Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 12 juli 2021, nr. WJZ/ 21165677, houdende wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met subsidiëring van de kosten voor advies en ondersteuning van verduurzamingsmaatregelen voor bedrijfspanden en bedrijfsvoering van mkb’ers

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 2, 4, 5, eerste en tweede lid, 15, 16, 17, eerste, vierde en zesde lid, 19, tweede lid, 25, 34, eerste lid, 50, negende lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Na titel 4.6 wordt een titel toegevoegd, luidende:

TITEL 4.7 ADVIES EN ONDERSTEUNING VERDUURZAMINGSMAATREGELEN MKB

Artikel 4.7.1 Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

bedrijfspand:

pand dat de mkb-onderneming in eigendom heeft of huurt, en waarin de mkb-onderneming diens werkzaamheden verricht, met een jaarlijks energieverbruik van minder dan 25.000 kubieke meter aardgasequivalenten en minder dan 50.000 kilowatt uur elektriciteit;

bedrijfsvoering:

alle handelingen die een mkb-onderneming bedrijfsmatig onderneemt die niet zien op het gebruik van het bedrijfspand;

energieadviseur:

onderneming die bedrijfsmatig onderzoek doet naar en adviseert over mogelijke door een mkb-onderneming te nemen verduurzamingsmaatregelen en die niet werkzaam is bij die mkb-onderneming;

energieregisseur:

onderneming die bedrijfsmatig ondersteunt bij de door een mkb-onderneming te nemen verduurzamingsmaatregelen en die niet werkzaam is bij die mkb-onderneming;

mkb-onderneming:

onderneming naar Nederlands recht met maximaal 250 fte’s in dienst en een jaaromzet van maximaal € 50.000.000, die minstens één bedrijfspand bezit of huurt;

verduurzamingsmaatregel:

maatregel die aantoonbaar direct leidt tot energiebesparing of een reductie van CO2-uitstoot, niet zijnde een gedragsmaatregel.

Artikel 4.7.2 Subsidieverstrekking
  • 1. De Minister verstrekt op aanvraag aan een mkb-onderneming:

    • a. subsidie voor de gemaakte kosten voor het advies van een energieadviseur, opgesteld na 2 augustus 2021, over verduurzamingsmaatregelen voor het bedrijfspand of voor de bedrijfsvoering van die mkb-onderneming, indien het advies aan de mkb-onderneming is opgesteld vóór het in opdracht geven van de verduurzamingsmaatregelen;

    • b. subsidie voor de gemaakte kosten voor de ondersteuning door een energieadviseur of energieregisseur bij het uitvoeren van één of meer verduurzamingsmaatregelen welke volgen uit het advies, bedoeld onder a;

  • 2. Het eerste lid, onder b, is van overeenkomstige toepassing, indien voor het advies, bedoeld in het eerste lid, onder a, geen subsidie is aangevraagd, en de kosten zien op ondersteuning bij het uitvoeren van één of meer verduurzamingsmaatregelen die volgen uit een advies dat is opgesteld na 2 augustus 2021 en vóór het in opdracht geven van de verduurzamingsmaatregelen en dat advies de gegevens, bedoeld in artikel 4.7.4, tweede lid, bevat.

  • 3. Een mkb-onderneming die voor één bedrijfspand beide subsidies, bedoeld in het eerste lid, wil aanvragen, doet dat in één aanvraag.

  • 4. Een mkb-onderneming kan per bedrijfspand eenmalig de subsidies, bedoeld in het eerste lid, aanvragen. De mkb-onderneming dient per bedrijfspand één aanvraag in.

Artikel 4.7.3 Hoogte subsidie en verdeling van het subsidieplafond
  • 1. De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 2. De subsidie voor het advies, bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid, onder a, bedraagt 80% van de gemaakte kosten, bedoeld in het eerste lid, met een minimumbedrag van € 400 en tot een maximumbedrag van € 750.

  • 3. De subsidie voor de ondersteuning, bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid, onder b, bedraagt 80% van de gemaakte kosten, met dien verstande dat het bedrag van de subsidie of de som van de bedragen van de subsidies, bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid, niet hoger is dan € 2.500.

Artikel 4.7.4 Subsidiabele kosten
  • 1. Artikel 10, tweede lid, van het besluit is niet van toepassing.

  • 2. Voor de subsidie, bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid, onder a, komen in aanmerking kosten voor een advies dat de volgende gegevens bevat:

    • a. de datum van opstellen van het advies aan de mkb-onderneming;

    • b. de naam en het Kamer van Koophandel-nummer van de energieadviseur of indien van toepassing de energieregisseur;

    • c. de naam van de mkb-onderneming en het adres van het bedrijfspand;

    • d. een opgave van het energieverbruik van het bedrijfspand en de bedrijfsvoering in aardgasequivalenten en kWh van het afgelopen jaar, of, indien de mkb-onderneming minder dan een jaar opereert, van de werkzame maanden, met een onderbouwde inschatting van het jaarlijks energieverbruik;

    • e. een beschrijving van het jaarlijks energieverbruik, bedoeld onder d, omgerekend naar CO2-uitstoot volgens de omrekeningswaarden, bedoeld in de tabel in bijlage 1, van het bedrijfspand en van de bedrijfsvoering, uitgesplitst naar onderdeel van de bedrijfsvoering;

    • f. een beschrijving van de mogelijke verduurzamingsmaatregelen van het bedrijfspand en van de bedrijfsvoering van de betreffende mkb-onderneming, die leiden tot de grootste energiebesparing, omgerekend naar CO2-uitstoot volgens de omrekeningswaarden, bedoeld in de tabel in bijlage 1, of reductie van CO2-uitstoot, waarbij rekening wordt gehouden met de financiële haalbaarheid van de maatregelen; en

    • g. per mogelijke verduurzamingsmaatregel, bedoeld onder f, een beschrijving van de potentiële energiebesparing, omgerekend naar CO2-uitstoot volgens de omrekeningswaarden, bedoeld in de tabel in bijlage 1, of reductie van CO2-uitstoot van die maatregel, de kosten voor de maatregel en de verwachte terugverdientijd van de maatregel.

  • 2. Voor de subsidie, bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid, onder b, komen in aanmerking kosten voor:

    • a. het opstellen van een financieringsplan;

    • b. het opstellen van een overzicht van de te nemen stappen;

    • c. de ondersteuning bij het aanschaffen en installeren van materialen of diensten;

    • d. het opvragen en op geschiktheid beoordelen van offertes;

    • e. het aanvragen van één of meer subsidies of andere financieringsmogelijkheden;

    • f. het opstellen en uitzetten van een opdracht;

    • g. het begeleiden van en toezien op de uitvoering;

    • h. het aanvragen van de subsidies, bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid.

Artikel 4.7.5 Afwijzingsgronden

De Minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de activiteiten zullen worden verricht aan een bedrijfspand dat niet gelegen is in Nederland;

  • b. het bedrijfspand zich op een adres bevindt met slechts een woonbestemming;

  • c. het advies, bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid, onder a, ook ziet op andere zaken dan verduurzaming en aannemelijk is dat de kosten voor het advies door die andere zaken aanzienlijk hoger zijn dan wanneer het advies slechts op verduurzaming had gezien, waardoor een hogere subsidie is aangevraagd;

  • d. de aanvrager een verzoek om een verklaring dat sprake is van een energie-investering als bedoeld in artikel 3.42, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 heeft ingediend en daarbij het advies, bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid, onder a, heeft aangemerkt als de aanschaffings- of voortbrengingskosten ter zake van een energie-investering, bedoeld in artikel 3.42, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel 4.7.6 Verplichtingen subsidieontvanger
  • 1. De subsidies, bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid, worden alleen uitgekeerd wanneer de mkb-onderneming aantoont minstens één maatregel uit het advies, bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid, onder a, te zullen uitvoeren of te hebben uitgevoerd binnen twee jaar na de datum van opstellen van dat advies, door overlegging van een getekende offerte, opdracht of betaalbewijs, bedoeld in artikel 4.7.7, onder e.

