Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 29 november 2021, nr. WJZ/ 21205126, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met de invoering van de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, onderdelen a, b, c, d en h, 5, eerste en tweede lid, 16, 17, eerste lid, onderdeel b, 19, tweede en derde lid, 25, 34, eerste lid, 44 en 50, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Na titel 3.25 wordt een titel ingevoegd, luidende:

Titel 3.26. Ambachts-ondernemerschapsprojecten

Artikel 3.26.1. Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

ambachtsonderneming:

een onderneming die zich bezighoudt met het uitoefenen van een beroep dat past binnen de in bijlage 3.26 opgenomen lijst met ambachtsberoepen, binnen de beroepssegmenten bouw, dier verzorgend, gebouw verzorgend, medische hulpmiddelen techniek, productie, reparatie, uiterlijke verzorging of voeding;

belangenorganisatie voor ambachtsondernemingen:
  • a. een vereniging die de belangen behartigt van haar leden, bestaande uit ambachtsondernemingen;

  • b. een vereniging die zich, eventueel namens of in samenwerking met één of meerdere verenigingen als bedoeld in onderdeel a, inzet voor de belangen van ambachtsondernemingen; of

  • c. een stichting die zich inzet voor de belangen van ambachtsondernemingen.

Artikel 3.26.2. Subsidieverstrekking
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een belangenorganisatie voor ambachtsondernemingen voor het zelfstandig, of in een samenwerkingsverband van belangenorganisaties voor ambachtsondernemingen, uitvoeren van één of meer ambachts-ondernemerschapsprojecten om, ten behoeve van ambachtsondernemingen in Nederland, een bijdrage te leveren aan één of meer van de volgende doelstellingen:

    • a. vergroting van de instroom van nieuwe ondernemers in ambachtsondernemingen, gericht op het door deze nieuwe ondernemers oprichten of overnemen van ambachtsondernemingen;

    • b. verbetering van ondernemerschapsvaardigheden, waaronder ten minste begrepen de strategische en digitale vaardigheden, van een ondernemer die een ambachtsonderneming in stand houdt dan wel beoogt op te richten of over te nemen;

    • c. professionalisering en innovatie van de bedrijfsprocessen, waaronder mede begrepen de digitalisering, van ambachtsondernemingen;

    • d. verbetering van het inzicht van ambachtsondernemingen in de voor hen relevante wet- en regelgeving, waaronder mede begrepen het geven van voorlichting en het op andere wijze verlenen van ondersteuning bij de naleving van deze wet- en regelgeving.

  • 2. Een ambachts-ondernemerschapsproject bevat een samenhangend geheel van activiteiten, bestaande uit de ontwikkeling van, of het ondersteunen bij de ontwikkeling van, faciliterende diensten of producten ten behoeve van ambachtsondernemingen.

  • 3. De subsidieontvanger houdt geen onderneming in stand, die actief is in:

    • a. de sector visserij en aquacultuur;

    • b. de primaire productie van landbouwproducten; of

    • c. de sector verwerking en afzet van landbouwproducten in de gevallen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de algemene de-minimisverordening.

  • 4. Een subsidieaanvrager dient per ambachts-ondernemerschapsproject één aanvraag voor subsidie in.

Artikel 3.26.3. Hoogte subsidie
  • 1. De subsidie voor de uitvoering van een ambachts-ondernemerschapsproject bedraagt 100% van de subsidiabele kosten, doch:

    • a. minder dan € 125.000 per subsidieaanvrager die het ambachts-ondernemerschapsproject zelfstandig dan wel in een samenwerkingsverband uitvoert;

    • b. ten hoogste € 500.000 per ambachts-ondernemerschapsproject, indien een ambachts-ondernemerschapsproject wordt uitgevoerd in een samenwerkingsverband.

  • 2. Het totale bedrag aan de-minimissteun bedraagt per subsidieontvanger maximaal het bedrag, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening.

Artikel 3.26.4. Verdeling van het subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel 3.26.5. Start- en realisatietermijn
  • 1. Met de uitvoering van een op grond van deze titel gesubsidieerd ambachts-ondernemerschapsproject wordt gestart binnen twee maanden na de subsidieverlening.

  • 2. De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit, is drie jaar.

Artikel 3.26.6. Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie indien:

  • a. er na toepassing van artikel 3.26.7, eerste en tweede lid, minder dan 3 punten per criterium zijn toegekend;

  • b. de te verlenen subsidie minder dan € 25.000 per subsidieaanvrager zou bedragen;

  • c. de aanvraag activiteiten bevat die direct verband houden met:

    • 1°. de omvang van de uitvoer naar andere lidstaten van de Europese Unie of derde landen;

    • 2°. het oprichten en exploiteren van een distributienet ten behoeve van de uitvoer; of

    • 3°. andere lopende uitgaven direct verband houdend met activiteiten op het gebied van uitvoer.

Artikel 3.26.7. Rangschikkingscriteria
  • 1. De minister kent aan een subsidieaanvraag voor een ambachts-ondernemerschapsproject een hoger aantal punten toe naarmate:

    • a. het ambachts-ondernemerschapsproject meer bijdraagt aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de subsidie, bedoeld in artikel 3.26.2, eerste lid, blijkend uit:

      • 1°. de inhoudelijke bijdrage van de activiteiten van het ambachts-ondernemerschapsproject aan één of meer van deze doelstellingen; en

      • 2°. de mate waarin het desbetreffende ambachts-ondernemerschapsproject na afronding hiervan naar verwachting voor een groter aantal en verschillende typen ambachtsondernemingen een blijvend effect zal hebben;

    • b. de kwaliteit van het projectplan van het ambachts-ondernemerschapsproject beter is, blijkend uit de uitwerking van de aanpak en de methodiek, de uitvoerbaarheid en de mate waarin de financiële middelen efficiënter worden ingezet;

    • c. de subsidieaanvrager die het ambachts-ondernemerschapsproject zelfstandig uitvoert dan wel het samenwerkingsverband dat het ambachts-ondernemerschapsproject uitvoert meer geschikt is om een ambachts-ondernemerschapsproject uit te voeren, blijkend uit de mate waarin de daarvoor benodigde competenties, infrastructuur en projectorganisatie aanwezig zijn bij de subsidieaanvrager dan wel in het samenwerkingsverband.

  • 2. De minister kent per onderdeel van het eerste lid ten minste één en ten hoogste vijf punten toe.

  • 3. Voor de rangschikking wordt het aantal punten gegeven voor het eerste lid, onderdeel a, vermenigvuldigd met 3, het eerste lid, onderdeel b, vermenigvuldigd met 2, het eerste lid, onderdeel c, vermenigvuldigd met 3, en vervolgens opgeteld.

  • 4. De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist hoger naarmate in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.

  • 5. Geen subsidie wordt verleend voor een project dat lager is gerangschikt dan een project met soortgelijke activiteiten.

Artikel 3.26.8. Informatieverplichtingen
  • 1. Een aanvraag voor subsidie bevat ten minste:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder het post- en bezoekadres, het rekeningnummer en het nummer waarmee de subsidieaanvrager is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. kerngegevens over het ambachts-ondernemerschapsproject, die bestaan uit een samenvatting van het projectvoorstel en, voor zover van toepassing, een lijst met deelnemers van het samenwerkingsverband dat het ambachts-ondernemerschapsproject zal uitvoeren;

    • d. een verklaring de-minimissteun van de subsidieaanvrager of, indien van toepassing, van de subsidieaanvragers in een samenwerkingsverband die het desbetreffende ambachts-ondernemerschapsproject zal respectievelijk zullen uitvoeren.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een projectplan dat in ieder geval de volgende onderdelen bevat:

      • 1°. een omschrijving van de doelstelling of doelstellingen, de werkzaamheden en de omvang van het verwachte blijvende effect van het ambachts-ondernemerschapsproject, voor zover dit relevant is voor de toepassing van artikel 3.26.7, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid;

      • 2°. een begroting waarin de totale kosten van de subsidiabele activiteiten en de omvang van de gevraagde subsidie zijn opgenomen;

    • b. documenten met daarin een beknopte beschrijving van de projectorganisatie en van de kennis en ervaring die bij de uitvoering van het ambachts-ondernemerschapsproject betrokken personen aanwezig is, voor zover deze relevant zijn voor de toepassing van artikel 3.26.7, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid.

Artikel 3.26.9. Aanvraag subsidievaststelling

Het eindverslag, bedoeld in artikel 50, tweede lid, onderdeel a, van het besluit, waarmee de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld gaat, bevat in ieder geval:

  • a. een omschrijving van de projectresultaten;

  • b. het type en aantal ambachtsondernemingen dat door het ambachts-ondernemerschapsproject is of wordt ondersteund en de wijze waarop deze ondersteuning plaatsgevonden heeft;

  • c. op welke wijze het ambachts-ondernemerschapsproject heeft bijgedragen aan één of meer van de doelstellingen van de subsidie, bedoeld in artikel 3.26.2, eerste lid;

  • d. een overzicht waarin de totale kosten van de subsidiabele activiteiten zijn opgenomen, inclusief een kostenopbouw die is toegespitst op de verschillende kostencomponenten.

Artikel 3.26.10. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 3.26.2, eerste lid, bevat staatsteun en wordt gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening.

Artikel 3.26.11. Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2023, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn verleend.

