Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 7 april 2023, Min-BuZa.2023.15230, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Subsidieprogramma Orange Corners)

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op de artikelen 6 en 7 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Gelet op de artikelen 5.1 en 7.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van artikel 5.1 en artikel 7.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met het oog op ondersteuning van jonge ondernemers die duurzame oplossingen bieden voor lokale uitdagingen gelden voor de periode vanaf inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2028 de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.

Artikel 2

  • 1. Aanvragen voor subsidie in het kader van het Subsidieprogramma Orange Corners worden ingediend in meerdere openstellingen.

  • 2. Aanvragen voor subsidie in de eerste openstelling van het Subsidieprogramma Orange Corners zijn gericht op de doellocaties Algerije, Angola, Democratische Republiek Congo, Egypte, Ghana, Irak (Bagdad), Marokko en Mozambique en worden ingediend vanaf 5 juni 2023 tot en met 30 juni 2023, 12:00 uur ’s middags Nederlandse tijd (Midden-Europese Tijd).

  • 3. Aanvragen voor subsidie in de tweede openstelling van het Subsidieprogramma Orange Corners zijn gericht op de doellocaties Burundi, Irak (Koerdische regio), Ivoorkust, Mali, Nigeria, Soedan, Zuid-Afrika en Zuid-Soedan en worden ingediend vanaf 4 september 2023 tot en met 29 september 2023, 12:00 uur ’s middags Nederlandse tijd (Midden-Europese Tijd).

  • 4. Voor aanvragen voor subsidie in een mogelijke derde openstelling van het Subsidieprogramma Orange Corners geldt een nader bekend te maken openstellingsperiode.

  • 5. Aanvragen voor subsidies in het kader van het Subsidieprogramma Orange Corners worden ingediend aan de hand van een door de minister beschikbaar gesteld formulier en voorzien van de op het aanvraagformulier gevraagde bescheiden1.

Artikel 3

Voor subsidieverlening in het kader van het Subsidieprogramma Orange Corners geldt voor de periode vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2028 een subsidieplafond van € 12.000.000, waarvan voor aanvragen in elk van de doellocaties maximaal € 750.000 beschikbaar is.

Artikel 4

Uit oogpunt van doelmatigheid zal per doellocatie, genoemd in artikel 2, tweede en derde lid, niet meer dan één subsidieaanvraag in aanmerking kunnen komen voor subsidieverlening. De verdeling van het subsidieplafond, bedoeld in artikel 3, vindt plaats op grond van een beoordeling overeenkomstig de maatstaven die in de bijlage bij dit besluit zijn neergelegd, met dien verstande dat uit alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven, de aanvraag die het beste voldoet aan die maatstaven het eerst voor subsidieverlening in aanmerking komt. Indien twee of meer van de aanvragen die betrekking hebben op dezelfde doellocatie in gelijke mate voldoen aan de maatstaven, wordt de rangschikking van de gelijk scorende aanvragen bepaald door loting.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2029, met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die tijd zijn verleend.

Dit besluit zal met de bijlage en de bij de bijlage behorende annex in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, namens deze, de plaatsvervangend Directeur-Generaal Internationale Samenwerking, B.M. Tazelaar

BIJLAGE

1. Achtergrond

1.1 Over Orange Corners

Nederland wil graag bijdragen aan het versnellen van duurzame (economische) ontwikkeling en werkgelegenheid door het stimuleren van ondernemerschap over de gehele wereld, met een bijzondere focus op jongeren in ontwikkelingslanden. Jeugdwerkgelegenheid en jong ondernemerschap zijn bijzondere prioriteiten in het beleid van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (hierna de minister)2 en de zogeheten ‘Youth at Heart’3 strategie om jongeren centraal in het Nederlands ontwikkelingsbeleid te plaatsen. Jonge ondernemers hebben de kracht en vindingrijkheid om concrete oplossingen voor lokale uitdagingen te ontwikkelen. Dit kan werkgelegenheid en innovatie stimuleren. Dit wordt ook erkend in resolutie 73/225 ('Entrepreneurship for sustainable development')4, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 20 december 2018, die de centrale rol van ondernemerschap binnen duurzame ontwikkeling benadrukt en erkent dat ondernemerschap duurzame economische groei bevordert via onder meer de creatie van eerlijke en waardige banen, duurzame landbouw en het stimuleren van innovatie.

Jonge ondernemers in ontwikkelingslanden lopen tegen verschillende uitdagingen aan in hun ondernemersbestaan. Zo zijn er vaak bureaucratische hordes, is er een gebrek aan goed ondernemerschapsonderwijs en is toegang tot financiering geen vanzelfsprekendheid. Ook ontbreekt kwalitatief goede training, zakelijke ondersteuning en netwerken voor jonge ondernemers, om hun ideeën om te zetten in een duurzaam verdienmodel. Gezien de ruime ervaring van Nederland op het gebied van ondernemerschap is Nederland uiterst goed gepositioneerd om deze uitdagingen te helpen aanpakken en jonge ondernemers te ondersteunen in het opzetten en groeien van hun eigen onderneming.

Daarom heeft de minister het initiatief ‘Orange Corners’ in het leven geroepen. Orange Corners versterkt het lokale ondernemersklimaat voor jongeren in verschillende landen in Afrika, Azië en het Midden-Oosten via onder meer trainingsprogramma’s (incubatie en acceleratie) voor startups, projecten op het gebied van toegang tot financiering (onder andere door middel van het Subsidieprogramma Orange Corners Innovation Fund5), ondersteuning voor ondernemerschapsonderwijs en het ontwikkelen van betere wet- en regelgeving op het gebied van ondernemerschap. De activiteiten onder de vlag van Orange Corners zijn ontworpen om lokaal en contextueel passend te zijn en worden gebaseerd op een zogenoemde ‘ecosystem mapping’. Nieuwe activiteiten worden ontwikkeld om in te spelen op de geïdentificeerde hiaten in elk ecosysteem.