  • 2. De mkb-onderneming is verplicht de in het kader van de subsidieverlening gevoerde administratie te bewaren tot tien belastingjaren na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 4.7.7 Informatieverplichtingen

De aanvraag voor subsidie bevat:

  • a. het Kamer van Koophandel-nummer van de subsidieaanvrager;

  • b. het Kamer van Koophandel-nummer van de energieadviseur en van de energieregisseur, indien de ondersteuning, bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid, onder b, daardoor is verleend;

  • c. het advies, bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid, onder a;

  • d. een factuur van de energieadviseur voor de gemaakte kosten als bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid, onder a, en, indien ook de subsidie, bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid, onder b, wordt aangevraagd, een factuur van de energieadviseur of energieregisseur voor de gemaakte kosten als bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid, onder b, waarin de kosten worden gespecificeerd;

  • e. een namens de mkb-onderneming binnen één jaar na de datum, bedoeld in artikel 4.7.4, tweede lid, onder a, getekende offerte of namens de mkb-onderneming getekende opdracht aan een andere onderneming voor het uitvoeren van minstens één van de verduurzamingsmaatregelen, bedoeld in artikel 4.7.4, tweede lid, onder f, dan wel een betaalbewijs voor materialen of diensten die aantonen dat de mkb-onderneming minstens één van de verduurzamingsmaatregelen, bedoeld in artikel 4.7.4, tweede lid, onder f, zelf uitvoert of laat uitvoeren;

  • f. een verklaring de-minimissteun; en

  • g. het adres van het bedrijfspand waarvoor de mkb-onderneming een subsidie, bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid, aanvraagt.

Artikel 4.7.8 Verlening en vaststelling van de subsidie

Bij verlening van de subsidie wordt direct een beschikking tot subsidievaststelling afgegeven.

Artikel 4.7.9 Staatssteun

Een subsidie als bedoeld in deze regeling kan staatssteun bevatten en gerechtvaardigd worden door de algemene de-minimisverordening.

Artikel 4.7.10 Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2023, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op aanvragen die voor deze datum zijn ingediend, en op subsidies die voor deze datum zijn verleend.

B

Na bijlage 4.6.2 wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

BIJLAGE 4.7.1 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 4.7.4 VAN DE REGELING NATIONALE EZK- EN LNV-SUBSIDIES

De omrekening van het energieverbruik van de mkb-onderneming vindt plaats op grond van de omrekeningswaarden, bedoeld in onderstaande tabel. De uitstoot van een bedrijfswagen kan zowel per liter als per kilometer berekend worden.

1 kWh elektriciteit

= 0,405 Kg CO2

1 Nm3 aardgas

= 1,785 Kg CO2

1 GJ warmte

= 32,53 Kg CO2

1 liter benzine (E95)

= 2,269 Kg CO2

1 liter diesel

= 2,606 Kg CO2

Personenvervoer / kilometer

= 0,163 Kg CO2

Goederenvervoer / kilometer

= 0,895 Kg CO2

ARTIKEL II

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 wordt onder de rij van titel 4.6 een rij toegevoegd, luidende:

Titel 4.7: Advies en ondersteuning verduurzamingsmaatregelen MKB

4.7.2

   

01-10-2021 tot en met 30-09-2022

€ 28.200.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking op 1 oktober 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 juli 2021

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie, D. Yeşilgöz-Zegerius

BIJLAGE 1

Gebouwmaatregelen

Installaties

Procesmaatregelen

Vervoersmaatregelen

A

EBS

A

Perslucht

A

Aandrijvingen

A

Zakelijk personenvervoer

B

Isolatie van de schil

B

Stoom

B

Procesapparatuur

B

Goederenvervoer

C

Ruimteverwarming

(afgifte)

C

Productkoeling

C

Proceswarmte

C

Overig

D

Ruimtekoeling

D

ICT-apparatuur

D

Proceskoeling

   

E

Ruimteventilatie

E

Keukenapparatuur

E

Procesregeling

   

F

Binnenverlichting

F

Winkeldeuren en -toegang

F

Serverruimte

   

G

Buitenverlichting

G

Overig

G

Elektrificatie

   

H

Warm tapwater

   

H

Overig

   

I

Warmteopwekking

           

J

Elektriciteitsopwekking

           

K

Overig

           

Tabel 1, Categorieën maatregelen

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

De aanleiding voor deze subsidieregeling is tweeledig. Enerzijds hebben de afspraken van het Klimaatakkoord gevolgen voor het midden- en kleinbedrijf (hierna: mkb) waarbij de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (hierna: EZK) wil ondersteunen. Anderzijds is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK) reeds een traject gestart voor verduurzaming van de bestaande utiliteitsbouw en ter uitvoering van het Urgenda-vonnis.

Het Klimaatakkoord heeft directe gevolgen voor mkb’ers, zoals aangescherpte duurzaamheidseisen in de vorm van een CO2-arme utiliteitsbouw en emissieloze zones in stadskernen, of hogere energiebelastingen. Uit een onderzoek van KPMG, de MKB-impacttoets Klimaatakkoord die op 29 juni 2020 is aangeboden aan de Tweede Kamer bij de brief van de Minister van EZK1, blijkt dat de kennis onder mkb’ers van de inhoud van het Klimaatakkoord en wat dit voor hun onderneming betekent, beperkt is. Er bestaat nog veel onduidelijkheid over de naar aanleiding van het Klimaatakkoord mogelijk te treffen maatregelen en de investeringen die hiermee gemoeid zijn. Ook het moment in de tijd waarop de maatregelen getroffen dienen te worden, lijkt vaak nog een onzekerheid bij ondernemers. Een veelgehoorde zorg van ondernemers is kortom dat zij het moeilijk vinden om in te schatten wat het Klimaatakkoord van hen vraagt, en wanneer.

Ook blijkt uit de MKB-impacttoets en de Levensgebeurtenis ‘Duurzaam Ondernemen’ dat mkb’ers vaak niet goed bekend zijn met subsidieregelingen op klimaat- en energiegebied en dat ze de informatievoorziening van de overheid hierover onduidelijk vinden.2 Volgens de analyse in de Levensgebeurtenis ‘Duurzaam Ondernemen’ is het zo dat ondernemers zich ‘nauwelijks oriënteren op wet- en regelgeving en subsidies’ en de ondernemers bij voorkeur een deskundige inschakelen om het uit te zoeken en te regelen, het liefst via een ‘warm netwerk’.3 Verder ervaren ondernemers dat overheidsinformatie hen onvoldoende bereikt en informatie via algemene campagnes ineffectief is. In de branchespecifieke hoofdstukken van de MKB-impacttoets wordt daarnaast opgemerkt dat het treffen van energiebesparingsmaatregelen regeldruk met zich meebrengt, die met name door kleine ondernemers als last kan worden ervaren, en dat het voor kleine ondernemers moeilijk is om in te spelen op nieuwe regelgeving.4 In gesprekken met MKB-Nederland (hierna: MKB-NL) en de Kamer van Koophandel worden deze beelden bevestigd. Met name kleine mkb’ers hebben vaak weinig tijd of expertise om zich te verdiepen in maatregelen om te verduurzamen. Bij kleine mkb’ers kan minder arbeidsdeling plaatsvinden terwijl grotere bedrijven voor dit soort vraagstukken doorgaans gebruik kunnen maken van specialisten. Dit leidt er in de praktijk toe dat er bij met name het kleine mkb onvoldoende handelingsperspectief is om maatregelen te nemen naar aanleiding van het Klimaatakkoord en om de CO2-uitstoot van hun onderneming te verminderen.

In de MKB-impacttoets doet KPMG de aanbeveling dat de overheid en/of brancheverenigingen klimaatadviseurs in dienst kunnen nemen om de impact van het Klimaatakkoord op de bedrijfsvoering van bedrijven te bepalen.5 De Levensgebeurtenis ‘Duurzaam Ondernemen’ doet aanbevelingen om de ondernemers te belonen die een investering doen om advies op maat te krijgen om hun bedrijfsvoering bedrijfseconomisch te verduurzamen en ook om een maatwerktraject met een (digitale) adviseur die meekijkt over de gehele breedte van de organisatie.