B

Na bijlage 3.20 wordt de bij deze wijzigingsregeling gevoegde bijlage 3.26 ingevoegd.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 29 november 2021

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok

BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL B

BIJLAGE 3.26 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3.26.1 VAN DE REGELING NATIONALE EZK- EN LNV-SUBSIDIES (AMBACHTSBEROEPEN)

Beroepssegment bouw

Binnen dit beroepssegment vallen de ambachtsberoepen:

  • Bitumineus dakbedekker

  • Dakdekker hellende daken

  • Dakdekker riet

  • Glasbewerker

  • Glazenier

  • Parketteur

  • Straatmaker

  • Voeger

  • Zonweringspecialist

Beroepssegment dier verzorgend

Binnen dit beroepssegment vallen de ambachtsberoepen:

  • dierenpension

  • hondentrimmer

Beroepssegment gebouw verzorgend

Binnen dit beroepssegment vallen de ambachtsberoepen:

  • Glazenwasser

  • Schoorsteenveger

Beroepssegment medische hulpmiddelen techniek

Binnen dit beroepssegment vallen de ambachtsberoepen:

  • Opticien/Optometrist

  • Orthopedisch schoentechnicus

  • Tandtechnicus

Beroepssegment productie

Binnen dit beroepssegment vallen de ambachtsberoepen:

  • Hoedenmaker

  • Keramist

  • Maatkleermaker

  • Muziekinstrumentmaker

  • Natuursteenbewerker

  • Pianotechnicus

Beroepssegment reparatie

Binnen dit beroepssegment vallen de ambachtsberoepen:

  • Fietsspecialist

  • Goudsmid/Zilversmid

  • Kledingreparateur

  • Leerbewerker

  • Naaimachinetechnicus

  • Schoenhersteller

  • Textielreiniger

  • Uurwerktechnicus

  • Zadelmaker

Beroepssegment uiterlijke verzorging

Binnen dit beroepssegment vallen de ambachtsberoepen:

  • Kapper

  • Pedicure/voetverzorger

  • Schoonheidsspecialist

  • Toneelkapper/grimeur

Beroepssegment voeding

Binnen dit beroepssegment vallen de ambachtsberoepen:

  • Banketbakker

  • IJsbereider

  • Slager/vers specialist

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding, doel en inhoud van de subsidiemodule

Met deze wijzigingsregeling wordt een subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten ingevoerd. De achtergrond hiervan is de volgende.

1.1 Aanleiding

Per 1 januari 2015 zijn de zogenaamde product- en bedrijfschappen opgeheven (hierna: schappen). Deze schappen waren publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden van representatieve ondernemers- en werknemersorganisaties die activiteiten ontplooiden ten behoeve van een branche of sector van het bedrijfsleven. Een schap verrichtte taken die individuele ondernemers of verenigingen van ondernemers en werknemers ieder voor zich niet konden verrichten, maar die met het oog op het algemeen belang of het belang van de branche of sector noodzakelijk werden geacht. Deze taken werden gefinancierd door (op basis van verordeningen) heffingen op te leggen aan alle ondernemingen in de betreffende sector. Schappen waren er in uiteenlopende branches en sectoren. Zo bestond voor ambachtsondernemingen het Hoofdbedrijfschap Ambachten (hierna: HBA), waarvan 38 ambachtelijke branches onderdeel uitmaakten. Het HBA had tot taak het bevorderen van het gemeenschappelijk belang van de ambachtsondernemingen waarvoor het was ingesteld. Naar aanleiding van de motie Aptroot c.s. (door de Tweede Kamer aangenomen op 20 december 2011), werd in het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ van oktober 2012 vastgelegd dat de schappen zouden worden opgeheven.

Met de inwerkingtreding van de Wet opheffing bedrijfslichamen per 1 januari 2015 zijn de zeventien schappen, waaronder het HBA, opgeheven. Een deel van de publieke taken van de schappen is overgegaan naar het (toenmalige) Ministerie van Economische Zaken en de overige niet-publieke taken zijn beëindigd, dan wel in de vorm van private initiatieven voortgezet. Ook moest er een vereffening van het vermogen van de schappen plaatsvinden. Deze vereffening is voor het vermogen van het HBA verricht door de zogenaamde Vereffeningsorganisatie PBO (hierna: VOPBO), die haar werkzaamheden heeft verricht onder verantwoordelijkheid van de opvolgers van de Minister van Economische Zaken (lees: de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit). Na afronding van de vereffening van het vermogen van het HBA (rond de jaarwisseling van 2019-2020) is een batig saldo van€ 1.077.681 overgebleven.1

Van belang is dat het voormelde saldo ten nut moet komen aan het deel van het bedrijfsleven dat betrokken was bij het HBA. De besteding van het batig saldo zal daarom een algemeen karakter moeten hebben. In de periode van eind 2019 tot medio 2021 is door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat onderzocht op welke wijze het batig saldo het beste zou kunnen terugvloeien naar de ambachtssector. Hieruit volgde dat een subsidiemodule zou moeten worden opgesteld waarmee het batig saldo tegen transparante en objectieve criteria verdeeld zou kunnen worden over aanvragen van belangenorganisaties om projecten uit te voeren ter bevordering van het ondernemerschap in de ambachtseconomie.

1.2 Doelstelling

Met deze wijzigingsregeling wordt een subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten ingevoerd met als doel om het batig saldo van het opgeheven HBA via ambachts-ondernemerschapsprojecten ten goede te laten komen aan ambachtsondernemingen. Het belang van de zogenoemde ambachtseconomie is namelijk groot. Dit is toegelicht in het advies ‘Handmade in Holland’, dat de sociaaleconomische Raad (SER)2 op verzoek van het toenmalige kabinet in 2013 heeft gegeven in verband met de gevolgen van de opheffing van het HBA. Volgens dit rapport vormt de ambachtseconomie een onmisbaar onderdeel van de Nederlandse economie en samenleving. Op grond van een schatting van de SER waren er in 2013 285.000 ambachtsondernemingen actief, die met een jaaromzet van 110 miljard euro, een substantiële bijdrage aan de economische ontwikkeling leverden. Diverse ambachtsondernemingen vormen (ook nog steeds in 2021) een bron van creativiteit en innovatie en spelen zo een wezenlijke rol in de innovatieketen. Een aantal specialistische ambachten heeft een sleutelfunctie in de (maak)industrie. Ambachten leveren ook een bijdrage aan het opleiden van vakmensen. Ambachten met een sterk lokale oriëntatie dragen bovendien bij aan de sociale cohesie.

SER-advies Handmade in Holland

Het voormelde SER-adviesrapport constateerde dat de ambachtseconomie met forse uitdagingen betreffende bepaalde knelpunten te kampen heeft. Het adviesrapport beschrijft deze knelpunten en adviseerde na opheffing van het HBA hieraan te blijven werken. Het betreft hier de volgende knelpunten, die in 2021 nog steeds actueel zijn.

Allereerst is een knelpunt de oplopende tekorten aan vakmensen door een beperkte instroom in de ambachtssector. Dit is het gevolg van de (relatieve) hoge uitstroom van ouderen uit de ambachtssector en de beperkte instroom van jongeren. De bedrijfsopvolging is mede vanwege de vergrijzing in de ambachtssector een probleem, omdat vooral de kleinere ambachtsondernemingen in het algemeen minder goed op de hoogte blijken te zijn van de mogelijkheden van overdracht. Ook blijken steeds minder jongeren in de praktijk te kiezen voor een ambachtelijke beroepsopleiding, mede omdat ambachten bij hen onvoldoende in beeld komen en een stoffig imago hebben. Dit ondanks dat ambtelijke beroepen een grote dynamiek kennen, waarbij oude ambachten zich moderniseren of verdwijnen en nieuwe ambachten zich aandienen.

Ten tweede betreft een knelpunt het tekort aan ondernemerschapsvaardigheden. In de praktijk blijkt dat de ambachtelijke ondernemers (lees: de primaire vakmensen) niet altijd in voldoende mate zijn toegerust voor het zogenaamde ondernemerschap dat nodig is voor het adequaat uitoefenen van een ambachtelijk beroep en het doen continueren van de ambachtsonderneming. Naast vakkennis, vakmanschap en de bijbehorende ambachtelijke vaardigheden zijn ook ondernemerschap en ondernemerschapsvaardigheden van vitaal belang voor een vitale toekomst van de ambachten.

Ten derde is gesignaleerd dat de professionalisering in de ambachtssector een knelpunt betreft. Mede door de toepassing van nieuwe technologieën binnen ambachten neemt het belang van kennis en scholing sterk toe, evenals de noodzaak om over de landsgrenzen heen te kijken. Het beroepsonderwijs sluit echter niet altijd voldoende aan op de behoeften van de ambachtelijke arbeidsmarkt.

Ten vierde is regeldruk voor ambachtsondernemingen een knelpunt. Doordat ambachtsondernemingen veelal behoren tot het kleinbedrijf of ZZP’er zijn, kost het bijhouden en naleven van verplichtingen uit wet- en regelgeving (relatief) disproportioneel veel tijd en inspanning.

Voorts heeft de SER een aantal aanbevelingen gedaan om de voormelde knelpunten op te lossen. Zo heeft de SER aanbevolen om (1) voorlichting te geven over en begeleiding bij bedrijfsopvolging (instroom), (2) de ontwikkeling van ondernemerschapsvaardigheden te ondersteunen, (3) te zorgen voor goed (veilig en gezond) werk (professionalisering en innovatie), (4) te zorgen voor coördinatie van activiteiten en (5) de regeldruk te verminderen voor kleine ondernemers.