Orange Corners6 wordt uitgevoerd door Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna RVO) in samenwerking met ambassades, consulaten en vertegenwoordigingen van het Koninkrijk der Nederlanden. Lokale ondernemingen en lokale maatschappelijke organisaties spelen een belangrijke rol in de uitvoering, samen met andere lokale private organisaties die financieel en in natura (in uren) ondersteunen.

1.2 Over het Subsidieprogramma Orange Corners

Het Subsidieprogramma Orange Corners (hierna: subsidieprogramma) draagt op verschillende manieren bij aan de missie van Orange Corners.

Allereerst biedt het subsidieprogramma financiële ondersteuning aan lokale ondernemingen en lokale maatschappelijke organisaties om trainingsprogramma’s (incubatie- en/of acceleratieprogramma’s) op te zetten waar deelnemers toegang krijgen tot training, mentorschap, netwerken en faciliteiten, om hun onderneming te starten of te laten groeien. Het mogelijk maken van dergelijke incubatie- en acceleratieprogramma’s met financiering is het hoofddoel van dit subsidieprogramma.

Het subsidieprogramma draagt ook bij aan het bredere bewustzijn en de kennis van ondernemerschap binnen de doellocatie en stimuleert het ontwikkelen van een ondernemende geest en vaardigheden, in het bijzonder onder jongeren in het onderwijs en pas afgestudeerden. Onder het stimuleren van bewustzijn van ondernemerschap hoort ook bekendheid geven aan de lokale Orange Corners activiteiten en het hiermee bevorderen van een goede pijplijn richting deelname aan het lokale trainingsprogramma. Hiermee bevordert Orange Corners ondernemerschap als een mogelijk carrièrepad voor jongeren. Het creëren van bewustzijn over ondernemerschap en het stimuleren van een ondernemende geest en vaardigheden onder jongeren is daarmee een subdoel van het subsidieprogramma.

Daarnaast zet het subsidieprogramma in op het versterken van de capaciteit van de lokale ondernemingen en lokale maatschappelijke organisaties die de trainingsprogramma’s uitvoeren (de subsidieontvangers). Door in te zetten op het versterken van deze capaciteit wordt er actief aandacht besteed aan de duurzaamheid en de zelfredzaamheid van deze lokale organisaties, de verbetering van de kwaliteit van de uit te voeren programma’s en wordt de kans vergroot dat de met het subsidieprogramma gefinancierde initiatieven voortbestaan na de looptijd van het subsidieprogramma. Daarnaast zorgt dit aspect ervoor dat de rol van Nederlandse ondersteuning in een internationale context relevanter wordt. Het versterken van de capaciteit van de subsidieontvangers is daarmee een subdoel van het subsidieprogramma.

In brede zin draagt het subsidieprogramma bij aan het versterken van lokale ecosystemen voor jonge ondernemers.

In relatie tot de uitvoering van de activiteiten die ondersteund worden met het subsidieprogramma is, naast het centrale Orange Corners team binnen RVO, een belangrijke ondersteunende rol voorzien voor de lokale vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden en verschillende in het land aanwezige en relevante andere lokale private organisaties. Hiermee wordt een sterke samenwerking voorzien om de met het subsidieprogramma beoogde resultaten te behalen. Ook wordt ermee voorzien in een goede coördinatie voor private cofinanciering en aansluiting gezocht op, en synergie gevonden met, bestaande (Nederlandse) initiatieven op jeugdwerkgelegenheid en jong ondernemerschap, zodat Orange Corners relevant, efficiënt en impactvol blijft.

De voor het subsidieprogramma beschikbaar gestelde middelen zijn bestemd om subsidie te verlenen aan lokale ondernemingen en lokale maatschappelijke organisaties. Met behulp van deze subsidie kunnen zij activiteiten uitvoeren die bijdragen aan het hierboven beschreven hoofddoel en de hierboven beschreven subdoelen.

2. Uitvoerder

De minister heeft de uitvoering van het subsidieprogramma opgedragen aan RVO, agentschap van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. RVO zal het subsidieprogramma uitvoeren namens de minister op grond van een aan RVO verleend mandaat.

3. Begrippenlijst

In het subsidieprogramma wordt verstaan onder:

Doellocatie:

één van de locaties waarvoor het subsidieprogramma openstaat, dit zijn landen dan wel regio’s in een land waarop activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd moeten zijn gericht ten einde in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van het subsidieprogramma;

Lokale maatschappelijke organisatie:

een in een doellocatie gevestigde, niet op winst gerichte, niet aan een overheidsinstantie statutair of feitelijk verbonden organisatie, met een maatschappelijk oogmerk, beschikkend over rechtspersoonlijkheid anders dan naar

Nederlands recht:

De organisatie is niet door een overheidsinstantie opgericht, dan wel na oprichting door een overheidsinstantie geheel verzelfstandigd. De organisatie is ook als zodanig geregistreerd in de doellocatie waar de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd;

Lokale onderneming:

een organisatie, niet zijnde een maatschappelijke organisatie, beschikkend over private rechtspersoonlijkheid anders dan naar Nederlands recht, die economische activiteiten uitvoert. Een economische activiteit is het aanbieden van goederen of diensten op een economische markt. De organisatie heeft een registratie in de doellocatie waar de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd;

Minister:

de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

4. Subsidieprogramma Orange Corners

4.1 Doel

Hoofdoel

Het trainen en verder ondersteunen van jongeren van 18 tot en met 35 jaar op het gebied van ondernemerschap, zodat zij hun ideeën om kunnen zetten in ondernemingen met duurzame verdienmodellen.

