Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 26 mei 2021, nummer 3341012, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdeenenzeventigste wijziging)

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat;

Gelet op de artikelen 9, vijfde lid en 24, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, de artikelen 1.17, onderdeel a en 3.42, eerste lid, onderdeel e, van het Vreemdelingenbesluit 2000 en artikel 1o, eerste lid, onderdeel b, tweede en derde lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.5, onderdeel i, wordt ‘redelijk vermoeden van misbruik of misstanden’ vervangen door ‘redelijk vermoeden van onregelmatigheden, misstanden of misbruik’.

B

Na artikel 3.20d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.20e

  • 1. Onder geldige medewerkersparticipatie als bedoeld in artikel 1o, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen wordt verstaan:

    • a. aandelen in het bedrijf ter grootte van minimaal 1% van de onderneming bij sluiten van de overeenkomst;

    • b. certificaten van aandelen ter grootte van minimaal 1% in de onderneming bij sluiten van de overeenkomst;

    • c. aandelenopties die recht geven om tegen een vooraf bij tekenen van de arbeidsovereenkomst bepaalde prijs aandelen ter grootte van minimaal 1% van de onderneming op het moment van sluiten van de overeenkomst, te verkrijgen.

  • 2. Aan het recht om het minimale percentage aan aandelen, bedoeld in het eerste lid, te verkrijgen of wanneer deze onvoorwaardelijk worden, mogen geen individuele prestatievoorwaarden verbonden zijn.

  • 3. De eventueel overeengekomen periode waarin de medewerkersparticipatie onvoorwaardelijk wordt, valt binnen de termijn van drie jaar nadat de arbeidsovereenkomst in werking is getreden.

  • 4. Onze Minister van Justitie en Veiligheid beoordeelt of een onderneming startend en innovatief is met schaalbare bedrijfsactiviteiten aan de hand van het toetsingskader, bedoeld in artikel 1o, tweede lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 8c. Voor deze beoordeling wordt advies gevraagd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

C

Artikel 3.23 komt te luiden:

Artikel 3.23

Als buitenlandse onderwijsinstelling, bedoeld in artikel 3.42, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit, zijn aangewezen de onderwijsinstellingen die in de top 200 van ten minste twee van afzonderlijke uitgevers afkomstige algemene ranglijsten of beschikbare ranglijsten per faculteit en vakgebied vermeld staan van:

  • a. de Times Higher Education World University Rankings;

  • b. de QS World University Rankings;

  • c. de Academic Ranking of World Universities.

D

In de tabel in artikel 3.34a komt rij l te luiden:

l. minderjarig kind dat een aanvraag indient voor ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’, tenzij die verblijfsvergunning is verleend op grond van artikel 3.48, tweede lid, onder a, van het Besluit

€ 0

€ 0

E

In artikel 3.34c, tweede lid, wordt ‘artikel 3.50, eerste lid, of artikel 3.51, eerste lid, aanhef en ander a, ten eerste, van het Besluit’ vervangen door ‘artikel 3.50, eerste lid, of artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder a, ten eerste, of artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit’.

F

Bijlage 7f, behorend bij artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden als aangegeven in de bijlage 7f behorend bij deze regeling.

G

Bijlage 7f2, behorend bij de artikelen 3.3, eerste lid, onderdelen b, d en g, 3.5, onderdeel a en 3.6, onderdeel b, komt te luiden als aangegeven in de bijlage 7f2 behorend bij deze regeling.

H

Na bijlage 8b wordt een bijlage toegevoegd als aangegeven in de bijlage 8c behorend bij deze regeling.

ARTIKEL II

Artikel 3.20e en de daarbij behorende bijlage 8c, zoals die luidden op 31 mei 2025, blijven tot en met 31 mei 2026 van toepassing met betrekking tot de vreemdeling die op basis van artikel 1o van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en artikel 3.31, zesde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 werkzaamheden verricht.

ARTIKEL III

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2021, met uitzondering van artikel I, onderdeel C, dat in werking treedt met ingang van 1 juli 2021.