Quick scan naar de toekomstbestendigheid van ondernemingen

Een recentere studie naar de toekomstbestendigheid van het mkb in den brede bevestigt het beeld van de genoemde knelpunten voor het ondernemerschap in de ambachtseconomie. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft in het najaar van 2019 in het kader van het MKB-actieplan samen met MKB-Nederland en de Kamer van Koophandel een onderzoek (Quick scan) laten verrichten naar de vraag in hoeverre het mkb voorbereid is op de toekomst. Hierbij is de visie op dit vraagstuk van dertien brancheorganisaties (waaronder zes ambachtelijke branches) in beeld gebracht. Het idee achter deze Quick scan was dat bedrijven zich zullen moeten aanpassen aan maatschappelijke ontwikkelingen om levensvatbaar te blijven in de toekomst en om te onderzoeken wat ervoor nodig is om ondernemers hiertoe verdere stappen te laten zetten en welke rol de brancheorganisaties en het ministerie hierbij (kunnen) spelen. De belangrijkste bevindingen van de Quick scan ‘Hoe branches naar de toekomst van hun bedrijven kijken’3 waren:

  • Veel ondernemers hebben geen stip op de horizon en geen strategie. Vooral de kleine, ambachtelijke bedrijven doen doorgaans weinig aan strategische ontwikkeling en het toekomstbestendig maken van hun bedrijfsvoering.

  • Vaktechnische innovatie (van het ambacht/techniek) is vanzelfsprekend, innovatie van bedrijfsprocessen is daarentegen niet vanzelfsprekend vanwege ontbrekende tijd, interesse en vaardigheden.

  • Jonge ondernemers opereren wel strategischer; zij sturen meer op cijfers, zijn toekomstgerichter bezig en gaan makkelijker mee in nieuwe ontwikkelingen dan oudere (ambachtelijke) ondernemers.

  • Veel ondernemers zijn ook lastig te bereiken voor ontwikkeling op ondernemerschap. De aandacht ligt bij de passie voor het vak.

  • Er zijn regeldrukbelemmeringen die ondernemers van het ondernemen afhouden. Vooral voor microbedrijven (minder dan 10 werknemers) is het lastig om aan de grote hoeveelheid geldende regelgeving te voldoen.

  • Er zijn knelpunten op het gebied van menselijk kapitaal: er is te weinig instroom op de opleidingen, er is noodzaak tot verandering van competenties door digitalisering en innovaties, er is onvoldoende besef van het belang van personeelsbeleid.

  • Brancheorganisaties hebben een grote behoefte aan sectordata om de juiste dingen voor hun leden te kunnen doen.

Invulling van de adviezen door de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten

De subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten is bedoeld om bij te dragen aan de oplossing van de knelpunten van ambachtsondernemingen, genoemd in de hiervoor genoemde adviezen. Zo beoogt deze subsidiemodule via het verstrekken van subsidie bij te dragen aan de vergroting van de instroom van nieuwe ondernemers in ambachtsondernemingen, verbetering van ondernemerschapsvaardigheden en professionalisering en innovatie van bedrijfsprocessen.

Ook beoogt de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten – conform de vierde aanbeveling van de SER – te zorgen voor coördinatie van activiteiten door de ambachts-ondernemerschapsprojecten, die voor de hele ambachtseconomie van belang (moeten) zijn, te laten uitvoeren door overkoepelende belangenorganisaties en samenwerkingsverbanden van deze organisaties, die diverse belanghebbenden binnen de ambachtssector met elkaar verbinden.

Tot slot wordt over het knelpunt van de regeldruk opgemerkt dat de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten niet direct de feitelijke regeldrukeffecten bij ambachtsondernemingen kan verminderen. De feitelijke regeldruk kan alleen verminderd worden door de aanpassing van de op deze ambachtsondernemingen toepasselijke wet- en regelgeving, alsook door hier zoveel mogelijk rekening mee te houden bij het opstellen van nieuwe wet- en regelgeving. Op grond van onderhavige subsidiemodule kan daarentegen wel subsidie verstrekt worden voor activiteiten die zich richten op het faciliteren van ambachtsondernemingen zodat zij wet- en regelgeving gemakkelijker c.q. beter kunnen naleven. Hierdoor zou de (beleefde) regeldruk kunnen verminderen.

Op welke wijze voormelde doelstellingen worden ingevuld en wat de projectactiviteiten behelzen, wordt nader ingegaan in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.26.7, eerste lid, onderdeel a.

1.3 Openstelling en verdeling van het subsidieplafond

Met deze wijzigingsregeling wordt de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies aangepast in verband met de invoering van de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten. Door deze invoering wordt het mogelijk gemaakt om de openstelling van deze subsidiemodule te regelen in de nog in te voeren openstellingsregeling op het terrein van de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) (de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022). Er wordt beoogd de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten open te stellen vanaf 3 januari 2022 om 9.00 uur tot en met 28 februari 2022 om 17.00 uur. Dit betekent dat in deze periode subsidieaanvragen ingediend kunnen worden, waarbij het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van rangschikking van deze aanvragen. Het subsidieplafond wordt vastgesteld op € 1.077.681. Deze financiële middelen zijn afkomstig uit het batig saldo van de vereffening van het vermogen van het HBA. Per ambachts-ondernemerschapsproject (waarvan de subsidie 100 procent van de subsidiabele kosten bedraagt) is een subsidiebedrag beschikbaar van ten hoogste € 500.000. Tegelijkertijd mag iedere subsidieontvanger die een ambachts-ondernemerschapsproject zelfstandig dan wel in een samenwerkingsverband uitvoert minimaal € 25.000 en maximaal € 124.999,99 subsidie per project ontvangen, zodat gebleven wordt binnen het tweede regime van het Raamwerk voor Uitvoering van Subsidies (RUS)4. Hiermee kunnen de administratieve lasten en uitvoeringskosten van de onderhavige subsidiemodule beperkt blijven.

Het voorgaande betekent onder meer dat het maximale subsidiebedrag van € 500.000 per ambachts-ondernemerschapsproject alleen kan worden ontvangen indien dat ambachts-ondernemerschapsproject wordt uitgevoerd in een samenwerkingsverband van minimaal vier partijen. Dit betekent ook dat bij volledige benutting van de subsidieruimte per ambachts-ondernemerschapsproject er maximaal aan twee grote ambachts-ondernemerschapsprojecten subsidie kan worden toegekend. Het is echter ook mogelijk dat de subsidie verdeeld wordt over meerdere kleinere projecten of over één groot project en meerdere kleinere projecten.

Tot slot is het (in principe) de bedoeling de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten eenmaal open te stellen. Alleen in het geval er na vorenstaande verdeling van het subsidieplafond een gedeelte van het batig saldo van het HBA over mocht blijven, wordt een tweede openstelling van deze subsidiemodule of andere bestemming van het batig saldo van het HBA overwogen.

2. Staatssteun

Op grond van de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten wordt subsidie verstrekt voor het uitvoeren van één of meer ambachts-ondernemerschapsprojecten om, ten behoeve van ambachtsondernemingen in Nederland, een bijdrage te leveren aan één of meer van de doelstellingen, genoemd in artikel 3.26.2, eerste lid. Een ambachts-ondernemerschapsproject bevat een samenhangend geheel van activiteiten, bestaande uit de ontwikkeling van, of het ondersteunen bij de ontwikkeling van, faciliterende diensten of producten ten behoeve van ambachtsondernemingen. Van belang is dat de subsidie bestemd is voor een belangenorganisatie die zelfstandig of in een samenwerkingsverband voor eigen rekening en risico activiteiten uitvoert die ten goede komen aan (een groot aantal en typen) ambachtsondernemingen. Kosten van ambachtsondernemingen, ten behoeve waarvan het ambachts-ondernemerschapsproject uitgevoerd wordt, zijn niet subsidiabel.

Omdat de subsidiabele activiteiten economisch van aard zijn, zullen de deelnemers in het samenwerkingsverband die subsidie ontvangen, overeenkomstig de Europese staatssteunregels, als onderneming gekwalificeerd worden (ook al betreft het feitelijk verenigingen en stichtingen). De subsidie voor deze projectactiviteiten bevat dan ook staatsteun, die door de algemene de-minimisverordening5 wordt gerechtvaardigd. De regeling is in overeenstemming met de voorwaarden van de voormelde verordening en het gehanteerde de-minimisplafond op grond waarvan de subsidieontvanger (met inbegrip van de subsidieverlening op grond van deze subsidiemodule) ten hoogste € 200.000 bruto subsidie mag ontvangen over de laatste drie achtereenvolgende belastingjaren. De algemene de-minimisverordening bevat geen maximum steunintensiteiten. Voorts is de steun transparant en heeft een stimulerend effect.

Tot slot is van belang dat er gekozen is voor het gebruik van deze verordening, omdat deze voor de subsidieaanvrager (relatief) weinig voorwaarden bevat. Ook kan op grond hiervan een steunintensiteit van 100 procent gehanteerd worden (lees: hoeft geen eigen bijdrage van de subsidieontvangers gevraagd te worden). Een eigen bijdrage van de subsidieontvangers (als vertegenwoordiger van ambachtsondernemingen) wordt namelijk niet passend geacht, omdat onderhavige subsidiemodule is opgesteld om het batig saldo van het HBA te laten terugvloeien naar de ambachtssector.

3. Regeldruk

Algemeen

De subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten heeft administratieve lasten tot gevolg, samenhangend met de aanvraag voor subsidie, de tussentijdse (jaarlijkse) rapportage over de voortgang en aanvraag voor subsidievaststelling. De subsidiemodule brengt vanzelfsprekend geen inhoudelijke nalevingskosten met zich mee.