Subdoelen

  • Het creëren van bewustzijn over ondernemerschap en het stimuleren van een ondernemende geest en vaardigheden onder jongeren.

  • Het versterken van de capaciteit van lokale ondernemingen en lokale maatschappelijke organisaties.

Om voor subsidie in het kader van het subsidieprogramma in aanmerking te komen zijn de activiteiten in ieder geval gericht op het hoofddoel. Daarnaast kunnen de activiteiten ook gericht zijn op één subdoel of beide subdoelen. Als ervoor wordt gekozen om de activiteiten ook te richten op één subdoel of beide subdoelen dan moet er worden voldaan aan de per activiteit opgenomen verhouding ten opzichte van de totale subsidiabele kosten, zoals neergelegd in paragraaf 4.5.

Het subsidieprogramma is gericht op subsidiëring van activiteiten in de doellocaties Algerije, Angola, Burundi, Democratische Republiek Congo, Egypte, Ghana, Irak (Bagdad), Ivoorkust, Irak (Koerdische regio), Mali, Marokko, Mozambique, Nigeria, Soedan, Zuid-Afrika en Zuid-Soedan.

4.2 Doelgroep

De uiteindelijke doelgroep van het subsidieprogramma zijn jongeren van 18-35 jaar in de in paragraaf 4.1 genoemde doellocaties die ondersteund willen worden om een idee om te zetten in een onderneming met een duurzaam verdienmodel. Daarbij geeft het subsidieprogramma bijzondere aandacht aan vrouwelijke ondernemers en ondernemers die met hun onderneming een bijdrage leveren aan de SDG’s.

4.3 Wie kunnen in aanmerking komen voor een subsidie

Voor subsidie in het kader van het subsidieprogramma kunnen in aanmerking komen een lokale onderneming of een lokale maatschappelijke organisatie, waarbij een aanvrager per groep7 of per fiscale eenheid8 slechts eenmaal in aanmerking kan komen voor subsidie.

De volgende eisen worden gesteld aan de aanvrager:

  • moet ervaring hebben met het ontwikkelen en managen van trainingsprogramma’s op het gebied van ondernemerschap (incubatie/acceleratie);

  • beschikt over alle bijbehorende (administratieve en regelgevende) capaciteit, infrastructuur en systemen en heeft ervaring met projectmanagement, marketing en communicatie rondom een project, acquisitie, het onderhouden van een actief netwerk binnen de doellocatie, en monitoring, evaluatie, leren en rapporteren binnen een project;

  • is in staat tot een adequaat financieel beheer en kan door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot de activiteiten als die waarvoor subsidie wordt gevraagd een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten waarborgen;

  • toont aan dat er een integriteitsbeleid is vastgesteld en dat er procedures zijn ingevoerd om aan dat beleid invulling te kunnen geven binnen de eigen organisatie. Dit integriteitsbeleid en deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen seksuele misdragingen, jegens medewerkers en derden, bij de uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft en de door hem ingeschakelde partijen, zoveel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van incidenten aan RVO is gewaarborgd.

4.4 Adviestraject

Voordat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend dient een verplicht adviestraject te worden doorlopen aan de hand van een daartoe ingediende quick scan9. Het adviestraject eindigt met een advies van een RVO-adviseur. De uitkomst van het adviestraject is niet bindend. Het staat vrij om na het advies wel of niet een subsidieaanvraag in te dienen. Als de aanvrager vervolgens besluit om een aanvraag in te dienen is en blijft het altijd de verantwoordelijkheid van de aanvrager om aan te tonen dat aan de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan.

Aangezien met de verwerking van een verzoek om een quick scan twee weken is gemoeid, kunnen quick scans niet later worden ingediend dan twee weken voor sluiting van de aanvraagtermijn van een openstelling.

4.5 Subsidiabele activiteiten

Voor een subsidie in het kader van het subsidieprogramma komen de volgende activiteiten in aanmerking, waarbij per type activiteit is opgenomen wat de verhouding ten opzichte van de totale subsidiabele kosten moet zijn.

Trainingsprogramma (> 90% van de totale subsidiabele kosten)

Het trainingsprogramma moet alle volgende onderdelen bevatten:

  • Een trainingsprogramma dat gedurende 5 jaar voorziet in het vergroten van kennis en competenties van jonge ondernemers van 18 tot en met 35 jaar voor het succesvol starten en laten groeien van een onderneming en voldoet aan de volgende eisen:

    • De training dient zoveel mogelijk aan te sluiten op de individuele behoeftes van iedere ondernemer.

    • Minimale praktische uitkomst van het trainingsprogramma is een gedegen businessplandocument dat de opbouw en groei van een onderneming met een duurzaam verdienmodel ondersteunt.

    • Minimaal worden er 30 jongeren per jaar fysiek getraind. Bij voorkeur wordt er gewerkt met een trainingsopzet waarmee grotere aantallen jongeren fysiek en/of digitaal worden getraind in meerdere locaties/regio’s binnen de doellocatie.

  • Het uitvoeren van activiteiten voor de selectie van deelnemers aan het trainingsprogramma, waaronder het uitvoeren van een wervings- en selectieprocedure.

  • Het aanbieden van een of meerdere werkplekken voor de ondernemers die deelnemen aan het trainingsprogramma, waarbij de werkplekken minimaal voldoen aan: bureaus om aan te werken, onbeperkt snel internet (>9MBPs), vergaderruimtes en printfaciliteiten.