Op basis van de bevindingen en aanbevelingen van KPMG is in de hiervoor genoemde brief aan de Tweede Kamer van 29 juni 2020 van de Minister van EZK aangegeven dat het kabinet aanknopingspunten ziet om het mkb verder en beter te ondersteunen bij het realiseren van de klimaatopgave, en wordt een subsidieregeling voor het mkb aangekondigd waarmee extern advies kan worden ingekocht over CO2-reductiemaatregelen. Met een subsidieregeling waarmee advies ingekocht kan worden in de markt kunnen meer mkb’ers gelijktijdig worden ondersteund dan het geval zou zijn bij het in dienst nemen van klimaatadviseurs. In deze Kamerbrief wordt ook een maatregel op het gebied van informatievoorziening over de gevolgen van het Klimaatakkoord voor mkb’ers aangekondigd, namelijk een digitale tool om de mkb’er een startpunt te geven bij het in kaart brengen van relevante wet- en regelgeving en subsidies voor het bedrijf op het gebied van energiebesparing en vermindering van CO2-uitstoot. Deze tool is sinds het najaar 2020 gelanceerd als deel van een website en communicatiecampagne met de naam MKB Klimaatwerk. Daarnaast heeft MKB-NL met subsidie van het Rijk de website Duurzaam Energie Besparen (www.deb.nl) gelanceerd waarmee ondernemers maatwerkadvies krijgen over pakketten van maatregelen die ze kunnen nemen om energie te besparen. Deze voorlichtingsinstrumenten zijn echter niet toereikend voor het bereiken en activeren van mkb’ers (zie ook bovenstaande aanbevelingen).

In de brief aan de Tweede Kamer van 23 juni 2020 ‘Ontwikkelingen verduurzaming bestaande utiliteitsbouw’6 is aangekondigd dat de Minister van BZK voor het mkb aanvullende middelen beschikbaar stelt om partijen te stimuleren om met de verduurzaming van hun gebouwen aan de slag te gaan. De middelen hiervoor komen uit de investeringsimpuls voor maatschappelijk vastgoed, in het kader van doorbouwen tijdens de Coronacrisis, en uit het pakket voor maatregelen in de gebouwde omgeving in het kader van de uitvoering van het Urgenda-vonnis.

Deze subsidieregeling is op initiatief van de Staatssecretaris van EZK en de Minister van BZK gezamenlijk tot stand gekomen en vormt een verdere uitwerking van de voornemens uit beide Kamerbrieven. Beide voornemens hebben immers betrekking op het stimuleren van energiebesparing en het verminderen van de CO2-uitstoot van mkb’ers. De bewindspersonen denken hier met een gezamenlijke subsidieregeling voor het inkopen van advies en ondersteuning om te verduurzamen het beste invulling aan te kunnen geven. Zoals hiervoor opgemerkt doen de overheid en MKB-NL al het nodige aan communicatie-uitingen en informatievoorziening over de mogelijkheden om te verduurzamen. Hiermee kan de mkb’er een start maken met het in kaart brengen van de mogelijkheden om te verduurzamen. Maar bij de besluitvorming over welke maatregelen het beste zijn, in financieel opzicht en gelet op wet- en regelgeving op het gebied van energiebesparing en het Klimaatakkoord, en bij het uitvoeren van de maatregelen is voor met name het kleine mkb meer ondersteuning nodig. Een subsidieregeling voor het inkopen van professioneel advies en ondersteuning geeft de mogelijkheid om maatwerkadvies specifiek toegespitst op wat het beste is voor het bedrijf in te winnen en om ontlast te worden bijvoorbeeld bij het aanvragen van subsidies, het opstellen van een business case en het regelen van financiering om maatregelen uit te kunnen voeren. Hiervoor is tijd en expertise nodig die bij het kleine mkb vaak ontbreekt.

2. Afbakening doelgroep en doel van de regeling

De regeling is gericht op het mkb met een laag energieverbruik. Uit de probleemanalyse komt naar voren dat met name kleine mkb’ers behoefte hebben aan aanvullende ondersteuning. Kleine mkb’ers met een hoog energieverbruik vallen echter al onder de Energiebesparingsplicht en zijn wettelijk verplicht om alle energiebesparingsmaatregelen met terugverdientijden van 5 jaar of minder voor hun bedrijf te nemen op basis van de Erkende Maatregelenlijsten (hierna: EML). De bedrijven die onder deze plicht vallen, moeten rapporteren bij de gemeente of Omgevingsdienst welke maatregelen ze genomen hebben. Voor deze bedrijven is dus al een beleidsinstrumentarium aanwezig. Voor mkb’ers met een laag energieverbruik is dit niet het geval.

Tot de doelgroep van deze regeling wordt daarom het mkb met een energieverbruik lager dan de drempels van de Energiebesparingsplicht gerekend: vanaf minimaal 50.000 kWh en 25.000 m³ aardgasequivalenten per jaar. Ondernemingen met een energieverbruik onder die drempels vallen niet onder de Energiebesparingsplicht op grond van artikel 2.15, zevende lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor deze groep is de behoefte aan aanvullende ondersteuning het grootst. Ook voor grotere mkb’ers met een laag energieverbruik wordt immers geen specifiek beleid gevoerd en zij hebben doorgaans ook geen specialisten in dienst op het gebied van energiebesparing.

Tot de doelgroep behoren voor het overgrote deel relatief kleine locaties met een eenvoudige opzet van het pand, de installaties en het bedrijfsproces, maar wel met een redelijk bespaarpotentieel. In het vervolg van de tekst wordt met mkb of mkb’er bedoeld ondernemingen die aan onderstaande kenmerken voldoen.

De doelgroep in een overzicht:

  • Een bedrijf met een bedrijfspand met een gasverbruik van minder dan 25.000 Nm3 per jaar én elektriciteitsverbruik minder dan 50.000 kWh per jaar. Dit bedrijf valt hiermee in de categorie kleingebruikers conform het Activiteitenbesluit milieubeheer.

  • Een Nederlandse mkb-onderneming met maximaal 250 fte in dienst en een jaaromzet van maximaal € 50.000.000. Hiermee wordt aangesloten bij de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen uit de Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, welke staat in artikel 2, eerste lid van de Bijlage.

  • Het bedrijf is een rechtspersoon, zoals ondernemingen, verenigingen en stichtingen, of een natuurlijke persoon die bijvoorbeeld een onderneming in stand houdt, zoals een eenmanszaak.

  • Eigenaar-gebruikers of huurders van een pand dat zij bedrijfsmatig gebruiken. Met pand wordt hier ook een deel van een pand bedoeld, indien een onderneming slechts een deel in eigendom heeft of huurt.

Er is gekozen voor een stimulans in de vorm van een subsidie voor het inkopen van professioneel, op maat gemaakt advies gericht op energiebesparing of reductie van CO2-uitstoot van het bedrijf. Dit advies wordt opgesteld door een energie-adviseur. Onder energieadviseur wordt hier verstaan een expert op het gebied van energiebesparing en CO2-reductie, vanuit het oogpunt van verduurzaming van de gebouwde omgeving en vanuit het oogpunt van de verduurzaming van bedrijfsprocessen. Deze adviseur wordt geacht verstand te hebben van type maatregelen in gebouwen en in bedrijfsprocessen en hoeveel energiebesparing c.q. CO2-reductie met deze maatregelen bereikt kan worden. Vervolgens kan de adviseur hierin een prioritering aanbrengen, eventueel gecombineerd met een stappenplan, gericht op een deskundig advies aan de ondernemer.

Daarnaast kan de ondernemer een subsidie aanvragen voor ondersteuning bij het nemen van concrete maatregelen op basis van dit advies. Deze ondersteuning hoeft niet per se te worden uitgevoerd door de energieadviseur die het advies opstelt. De ondersteuning mag ook worden uitgevoerd door iemand anders, in deze regeling aangeduid als energieregisseur. Daaronder wordt verstaan iemand die bedrijfsmatig ondersteunt bij de door een mkb-onderneming te nemen verduurzamingsmaatregelen. Dit kan bijvoorbeeld een accountant zijn, of een projectleider, die verstand heeft van financiële arrangementen (subsidies, leningen of anderszins) of verstand heeft van de uitvoeringsaspecten van energiebesparende maatregelen.