3.1 Beperking administratieve lasten

De administratieve lasten per subsidieaanvrager worden beperkt gehouden doordat het tweede regime van het Raamwerk voor Uitvoering van Subsidies (RUS) wordt gebruikt, dat minder informatieverplichtingen vooraf, tussendoor en controleverplichtingen achteraf oplevert dan in het geval dat het derde regime van het RUS gebruikt zou zijn. Ook worden de lasten beperkt doordat via RVO.nl formats beschikbaar worden gesteld om de subsidieaanvraag online in te dienen.

Voorts zijn ook de totale administratieve lasten beperkt omdat slechts een gering aantal partijen gebruik zal kunnen maken van deze subsidiemodule. In dit geval bestaan de potentiële gebruikers van deze subsidiemodule (kort gezegd) uit belangenorganisaties (verenigingen en stichtingen) die zich inzetten voor het ondernemerschap in de ambachtseconomie in Nederland. De subsidiemodule is niet bestemd voor ambachtsondernemingen zelf.

Informatieverplichtingen

Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, moet een aanvraag voor subsidie worden ingediend waarin of waarbij bepaalde informatie verschaft moet worden. In artikel 3.26.8 zijn informatieverplichtingen opgenomen ten aanzien van de gegevens die de subsidieaanvraag moet bevatten of waarvan deze vergezeld dient te gaan. Voor de subsidieaanvraag zijn een aantal minimale informatievereisten opgenomen over de subsidieaanvrager, het project en deelnemers uit het samenwerkingsverband, die nodig zijn om de aanvraag te kunnen behandelen. Ook moet een subsidieaanvraag een zogenaamde verklaring de-minimissteun bevatten, waarmee de subsidieaanvrager bevestigt dat de subsidieverlening niet zal leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond van de algemene de-minimisverordening. Deze verklaring is van belang om aan de monitoringsverplichting te voldoen die elke lidstaat van de Europese Unie richting de Europese Commissie heeft. Daarnaast moet de subsidieaanvraag vergezeld gaan van een projectplan met in ieder geval een omschrijving van de doelstelling of doelstellingen, de werkzaamheden en de omvang van het verwachte blijvende effect (het bereik) van het ambachts-ondernemerschapsproject, alsmede een begroting. Ook moet de subsidieaanvraag vergezeld gaan van documenten met een beknopte beschrijving van de kennis, ervaring en projectorganisatie van de bij de uitvoering van het ambachts-ondernemerschapsproject betrokken personen. Al deze informatie is nodig voor de rangschikking op de beoordelingscriteria.

Na een positieve beoordeling van de aanvraag voor subsidie zal er subsidie verleend worden. Hierna kan gestart worden met het desbetreffende project, dat in ieder geval (normaal gesproken) binnen drie jaar afgerond moet zijn. Om tussentijds zicht te houden op de voortgang van het desbetreffende project zal op grond van artikel 39 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies jaarlijks een tussenrapportage over de voortgang van het project van de subsidieontvangers (penvoerders) worden verlangd. Deze tussenrapportages kunnen na afronding van het project ook gedeeltelijk gebruikt worden bij de uiteindelijke vaststelling van de subsidie. Voor de vaststelling van de subsidie dient de subsidieontvanger echter nog een aanvraag voor subsidievaststelling in te dienen waarin deze (in de vorm van een eindrapportage) aanvullende informatie verschaft.

Voor de aanvraag voor subsidievaststelling zijn de informatieverplichtingen opgenomen in artikel 50 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Er is evenwel voor gekozen om deze informatieverplichtingen in artikel 3.26.9 van deze subsidiemodule nader in- en aan te vullen. Zo moet het eindverslag, dat bij de aanvraag voor subsidievaststelling gevoegd wordt, informatie bevatten waarmee kan worden vastgesteld of de subsidiabele activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, alsook of ze tot het gewenste eindresultaat hebben geleid. De te verschaffen informatie bestaat concreet uit een omschrijving van de projectresultaten, het type en aantal ambachtsondernemingen dat door het project is ondersteund en de wijze waarop dit plaatsgevonden heeft, hoe het project heeft bijgedragen aan één of meer van de doelstellingen van de subsidie en een overzicht waarin de totale kosten van de subsidiabele activiteiten zijn opgenomen, inclusief een kostenopbouw die is toegespitst op de verschillende kostencomponenten.

Berekening administratieve lasten

De verwachting is dat er zes subsidieaanvragen worden ingediend, waarbij de projectplannen en het aantal betrokken partijen bij twee subsidieaanvragen een forse en bij vier subsidieaanvragen een kleinere omvang zullen hebben. Voor de twee subsidieaanvragen, die naar verwachting een forse omvang zullen hebben, wordt aangenomen dat de subsidieaanvrager 80 uur moet besteden aan de subsidieaanvraag. Verder is de verwachting dat bij de vier kleinere subsidieaanvragen 30 uur werk nodig is per subsidieaanvrager om de subsidieaanvraag te kunnen indienen. Het totale aantal uren voor de subsidieaanvragen komt dan op 280 uur uit.

Verder is de verwachting dat er drie subsidieaanvragen worden gehonoreerd binnen het subsidieplafond. Deze drie projecten zullen over het eerste en het tweede jaar een tussenrapportage moeten opstellen. Naar verwachting zal het maken van een tussenrapportage gemiddeld 20 uur kosten. Uitgaande van drie gehonoreerde projecten zullen er dus in totaal zes tussenrapportages gemaakt moeten worden, waaraan door de subsidieontvangers in totaal 120 uur besteed zullen worden.

Tot slot wordt aangenomen dat de verslaglegging achteraf (het opstellen van de eindrapportage), die nodig is voor het indienen van de aanvraag voor subsidievaststelling, gemiddeld 25 uur in beslag zal nemen. Uitgaande van drie projecten zou het totale aantal uren voor het indienen van de aanvragen voor subsidievaststelling hiermee dan uitkomen op 75 uur.

Uit het voorgaande volgt dat het totale aantal uren werk om aan de voormelde informatieverplichtingen te kunnen voldoen naar verwachting uitkomt op 475 uur. Het toepasselijke uurtarief is € 54 euro (hoger kader professionals binnen belangenorganisaties). De totale administratieve lasten komen dan uit op € 25.650. Dit is circa 2,4 procent van het subsidieplafond van € 1.077.681.

Beoordeling door Adviescollege toetsing regeldruk

Deze wijzigingsregeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Naar aanleiding hiervan is deze wijzigingsregeling niet geselecteerd voor formele advisering, omdat deze geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

4. Uitvoering

De uitvoering van dit subsidie-instrumentarium is in handen van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat). Deze wijzigingsregeling wordt uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Met dit artikel is een nieuwe titel 3.26 en bijhorende bijlage 3.26 opgenomen in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. Deze titel bevat de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten.

Onderdeel A (Titel 3.26. Ambachts-ondernemerschapsprojecten)
Artikel 3.26.1. Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die van belang zijn voor de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten. De begripsbepalingen geven een nadere invulling aan de subsidiabele activiteiten. Zo zijn de begrippen ambachtsonderneming en belangenorganisatie omschreven. Deze kernbegrippen zijn van belang, omdat op grond van deze subsidiemodule subsidie verstrekt wordt aan een belangenorganisatie die zich inzet voor ambachtsondernemingen. Voor de uitleg van deze begrippen wordt verwezen naar de toelichting op artikel 3.26.2.

Artikel 3.26.2. Subsidieverstrekking
Doelstellingen van de subsidie en de subsidiabele activiteiten

Op grond van de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten wordt subsidie verstrekt voor het uitvoeren van ambachts-ondernemerschapsprojecten om, ten behoeve van ambachtsondernemingen in Nederland, een bijdrage te leveren aan één of meer doelstellingen betreffende het verhelpen van belangrijke knelpunten voor deze ambachtsondernemingen.

Voor het inkaderen van de voormelde doelstellingen is van belang wat onder een ambachtsonderneming wordt verstaan. Een onderneming is op grond van artikel 1 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent. Voor zover bijvoorbeeld een eenmanszaak, V.O.F., b.v., n.v., vereniging, stichting of andere entiteit economische activiteiten uitvoert, wordt deze entiteit als onderneming aangemerkt. Daarnaast valt uit het advies ‘Handmade in Holland’ van de SER6 af te leiden wat een ambacht (hierna: een ambachtsberoep) is. Op grond hiervan bestaat een ambachtsberoep uit het uitoefenen van vakkundig, handmatig en geschoold maakwerk, dat voornamelijk in de praktijk geleerd is en waarbij vaardigheid van groot belang is. Bij dit type werk is vaardigheid dus van groot belang. Ook geeft de SER (overeenkomstig het voormelde ondernemingsbegrip uit het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies) aan dat een ambachtsberoep wordt uitgevoerd in een entiteit die economische activiteiten verricht.

Uit het voorgaande volgt dus dat een ambachtsonderneming een onderneming is die zich bezighoudt met het uitoefenen van een ambachtsberoep (voornamelijk in de praktijk geleerd vakkundig, handmatig en geschoold maakwerk). Het desbetreffende ambachtsberoep kan zowel door de eigenaar als medewerkers van de desbetreffende ambachtsonderneming worden uitgevoerd. Deze ambachtsondernemingen zijn actief in vele bedrijfstakken/beroepssegmenten. Bij deze subsidiemodule gaat het echter om het vereffenen van het batig saldo van het HBA, waarbij een gelimiteerd aantal ambachtsondernemingen was aangesloten. Om te kunnen begrenzen wat onder een ambachtsonderneming moet worden verstaan, wordt voor de toepassing van deze subsidiemodule in artikel 3.26.1 daarom verwezen naar een in bijlage 3.26 opgenomen limitatieve lijst met ambachtsberoepen zoals deze uitgeoefend worden in ambachtsondernemingen die waren aangesloten bij het HBA.

