoorden te zetten voor zowel “netbeheerder” als “aangeslotene”.

  • 47. De ACM heeft de redactionele opmerkingen doorgevoerd, met uitzondering van de onder “d” voorgestelde aanpassing naar artikel 8.11. In het codebesluit Aansluittermijnen met zaaknummer ACM/21/168317 zal het voorgestelde artikel 8.10 worden gewijzigd in artikel 8.11.


X Noot
1

Besluit van 1 december 2020 tot wijziging van het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas (uitvalsituaties hoogspanningsnet), Staatsblad 2020, 511.

X Noot
2

ACM/UIT/570410 van 14 april 2022.

X Noot
3

ACM/IN/694133 van 12 mei 2022.

X Noot
4

Zie hiervoor Staatscourant van 25 mei 2022, nr. 14201, ACM/UIT/577139.

X Noot
5

Verordening (EU) 2016/631 van de Commissie van 14 april 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende eisen voor de aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net.

X Noot
6

Elektriciteitsproductie-eenheden van het type A als bedoeld in de Verordening 2016/613 (NC RfG), beschikken op grond van artikel 13, zesde lid, van Verordening 2016/613 (NC RfG) over een interface waarmee het werkzame vermogen nadat een instructie daartoe is ontvangen door de ingangspoort naar nul kan worden gereduceerd. Elektriciteitsproductie-eenheden van het type B en hoger beschikken op grond van artikel 14, tweede lid, onderdeel a, van Verordening 2016/613 (NC RfG) reeds over een interface om het mogelijk te maken om na een instructie van de ingangspoort het opgewekte werkzame vermogen te verminderen. Elektriciteitsproductie-eenheden van type C en D beschikken op grond van artikel 15, tweede lid, onderdeel a, van Verordening 2016/613 (NC RfG) over de mogelijkheid het werkzaam vermogen aan te passen op grond van een door de netbeheerder te geven instructie.

X Noot
7

Besluit van 23 maart 2016, houdende regels met betrekking tot de schadevergoeding bij niet-beschikbaarheid van het net op zee (Besluit schadevergoeding net op zee).

X Noot
8

Zie artikel 3, tweede lid, onderdeel 87, van de Verordening (EU) 2017/1485 van de Commissie van 2 augustus 2017 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende het beheer van elektriciteitstransmissiesystemen (SO Verordening) (PbEU 2019, L 220/1).

X Noot
9

Nota van Toelichting bij de AMvB, Stb 2020, 511, p. 7–9.

X Noot
10

En bovendien is er geen limiet gesteld aan het aantal keer per jaar dat een producent zou mogen worden afgeschakeld.

X Noot
11

Nota van Toelichting bij de AMvB, Stb. 2020, 511, p. 11–12.

X Noot
12

Nota van Toelichting bij de AMvB, Stb. 2020, 511, p. 12.

X Noot
13

Te vinden op www.netbeheernederland.nl.

X Noot
14

Zoals aanvullende brandstofkosten in het geval van opwaartse redispatching, of back-up-warmtevoorziening in het geval van neerwaartse redispatching van elektriciteitsproductie-installaties die hoogrenderende warmtekrachtkoppeling gebruiken.

X Noot
15

Brief van 15 januari 2021, met kenmerk: ACM/20/043510.

X Noot
16

Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU, L158/125.

X Noot
17

Brief van Netbeheer Nederland van 12 mei 2022, met kenmerk BR-2022-1844, pagina’s 4 tot en met 7. Dit deel beschouwt Netbeheer Nederland als ingelast in de zienswijze.

X Noot
19

Zie voor isolatiecoördinatie eisen uitgewerkt in de norm NEN-EN-IEC 60071.

Naar boven