Het doel van de regeling is het zoveel mogelijk ondersteunen van de ondernemer door enerzijds laagdrempelig en integraal inzicht te bieden in het potentieel van maatregelen gericht op energiebesparing of CO2-reductie van de onderneming (advies), en anderzijds de ondernemer te helpen om concrete maatregelen, gericht op het uitvoeren van het advies, uit te voeren. Het advies moet gericht zijn op de maatregelen die zoveel mogelijk energiebesparing of CO2-reductie opleveren, en financieel haalbaar zijn (rekening houdend met beschikbare (energie)subsidies, bijvoorbeeld de ISDE).

Het advies- en ondersteuningstraject begint dus met het opstellen van een advies waarin wordt aangegeven wat de mogelijke, meest kosteneffectieve, materiële maatregelen zijn die de meeste energiebesparing of CO2-reductie opleveren aan het bedrijfspand of in de bedrijfsvoering. Met materiële maatregel wordt hier bedoeld dat er sprake moet zijn van een verandering in tastbare zin. Het mag dus niet slechts gaan om een gedragswijziging, zoals het sluiten van deuren om warmte te besparen, het vaker uitschakelen van lichtbronnen of het minder rijden met de bedrijfswagen.

Ook moet in het advies worden opgenomen wat het jaarlijks energieverbruik van het bedrijfspand en van de bedrijfsvoering van de mkb-onderneming is. Voor de bedrijfsvoering is dit uitgesplitst naar onderdeel van de bedrijfsvoering, wat betekent dat per onderdeel van de bedrijfsvoering (bijvoorbeeld machines of bedrijfswagens) aangegeven dient te worden hoe hoog het energieverbruik daarvan is. Vervolgens kan de ondernemer op basis van het advies besluiten gebruik te maken van een ondersteuningstraject. Dit ondersteuningstraject moet bestaan uit concrete ondersteuning bij het nemen van minimaal één van de maatregelen genoemd in het advies. Het gaat hierbij dus om het organiseren en plannen van één of meer verduurzamingsmaatregelen die volgen uit het verduurzamingsadvies, zoals bijvoorbeeld ondersteuning bij het opstellen van een financieringsplan, ondersteuning bij een subsidieaanvraag of ondersteuning bij het opvragen van offertes ten behoeve van het nemen van maatregelen. Ook kan ondersteuning bestaan uit het namens de ondernemer aanvragen van de subsidie op grond van deze regeling. Om deze reden is het aan te bevelen dat in het advies ook inzichtelijk wordt gemaakt welke (energie)subsidies beschikbaar zijn voor de maatregelen die worden geadviseerd. De ondernemer kan er ook voor kiezen om geen gebruik te maken van de subsidie voor een ondersteuningstraject, maar slechts van de subsidie voor het advies.

Zowel het advies als een eventueel ondersteuningstraject mogen betrekking hebben op energiebesparing of CO2-reductie voor alle onderdelen van het bedrijfspand of de bedrijfsvoering. Hierbij zijn verschillende categorieën te onderscheiden. Ten eerste het nemen van verduurzamingsmaatregelen aan het bedrijfspand. Dit kan variëren van grote aanpassingen, zoals het isoleren van muren, vloeren en daken, het aanbrengen van HR++ beglazing, PV-zonnepanelen, zonneboilers, warmtepompen of andere energiezuinige installaties, tot kleine aanpassingen, zoals het aanbrengen van LED verlichting. Ten tweede het nemen van verduurzamingsmaatregelen in de bedrijfsprocessen, zoals koeling, keukenapparatuur en ICT-apparatuur, maar ook overige onderdelen van de bedrijfsvoering zoals het gebruik van elektrische bestelwagens.

Bij het in kaart brengen van maatregelen die zoveel mogelijk energiebesparing of CO2-reductie opleveren en daarnaast financieel haalbaar zijn, kan naar de Erkende Maatregelenlijsten (EML) van de Energiebesparingsplicht gekeken worden. Deze lijsten zijn vastgesteld in de Activiteitenregeling milieubeheer voor 19 verschillende branches met maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder. Ook voor mkb’ers die onder de drempelwaardes van de Energiebesparingsplicht vallen, kunnen dit financieel haalbare maatregelen zijn die veel energiebesparing of CO2-reductie opleveren.

Zie hiervoor de tabel in bijlage 1 van de toelichting met categorieën van maatregelen.

De subsidiëring voor het totaal aan advies en ondersteuning per MKB-onderneming per bedrijfspand en bijbehorende bedrijfsvoering bedraagt 80% van de gemaakte kosten, met een maximum subsidiebedrag van € 2.500. Voor het onderdeel advies geldt een minimum subsidiebedrag van € 400 en een maximum subsidie van € 750.

Als resultaatsverplichting geldt hierbij dat de ondernemer minstens één van de maatregelen uit het advies moet (laten) uitvoeren. Zoals eerder genoemd, moet dit een materiële maatregel zijn dus geen gedragsveranderende maatregel. De ondernemer kan dit bewijzen door een getekende offerte, opdracht of betaalbewijs voor een uit te voeren of uitgevoerde maatregel uit het verduurzamingsadvies te overleggen. Verder worden er concrete eisen gesteld aan de inhoud van het advies, waarmee er geborgd wordt dat het verduurzamingsadvies een zekere kwaliteit kent, hetgeen bijdraagt aan een positieve impact van deze regeling.

Voor deze regeling is € 28,2 miljoen beschikbaar.

3. Gevolgen

Mkb’ers krijgen met de regeling de mogelijkheid deskundig advies in te winnen over de gevolgen en kansen van het Klimaatakkoord voor hun bedrijf, en ondersteund te worden bij het aanvragen van subsidies, het maken van een financieel plan of het offertetraject voor de uitvoering van maatregelen. Dit met als doel een vermindering van de CO2-uitstoot van deze bedrijven.

Verdere te verwachten effecten van de regeling zijn:

  • In zijn algemeenheid meer uitvoering van verduurzamingsmaatregelen door het mkb;

  • Het mkb heeft beter inzicht in zijn verduurzamingspotentieel;

  • Meer subsidie aanvragen vanuit mkb-ers voor subsidies zoals de (I)SDE en de fiscale regeling EIA;

  • Meer aanvragen voor financiële arrangementen zoals groene leningen bij banken voor verduurzamingsmaatregelen.

Door deze effecten heeft deze regeling een belangrijke functie als ‘startmotor’ en opstap naar het nemen van maatregelen, en kan daarmee bijdragen aan een reductie van de CO2-uitstoot door het mkb. Op basis van het totaal te besteden budget van € 28,2 miljoen kunnen rond de 20.000 aanvragen worden toegekend, afhankelijk van de hoogte van de toegekende bedragen. Op basis van de adviezen die ter subsidiëring worden ingediend, zal worden bijgehouden hoeveel CO2-reductie hiermee potentieel behaald kan worden. Vanuit de Urgenda-uitspraak is een doel gesteld voor het mkb van 0,1 tot 0,2 Mton CO2-reductie.

4. Relatie met andere wet- en regelgeving

Er is geen overlap met de Regeling specifieke uitkering ondersteuningsprogramma maatschappelijk vastgoed. De doelgroep is namelijk wezenlijk anders: maatschappelijk vastgoed enerzijds (dus scholen, ziekenhuizen, zorginstellingen etc.) versus commercieel vastgoed dat wordt gebruikt door het mkb anderzijds (in deze regeling).

Er bestaat geen andere regeling gericht op de ondersteuning van mkb’ers, zoals in de onderhavige regeling bedoeld, bij de verduurzaming van hun vastgoed en bedrijfsvoering. Om die reden is er geen overlap met andere subsidieregelingen.