  • 2. Artikel 3.20e en de daarbij behorende bijlage 8c vervallen met ingang van 1 juni 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 mei 2021

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

BIJLAGE 7F. DOCUMENT W

BIJLAGE 7F2. DOCUMENT W2

BIJLAGE 8C. BEHOREND BIJ ARTIKEL 3.20E, VIERDE LID, VAN HET VOORSCHRIFT VREEMDELINGEN 2000

Beoordeling van de startende innovatieve onderneming met schaalbare bedrijfsactiviteiten die essentieel personeel wil aantrekken, de rol van het essentieel personeelslid en de vorm van medewerkersparticipatie.

Onderwerp

Toetsingscriterium

Toelichting

Voortoets

Ten tijde van begeleiding door een goedgekeurde deskundige begeleider in het kader van arbeid als zelfstandige als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid, van het Besluit, wordt getoetst:

a) welke essentiële rol het aan te trekken personeelslid gaat vervullen binnen de onderneming (1.2c).

b) de overeenkomst tussen de startende ondernemer en het essentieel personeelslid (1.4).

Als de startende onderneming ten tijde van de aanvraag een begeleidingsovereenkomst voor een startup verblijfsvergunning heeft of heeft gehad met een goedgekeurde deskundige begeleider, dan is de toetsing op organisatie, innovatie, schaalbare bedrijfsactiviteiten en financiering niet meer nodig. De aanvraag voor het essentiële personeelslid wordt ingediend maximaal 18 maanden na ondertekening van de begeleidingsovereenkomst en de goedgekeurde deskundige begeleider is nog aantoonbaar en actief betrokken bij de startup.

1.1 Organisatie

a) De startende onderneming staat ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

b) De juridische entiteit is toereikend om aan de voorwaarde van de participatie/deelname van het essentieel personeel binnen de onderneming te kunnen voldoen.

c) De oprichters van de onderneming hebben zeggenschap binnen de onderneming en nemen actief deel aan de onderneming.

d) De competenties, kennis en vaardigheden binnen de onderneming zijn passend bij de groei-ambitie van de onderneming.

a) Een uittreksel is vereist. De inschrijving wordt in het Handelsregister gecontroleerd. Geen inschrijving betekent een negatief advies.

b) Rechtsvormen die hieronder vallen zijn een besloten vennootschap (bv), een commanditaire vennootschap (cv) en een naamloze vennootschap (nv).

c) De oprichter(s) moet(en) een actieve rol binnen de onderneming hebben. Dit betekent dat de oprichter niet alleen aandeelhouder of financier is. De uiteindelijk belanghebbende (UBO) binnen de onderneming draagt aantoonbaar bij aan de vormgeving van de innovatieve en schaalbare bedrijfsactiviteiten. De aandelenverhouding binnen de onderneming dient aangetoond te worden.

d) De in de bedrijfsdocumentatie beschreven groei-ambitie van de onderneming wordt onderbouwd op basis van competenties, kennis en vaardigheden die aanwezig zijn bij de oprichters, directie, bestuurder(s) en het essentiële personeel. De aanwezige competenties, kennis en vaardigheden kunnen onderbouwd worden door opleiding, werkervaring, etc. Te denken valt aan onderbouwde CV’s, diploma’s en referenties.

1.2 Groei

De onderneming dient door middel van het overleggen van bedrijfsdocumentatie, bijvoorbeeld een ondernemingsplan, aan te tonen:

a) dat de onderneming innovatief is en sprake is van schaalbare bedrijfsactiviteiten.

b) welke activiteiten (stappen) de onderneming neemt om groei te realiseren.

c) welke essentiële rol het aan te trekken personeelslid gaat vervullen binnen de onderneming.

.

a) Een onderneming wordt als innovatief beoordeeld bij aanwezigheid van minstens één van onderstaande drie aspecten:

1) Het product of de dienst is nieuw voor Nederland.