Verder is van belang waaraan de onderhavige subsidiemodule concreet een bijdrage beoogt te leveren. Dit betreft één of meer van de volgende doelstellingen: (a) vergroting van de instroom van nieuwe ondernemers in ambachtsondernemingen, gericht op het door deze nieuwe ondernemers oprichten of overnemen van ambachtsondernemingen, (b) verbetering van ondernemerschapsvaardigheden, waaronder ten minste begrepen de strategische- en digitale vaardigheden, van een ondernemer die een ambachtsonderneming in stand houdt dan wel beoogt op te richten of over te nemen, (c) professionalisering en innovatie van de bedrijfsprocessen, waaronder mede begrepen de digitalisering, van ambachtsondernemingen en (d) verbetering van het inzicht van ambachtsondernemingen in de voor hen relevante wet- en regelgeving, waaronder mede begrepen het geven van voorlichting en het op andere wijze verlenen van ondersteuning bij de naleving van deze wet- en regelgeving.

Een ambachts-ondernemerschapsproject bevat een samenhangend geheel van activiteiten, bestaande uit de ontwikkeling van of het ondersteunen bij de ontwikkeling van faciliterende diensten of producten ten behoeve van ambachtsondernemingen. Hierbij kan gedacht worden aan de ontwikkeling van een (informatie) campagne ter voorlichting en verbetering van het imago van ambachtsondernemingen, (ICT)tools en de ontwikkeling van scholing met bijhorende documentatie en digitale tools betreffende ondernemerschapsvaardigheden. Ook kan gedacht worden aan de ontwikkeling van faciliteiten voor het professionaliseren en innoveren (waaronder ten minste begrepen digitaliseren) van bedrijfsprocessen en/of (overige) ondersteuningsdiensten en acties om de instroom naar ambachtelijke beroepen te bevorderen (oprichting van ambachtsondernemingen en/of bedrijfsoverdracht bij het stoppen/met pensioen gaan van een ondernemer).

Op voormelde doelstellingen en activiteiten wordt nader ingegaan bij de artikelsgewijze toelichting op het bijhorende rangschikkingscriterium betreffende de bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie, opgenomen in artikel 3.26.7, eerste lid, onderdeel a. In het geval een project niet in voldoende mate aan dit rangschikkingscriterium voldoet, wordt de subsidieaanvraag op grond van artikel 3.26.6, onderdeel a, afgewezen.

Subsidieontvangers

In artikel 3.26.2, eerste lid, wordt bepaald dat de subsidie verstrekt wordt aan een belangenorganisatie voor ambachtsondernemingen die het project zelfstandig of in een samenwerkingsverband van deze belangenorganisaties uitvoert. Een belangenorganisatie voor ambachtsondernemingen is op grond van artikel 3.26.1 (a) een vereniging die de belangen behartigt van haar leden, bestaande uit ambachtsondernemingen (zoals brancheorganisaties waar ambachtsondernemingen als lid bij zijn aangesloten), (b) een vereniging die zich, eventueel namens of in samenwerking met één of meerdere verenigingen als bedoeld in onderdeel a, inzet voor de belangen van ambachtsondernemingen (zoals koepelorganisaties waarvan de voormelde brancheorganisaties lid zijn), of (c) een stichting die zich inzet voor de belangen van ambachtsondernemingen (zoals stichtingen die samenwerken met ambachtsondernemingen of deze op andere wijze bijstaan). Van belang is dat de subsidie op grond van artikel 3 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies bestemd is voor subsidieaanvragers die voor eigen rekening en risico activiteiten uitvoeren die ten goede komen aan de Nederlandse economie of andere Nederlandse belangen (in dit geval: die ten goede komen aan (een groot aantal en typen) ambachtsondernemingen. Op de (verdere) kenmerken van een subsidieaanvrager wordt ingegaan in de toelichting op het bijhorende rangschikkingscriterium, opgenomen in artikel 3.26.7, eerste lid, onderdeel c. In het geval een subsidieaanvrager niet in voldoende mate aan dit criterium voldoet, wordt de subsidieaanvraag op grond van artikel 3.26.6, onderdeel a, afgewezen.

Uit het voorgaande volgt dat het (ook) goed mogelijk is dat de subsidie gezamenlijk wordt aangevraagd door meerdere deelnemers uit een samenwerkingsverband. In dat geval is het van belang dat elke deelnemer uit het samenwerkingsverband als penvoerder kan optreden. De penvoerder is degene die namens het samenwerkingsverband de aanvraag indient. Dit is bepaald in artikel 20 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Het is de bedoeling dat zowel de penvoerder als overige subsidieontvangers zelf de subsidiabele activiteiten verrichten, en zo nodig (een) derde(n) inhuren tegen marktconforme en transparante voorwaarden. De beschikking tot subsidieverlening wordt verzonden aan de penvoerder, maar de subsidie zal uiteindelijk verleend en betaald worden aan alle subsidieontvangers die de desbetreffende subsidiabele activiteiten uitvoeren.

Tot slot kwalificeren subsidieaanvragers voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten op grond van het staatssteunrecht als onderneming, ongeacht hun feitelijke rechtsvorm. Om die reden zijn er in artikel 3.26.2, derde lid, aanvullende voorwaarden gesteld, zodat de subsidie voor de projectactiviteiten daadwerkelijk gerechtvaardigd wordt door de algemene de-minimisverordening. Uit artikel 1, eerste lid, onderdelen a en b, van de algemene de-minimisverordening volgt dat de de-minimisverordening niet van toepassing is op de sectoren van de primaire productie van landbouwproducten, de visserij en de aquacultuur. Wat in de zin van de algemene de-minimisverordening onder landbouwproducten wordt verstaan, staat in bijlage I van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Op de ondernemingen die zich bezighouden met de verwerking en de afzet van landbouwproducten en niet-landbouwproducten is de algemene de-minimisverordening slechts van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de algemene de-minimisverordening. Indien de subsidieaanvragers actief zijn in de sectoren op het gebied van de primaire productie van landbouwproducten, de visserij en aquacultuur of de verwerking en afzet van landbouwproducten, en in dat laatste geval niet aan voormelde voorwaarden is voldaan, kan geen subsidie worden verleend.

Aantal subsidieaanvragen

In artikel 3.26.2 is ook bepaald dat een subsidieaanvrager per ambachts-ondernemerschapsproject afzonderlijk een aanvraag voor subsidie moet indienen. Een aanvraag kan dus niet op verschillende ambachts-ondernemerschapsprojecten betrekking hebben. Het is wel mogelijk dat een subsidieaanvrager voor meerdere ambachts-ondernemerschapsprojecten een afzonderlijke subsidieaanvraag indient. Op deze wijze wordt een efficiënte afhandeling van de subsidieaanvragen bevorderd. Door voormelde bepaling wordt het mogelijk gemaakt om het subsidieplafond overeenkomstig artikel 3.26.4 per subsidieaanvraag te verdelen op volgorde van rangschikking van de aanvragen. Voor de achtergrond wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 3.26.7.

Artikel 3.26.3. Hoogte subsidie

In dit artikel is voor deze subsidiemodule aangegeven welke steunintensiteiten en welk maximum subsidiebedrag voor de subsidiabele kosten gehanteerd worden.

Het eerste lid bepaalt de steunintensiteit voor projectactiviteiten van het ambachts-ondernemerschapsproject. Hieruit volgt dat op de projectactiviteiten een steunintensiteit van 100 procent van toepassing is. Voor de projectactiviteiten is het op grond van een Europees steunkader niet noodzakelijk om een maximum steunintensiteit te hanteren, omdat de subsidie onder de algemene de-minimisverordening valt, die geen verplichting tot hantering van een maximum steunintensiteit bevat. Er is gekozen voor voormelde steunintensiteit van 100 procent van de subsidiabele kosten om een maximale stimulans te geven om het ambachts-ondernemerschapsproject uit te voeren, zonder dat er een eigen bijdrage van de subsidieontvanger gevraagd wordt. Een eigen bijdrage van de subsidieontvanger (als vertegenwoordiger van ambachtsondernemingen) wordt namelijk niet passend geacht, omdat onderhavige subsidiemodule is opgesteld om het batig saldo van het HBA te laten terugvloeien naar de ambachtssector.

Verder bepaalt artikel 3.26.3, eerste lid, onderdeel b, dat de subsidie ten hoogste € 500.000 per ambachts-ondernemerschapsproject zal bedragen. Ook is geregeld dat iedere subsidieontvanger die een ambachts-ondernemerschapsproject zelfstandig dan wel in een samenwerkingsverband uitvoert minimaal € 25.000 (zie artikel 3.26.6, onderdeel b) en maximaal € 124.999,99 (zie artikel 3.26.3, eerste lid, onderdeel a) subsidie per project kan ontvangen, zodat gebleven wordt binnen het tweede regime van het Raamwerk voor Uitvoering van Subsidies (RUS). Hiermee kunnen de administratieve lasten en uitvoeringslasten van de subsidiemodule beperkt blijven. Ook is er gekozen voor deze maximum en minimumsubsidiebedragen zodat in voldoende mate geschikte (omvangrijke) projecten ondersteund kunnen worden, zonder dat één project het subsidieplafond volledig gebruikt.7 Voor wat het voorgaande in de praktijk betekent wordt verwezen naar paragraaf 1.3 van de algemene toelichting.