4.1 Kaderwet en Kaderbesluit EZK-subsidies

Deze regeling is gebaseerd op het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: Kaderbesluit) en de daaraan ten grondslag liggende Kaderwet EZK- en LNV-subsidies. Het Kaderbesluit bevat bepalingen die zich richten tot degene die subsidie aanvraagt of ontvangt. In voorkomend geval zullen subsidieaanvragers of -ontvangers daarom met regels uit het Kaderbesluit te maken krijgen, ook wanneer die regels niet expliciet zijn genoemd in deze subsidieregeling.

5. Uitvoering, toezicht en handhaving

Er is gekozen voor een uitvoeringsvariant waarbij de subsidie pas kan worden aangevraagd ná de prestatie en direct wordt vastgesteld. Deze variant is eenvoudig uitvoerbaar, want kent slechts één contactmoment met de mkb’er. Er is een lager risico op oneigenlijk gebruik dan wanneer de prestatie na verlening van de subsidie nog uitgevoerd moet worden.

Namens de Minister van EZK zal de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) in mandaat de subsidieaanvragen beoordelen en al dan niet subsidie verlenen. De aanvragen tot subsidieverlening en vaststelling zullen zoveel mogelijk geautomatiseerd beoordeeld worden op basis van bekende en gevraagde gegevens. Voor de staatssteuntoets kan gebruik worden gemaakt van een op de RVO-site beschikbaar gestelde de-minimisverklaring.

RVO houdt toezicht op de ingediende aanvragen en zal ook steekproefsgewijs handhavingscontroles doen. De handhavingscontroles kunnen deskcontroles en controles op locatie zijn.

6. Regeldruk

Een subsidieaanvraag op grond van deze regeling zal leiden tot administratieve lasten bij de aanvrager. De hoogte hiervan wordt vooral bepaald door de hoeveelheid tijd die moet worden besteed aan de aanvraag van de subsidie. Door de gekozen uitvoeringsvariant gaat de aanvraag tegelijkertijd gepaard met gereedmelding van de activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen. Dit bespaart tijd en lasten. Het betreft hier alleen lasten die gepaard gaan met het aanvragen van de subsidie door de ondernemer (aanvraagfase).

Verwacht wordt dat een aanvraag gemiddeld 1 uur aan tijdsbeslag zal kennen. Het gaat dan om handelingen als het verzamelen, invullen en controleren van de benodigde gegevens en het beschrijven van de subsidiabele activiteiten. Bij het inschatten van de tijdsbesteding is gebruik gemaakt van het Handboek Meting Regeldrukkosten7 en heeft afstemming met de RVO plaatsgevonden.

Het minimale subsidiebedrag voor alleen een advies is € 400 en het maximale subsidiebedrag voor advies én ondersteuning is € 2.500. Het gemiddelde subsidiebedrag is daardoor te schatten op € 1.450 euro en het gemiddelde aantal toe te kennen aanvragen op ongeveer 20.000.

Uitgaande van een standaarduurtarief van € 54 conform het Handboek Meting Regeldrukkosten8, bedragen de administratieve lasten bij uitputting van het hele subsidiebudget van € 28,2 miljoen gemiddeld ongeveer € 1,1 miljoen. Dit is gemiddeld ongeveer 3,75% van het beschikbare subsidiebudget.

Het uitgangspunt van de regeling is om de mkb’er zoveel mogelijk te ondersteunen. Dit houdt ook in dat de administratieve lasten van de ondernemer zo beperkt mogelijk dienen te blijven. Daarom zal nadrukkelijk in de communicatie rondom de regeling worden benadrukt dat de mkb’er bij het aanvragen van deze subsidie voor deze taak een volmacht kan geven aan dezelfde energieadviseur die het advies opstelt en het ondersteuningstraject regelt. Deze taak behoort namelijk ook tot de subsidiabele activiteiten.

MKB toets

Bij het opstellen van deze regeling is afgezien van een MKB toets. Een MKB-toets dient te worden uitgevoerd indien vooraf de inschatting is dat er grote gevolgen zullen zijn voor het MKB. De administratieve lasten die voortkomen uit deze regeling zijn niet bijzonder hoog in vergelijking met andere subsidieregelingen van dezelfde omvang. Bij lage subsidiebedragen kunnen de regeldrukkosten wel iets hoger uitkomen. Echter een mkb-ondernemer kan de adviseur volmachtigen om de aanvraag te doen en bovendien behoort dit tot de subsidiabele kosten. Hierom is afgezien van het organiseren van een MKB-toets.

Om er toch zorg voor te dragen dat deze regeling voor mkb-bedrijven in de praktijk werkbaar is, is vanaf het begin van het traject van het opstellen van de regeling intensief contact geweest met MKB-Nederland over de uitgangspunten van de regeling, waaronder de werkwijze en de doelgroep. Zo is bijvoorbeeld voor de resultaatsverplichting (ondernemer moet minimaal één maatregel uit het advies daadwerkelijk uitvoeren om in aanmerking te komen voor de subsidie) gekozen in overleg met MKB-NL. Hoewel dit meer administratieve lasten oplevert, is de afweging gemaakt dat er ook wat mag worden teruggevraagd van de ondernemer voor het ontvangen van deze subsidie.

MKB-NL heeft de concept regeling ook uitgebreid afgestemd met haar achterban. Zo heeft MKB-NL de regeling gedeeld met de werkgroep ‘e-transitie’ waarin verschillende experts zijn vertegenwoordigd, waaronder Techniek Nederland. Daarnaast zijn via MKB-NL verschillende brancheverenigingen die tot de doelgroep van de regeling behoren actief op de hoogte gebracht van het feit dat zij via de internetconsultatie hun inbreng op de regeling kunnen geven. Ook zijn signalen doorgegeven via MKB-NL.MKB NL verzorgt tenslotte een belangrijk deel van de communicatie rondom deze regeling, via hun website en via de brancheverenigingen. Hierin zal worden benadrukt dat de energieadviseur deze subsidie voor de mkb’er kan aanvragen en dat dit tot de subsidiabele kosten behoort.

Advies Adviescollege toetsing regeldruk

De ATR heeft op 12 juli 2021 geadviseerd. De ATR adviseert de regeling niet vast te stellen, tenzij met de adviespunten rekening is gehouden. De ATR adviseert om in de toelichting de probleemanalyse die ten grondslag ligt aan de vormgeving van deze regeling aan te vullen en om in de toelichting duidelijk te maken waarom niet voor eventueel minder belastende alternatieven is gekozen zoals algemene voorlichting of het advies dat ondernemers kunnen krijgen van uitvoerders van energiebesparingsmaatregelen. De overheid is sinds het najaar 2020 al gestart met kosteloze voorlichting met de website MKB Klimaatwerk met advies over klimaatmaatregelen. Daarnaast worden op initiatief van MKB-NL een aantal websites ondersteund, wattjemoetweten.nl over de Energiebesparingsplicht en Duurzaam Energie Besparen met maatwerkadviezen over energiebesparingsmaatregelen. Uit onderzoeken blijkt echter dat er meer nodig is om ondernemers te mobiliseren om te verduurzamen. Zij schakelen hier doorgaans het liefst een specialist voor in om het uit te zoeken en te regelen. Met name kleine mkb’ers hebben hier beperkte capaciteit en expertise voor. Met deze regeling worden zij in staat gesteld een maatwerkadvies te krijgen dat specifiek toegespitst is op wat het beste is voor het bedrijf, zowel in financieel opzicht als op het gebied van wet- en regelgeving over energiebesparing en volgend uit het Klimaatakkoord, en kunnen zij ondersteund worden bij het regelen van de financiering en de implementatie van maatregelen. De inleiding van de toelichting is op deze punten aangevuld.