  • Het aanbieden van aanvullende activiteiten waaronder individueel mentorschap en individuele strategische en operationele ondersteuning (‘business development services’), ter ondersteuning van de ondernemer en diens onderneming.

  • Het aanbieden van activiteiten gericht op een connectie met de private en financiële sector in de doellocatie, zoals netwerkactiviteiten, masterclasses en veldbezoeken.

  • Het organiseren van een afsluitend publiek evenement aan het eind van iedere trainingscyclus gericht op het bevorderen van partnerschappen en aantrekken van financiering voor de deelnemende ondernemers.

  • Het opzetten en onderhouden van een alumninetwerk van ondernemers die hebben deelgenomen aan het trainingsprogramma, inclusief het organiseren van relevante activiteiten voor alumni.

  • Het uitvoeren van activiteiten ter ondersteuning van de uitvoering van het trainingsprogramma waaronder monitoring, evaluatie en leren, marketing en communicatie (inclusief het opzetten en onderhouden van actieve sociale media) en administratieve taken, op basis van de richtlijnen van Orange Corners.

  • Het uitvoeren van activiteiten ter ondersteuning van de acquisitie van nieuwe lokale private organisaties voor de financiële duurzaamheid en ondersteuning van het trainingsprogramma.

Belang ondernemerschap stimuleren (< 5% van de totale subsidiabele kosten)

  • Campagnes, evenementen en andere activiteiten om het belang van ondernemerschap te stimuleren op de gehele doellocatie.

  • Activiteiten met/binnen kennisinstellingen ter promotie van ondernemerschap als mogelijk carrièrepad onder studenten.

Capaciteit versterken (< 5% van de totale subsidiabele kosten)

  • Trainingen, workshops, externe adviesinwinning en andere activiteiten die de capaciteit van de subsidieontvanger versterken op het gebied van kennis en/of kunde om jonge ondernemers te ondersteunen.

  • Trainingen, workshops, externe advieswinning en andere activiteiten die de capaciteit van de subsidieontvanger versterken op het gebied van het deugdelijk management bij het uitvoeren van relevante activiteiten.

Voor de met het subsidieprogramma te behalen doelen en te subsidiëren activiteiten gelden de volgende aandachtspunten die moeten worden toegelicht in het activiteitenplan:

  • Er moet aandacht zijn voor de specifieke beleidsdoelen van de minister op het gebied van private sector ontwikkeling, op basis van de bijbehorende indicatoren, het aantal:

    • ondernemers die getraind zijn of van wie de vaardigheden ontwikkeld zijn;

    • ondernemingen dat ondersteund is met hun businessplan

    • banen dat ondersteund is bij ondernemingen;

    • ondernemingen dat succesvol ondersteund is om zich wettelijk te registreren;

    • ondernemers dat succesvol ondersteund is bij het verkrijgen van financiering.

  • Per doellocatie zijn de lokale beleidsprioriteiten geformuleerd wat betreft geografische, sector- en/of themafocus van het lokale trainingsprogramma (zie Annex 1).

  • Er moet bijzondere aandacht zijn voor vrouwelijke ondernemers en Sustainable Development Goal 5 (SDG 5): gendergelijkheid:

    • Er dienen acties genomen te worden om een gelijk(er) deelnamepercentage voor mannen en vrouwen te bewerkstelligen. In veel gevallen zal dit betekenen dat er wordt toegewerkt naar een minimaal deelnamepercentage van 50% voor vrouwen.

    • Om stappen te maken richting het behalen van SDG 5 moeten activiteiten in ieder geval genderbewust en waar mogelijk gender-transformatief zijn.10 Er moet daarbij aandacht gegeven worden aan de kwaliteit van de deelname voor vrouwelijke ondernemers en hun specifieke behoeften, waarbij rekening gehouden dient te worden met de sociaal-culturele context van het project en het doelland en gender-gerelateerde belemmeringen. Dit kan het waarborgen van geschikte trainingsbenaderingen/-locaties/-tijden en relevante sociale ondersteuning omvatten. Het kan ook nodig zijn om hiaten in de zakelijke behoeften van vrouwelijke ondernemers en structurele belemmeringen in de ontwikkeling van de ondernemingen van vrouwen te onderzoeken, en om de ontwikkeling van aanvullende vaardigheden, sociale dialoog en coördinatie waar nodig te vergemakkelijken.

  • Er moet bijzondere aandacht zijn voor ondernemers die met hun onderneming een bijdrage leveren aan de Sustainable Development Goals (SDG’s).

  • Het is wenselijk dat er bijzondere aandacht wordt gegeven aan de volgende thema’s:

    • vergroening/duurzaamheid;

    • innovatie;

    • digitalisering; en

    • diversiteit en inclusie.

In ieder geval niet subsidiabel zijn activiteiten waarvoor reeds rechtstreeks een subsidie of bijdrage ten laste van het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt ontvangen.

4.6 Looptijd van de activiteiten

De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd moeten een looptijd van vijf jaar hebben, met als startdatum 1 januari 2024 en als einddatum 31 december 2028.

4.7 Omvang van de subsidie

De subsidie bedraagt per aanvraag 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 750.000.

Het voorgaande betekent dat de eigen bijdrage minimaal 25% van de subsidiabele kosten moet zijn. De eigen bijdrage (in geld) moet zoveel mogelijk afkomstig zijn van lokale private organisaties. Vanaf de start van de activiteiten moet er minimaal één lokale private organisatie betrokken zijn. Gedurende de looptijd van de activiteiten kunnen doorlopend nieuwe relaties aangegaan worden met lokale private organisaties voor versterking en de invulling van de eigen bijdrage.

