Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 16 juli 2021, nr. PO/ 28571561, houdende regels voor subsidieverstrekking ten behoeve van impuls en innovatie in het bewegingsonderwijs (Subsidieregeling impuls en innovatie bewegingsonderwijs)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 70 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 67 van de Wet primair onderwijs BES;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES;

lesuur:

les bewegingsonderwijs van ten minste 45 minuten;

Minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

procesbegeleider:

procesbegeleider als bedoeld in artikel 3;

school:

school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, of artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES, niet zijnde een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

schooljaar:

periode van 1 augustus van een jaar tot en met 31 juli van het daaropvolgende jaar.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

  • 1. De Minister kan subsidie verstrekken aan een bevoegd gezag voor het inhuren of aanstellen van een procesbegeleider voor de schooljaren 2021-2022 en 2022-2023 voor een of meer scholen voor het stimuleren van en het bieden van ondersteuning bij de duurzame verankering van:

    • a. een aanbod van ten minste twee lesuren bewegingsonderwijs per schoolweek per groep in voorbereiding op de wettelijke verplichting in 2023; of

    • b. als de school reeds twee lesuren bewegingsonderwijs per schoolweek per groep verzorgt, extra lesuren bewegingsonderwijs bovenop de minimale twee lesuren of van beweging in brede zin in het onderwijsprogramma.

  • 2. Het bevoegd gezag huurt de procesbegeleider in of stelt deze aan om:

    • a. de betreffende school te helpen om de minimale twee lesuren bewegingsonderwijs per schoolweek per groep duurzaam te verankeren, indien subsidie wordt aangevraagd op grond van het eerste lid, onderdeel a;

    • b. de betreffende school te helpen om een of meer extra lesuren bewegingsonderwijs per schoolweek per groep te organiseren bovenop de minimale twee lesuren of de kinderen op een uitnodigende manier te laten bewegen gedurende de schooldag, indien subsidie wordt aangevraagd op grond van het eerste lid, onderdeel b;

    • c. het ontstaan van een regionale vakgroep te stimuleren om de kwaliteit en samenwerking te vergroten;

    • d. indien nodig met de betreffende gemeente in overleg te gaan over oplossingen voor problemen met beschikbaarheid van accommodaties vanuit bestaande mogelijkheden; en

    • e. indien nodig de professionalisering van de vakleerkrachten te bevorderen.

  • 3. Een bevoegd gezagsorgaan kan per school slechts eenmaal subsidie aanvragen voor elk van de twee categorieën als bedoeld in het eerste lid onderdeel a en b.

Artikel 4. Subsidieplafond en maximale hoogte subsidie

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in totaal een bedrag beschikbaar van ten hoogste:

    • a. € 9.198.000,00 voor aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a; en

    • b. € 6.132.000,00 voor aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b.

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal € 25.000,00 per bevoegd gezag, indien voor één school subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Indien voor meerdere scholen subsidie wordt aangevraagd, ontvangt het bevoegd gezag een extra subsidie van maximaal € 15.000,00 per extra deelnemende school tot een maximum van € 85.000,00 per bevoegd gezag.

  • 4. Voor subsidieontvangers op Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden de subsidiebedragen omgerekend in dollars tegen de vastgestelde wisselkoers op het moment van de subsidievaststelling.

  • 5. Indien het bevoegd gezag zowel een subsidieaanvraag doet voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, als voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, kan het subsidiebedrag voor beide aanvragen gezamenlijk niet meer bedragen dan de maximumbedragen, bedoeld in het tweede en derde lid.

  • 6. De Minister verstrekt subsidie voor loonkosten tot een maximum uurtarief van € 90,00, inclusief overhead en BTW.

Artikel 5. Wijze van verdeling beschikbare middelen

  • 1. Indien een subsidieplafond ontoereikend is om alle aanvragen toe te wijzen, worden de binnengekomen aanvragen ten laste van het subsidieplafond door middel van loting gerangschikt.

  • 2. Na binnenkomst van de aanvragen wordt eerst de subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, verdeeld en vervolgens de subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b.

  • 3. Indien een subsidieplafond toereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen toe te wijzen, worden de middelen toegevoegd aan het andere onderdeel en wordt de subsidie verdeeld over de aanwezige resterende aanvragen. Indien het resterende subsidieplafond daarvoor ontoereikend is, worden de binnengekomen aanvragen in dat onderdeel wederom gerangschikt door middel van loting.