Van belang is ook nog dat het totale bedrag aan de-minimissteun per subsidieontvanger niet meer kan bedragen dan het de-minimisplafond ter hoogte van € 200.000 over een periode van drie belastingjaren (zie artikel 3.26.3, tweede lid). Dit plafond ziet op alle vormen van steun die op grond van de desbetreffende de-minimisverordening verleend kunnen worden, en dit strekt dus verder dan alleen de subsidie die verstrekt zou kunnen worden op grond van de onderhavige subsidiemodule. Op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies zal een aanvraag om subsidie worden afgewezen indien dit zou leiden tot overschrijding van het de-minimisplafond door de subsidieaanvrager of één van de subsidieaanvragers in het samenwerkingsverband.

Tot slot is er geen bepaling over de subsidiabele kosten opgenomen. De reden hiervoor is dat geen specifieke regels over subsidiabele kosten gesteld zijn in de algemene de-minimisverordening, alsook dat met deze subsidiemodule beoogd wordt om diverse soorten ambachts-ondernemerschapsprojecten te subsidiëren waarvoor slechts aangetoond moet worden dat de kosten verband houden met de subsidiabele activiteiten. Wat deze subsidiabele activiteiten zijn, volgt uit artikel 3.26.2. Welke kosten in voldoende mate verband houden met de subsidiabele activiteiten volgt uit het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Hierbij is van belang dat artikel 10, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies bepaalt dat alleen de redelijk gemaakte kosten in aanmerking komen voor subsidie die direct verbonden zijn met de uitvoering van het ambachts-ondernemerschapsproject.

Artikel 3.26.4. Verdeling van het subsidieplafond

Dit artikel bepaalt op welke wijze het subsidieplafond wordt verdeeld. Dat vindt plaats op volgorde van rangschikking van de aanvragen. Op deze wijze worden ambachts-ondernemerschapsprojecten hoger gerangschikt naar mate deze meer bijdragen aan de doelstellingen van deze subsidiemodule. Hoe hoger een ambachts-ondernemerschapsproject wordt gerangschikt, hoe eerder het voor subsidie in aanmerking komt. Voor een toelichting op de rangschikkingscriteria wordt verwezen naar de toelichting op artikel 3.26.7. Alleen aan de ambachts-ondernemerschapsprojecten die na de rangschikking binnen het subsidieplafond passen, wordt subsidie verleend. Op het moment dat het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de subsidieaanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, overeenkomstig het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, vastgesteld door middel van loting. Voor wat het voorgaande in de praktijk (nog meer) betekent wordt verwezen naar paragraaf 1.3 van de algemene toelichting van deze regeling.

Artikel 3.26.5. Start- en realisatietermijn

In dit artikel is bepaald dat met de uitvoering van een op grond van deze subsidiemodule gesubsidieerd ambachts-ondernemerschapsproject moet worden gestart binnen twee maanden na de subsidieverlening. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat het desbetreffende project spoedig van start zal gaan.

Aanvullend hierop is de realisatietermijn vastgesteld op drie jaar. Dit betekent dat het desbetreffende project drie jaar na de subsidieverlening gerealiseerd moet zijn. Indien uit het bij de subsidieaanvraag aangeleverde projectplan blijkt dat het project niet binnen drie jaar gerealiseerd zou kunnen worden, wordt de subsidie afgewezen. De grondslag om deze subsidie af te wijzen, bevindt zich in artikel 23, aanhef en onderdeel b, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Er is voor deze termijn gekozen, omdat de beleidsmatige wens en verwachting is dat een ambachts-ondernemerschapsproject binnen de gestelde realisatietermijn kan worden afgerond.

Van belang is nog wel dat artikel 37, derde lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies de bevoegdheid aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat geeft om in geval van vertraging van de uitvoering van de activiteiten of het essentieel wijzigen ontheffing te verlenen van de verplichting om de activiteiten overeenkomstig het projectplan van de subsidieontvanger uit te voeren.

Artikel 3.26.6. Afwijzingsgronden

Dit artikel bevat de afwijzingsgronden die, in aanvulling op de afwijzingsgronden uit artikel 22 en 23 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, van toepassing zijn.

Allereerst wordt de subsidieaanvraag afgewezen, indien na toepassing van artikel 3.26.7, eerste en tweede lid, minder dan 3 punten per criterium zijn toegekend. De subsidieaanvragen worden verdeeld op volgorde van rangschikking van de aanvragen en in artikel 3.26.7, eerste lid, zijn de zogenaamde rangschikkingscriteria voor deze verdeling opgenomen waarvoor op grond van artikel 3.26.7, tweede lid, per rangschikkingscriterium ten minste één en ten hoogste vijf punten toe worden gekend. De bedoeling van deze afwijzingsgrond is dat alleen projecten die van voldoende kwaliteit zijn, gehonoreerd zullen worden. Met een schaal van één tot en met vijf punten per rangschikkingscriterium wordt een score van drie punten als kwalitatief voldoende beschouwd.

Overigens heeft voormelde afwijzingsgrond uitsluitend betrekking op de score die per rangschikkingscriterium behaald wordt voordat de zogenaamde wegingsfactor uit artikel 3.26.7, derde lid, wordt toegepast. Op grond van artikel 3.26.7, derde lid, wordt het aantal behaalde punten per rangschikkingscriterium namelijk ook nog vermenigvuldigd met een bepaalde wegingsfactor.

Ten tweede wordt de subsidieaanvraag afgewezen, indien de te verlenen subsidie minder dan € 25.000 per subsidieaanvrager zou bedragen. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat de bijdrage van iedere subsidieaanvrager die het project uitvoert voldoende substantieel is.

Tot slot is er een afwijzingsgrond opgenomen die ervoor zorgt dat de subsidie voor de ambachts-ondernemerschapsprojecten gerechtvaardigd wordt door de algemene de-minimisverordening. Er is geëxpliciteerd dat geen subsidie wordt verleend voor activiteiten die direct verband houden met: 1°. de omvang van de uitvoer naar andere lidstaten van de Europese Unie of derde landen; 2°. het oprichten en exploiteren van een distributienet ten behoeve van de uitvoer, of 3°. andere lopende uitgaven direct verband houdend met activiteiten op het gebied van uitvoer. Dit is in lijn met artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de algemene de-minimisverordening.

Artikel 3.26.7. Rangschikkingscriteria

In dit artikel zijn criteria opgenomen op basis waarvan de aanvragen gerangschikt worden. Een subsidieaanvraag wordt hoger gerangschikt naarmate het ambachts-ondernemerschapsproject meer bijdraagt aan bepaalde criteria. De rangschikkingscriteria bevinden zich in het eerste lid, onderdelen a, b en c, van artikel 3.26.7. Per rangschikkingscriterium wordt op grond van artikel 3.26.7, tweede lid, een score toegekend van ten minste één en ten hoogste vijf punten. Op grond van artikel 3.26.7, derde lid, wordt het aantal behaalde punten per rangschikkingscriterium ook nog vermenigvuldigd met een bepaalde wegingsfactor, waarin verdisconteerd is welk rangschikkingscriterium het meest belangrijk wordt geacht. Aan het project dat na toepassing van voormelde wegingsfactor het hoogst gerangschikt is, wordt (voor zover het subsidieplafond nog niet is overschreden) subsidie verleend, tenzij het desbetreffende project (I) lager is gerangschikt dan een project met soortgelijke activiteiten (zie artikel 3.26.7, vijfde lid) of (II) op grond van artikel 3.26.6 afgewezen zou moeten worden (onder andere vanwege een score van minder dan drie punten). Bij de rangschikking gaat het om de volgende rangschikkingscriteria.

(a) Bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie

Een ambachts-ondernemerschapsproject krijgt meer punten toegekend, naarmate het desbetreffende project meer bijdraagt aan de doelstellingen van de subsidie, genoemd in artikel 3.26.2, eerste lid (lees: de onderkende knelpunten helpt op te lossen voor het ondernemerschap in de ambachtseconomie). Deze bijdrage moet blijken uit (1°) de inhoudelijke bijdrage van de activiteiten van het ambachts-ondernemerschapsproject aan één of meer van deze doelstellingen en (2°) de mate waarin het desbetreffende ambachts-ondernemerschapsproject na afronding hiervan naar verwachting voor een groter aantal en verschillende typen ambachtsondernemingen een blijvend effect zal hebben.

Ad 1°. De inhoudelijke bijdrage van de activiteiten van het ambachts-ondernemerschapsproject aan één of meer van de doelstellingen van de subsidie

Bij de beoordeling van het criterium ‘bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie’ is van belang in hoeverre de activiteiten van het ambachts-ondernemerschapsproject een inhoudelijke bijdrage leveren aan één of meer doelstellingen van de subsidie.