Samenwerkingen met grote(re) lokale private organisaties zijn van grote waarde voor het succes van de activiteiten en de groei van jonge ondernemers. Deze organisaties kunnen met hun middelen, kennis en ervaring een belangrijke bijdrage leveren aan de activiteiten en kunnen inspirerende voorbeelden vormen voor jonge ondernemers met een eigen onderneming. Naast een financiële bijdrage is het daarom wenselijk dat de betrokken lokale private organisaties ook een bijdrage in natura (in uren) leveren, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van trainers en mentoren, het aanbieden van individuele strategische en operationele ondersteuning (business development services) en/of het organiseren van masterclasses en workshops voor deelnemers. Deze bijdrage in natura maakt geen onderdeel uit van de totale subsidiabele kosten omdat het hierbij niet om de kosten van de subsidieaanvrager gaat.

De betrokken lokale private organisaties dienen geen risico’s op reputatieschade voor Orange Corners met zich mee te brengen. Het is wenselijk dat de betrokken lokale private organisaties qua bedrijfsvoering aansluiten bij de focusthema’s en -sectoren die gekozen zijn voor de activiteiten en/of een bijzondere focus hebben op jeugdwerkgelegenheid, (jong) ondernemerschap en/of de Sustainable Development Goals binnen hun bedrijfsvoering.

4.8 Staatssteun

De subsidies die worden verstrekt in het kader van het subsidieprogramma vormen geen staatssteun. De subsidies zorgen immers niet voor een verstoring van het Europese handelsverkeer, omdat de activiteiten alleen door organisaties buiten de Europese Unie en alleen op derde landen markten worden uitgevoerd en volledig aan lokale (startende) ondernemingen op die derde landen markten ten goede komen. Er wordt daarmee niet voldaan aan alle factoren die maken dat steun kwalificeert als staatssteun.

5. Subsidiabele kosten

5.1 Uitgangspunten

Voor het bepalen van (de omvang van) de kosten die in aanmerking kunnen worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de te verlenen subsidie gelden de volgende uitgangspunten:

  • kosten moeten redelijk en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd;

  • kosten moeten direct gerelateerd zijn aan de uitvoering van de activiteiten;

  • kosten moeten worden gemaakt na de indiening van de aanvraag;

  • de interne kosten worden zonder winstopslag in aanmerking genomen;

  • kosten worden aan lokale maatstaven en op redelijkheid getoetst;

  • uit de activiteiten verkregen opbrengsten worden in mindering gebracht op de subsidie, bijvoorbeeld inkomsten uit training en advies.

5.2 Subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten zijn de volgende door de aanvrager zelf te maken kosten:

  • a. De directe loonkosten per uur vermenigvuldigd met het aantal uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken personen ten behoeve van de activiteiten hebben gemaakt, vermeerderd met een 50% opslag voor indirecte kosten. De directe loonkosten zijn de bruto loonkosten, vermeerderd met de werkgeverslasten, de kosten van de secundaire arbeidsvoorwaarden, emolumenten en uitkering na ontslag.

  • b. Afschrijvingskosten van activa gedurende de looptijd van de activiteiten. De grondslag voor het bepalen van de afschrijvingskosten is de aanschafprijs, rekening houdend met de eventuele restwaarde en vermeerderd met eventuele aanpassingskosten.

  • c. Kosten derden: op factuur aantoonbare aan derden verschuldigde kosten, bijvoorbeeld door uitbesteding van een deel van de subsidiabele activiteit en kosten van voor de subsidiabele activiteit geleverde goederen en diensten.

  • d. Verblijfkosten: de maximale vergoeding voor verblijfkosten is het aantal overnachtingen maal de logies- en overige kosten conform de Daily Subsistence Allowance Rates van de Verenigde Naties, geldend op de startdatum van de activiteiten11.

5.3 Niet-subsidiabele kosten

Niet subsidiabel zijn in ieder geval de volgende kosten:

  • kosten voor het ontwikkelen van de aanvraag en het aanvragen van subsidie en andere kosten die voor indiening van de aanvraag zijn gemaakt;

  • omzetbelasting (btw) voor zover dit geen kostenpost is;

  • kosten veroorzaakt door inflatie en wisselkoersschommelingen groter dan 5% van de totale subsidiabele kosten;

  • kosten van tenaamstelling en instandhouding van rechten van intellectueel eigendom.

6. Aanvraag

6.1 Vereisten

Voordat de aanvrager in het kader van het subsidieprogramma een aanvraag doet, dient deze een advies van RVO te hebben verkregen zoals beschreven in paragraaf 4.4 (advies naar aanleiding van ‘quick scan’).

De aanvraag wordt ingediend in de Engelse taal met gebruikmaking van een daartoe op de website van RVO beschikbaar gesteld formulier en voorzien van de daarin genoemde bijlagen waarvoor modellen beschikbaar worden gesteld door RVO12.

De aanvraag bevat in ieder geval:

  • Referentienummer van het ontvangen RVO-advies;

  • Activiteitenplan, in lijn met wat hiervoor is opgenomen in paragraaf 4 (met uitzondering van paragraaf 4.4) en het bepaalde in Annex 1. Dit plan bedraagt niet meer dan 25 pagina’s (lettertype Verdana pt. 9, regelafstand 1). Onderdeel van het activiteitenplan is een risicoanalyse, waarin zowel uitvoerings- als IMVO -risico’s in kaart zijn gebracht en maatregelen zijn opgenomen om de belangrijkste risico’s te mitigeren;

  • Een begroting inclusief een liquiditeitsprognose;

  • Een planning van de activiteiten;

  • CV’s van het personeel van de aanvrager dat betrokken wordt bij de implementatie van de activiteiten;

  • Minimaal één intentieverklaring van een private organisatie voor (gedeeltelijke) invulling van de eigen bijdrage (in geld) en ondersteuning van de subsidiabele activiteiten (in uren);

  • De meest recente door een externe, onafhankelijke accountant gecontroleerde jaarrekening over jaren T-1 en T-2, of een of meerdere niet gecontroleerde jaarrekeningen als er nog geen gecontroleerde jaarrekeningen beschikbaar zijn.