  • 4. Aanvragen die na het einde van een aanvraagtijdvak worden ingediend, worden afgewezen.

  • 5. Indien het tweede aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 7, vierde lid, onderdeel b, wordt opengesteld, hebben bevoegd gezagsorganen aan wie na het eerste aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 7, vierde lid, onderdeel a, geen subsidie werd verstrekt voorrang. Het eerste lid is daarbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Verplichting subsidie

De subsidieontvanger is verplicht desgevraagd alle benodigde informatie te verstrekken ten behoeve van beleidsonderzoek door de Minister.

Artikel 7. Aanvraag subsidie

  • 1. De aanvraag bevat een activiteitenplan en een begroting. De artikelen 3.4 en 3.5 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het activiteitenplan bestaat uit een beschrijving van het doel waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de begroting bestaat uit een specificatie van het aantal uren en het tarief waarvoor een procesbegeleider zal worden ingezet.

  • 3. Per bevoegd gezag kan per aanvraagtijdvak eenmaal een aanvraag worden ingediend voor subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a en eenmaal voor subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b.

  • 4. De subsidieaanvragen kunnen worden ingediend in het tijdvak van:

    a. 1 september 2021 tot en met 30 september 2021; en, indien na de subsidieverstrekking naar aanleiding van het eerste tijdvak nog een bedrag als bedoeld in artikel 4, eerste lid, resteert, van

    b. 15 februari 2022 tot en met 15 maart 2022.

  • 5. Voor het aanvraagtijdvak bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, kan een bevoegd gezag alleen een aanvraag indienen voor het inhuren of aanstellen van een procesbegeleider ten behoeve van andere scholen dan waarvoor een aanvraag is ingediend in het eerste tijdvak bedoeld in het vierde lid, onderdeel a.

  • 6. Het bevoegd gezag dient de aanvraag in met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat op de website www.dus-i.nl beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 8. Subsidievaststelling, betaling en verantwoording

  • 1. De subsidie wordt direct vastgesteld op uiterlijk:

  • 2. De Minister bepaalt in de beschikking het betaalritme.

  • 3. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs of Regeling jaarverslaglegging BES met model G1, onderdeel 1, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.

  • 4. De subsidieontvanger toont op verzoek van de Minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

Artikel 9. Besteding subsidie

Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten in lijn met de doelstellingen zoals beschreven in artikel 3.

Artikel 10. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2021 en vervalt met ingang van 1 juli 2026.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling innovatie bewegingsonderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemeen

De subsidieregeling innovatie bewegingsonderwijs – hierna aangeduid als de regeling – ondersteunt scholen die zich willen inspannen meer bewegingsonderwijs te gaan geven. Dit om aan de aankomende wettelijke eis van ten minste twee uur bewegingsonderwijs per week te kunnen gaan voldoen of om bovenop de reeds ingeregelde twee uur meer bewegingsonderwijs te realiseren door meer lessen bewegingsonderwijs of bewegen door de schooldag heen in te regelen.

Inleiding

In 2023 moeten alle scholen in het in het (speciaal) basisonderwijs en in het speciaal onderwijs, niet zijnde voortgezet speciaal onderwijs, voldoen aan de wettelijke verplichting van het aanbieden van twee lesuren bewegingsonderwijs per week. Deze wettelijke verplichting brengt voor sommige scholen een aantal uitdagingen met zich mee. Uit de laatste peiling1 is gebleken dat 36 procent van de basisscholen minder dan twee lesuren bewegingsonderwijs per week geeft. Uit diezelfde peiling blijkt dat hier verschillende oorzaken aan ten grondslag liggen. Redenen als een vol lesrooster, onvoldoende financiële middelen, beperkte beschikbaarheid van accommodaties, beperkte beschikbaarheid bevoegde leraren, lange reistijd en beperkt vervoer, defecte of oude inventaris en beperkte (of geen) ondersteuning door het schoolbestuur worden genoemd. Om oplossingen te vinden voor deze knelpunten en bewegen in de brede zin te stimuleren is de regeling innovatie bewegingsonderwijs tot stand gekomen.