Allereerst scoort een ambachts-ondernemerschapsproject hoger op het criterium ‘bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie’ naar mate deze meer bijdraagt aan het vergroten van de instroom van ondernemers in de ambachtssector. Het gaat hierbij om ondernemers die een ambachtsonderneming beogen op te richten of over te nemen. Bij het vergroten van de instroom kan gedacht worden aan projectactiviteiten die bestaan uit het ontwikkelen en uitvoeren van een (informatie)campagne die het imago van het werken in ambachtsondernemingen moet verbeteren en/of een interactief platform dat allerlei ambachten in beeld brengt. Ook kan bij het vergroten van de instroom gedacht worden aan het ontwikkelen van ondersteunende tools en begeleidingsmethoden voor ondernemers die een ambachtsonderneming willen oprichten, overdragen of overnemen. Een interactief platform zou naast informatievoorziening ook kunnen doorverwijzen naar leer-werkbedrijven en zelfs als ‘matchmaker’ voor bedrijfsoverdracht kunnen dienen. Bij bedrijfsoverdracht gaat het overigens niet alleen om het feitelijk vinden van een opvolger, maar gaat het er ook om dat een ambachtsondernemer zich bewust is van een tijdige en goede voorbereiding. De projectactiviteiten van de subsidieontvanger kunnen dus ook op dat aspect gericht zijn.

Ten tweede scoort een ambachts-ondernemerschapsproject hoger op het criterium ‘bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie’ indien deze meer bijdraagt aan de verbetering van ondernemerschapsvaardigheden.

Hierbij kan in de eerste plaats vanzelfsprekend gedacht worden aan basale ondernemerschapsvaardigheden die nodig zijn om zelfstandig of met medewerkers een onderneming in stand te houden, zoals kennis en vaardigheden op het gebied van marketing, planning en control, financiële, administratieve, juridische en personeelszaken en het netwerken.

De onderhavige subsidiemodule legt een accent op de strategische en digitale vaardigheden van een ondernemer die een ambachtsonderneming in stand houdt dan wel beoogt op te richten of over te nemen, omdat juist deze vaardigheden gemiddeld genomen meer ontwikkeld zouden moeten worden bij ambachtsondernemers. Ook zijn deze ondernemerschapsvaardigheden belangrijk voor de toekomstbestendigheid van ambachtsondernemingen. Met strategische vaardigheden wordt bijvoorbeeld bedoeld dat een ondernemer werkt met een ondernemersplan voor de lange, middellange en korte termijn, stuurt op doelstellingen en aan de hand van kengetallen. Met digitale vaardigheden wordt de mate van kennis over en vertrouwdheid met allerhande ICT-toepassingen bedoeld. De ontwikkelingen op dit vlak gaan razendsnel en de mogelijkheden nemen dus ook snel toe. Denk bijvoorbeeld aan de toepassing van big data, Cloud-opslagdiensten, kunstmatige intelligentie of geautomatiseerde customer relations systemen (bijvoorbeeld chatbots).

De ondernemerschapsvaardigheden kunnen worden verbeterd door scholing die door de subsidieaanvrager(s) of door een opleider9 namens de subsidieaanvrager(s) wordt aangeboden aan de ambachtsondernemers. De scholing kan worden aangeboden in de vorm van online modules, (online) colleges, cursus- of trainingsbijeenkomsten, werkgroepen of vergelijkbare bijeenkomsten, die (zo nodig) aangevuld worden met studie- en lesmateriaal. Het ambachts-ondernemerschapsproject kan er op gericht zijn om deze scholing en aanverwante documentatie te ontwikkelen. Het verzorgen van de scholing zelf is niet subsidiabel.

Ten derde scoort een ambachts-ondernemerschapsproject hoger op het criterium ‘bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie’ naar mate deze meer bijdraagt aan de professionalisering en innovatie van de bedrijfsprocessen van bestaande ambachtsondernemingen. Onder deze professionalisering moet onder meer gedacht worden aan projecten die leiden tot een slimme inzet van ICT (digitalisering) bij ambachtsondernemingen, bijvoorbeeld op het gebied van marketing, in- en verkoop, klantmanagement en overige logistieke processen. Als het gaat om professionalisering en innovatie van bedrijfsprocessen kan ook gedacht worden aan het bevorderen van strategische sturing door ondernemers aan de hand van data. Op dit laatste gebied kan bij uitstek een rol voor brancheorganisaties liggen om op brancheniveau te voorzien in actuele relevante en sectorale data, waar de ambachtsondernemers gebruik van kunnen maken voor hun eigen strategische sturing.

Ten vierde scoort een ambachts-ondernemerschapsproject hoger op het criterium ‘bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie’ indien deze meer bijdraagt aan de verbetering van het inzicht van ambachtsondernemingen in de voor hen relevante wet- en regelgeving, waaronder mede begrepen het geven van voorlichting en het op andere wijze verlenen van ondersteuning bij de naleving van deze wet- en regelgeving. Hierbij kan gedacht worden aan het ontwikkelen van diensten en tools die het voor ambachtsondernemingen eenvoudiger maken om wet- en regelgeving te kennen en te begrijpen (en hierdoor beter na te leven), zoals ICT-tools, checklists, beslisbomen en bondige informatie in brochures of op websites.

Van belang is dat een ambachts-ondernemerschapsproject gericht kan zijn op zowel één als meer van voormelde doelstellingen. Vanzelfsprekend scoort een ambachts-ondernemerschapsproject hoger op het criterium ‘bijdrage aan de doelstelling van de subsidie’ naarmate het project bijdraagt aan meerdere van de voormelde doelstellingen. Het is evenwel ook mogelijk een hoge totaalscore op dit criterium te behalen indien een (relatief) hoge score op één van de voormelde doelstellingen behaald wordt.

Ad 2°. De omvang van het blijvende effect) van het ambachts-ondernemerschapsproject

Een ambachts-ondernemerschapsproject scoort ook hoger op het criterium ‘bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie’ naarmate het project na afronding hiervan naar verwachting voor een groter aantal en verschillende typen ambachtsondernemingen een blijvend effect zal hebben (hierna: het bereik).

Het bereik kan blijken uit het feit dat de subsidieaanvrager(s) (een belangenorganisatie of een samenwerkingsverband van belangenorganisaties) met de uitvoering van het project een groot aantal en breed scala aan typen ambachtsondernemingen (op landelijk niveau) zou kunnen bereiken, vertegenwoordigt of hiermee samenwerkt. In het projectplan dient dan ook te worden aangegeven welke doelgroep(en) deze subsidieaanvrager vertegenwoordigt, met andere woorden, voor welke doelgroep(en) de subsidieaanvrager (direct of indirect) (I) belangen behartigt, (II) zich inzet en/of met welke groepen de subsidieaanvrager (III) samenwerkt. Daarbij dient in het projectplan te worden aangegeven of voormelde vertegenwoordiging (een landelijk) brede strekking heeft en in hoeverre de subsidiabele activiteiten in lijn zijn met de kernactiviteiten van de subsidieaanvrager(s). Afhankelijk van het type subsidieaanvrager zal dit op een andere wijze onderbouwd kunnen worden. Zo zou een subsidieaanvrager hoger kunnen scoren op het criterium ‘bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie’ (als uit de verschafte informatie of uit openbare bronnen) blijkt dat hier een groot aantal ambachtsondernemingen als lid aan verbonden is (er sprake is van een vereniging met een hogere organisatiegraad) en/of dat de subsidieaanvrager(s) zich (conform de statuten en /of het projectplan) inzet of inzetten voor een groter aantal ambachtsondernemingen. Ook is het bereik groter in het geval de subsidieaanvrager een vereniging is waarvan de leden bestaan uit een (groot) aantal andere verenigingen waarbij ambachtsondernemingen zijn aangesloten.

Daarnaast wordt het ‘bereik’ groter geacht naar mate het project een groter blijvend effect heeft voor de voormelde ambachtsondernemingen. Hieronder wordt onder meer verstaan het beschikbaar blijven en/of worden van ontwikkelde producten en diensten, bestaande uit bijvoorbeeld (ICT)tools, scholing en/of (overige) ondersteuningsdiensten, alsook aan het voortzetten of starten van een (informatie)campagne ter voorlichting en verbetering van het imago van ambachtsondernemingen. Op deze wijze wordt de continuïteit van voormelde activiteiten binnen de ambachtssector gewaarborgd en voorkomen dat de resultaten van het desbetreffende ambachts-ondernemerschapsproject een tijdelijk karakter zullen hebben.

(b) De kwaliteit van het projectplan

Een ambachts-ondernemerschapsproject krijgt meer punten toegekend, naarmate de kwaliteit van het projectplan beter is. Dit criterium gaat over hoe het project zal worden uitgevoerd. Dit blijkt onder meer uit de aanwezigheid van een doeltreffend en samenhangend projectplan met een realistische planning. Er moet een beschrijving worden gegeven van het project, de werkpakketten en de planning. Een voorstel scoort hoger naarmate de planning realistisch is en de beschikbare financiële middelen efficiënter worden ingezet. Er wordt gekeken naar hoe de financiële middelen worden ingezet die nodig zijn voor het realiseren van het project. Hoe beter er gebruik wordt gemaakt van bestaande netwerken, kennis en middelen, waardoor de projectkosten laag gehouden kunnen worden, hoe hoger een project scoort op dit criterium. De financiële middelen betreffen (vrijwel altijd uitsluitend) de aangevraagde subsidie (en mogelijk ook) andere financiële middelen (die de aanvrager mag en kan inzetten) waarmee het project gefinancierd wordt.

(c) De geschiktheid van de subsidieaanvrager of het samenwerkingsverband

Een ambachts-ondernemerschapsproject krijgt meer punten toegekend, naarmate de subsidieaanvrager dan wel het samenwerkingsverband meer geschikt is om het desbetreffende project uit te voeren. Dit criterium gaat over wie het ambachts-ondernemerschapsproject gaan uitvoeren en of de benodigde competenties, infrastructuur en projectorganisatie aanwezig zijn.