Tevens moet de aanvrager verklaren op de hoogte te zijn en te zullen handelen naar de OESO richtlijnen13. Ook dient de aanvrager op de hoogte te zijn van de FMO-uitsluitingslijst en geen activiteiten uit te voeren die op deze lijst benoemd staan14. In aanvulling hierop gelden ook de IFC Performance Standards. De aanvrager dient te verklaren van deze richtlijnen op de hoogte te zijn en deze te onderschrijven. De aanvrager dient feiten of omstandigheden die wijzen op het schenden van deze richtlijnen onverwijld te melden bij RVO. De aanvrager moet open staan voor verbetering als dat wordt geïdentificeerd.

6.2 Herstelperiode

In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag onvolledig worden ingediend, dan kan de minister (met gebruikmaking van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht) vragen om een aanvulling. Als datum en tijd van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden de datum en tijd waarop de aanvulling is ontvangen; na de deadline voor het indienen van aanvragen is een aanvulling niet meer mogelijk. Daarnaast geldt in het algemeen dat het niet volledig indienen van aanvragen of onvoldoende onderbouwen van (onderdelen van) de aanvraag mogelijk leidt tot afwijzing van een subsidieaanvraag op basis van het niet of niet in voldoende mate voldoen aan de aan aanvragen gestelde vereisten en criteria.

Kortheidshalve verwijzen naar andere onderdelen van de aanvraag, websites of bijlagen is niet voldoende, tenzij in de aanvraagdocumenten uitdrukkelijk is aangegeven dat daarmee (geheel of gedeeltelijk) kan worden volstaan. Indien onderdelen van de aanvraagdocumenten niet worden ingevuld loopt de aanvrager het risico op afwijzing van de aanvraag.

7. Beoordeling en verdeling beschikbare middelen

De bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen en de uiteindelijke subsidieverstrekking in het kader van het subsidieprogramma. De aanvragen worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving en overeenkomstig de maatstaven die in het subsidieprogramma zijn neergelegd.

Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen dient de aanvraag te voldoen aan de hiervoor, in het bijzonder in paragraaf 4 tot en met 6, opgenomen vereisten. Slechts de aanvragen die daaraan voldoen worden inhoudelijk beoordeeld op kwaliteit aan de hand van de hierna volgende criteria, waaraan eveneens (in voldoende mate; minimaal 65 punten van de maximaal 100 te behalen punten) moet worden voldaan om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie. Per doellocatie komt de aanvrager die het beste aan de criteria voldoet als eerste in aanmerking voor subsidie, daarna de aanvrager die als tweede in de beoordeling is geëindigd.

De volgende criteria zijn van toepassing, waarbij per set van criteria het maximale aantal te behalen punten is aangegeven:

1. Beleidsbijdrage (totaal 15 punten)

De mate waarin de activiteiten bijdragen aan de beleidsdoelen van de minister op het gebied van private sector ontwikkeling, op basis van de bijbehorende indicatoren, het aantal:

– ondernemers die getraind zijn of van wie de vaardigheden ontwikkeld zijn;

– ondernemingen dat ondersteund is met hun businessplan

– banen dat ondersteund is bij ondernemingen;

– ondernemingen dat succesvol ondersteund is om zich wettelijk te registreren;

– ondernemers dat succesvol ondersteund is bij het verkrijgen van financiering.

10

De mate waarin de activiteiten aansluiten bij de lokale beleidsprioriteiten van de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden op het gebied van private sector ontwikkeling in/behorende bij de betreffende doellocatie (zie Annex 1)

5

2. Plan van aanpak (totaal 35 punten)

De mate waarin er wordt aangetoond dat het plan van aanpak zal leiden tot de te behalen doelstellingen en resultaten.

25

De mate waarin het plan van aanpak voorziet in het gebruiken van geleerde lessen tijdens het project voor het verbeteren van het plan van aanpak gedurende het project.

5

De mate waarin het plan van aanpak creatief en vernieuwend is.

5

3. Organisatie en netwerk (totaal 15 punten)

De mate waarin de aanvrager aantoont adequate capaciteit, systemen en ervaring te hebben met de volgende aspecten van projectmanagement: monitoren, evaluatie en leren (MEL), marketing en communicatie, personeelszaken, financiële projecties en boekhouden, rapporteren, logistiek en andersoortige administratie.

5

De kwaliteit en ervaring van het voorgestelde team met betrekking tot het ontwikkelen en managen van trainingsprogramma’s op het gebied van ondernemerschap (incubatie/acceleratie)

5

De mate waarin de aanvrager aantoont te beschikken over actieve relaties met de volgende actoren binnen het lokale ecosysteem:

– Centrale en decentrale overheden;

– Private organisaties;

– Banken, investeringsfondsen- en netwerken, individuele investeerders en

– andere relevante financiële partijen;

– Universiteiten, hogescholen en andere relevante kennisinstellingen;

– Relevante multilaterale organisaties en andere donoren;

– Trainers, mentoren en technische experts.

5

4. Financieel (totaal 15 punten)

 

De mate van redelijkheid van de hoogte van de begrote subsidiabele kosten.