De ATR adviseert verder om de resultaatverplichting te schrappen voor de gevallen waarin het advies geen kosteneffectieve besparingsmaatregelen bevat. Het belang van de resultaatverplichting, de eis dat minimaal één maatregel uit het advies daadwerkelijk moet worden uitgevoerd, is het zorgen voor een stimulans voor ondernemers om daadwerkelijk aan de slag te gaan met verduurzaming. Dit is ook in de geest van het Urgenda-vonnis, naar aanleiding waarvan een substantieel deel van middelen ter beschikking gesteld is voor uitvoering van deze regeling. Het advies moet de mogelijke verduurzamingsmaatregelen van het bedrijfspand en van de bedrijfsvoering in kaart brengen die tot de meeste energiebesparing en vermindering van CO2-uitstoot leiden en hierbij moet rekening worden gehouden met de financiële haalbaarheid. Daardoor is het onwaarschijnlijk dat adviezen worden opgeleverd die in het geheel geen kosteneffectieve verduurzamingsmaatregelen bevatten. Naar aanleiding van dit adviespunt van de ATR zal in de communicatie worden benadrukt dat een advies laten opstellen dat in aanmerking komt voor deze subsidie niet vrijblijvend is en dat minimaal één maatregel uit het advies moet worden genomen. Een ondernemer die denkt al het laaghangend fruit al geplukt te hebben kan zich zo bezinnen, hoewel ook iets verdergaande maatregelen vanwege de ruime tegemoetkoming in de advies- en ondersteuningskosten bij gebruik van deze regeling financieel haalbaar kunnen zijn, zeker als met behulp van de ondersteuning een subsidie of lening geregeld kan worden.

Ook geeft de ATR aan dat de regeldrukgevolgen van deze regeling mogelijk disproportioneel zijn en adviseert de ATR de berekening van de regeldruklasten aan te passen conform de Rijksbrede methodiek. Daar is gevolg aan gegeven in deze paragraaf over de regeldruk. De regeldruk komt uit op gemiddeld 3,75% van het toegekende subsidiebedrag. Hoe lager het aangevraagde bedrag, hoe hoger de relatieve regeldrukkosten. Bij lage subsidiebedragen kan de regeldruk relatief hoog uitvallen. Maar het aanvragen van de subsidie kan worden uitbesteed aan de energieadviseur of energieregisseur en dit behoort tot de subsidiabele kosten. Tot slot is conform het advies van de ATR een motivatie opgenomen in deze paragraaf waarom is afgezien van een MKB-toets.

7. Staatssteun

In deze subsidieregeling zijn regels opgenomen die voortkomen uit het staatssteunrecht. Als de overheid subsidie verleent aan een onderneming kan dit te kwalificeren zijn als staatssteun. De activiteit die aanvragers onder deze subsidieregeling verrichten, namelijk het inhuren van advies en ondersteuning over verduurzaming, kan doorgaans gezien worden als economische activiteit. Hierdoor is er sprake van staatssteun. Staatssteun is gereguleerd op Europees niveau en zal op basis van Europees recht gerechtvaardigd moeten worden. In deze subsidieregeling wordt gebruik gemaakt van de de-minimisverordening. De de-minimisverordening gaat uit van de gedachte dat de staatssteun is gerechtvaardigd door de beperkte hoogte ervan. Dit kader geeft daarom een maximum voor het bedrag dat de subsidieontvanger mag ontvangen aan de-minimissteun (€ 200.000 per drie belastingjaren). Hierbij is van belang dat alle ontvangen de-minimissteun meetelt, dus ook de-minimissteun die is verstrekt op grond van andere subsidies van het Rijk of de decentrale overheid. De de-minimissteun mag ook worden verleend op het moment dat de activiteiten lopende zijn of al zijn afgerond. In het artikelsgewijze deel van de toelichting is (waar relevant) aandacht voor de specifieke regels uit deze Europese verordening.

8. Advies en consultatie

Er is een internetconsultatie gehouden van 8 juni tot en met 30 juni 2021. Deze termijn van ruim drie weken is korter dan de gebruikelijke termijn van vier weken. Tijdens de voorbereiding van de regeling heeft MKB Nederland reeds meerdere malen mogelijkheid tot inspraak gehad. Daarom is een consultatietermijn van drie weken voldoende voor nadere consultatie.

Er zijn in totaal negen reacties binnengekomen. Hieronder zullen de belangrijkste vragen en opmerkingen uit deze reacties worden behandeld op basis van een indeling in een aantal categorieën. Hierbij wordt ook beschreven of de inbreng heeft geleidt tot wijzigingen in de regeling of wordt als dit niet mogelijk was de reden hiervoor toegelicht.

Doelgroep

De eerste categorie betreft vragen of verzoeken met betrekking tot de afbakening van de doelgroep. De eerste vraag in deze categorie is waarom bedrijven met een energieverbruik hoger dan de grenzen van de Energiebesparingsplicht (>50.000 kWh elektriciteitsverbruik of 25.000 m3 gasverbruik per jaar) niet in aanmerking komen voor de subsidie. De reden hiervoor is dat bedrijven die onder de Energiebesparingsplicht vallen verplicht zijn om alle maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder in kaart te brengen en te nemen. Een bedrijf subsidiëren om vergelijkbare maatregelen te kunnen treffen, zou in een ongelijke behandeling resulteren ten opzichte van bedrijven die de verplichte maatregelen al hebben uitgevoerd, en is om deze reden niet wenselijk.

Er zijn een aantal vragen gesteld over waarom de regeling zich wel richt op de eigenaar/gebruiker van bedrijfspanden en op huurders, maar niet op verhuurders van panden. De reden hiervoor is dat de regeling is bedoeld om mkb’ers met weinig tijd en expertise om maatregelen te nemen, hierbij te ondersteunen. Voor vastgoedeigenaren kan dit niet in zijn algemeenheid worden aangenomen en daarom horen zij niet bij de doelgroep. In de gevallen dat huurders maatregelen willen nemen maar de eigenaar daarin niet meekrijgen, zijn mogelijk nog wel andere maatregelen te nemen, bijvoorbeeld maatregelen die uitsluitend zien op de bedrijfsprocessen en vervoer.

Ten slotte zijn er vragen binnengekomen of meerdere ondernemers de subsidie kunnen aanvragen voor verschillende delen van hetzelfde bedrijfsverzamelgebouw. Met het woord pand wordt ook een deel van een pand bedoeld, indien een ondernemer slechts een deel in eigendom heeft of huurt. De ondernemer moet zijn KvK-nummer en adres van de onderneming opgeven. Er is geen eis dat het hele pand op dat adres van de ondernemer moet zijn of door hem gehuurd wordt.

Subsidiabele kosten

Er zijn een aantal vragen en verzoeken binnengekomen over de (administratieve) eisen waar gemaakte kosten aan moeten voldoen om subsidiabel te zijn. Zo is gevraagd te verduidelijken of de subsidie kan worden toegekend op basis van een advies opgesteld door een buiten Nederland gevestigde onderneming. De onderneming op wie het advies en de eventuele ondersteuning bij het nemen van maatregelen betrekking heeft, moet in Nederland gevestigd zijn. De energieadviseur of -regisseur kan in het buitenland gevestigd zijn, maar hier geldt wel als voorwaarde dat deze een Nederlands KvK-nummer moet hebben.

Er zijn een aantal verzoeken binnengekomen over de resultaatsverplichting. Er is tegemoetgekomen aan een verzoek om de termijn van één jaar voor uitvoering van minimaal één maatregel om te zetten in een termijn van twee jaar om mkb’ers meer gelegenheid te geven hieraan te voldoen. De reden hiervoor is dat in de nasleep van de Coronacrisis aannemelijk is dat één jaar voor oplevering van een advies, opdrachtverstrekking en uitvoering van een maatregel aan de krappe kant kan zijn. Aan een verzoek om bijvoorbeeld een minimum investeringsbedrag te koppelen aan de resultaatverplichting om te voorkomen dat kan worden volstaan met een onbeduidende maatregel is niet voldaan, omdat al is bepaald dat het advies kosteneffectieve maatregelen in kaart moet brengen die tot de meeste energiebesparing en vermindering van CO2-uitstoot leiden.

Met betrekking tot de eis dat in het kader van de subsidieaanvraag de administratie tien belastingjaren bewaart dient te worden, wordt verzocht deze termijn te verkorten naar de termijn van zeven jaar op grond van artikel 52, vierde lid, van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen. De termijn van tien jaar volgt echter uit de algemene de-minimisverordening, op grond waarvan deze subsidieregeling is vrijgesteld van de staatsteunregels van de EU. Hiervan is onder andere gebruik gemaakt, omdat het onder deze verordening mogelijk is om subsidiepercentages hoger dan 60% te verstrekken. In het geval van deze regeling gaat het om een subsidiepercentage van 80%.