Deze regeling is bedoeld voor scholen om innovatieve plannen te ontwikkelen die tegemoetkomen aan het duurzaam realiseren van twee lesuren bewegingsonderwijs, uren bewegingsonderwijs bovenop die twee lesuren of het stimuleren van extra bewegen in brede zin.

Scholen slagen er niet altijd in om zelfstandig tot oplossingen en innovatie te komen. Aangezien de oorzaken en knelpunten voor iedere school anders zijn, is maatwerk nodig. De regeling voorziet in financiële ondersteuning waarmee organisatorische capaciteit in de vorm van een procesbegeleider te realiseren is. Scholen kunnen met deze middelen een procesbegeleider aanstellen die werkt aan een van de twee gestelde doelen duurzaam bewerkstelligen. Deze procesbegeleider coördineert, organiseert en zoekt (indien nodig) de samenwerking met andere scholen/schoolbesturen, gemeenten, sportbedrijven etc. om te komen tot structurele oplossingen. Een procesbegeleider kan bijvoorbeeld een ervaren vakleerkracht zijn of een andere professional met kennis van bewegingsonderwijs. Ondanks alle bekende knelpunten blijken visie en ambitie en daarmee prioriteit geven aan bewegingsonderwijs een doorslaggevende rol te hebben bij het voldoen aan de norm van twee uur bewegingsonderwijs. Een procesbegeleider kan bijdragen aan het ontwikkelen van een visie en samen met de school denken in oplossingen. Op deze manier kan de regeling scholen ondersteunen zich voor te bereiden op de aankomende wettelijke verplichting van twee lesuren bewegingsonderwijs per week of meer bewegen door de schooldag heen stimuleren. Voor scholen die wel al voldoen aan de twee lesuren per week kan de regeling een stimulans zijn meer dan twee lesuren bewegingsonderwijs per week te realiseren of meer bewegen gedurende dag te realiseren. De gewenste invulling van deze procesbegeleider is afhankelijk van de behoeften van de school, daarom kiezen bevoegde gezagsorganen samen met hun scholen zelf hoe deze rol in te vullen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De procesbegeleider is degene de scholen begeleidt naar het duurzaam verankeren van minimaal twee lesuren bewegingsonderwijs in de week dan wel beweging gedurende de schooldag. Dit kan bijvoorbeeld een ervaren vakleerkracht zijn, of een andere professional met kennis op het gebied van bewegingsonderwijs. Scholen kunnen met deze middelen een procesbegeleider aanstellen die werkt aan een van de twee gestelde doelen duurzaam bewerkstelligen.

Artikel 3

De procesbegeleider kan het proces begeleiden door bijvoorbeeld:

  • Inzichtelijk te maken waar scholen behoefte aan hebben, welke ondersteuning passend is en waar die ondersteuning aan wordt geboden;

  • Het stimuleren van samenwerking tussen verschillende scholen, schoolbesturen en de gemeente op het gebied van bewegingsonderwijs;

  • Het stimuleren van visievorming over bewegingsonderwijs of verbeteren van de kwaliteit daarvan op regionaal/provinciaal niveau of op bestuursniveau;

  • Het ondersteunen van het vertalen van die visie in de dagelijkse praktijk;

  • Randvoorwaarden voor bewegingsonderwijs i.s.m. gemeente/huisvesting (accommodaties op orde brengen);

  • Het samenbrengen vakleerkrachten tot een vakgroep en een coördinator aanstellen;

  • Sportbedrijven informeren over arbeidstechnische zaken, zoals de cao po;

Bij meer bewegen door de schooldag heen valt te denken aan bijvoorbeeld:

  • Bewegend leren;

  • Ondersteuning in het gebruik van schoolpleininnovaties, of het aanvragen van middelen voor schoolpleinvernieuwingen via bestaande kanalen;

  • Pauzespelen.

Artikel 4

Ieder schoolbestuur kan per tijdvak één aanvraag indienen. De subsidie bedraagt maximaal € 25.000,00 per bevoegd gezag voor de subsidieperiode voor deelname met één school. Het uitgekeerde bedrag is afhankelijk van de ingediende begroting. De subsidie kan alleen worden ingezet voor het uitkeren van de uren van de procesbegeleider, niet voor materiele kosten. Voor elke volgende school die deelneemt ontvangt het bevoegd gezag een extra subsidie van maximaal € 15.000,00 per extra deelnemende school tot een maximum van € 85.000,00 per bevoegd gezag. Hiermee wordt samenwerking tussen scholen gestimuleerd. Een bevoegd gezag mag met meer scholen deelnemen, maar krijgt hiervoor geen extra geld. Deze extra scholen kunnen dan ook niet mee doen aan een eventuele tweede ronde, zoals bedoeld in artikel 7 lid 4.