2,5

De mate waarin de impact van de activiteiten in kwalitatief en kwantitatief opzicht opwegen tegen de kosten die hiervoor worden gemaakt.

2,5

De mate waarin de aanvrager reeds intentieverklaringen dan wel toezeggingen vanuit private organisaties heeft vastgelegd voor (gedeeltelijke) invulling van de eigen/lokale bijdrage en ondersteuning van de subsidiabele activiteiten.

5

De mate waarin de aanvrager een gedegen plan heeft voor acquisitie van nieuwe lokale private organisaties gedurende de looptijd van de subsidie.

5

5. Sociale impact (totaal 15 punten)

 

De mate waarin het plan van aanpak aandacht heeft voor vrouwelijke ondernemers en SDG 5: gendergelijkheid

5

De mate waarin het plan van aanpak aandacht heeft voor onder meer de volgende thema’s:

– vergroening/duurzaamheid (2,5 punt)

– digitalisering (2,5 punt)

– innovatie (2,5 punt)

– diversiteit en inclusie (2,5 punt)

10

6. Risicomanagement (5 punten)

 

De mate waarin in de aangeleverde risicoanalyse zowel de uitvoerings- als IMVO-risico’s in kaart zijn gebracht en doeltreffende maatregelen zijn opgenomen om de belangrijkste risico’s te mitigeren.

5

Ter ondersteuning van de beoordeling kan RVO verificatieactiviteiten uitvoeren ter controle van de in de aanvraag gemaakte aannames en stellingnames. Tevens kan door verificatie informatie die nodig is voor een goede beoordeling van de kwaliteit van de aanvraag verzameld worden.

RVO kan tijdens de inhoudelijke beoordeling ook advies inwinnen bij externe experts. De Ambassades van het Koninkrijk der Nederlanden worden altijd gevraagd deel te nemen aan de beoordeling van de aanvragen, in het bijzonder de factoren betreffende de aansluiting van de aanvragen op hun beleid en de inbedding in de lokale context.

8. Afwijzingsgronden

Naast het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een aanvraag voor subsidie afgewezen als er niet voldaan wordt aan het bepaalde in dit subsidieprogramma of indien het beschikbare budget ontoereikend is.

9. Toezicht

RVO zal een steekproefsgewijze controle uitvoeren op het correcte gebruik van de subsidie waarbij op grond van de afgegeven beschikkingen wordt gecontroleerd op rechtmatigheid en doelmatigheid.

10. Verplichtingen

Aan de subsidieverlening worden verplichtingen verbonden, die worden opgenomen in de beschikking.

In de beschikking zal in ieder geval een meldingsplicht worden opgenomen. De subsidieontvanger heeft de plicht om aan RVO te melden wanneer hij niet (geheel) aan de verplichtingen van de subsidie kan voldoen en/of de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet (geheel) kan uitvoeren. Ook zal een verplichting worden opgenomen dat de subsidieontvanger en de eerste wezenlijke toeleverancier geen gebruik maken van kinderarbeid en/of dwangarbeid15. De subsidieontvanger dient eventuele feiten of omstandigheden die wijzen op kinder- of dwangarbeid bij deze organisaties eveneens onverwijld te melden bij RVO.

In de rapportageverplichting zal onder meer worden opgenomen dat de subsidieontvanger na het eerste jaar en na afloop van de periode van subsidiabele activiteiten een cDe subsidieontvanger zal ook worden gevraagd actief deel te nemen aan het internationale netwerk van Orange Corners, wat onder meer betekent dat men op reguliere basis deelneemt aan de overleggen met alle subsidieontvangers van het subsidieprogramma (‘Community of Practice’) en actief alumni uit het lokale programma verbindt aan het internationale alumninetwerk.

Verder kan in de beschikking worden opgenomen dat het de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger is om zich er van te verzekeren dat de organisaties of personen met wie men wil samenwerken geen organisaties en/of personen zijn die op de internationale EU- en VN- sanctielijsten staan16. Deze zijn namelijk uitgesloten van financiering. Deze verplichting zal in voorkomend geval zo worden vormgegeven dat de subsidieontvanger haar moet laten doorwerken in afspraken met derden.

ontrole door een onafhankelijke externe accountant dient te laten uitvoeren.

11. Administratieve lasten

Ter verantwoording van de administratieve lasten waarmee de aanvrager te maken krijgt is een toets uitgevoerd volgens een standaard kostenmodel. Daarbij is rekening gehouden met de indiening van een aanvraag voor subsidie, de beheerfase, de vaststelling van de subsidie en eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Uit de berekening blijkt dat het totale percentage administratieve lasten ten opzichte van het totaal beschikbare subsidiebudget 2,4% bedraagt.

Annex 1: Lokale beleidsprioriteiten van het Koninkrijk der Nederlanden op het gebied van private sector ontwikkeling

Voor de aanvragen gelden de in de volgende tabel opgenomen lokale beleidsprioriteiten van het Koninkrijk der Nederlanden op het gebied van private sector ontwikkeling.

Er wordt voor verschillende doellocaties een nieuwe ecosystem mapping gemaakt om de meest relevante thema’s en gewenste geografische focus in kaart te brengen. Deze zullen apart met aanvragers worden gecommuniceerd als onderdeel van de terugkoppeling van de quick scan en opgenomen op https://english.rvo.nl/subsidies-programmes/orange-corners-incubation-acceleration-component. Het gaat hierbij met name om Burundi, Mali en Zuid-Soedan.

In het kader van een programmatische aanpak gaan de lokale vertegenwoordigingen van het Koninkrijk der Nederlanden graag in gesprek over hoe de te subsidiëren activiteiten goed verbonden kunnen worden aan andere lokale projecten van het Koninkrijk der Nederlanden die uitgevoerd worden in de doellocaties.