Voor de beoordeling van de competenties, infrastructuur en projectorganisatie is van belang dat de subsidieaanvraag kan worden ingediend door een subsidieaanvrager die het ambachts-ondernemerschapsproject zelfstandig uitvoert of door een subsidieaanvrager of meerdere subsidieaanvragers die dit project in een samenwerkingsverband uitvoeren. De subsidieaanvrager is een belangenorganisatie voor ambachtsondernemingen. Dit kan een vereniging of een stichting zijn.

De geschiktheid van de individuele subsidieaanvrager die zelfstandig een ambachts-ondernemerschapsproject uitvoert, zou onder meer kunnen blijken uit de curricula vitae van de natuurlijke personen die in dienst zijn bij de subsidieaanvrager die het project uit moeten voeren en aantoonbare succesvolle ervaring met de uitvoering van vergelijkbare projecten of programma’s.

In het geval een subsidieaanvrager het ambachts-ondernemerschapsproject uitvoert in een samenwerkingsverband kan de geschiktheid van het samenwerkingsverband onder meer blijken uit de balans van verschillende capaciteiten die aanwezig zijn binnen het samenwerkingsverband, de mate waarin de capaciteit die nodig is voor het succesvol uitvoeren van het voorgestelde project aanwezig is binnen het samenwerkingsverband (aantoonbaar door bijvoorbeeld curricula vitae van natuurlijke personen die het project uit zullen voeren en/of documenten die verslag doen van eerdere succesvolle initiatieven die zijn uitgevoerd door de deelnemers van het samenwerkingsverband), de mate waarin aannemelijk wordt gemaakt dat de deelnemers in het samenwerkingsverband een toegevoegde waarde hebben en de mate waarin omschreven wordt hoe de taakverdeling binnen het samenwerkingsverband eruit ziet.

Artikel 3.26.8. Informatieverplichtingen

In dit artikel zijn informatieverplichtingen opgenomen ten aanzien van de gegevens die de subsidieaanvraag moet bevatten of waarvan deze vergezeld dient te gaan.

Het eerste lid van dit artikel maakt duidelijk welke informatie in een subsidieaanvraag opgenomen moet worden. Het betreft hier de minimale informatievereisten over de subsidieaanvrager, het project en deelnemers uit het samenwerkingsverband, die nodig zijn om de aanvraag te kunnen behandelen. Deze vereisten sluiten (grotendeels) aan bij de wijze waarop andere (vergelijkbare) subsidiemodules in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies zijn vormgegeven.

Ook wordt bepaald dat een aanvraag om subsidie een verklaring de-minimissteun moet bevatten. Op grond van artikel 1.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies gaat het hierbij om een verklaring van de subsidieaanvrager waarin deze bevestigt dat subsidieverlening niet zal leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening. Deze verklaring is van belang om aan de monitoringsverplichting te voldoen die elke lidstaat van de Europese Unie richting de Europese Commissie heeft.

Verder bepaalt het tweede lid dat de subsidieaanvraag vergezeld dient te gaan van bepaalde gegevens. Met de gevraagde gegevens zou een goede inschatting gemaakt moeten kunnen worden of het project aan de doelstelling van deze subsidiemodule voldoet.

Allereerst moet de subsidieaanvraag vergezeld gaan van een projectplan dat in ieder geval de volgende onderdelen bevat: (1°) een omschrijving van de doelstelling of doelstellingen, de werkzaamheden en de omvang van het verwachte blijvende effect (het bereik) van het ambachts-ondernemerschapsproject, voor zover dit relevant is om te toetsen aan de randvoorwaarden om hoger te scoren op de rangschikkingscriteria, opgenomen in artikel 3.26.7, eerste lid, onderdelen a en b, en (2°) een begroting waarin de totale kosten van de subsidiabele activiteiten en de omvang van de gevraagde subsidie zijn opgenomen. Deze informatie is nodig om een gedetailleerd inzicht te krijgen op welke wijze het project uitgevoerd gaat worden en welke kosten hieraan gekoppeld zijn, alsook of het project bijdraagt aan de doelstellingen van de subsidiemodule. Bij de subsidievaststelling kan beoordeeld worden of de subsidiabele activiteiten verricht zijn.

Ten tweede moet de subsidieaanvraag vergezeld gaan van documenten met daarin een beknopte beschrijving van de projectorganisatie en van de kennis en ervaring van de bij de uitvoering van het ambachts-ondernemerschapsproject betrokken personen. Dit zijn onder meer de randvoorwaarden om hoger te scoren op het rangschikkingscriterium dat is opgenomen in artikel 3.26.7, eerste lid, onderdeel c.

Tot slot is van belang dat op grond van artikel 19, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies een aanvraag om subsidie moet worden ingediend met gebruikmaking van een middel dat beschikbaar wordt gesteld. Dit middel zal vanaf het begin van de openstellingsperiode van deze subsidiemodule beschikbaar worden gesteld via www.rvo.nl.

Artikel 3.26.9. Aanvraag subsidievaststelling

Voor de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies zijn de verplichtingen inzake subsidievaststelling opgenomen in artikel 50 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Er is evenwel voor gekozen om deze verplichtingen in dit artikel nader in- en aan te vullen. Dit artikel bevat een opsomming van informatie die in ieder geval opgenomen moet worden in het eindverslag dat bij de aanvraag voor subsidievaststelling wordt ingediend, bedoeld in artikel 50, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Deze onderdelen dienen ervoor om te bezien of de subsidiabele activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, alsook of de subsidiabele activiteiten tot het gewenste eindresultaat hebben geleid. Het eindverslag dient een omschrijving te bevatten van (a) de projectresultaten, (b) het type en aantal ambachtsondernemingen dat door het ambachts-ondernemerschapsproject is ondersteund en de wijze waarop dit plaatsgevonden heeft, (c) op welke wijze het ambachts-ondernemerschapsproject heeft bijgedragen aan één of meer van de doelstellingen van de subsidie, bedoeld in artikel 3.26.2, eerste lid, en (d) een overzicht waarin de totale kosten van de subsidiabele activiteiten zijn opgenomen, inclusief een kostenopbouw die is toegespitst op de verschillende kostencomponenten.

Artikel 3.26.10. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 3.26.2, eerste lid, bevat staatsteun en wordt gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening. Voor een uitgebreidere toelichting op de staatssteunaspecten wordt verwezen naar paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 3.26.11. Vervaltermijn

Voor de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten is in dit artikel een vervaldatum opgenomen. In artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 is bepaald dat subsidieregelingen een vervaltermijn van maximaal vijf jaren bevatten. Artikel 3.26.11 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies geeft invulling aan voormelde bepaling. Dit artikel bepaalt namelijk voor de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten wat de vervaldatum is. Deze subsidiemodule vervalt na één jaar, met ingang van 1 januari 2023.

Onderdeel B (Bijlage 3.26)

Er is een bijlage 3.26 in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies ingevoegd. Deze bijlage bevat een lijst van zogenaamde ambachtsberoepen. Voor de achtergrond wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 3.26.2.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Met deze datum wordt aangesloten bij de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden. Wel wordt afgeweken van de regel dat ministeriële regelingen minimaal twee maanden voor inwerkingtreding bekend moeten worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.

Met deze wijzigingsregeling wordt de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies aangepast in verband met de invoering van de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten. Door deze invoering wordt het mogelijk gemaakt om de openstelling van deze subsidiemodule te regelen in de nog in te voeren openstellingsregeling op het terrein van de ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) (de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2022). Er wordt beoogd dat subsidieaanvragers spoedig (vanaf 3 januari 2022) subsidieaanvragen kunnen indienen op grond van de subsidiemodule Ambachts-ondernemerschapsprojecten. Het vasthouden aan de systematiek van de vaste verandermomenten en voormelde bekendmakingstermijn zou hebben betekend dat subsidieaanvragen pas vanaf 1 april 2022 ingediend hadden kunnen worden, in plaats van op de eerste werkdag van 2022 (3 januari 2022.

Tot slot hebben de subsidieaanvragers voldoende tijd om aanvragen voor te bereiden en in te dienen, omdat de openstellingsperiode loopt vanaf 3 januari 2022 tot en met 28 februari 2022.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok


X Noot
1

Zie voor een uitgebreidere achtergrondbeschrijving voor het voorgaande onder meer het Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 7 oktober 2019, nr. WJZ/19222294, houdende vaststelling van de rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van het voormalig Hoofdbedrijfschap Ambachten (Stcrt. 2019, 56070).

X Noot
2

SER-advies Handmade in Holland: vakmanschap en ondernemerschap in de ambachtseconomie, te raadplegen via https://www.ser.nl/-/media/ser-downloads/adviezen/2013/vakmanschap-ondernemerschap-ambachtseconomie.pdf

X Noot
5

Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352).

X Noot
6

SER-advies Handmade in Holland: vakmanschap en ondernemerschap in de ambachtseconomie, te raadplegen via https://www.ser.nl/-/media/ser-downloads/adviezen/2013/vakmanschap-ondernemerschap-ambachtseconomie.pdf

X Noot
7

Zie voor de achtergrond bij het gekozen minimum subsidiebedrag ook de toelichting op artikel 3.26.6, onderdeel b.

X Noot
9

Een opleider is een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zich bij de uitoefening van zijn beroep of bedrijf bezighoudt met het geven van scholing.

Naar boven