Wanneer de subsidie wordt overvraagd, zal worden geloot. Om ervoor te zorgen dat beide doelen zoals beschreven in het amendement 2gedekt worden, wordt er bij het loten gebruikt gemaakt van twee poules. In poule A zitten de scholen die twee lesuren bewegingsonderwijs willen realiseren en nu geen of één uur bewegingsonderwijs geven en in poule B zitten de scholen die reeds twee lesuren bewegingsonderwijs realiseren en dit willen uitbreiden, of de kinderen meer willen laten bewegen door de dag heen (pauze spelen, bewegend leren etc). 60% van het te verstrekken subsidiebedrag wordt besteed in poule A en 40% wordt besteed in poule B. Wanneer geld overblijft uit poule A wordt dit verplaatst naar poule B en vice versa.

Indien het volledige subsidiebedrag in de eerste aanvraagronde niet volledig wordt benut, wordt in februari 2022 een tweede tijdvak opengesteld. In dit tweede tijdvak:

  • Kan ieder schoolbestuur een nieuwe aanvraag doen. Een schoolbestuur dat in de eerste ronde al een aanvraag heeft gedaan kan de aanvraag alleen doen voor andere scholen dan in de eerste ronde.

  • Krijgen schoolbesturen die in de eerste ronde niet hebben meegedaan voorrang.

  • Indien nodig wordt er geloot op dezelfde manier waarop dat bij de eerste ronde gedaan is.

Scholen zijn vrij om een hoger uurtarief te betalen, maar dit wordt niet gesubsidieerd.

Artikel 5

Loting vindt plaats over alle binnengekomen aanvragen. Door middel van loting wordt een rangorde bepaald. Indien een ingelote een aanvraag onvolledig is, zal de aanvrager de gelegenheid worden geboden de aanvraag binnen een redelijke termijn aan te vullen. Indien de aanvraag niet binnen de gestelde termijn wordt aangevuld, zal deze aanvraag buiten behandeling worden gelaten, waarna de volgende aanvraag in de rangorde zal worden beoordeeld.

Wanneer er in het tweede tijdvak meer aanvragen binnenkomen dan er beschikbare middelen zijn, zal hier tevens geloot worden.

Artikel 6

De verplichtingen in dit artikel gelden naast de verplichtingen die gelden op grond van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling). Een voorbeeld van een verplichting uit de Kaderregeling is de meldingsplicht (artikel 5.7 Kaderregeling). Op grond van deze meldingsplicht dient in ieder geval een melding te worden gedaan wanneer een projectbegeleider is gestopt met de werkzaamheden zonder resultaat binnen de subsidieperiode.

Meldingen kunnen worden gedaan bij DUS-I per e-mail via OCWsubsidies@minvws.nl of per post. Het postadres is:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen

Postbus 16006

2500 BA DEN HAAG

Artikel 8

Het vierde lid bepaalt dat de Minister steekproefsgewijs kan vragen aan te tonen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn. De subsidieontvanger kan dit doen door bijvoorbeeld een overzicht in te dienen van de werkelijke kosten, door aan te tonen dat de procesbegeleider is ingehuurd/aangesteld, door te laten zien dat iemand binnen de formatie als procesbegeleider is aangewezen, door een verslag van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 9

Wanneer een school bijvoorbeeld subsidie heeft aangevraagd om twee lesuren bewegingsonderwijs te realiseren en dit doel behaald is binnen de begrote uren, kan de procesbegeleider de resterende tijd aanwenden om bewegen in de brede zin of een van de andere doelen gedefinieerd in artikel 3 te bewerkstelligen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Ecorys. Oplossingen voor het bewegingsonderwijs. Hoe komen we nu verder? (2019).

X Noot
2

Het amendement van Heerema/Van Nispen gaat (TK 2019–2020, 35 102, nr. 23).

Naar boven