Via het subsidieprogramma Orange Corners Innovation Fund (OCIF)17 zal er in alle doellocaties ook financiering worden verstrekt aan deelnemers van het trainingsprogramma. Er zal daarmee logischerwijs sprake zijn van een actieve samenwerking tussen de subsidieontvanger van dit subsidieprogramma en de subsidieontvanger van OCIF.

Doellocatie

Relevante thema’s en sectoren

Gewenste geografische focus

Andere opmerkingen

Algerije

De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:

• hernieuwbare energie (inclusief zonne-energie)

• milieu

• klimaatmitigatie

• landbouw

• circulaire economie

• water

• recycling

Geen specifieke wensen omtrent geografische focus.

 

Angola

De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:

• landbouw

Geen specifieke wensen omtrent geografische focus.

 

Burundi

Wordt over gecommuniceerd op https://english.rvo.nl/subsidies-programmes/orange-corners-incubation-acceleration-component

Wordt over gecommuniceerd op https://english.rvo.nl/subsidies-programmes/orange-corners-incubation-acceleration-component

 

Democratische Republiek Congo

De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:

• voedselzekerheid (met een focus op landbouw)

• milieu en klimaat

• toegang tot (veilig) water

• (groene) energie

• lokale verwerking van minerale bronnen

• digitalisering

Kinshasa en zo mogelijk Oost-Congo en Grand Katanga.

 

Egypte

De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:

• (klimaatslimme) landbouw

• water

• afvalverwerking

• duurzaamheid

• digitalisering

• groene technologie

De Upper Egypt regio

Voor het uitvoeren van activiteiten in Egypte is een veiligheidsmachtiging van het Egyptische Ministerie van Internationale Samenwerking nodig. Deze dient te worden aangevraagd door de geselecteerde subsidieontvanger in samenwerking met de lokale ambassade.

Ghana

De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:

• landbouw, met een focus op de waardeketens rondom tuinbouw en cacao.

Accra en zo mogelijk andere steden die relevant zijn voor de markt op het gebied van tuinbouw en cacao, waaronder Kumasi, Volta, Sumyani, Damongo, Bono Ahafo, Ejura, en Cape Coast

 

Irak (Bagdad)

De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:

• klimaat

• water

• landbouw

• voedselzekerheid

De focus dient te liggen op producten en diensten die een functie in de samenleving vervullen die er nog niet is, ook met oog op de fragiele context van Irak.

Bagdad en zo mogelijk andere steden in Irak (Bagdad).

 

Ivoorkust

De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:

• landbouw, met een focus op de waardeketens rondom tuinbouw en cacao.

• circulaire economie

Abidjan en zo mogelijk andere steden die relevant zijn voor de markt op het gebied van tuinbouw en cacao, waaronder Yamoussoukro en Korhogo.

 

Irak (Koerdische regio)

De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:

• (klimaatslimme en moderne) landbouw

• milieu en klimaat

• watermanagement

• hernieuwbare energie

• recycling

• financiële diensten

• tech (waaronder e-learning en e-commerce)

Erbil

 

Mali

Wordt over gecommuniceerd op https://english.rvo.nl/subsidies-programmes/orange-corners-incubation-acceleration-component

Wordt over gecommuniceerd op https://english.rvo.nl/subsidies-programmes/orange-corners-incubation-acceleration-component

 

Marokko

De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:

• water

• energie

• landbouw

Bij voorkeur richt het trainingsprogramma (en bijbehorende activiteiten) zich op meerdere steden in Marokko.

Ten aanzien van de selectie van de aanvrager voor activiteiten in Marokko geldt dat de Marokkaanse autoriteiten (specifiek het ministerie van Buitenlandse zaken) hierover zullen worden geïnformeerd. Deze informatie betreft de naam van de organisatie, de doelstellingen en de looptijd van de activiteiten waarvoor de subsidie is gevraagd.

Mozambique

De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:

• landbouw

Maputo en zo mogelijk de Beira-corridor (inclusief Beira) en de provincie Cabo Delgado.

 

Nigeria

De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:

• landbouw

• circulaire economie

• gezondsheidszorg

• hernieuwbare energie

Lagos en zo mogelijk South en North Central Nigeria.

 

Soedan

De volgende thema’s en sectoren worden als de meest relevante gezien:

• kennis

• landbouw

• IT

De focus dient te liggen op producten en diensten die een functie in de samenleving vervullen die er nog niet is, ook met oog op de fragiele context van Soedan.

Khartoem en zo mogelijk Darfur en Kassala.

 

Zuid-Afrika

Er zijn geen specifieke thema’s of sectoren aangewezen als de meest relevante. De focus dient te liggen op de slagingskans en schaalbaarheid van de te ondersteunen ondernemingen.

Geen specifieke wensen omtrent geografische focus.

 

Zuid-Soedan

Wordt over gecommuniceerd op https://english.rvo.nl/subsidies-programmes/orange-corners-incubation-acceleration-component

Wordt over gecommuniceerd op https://english.rvo.nl/subsidies-programmes/orange-corners-incubation-acceleration-component

 

X Noot
7

een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden.

X Noot
8

een groep van meerdere ondernemingen die gezien wordt als één onderneming voor een bepaalde belastingsoort.

X Noot
15

elke vorm van arbeid die de Internationale Arbeidsorganisatie beoogt te verhinderen met het Verdrag betreffende den gedwongen of verplichten arbeid, 1930 (C29), het Verdrag betreffende de afschaffing van gedwongen arbeid, 1957 (C 105), het Verdrag betreffende de minimumleeftijd, 1973.

Naar boven