Ook is een voorstel gedaan om minimale criteria toe te voegen waar een energieadviseur aan moet voldoen, bijvoorbeeld dat aantoonbare, relevante ervaring nodig is. In de praktijk zou het moeilijk zijn hierop te controleren, omdat energieadviseur geen beschermde titel is. Daarom is gekozen om in plaats hiervan specifieke eisen te stellen aan de adviezen zelf. Hiermee wordt geborgd dat de adviezen voldoende kwaliteit hebben.

Een andere vraag is in hoeverre het verkrijgen van een Energielabel (bijvoorbeeld minimaal label C voor kantoren) en een maatwerk EPA-U advies tot de subsidiabele kosten behoren. De voorwaarden waar het advies bij deze regeling aan moet voldoen om subsidiabel te zijn, zijn anders dan de eisen die gelden voor een EPA-U advies. Daardoor behoort een EPA-U advies niet tot de subsidiabele kosten. Het is wel mogelijk om in overleg met de adviseur maatregelen te inventariseren om tot een bepaald energielabel te komen en gebruik te maken van ondersteuning bij het nemen van deze maatregelen.

Er is een verzoek gedaan om ondernemers de keuze te geven om een aanvraag van het advies en het aanvragen van ondersteuning los van elkaar te doen. Hier is rekening mee gehouden in deze regeling. De mkb’er laat eerst een advies opstellen en kan op basis hiervan de beslissing nemen om ook ondersteuningsdiensten te laten uitvoeren. De subsidie kan vervolgens worden aangevraagd voor alleen een advies of advies en ondersteuning. De resultaatverplichting dat minimaal één maatregel uit het advies moet worden uitgevoerd geldt altijd, ook als alleen subsidie wordt aangevraagd voor een advies.

Ook is gevraagd of een stapeling van deze subsidie en lokale subsidies is toegestaan. Dit is toegestaan maar het totaal aan ontvangen subsidies in de afgelopen drie belastingjaren mag niet hoger zijn dan € 200.000, omdat deze subsidieregeling gebruikt maakt van de vrijstelling van de staatssteunregels van de EU voor de-minimissteun, waarvoor deze grens geldt.

Er is een verzoek binnengekomen om te verduidelijken of de minimale en maximale subsidiebedragen die in de regeling worden genoemd inclusief of exclusief BTW zijn. De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van btw, als de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt, btw niet in aftrek kan brengen. Dit is bepaald in artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit.

Tot slot zijn twee reacties binnengekomen waarin wordt verzocht om de afwijzingsgrond nader toe te lichten dat een aanvraag kan worden afgewezen als aannemelijk is dat de energieadviseur of – regisseur niet tegen marktwaarde heeft gewerkt. Deze afwijzingsgrond is naar aanleiding van deze reacties geschrapt. Het brengt te veel controlelasten met zich mee om op deze afwijzingsgrond te oordelen zonder gedetailleerd te bepalen wat in verschillende gevallen wel of niet conform marktwaarde is, en dit laatste als onwenselijk wordt gezien. De mkb’er heeft ook een eigen verantwoordelijkheid om te zorgen dat het maximale subsidiebedrag van € 2.500 niet wordt ingevuld met betrekkelijk weinig diensten tegen buitenproportionele tarieven, en heeft reden om hierop te letten omdat 20% van de kosten altijd door de mkb’er zelf moet worden betaald.

Looptijd

Er is een verzoek binnengekomen om de periode dat deze subsidieregeling wordt opengesteld te verlengen van één naar twee jaar. De periode van één jaar berust op het feit dat het te besteden budget grotendeels bestaat uit aanvullende middelen op de Rijksbegroting in verband met het Urgenda-vonnis. Deze middelen zijn alleen in 2021 en 2022 beschikbaar. Indien de regeling succesvol blijkt, zal de Staatssecretaris van EZK in overleg met de Minister van BZK bezien of de regeling verlengd kan worden.

Communicatie

Er zijn verschillende verzoeken binnen gekomen die betrekking hebben op nadere communicatie rondom de regeling om onduidelijkheden weg te nemen, bekendheid rondom de regeling te creëren en de regeling onder de aandacht te brengen bij specifieke doelgroepen. Deze verzoeken zullen worden meegenomen in een intensief communicatietraject dat voor deze regeling wordt opgezet en in gezamenlijkheid uitgevoerd door RVO en MKB-NL. Doel van deze communicatiecampagne is om te zorgen dat de kansen die deze subsidieregeling biedt bij zoveel mogelijk mkb’ers binnen de doelgroep onder de aandacht worden gebracht.

Eén van deze verzoeken is om toe te lichten waarom bij het aanvragen van de subsidie verklaard moet worden dat de afgelopen jaren niet meer steun is ontvangen dan toegestaan. Ook is het verzoek gedaan om in heldere ondernemerstaal te communiceren over de subsidieregeling. Deze suggesties zullen worden meegenomen in de communicatiecampagne en partijen die zich hebben aangeboden om mee te denken zullen hierbij worden betrokken.

Tot slot is het verzoek gedaan om informatiesessies te organiseren over de gevolgen van het Klimaatakkoord voor ondernemers. In zijn algemeenheid zijn voor dergelijke informatievoorziening de digitale tools van MKB Klimaatwerk en Duurzaam Energie Besparen (www.deb.nl) beschikbaar. Daarnaast kunnen met deze subsidieregeling mkb’ers binnen de doelgroep in het hele land gelijktijdig professioneel advies en ondersteuning inkopen op maat gemaakt voor het bedrijf. Hierbij wordt de regelgeving en subsidiemodules betrokken die volgt uit het Klimaatakkoord en de overige regelgeving op het gebied van energiebesparing en vermindering van CO2-uitstoot. Algemene informatiesessies kunnen niet in de behoefte voorzien om in dergelijk maatwerk te voorzien. Daarnaast is het vanuit het oogpunt van kostenefficiëntie niet opportuun, indien men een gelijk aantal ondernemers zou willen bereiken verspreid over het land.

9. Inwerkingtreding

De inwerkingtreding vindt plaats op 1 oktober 2021. Hiermee is voldaan aan de vaste verandermomenten en is er sprake van een invoeringstermijn van twee maanden.

II. Artikelsgewijze toelichting

De artikelen in deze regeling worden hieronder waar nodig toegelicht.

Artikel I, onderdeel A

Met dit onderdeel wordt de subsidiemodule Advies en ondersteuning verduurzamingsmaatregelen MKB geïntroduceerd.

Artikel 4.7.1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat de begripsbepalingen voor deze titel van bedrijfspand, bedrijfsvoering, energieadviseur, energieregisseur, mkb-onderneming en verduurzamingsmaatregel.

Artikel 4.7.2 Subsidieverstrekking

Een mkb-onderneming kan per bedrijfspand eenmalig subsidies aanvragen voor twee trajecten. Ten eerste kan de onderneming subsidie aanvragen voor de gemaakte kosten van een advies van een energieadviseur over verduurzamingsmaatregelen. Uit dit artikel volgt dat dat advies moet zijn opgesteld na 2 augustus 2021 en vóór het in opdracht geven van de verduurzamingsmaatregelen. Dat laatste waarborgt dat de maatregelen daadwerkelijk uit het advies volgen. In artikel 4.7.4 staan de verdere eisen waar dit advies aan moet voldoen. Ten tweede kan de onderneming subsidie aanvragen voor de gemaakte kosten voor de ondersteuningen door een energieadviseur of energieregisseur voor het uitvoeren van de maatregelen uit een advies dat voldoet aan de eisen in artikel 4.7.2 en 4.7.4. De verduurzamingsmaatregelen hebben betrekking op het bedrijfspand of op de bedrijfsvoering.

Hiermee heeft de mkb-onderneming drie mogelijkheden. De mkb-onderneming vraagt alleen subsidie voor het advies. De onderneming vraagt subsidie aan voor het advies én voor de ondersteuning bij het nemen van de maatregelen die volgen uit dat advies. Of de onderneming vraagt alleen subsidie aan voor de ondersteuning bij het nemen van de verduurzamingsmaatregelen. In dat geval moeten die maatregelen dus volgen uit een advies dat aan dezelfde eisen voldoet als het advies waar subsidie voor aangevraagd kan worden.

Artikel 4.7.3 Hoogte van de subsidie en verdeling van het subsidieplafond

Het beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onder a, van het Kaderbesluit. Zoals blijkt uit artikel 27, derde lid, van het Kaderbesluit, betekent dit dat indien op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag binnenkomt, de onderlinge rangschikking van die aanvragen door middel van loting wordt vastgesteld.

De subsidie voor het advies bedraagt 80% van de gemaakte kosten, met een minimumbedrag van € 400 en een maximumbedrag van € 750. Dit betekent dat adviezen vanaf een bedrag van € 500 gesubsidieerd worden (80% van € 500 is € 400). Adviezen die minder kosten dan € 500 euro, worden niet gesubsidieerd. Voor adviezen van € 937,50 (80% van € 937,50 is € 750) en meer wordt het maximumbedrag van € 750 vergoed.

De subsidie voor de ondersteuning bedraagt 80% van de gemaakte kosten. Hiervoor is geen minimumbedrag vastgesteld, maar deze mag wel maximaal zo veel bedragen dat het totaal aan subsidie voor het advies en voor de ondersteuning niet meer bedraagt dan € 2.500.

Artikel 4.7.4. Subsidiabele kosten

Dit artikel bevat de nadere eisen voor het advies en beschrijft welke ondersteuningsactiviteiten subsidiabel zijn.

Het advies moet voldoen aan de eisen die in het tweede lid worden vermeld. Indien aan één van deze eisen niet is voldaan, wordt een subsidieaanvraag hiervoor afgewezen. Het overzicht van het jaarlijks energieverbruik van de onderneming per locatie aan aardgasequivalenten en kWh is nodig zodat RVO kan bepalen of de mkb-onderneming voor subsidiëring in aanmerking komt. De omrekening van het (mogelijk te besparen) energieverbruik naar CO2-uitstoot volgens de omrekeningswaarden in de tabel in bijlage 1 is nodig zodat EZK kan monitoren hoe groot de behaalde CO2-reductie als gevolg van deze regeling is. Bij de beschrijving van de mogelijke verduurzamingsmaatregelen van het bedrijfspand en van de bedrijfsvoering van de betreffende mkb-onderneming moet rekening worden gehouden met de financiële haalbaarheid van de maatregelen. Op deze manier krijgt de onderneming geen maatregelen geadviseerd die zij financieel gezien niet kan uitvoeren.

Subsidie voor de ondersteuning is alleen beschikbaar indien éérst een advies is aangevraagd dat voldoet aan de eisen en indien de ondersteuning ziet op de uitvoering van minstens één van de maatregelen uit dat advies (of op het aanvragen van deze subsidie). Alleen de handelingen die zijn genoemd in artikel 4.7.4 komen voor subsidiëring in aanmerking. De mkb-onderneming kan ook besluiten alléén subsidie aan te vragen voor een advies, en niet voor ondersteuning.

Artikel 4.7.5. Afwijzingsgronden

De Minister wijst de subsidie op grond van artikel 22, eerste lid, onder a, van het Kaderbesluit af indien de aanvraag niet voldoet aan de in het Kaderbesluit of in de regeling gestelde regels. Dat betekent dus ook dat de Minister de aanvraag afwijst indien een advies niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in artikel 4.7.4, tweede lid, of indien subsidie wordt aangevraagd voor ondersteuningshandelingen die niet staan opgesomd in artikel 4.7.4, derde lid.

Daarnaast wijst de Minister de subsidie af in de gevallen bedoeld in de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit.

Ten slotte wijst de Minister de subsidie af in de gevallen bedoeld in dit artikel. Dit is wanneer het bedrijfspand van de mkb-onderneming niet in Nederland gelegen is, wanneer het bedrijfspand volgens het Kadaster enkel een woonbestemming heeft, wanneer het advies voor een groot deel ziet op andere zaken dan bedoeld in artikel 4.7.2, eerste lid, onder a, en aannemelijk is dat de kosten hierdoor hoger zijn, er voor hetzelfde pand reeds subsidie voor het advies of de ondersteuning is ontvangen, of wanneer de mkb-onderneming een verzoek om verklaring dat sprake is van een energie-investering heeft ingediend waarbij het advies voor verduurzamingsmaatregelen is aangemerkt als aanschaffings- of voortbrengingskosten.

Artikel 4.7.6. Subsidieverplichtingen

De subsidieontvanger moet zich houden aan de algemene verplichtingen op grond van de artikelen in paragraaf 11.1 van het Kaderbesluit.

Daarnaast moet de subsidieontvanger voldoen aan de twee in dit lid gestelde eisen. Die eisen zijn ten eerste dat de mkb-onderneming minstens één van de maatregelen uit het advies uitvoert of laat uitvoeren binnen twee jaar na het opstellen van het advies, en ten tweede dat de mkb-onderneming de in het kader van de subsidieverlening gevoerde administratie tot tien belastingjaren na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling bewaart. Dit laatste is noodzakelijk vanwege het feit dat de steun op basis van deze regeling verleend wordt op grond van de de-minimisverordening.

Artikel 4.7.7. Informatieverplichtingen

Bij de aanvraag van de subsidie dient de mkb-onderneming een aantal zaken te overleggen. RVO heeft het KvK-nummer van de energieadviseur en de energieregisseur, indien van toepassing, nodig om haar toezichtstaak uit te voeren.

De mkb-onderneming dient het advies en de factuur van de energieadviseur voor het advies en, indien van toepassing, de factuur voor de ondersteuning van de energieadviseur of de energieregisseur mee te sturen, zodat RVO kan controleren of er recht op subsidiëring bestaat en hoe hoog deze moet uitvallen. Ook kan EZK hierdoor monitoren hoe groot de behaalde energiebesparing of CO2-reductie is.

Aanvullend dient de mkb-onderneming een getekende offerte, opdracht of betaalbewijs mee te sturen om aan te tonen dat deze aan de resultaatverplichting (zie artikel 4.7.8) voldoet.

Ten slotte dient de mkb-onderneming te verklaren dat hij voor activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd niet meer steun ontvangt dan is toegestaan op basis van de de-minimisverordening.

Artikel 4.7.8. Verlening en vaststelling van de subsidie

Bij verlening van de subsidie wordt direct een beschikking tot subsidievaststelling afgegeven.

Artikel 4.7.10. Inwerkingtreding en vervaldatum

De inwerkingtredingsdatum van de regeling is 1 oktober 2021. Dat is ook de datum waarop de eerste aanvragen voor de regeling kunnen worden gedaan. Aanvragen kunnen worden gedaan tot en met 30 september 2022. De regeling vervalt per 1 januari 2023. Zo heeft RVO van 1 oktober 2021 tot en met 31 december 2022 tijd om alle aanvragen af te handelen. De bepalingen in de regeling blijven uiteraard na haar vervallen van toepassing op subsidies die op grond van de regeling zijn uitgekeerd, en op aanvragen die voor die tijd zijn ingediend.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

MKB-impacttoets Klimaatakkoord, Kamerstukken 32 637, nr. 423.

X Noot
4

MKB-impacttoets Klimaatakkoord, Kamerstukken 32 637, nr. 423, zie o.a. pp. 45, 56, 61 en 76.

X Noot
5

MKB-impacttoets Klimaatakkoord, Kamerstukken 32 637, nr. 423, p. 10.

X Noot
6

Ontwikkelingen verduurzaming bestaande utiliteitsbouw, Kamerstukken 30 196, nr. 716.

X Noot
7

Handboek meting regeldrukkosten versie 1-1-2018, pp. 36–37

X Noot
8

Handboek meting regeldrukkosten versie 1-1-2018, p. 33

Naar boven