2) Er is sprake van nieuwe technologie bij productie, distributie, marketing.

3) Er is sprake van een innovatieve organisatorische opzet en werkwijze.

Hierbij kan worden gedacht aan (niet uitputtend opgesomd):

– Activiteiten die in het kader van het Topsectorenbeleid-en innovatiebeleid en de Nederlandse Digitaliseringstrategie worden gestimuleerd.

– Zelf ontwikkelde nieuwe producten, technologieën of diensten.

– Originele aanpak energiebesparing.

– Originele aanpak duurzaamheidsproblematiek.

– Slimme en creatieve aanpassingen of combinaties ten behoeve van sector overschrijdende toepassingen.

– Nieuwe product-marktcombinaties.

– Creatieve of vernieuwende marktbenadering.

– Sociale innovatie.

– Introductie maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Er is sprake van schaalbare bedrijfsactiviteiten als aannemelijk kan worden gemaakt dat de onderneming een product/dienst duurzaam kan blijven leveren terwijl deze een snelle groei realiseert. Duurzaam blijven leveren betekent in deze context dat een onderneming tijdens deze snelle groei financieel aan al haar verplichtingen kan blijven voldoen. Met realiseren van snelle groei wordt een versnelde (niet lineaire) waardeontwikkeling bedoeld. Op basis van de bedrijfsdocumentatie, zoals een uitgebreid ondernemingsplan, met diverse prognoses en financiële analyses dient duidelijk te worden dat producten/diensten van de onderneming zich kenmerken door lage marginale kosten en nauwelijks plaats-of tijdgebonden zijn. Uit de bedrijfsdocumentatie dient duidelijk te worden dat de onderneming na een investering in vaste kosten in staat is haar groei te versnellen.

b) Bedrijfsdocumentatie, bijvoorbeeld een uitgewerkt ondernemingsplan, met diverse prognoses en financiële analyses waarin opgenomen wordt welke activiteiten (stappen) de onderneming wil nemen om de groei van de onderneming te realiseren.

c) In de bedrijfsdocumentatie staat beschreven welke rol het essentieel personeel heeft om groei van de onderneming te realiseren. Het essentiële personeelslid moet een actieve rol hebben ten aanzien van de schaalbare en innovatieve bedrijfsactiviteiten. Dit betekent dat deze niet alleen aandeelhouder of financier is. Dit kan aantoonbaar zijn door middel van de bedrijfsdocumentatie, waaronder het ondernemingsplan, waarin de groei beschreven staat. Daarin wordt aangegeven welke rol het essentiële personeelslid zal vervullen.

1.3 Financiering

De onderneming is financieel betrouwbaar

De onderneming verkeert niet in surseance of faillissement en heeft een passende solvabiliteit en liquiditeit voor een startende innovatieve onderneming met schaalbare bedrijfsactiviteiten zoals bedoeld in deze regeling. Dit is aan te tonen via bijvoorbeeld (niet uitputtend) recente jaarrekeningen inclusief balans, winst & verliesrekening en toelichting, opgesteld door een onafhankelijke derde eventueel aangevuld met overeenkomsten met garantstellingen door financiers en/of accountantsverklaringen en/of bankafschriften en/of onderbouwde financiële prognoses. De startende onderneming kan jaarrekeningen, BTW- en IB-beschikkingen aanleveren.

Indien de onderneming kan aantonen dat zij een financieringsovereenkomst van minimaal € 100.000 met een durfinvesteerder of een Nederlandse bank heeft dan kan zonder verdere toetsing worden voldaan aan deze voorwaarde.

1.4 Overeenkomst tussen startende ondernemer en het essentiële personeelslid

De overeenkomst wordt getoetst op:

a) de aard van de werkzaamheden.

b) de overeengekomen vorm van medewerkersparticipatie en eventuele hieraan gestelde voorwaarden.

c) de lengte van de eventueel overeengekomen periode waarin de medewerkersparticipatie onvoorwaardelijk wordt.

d) een onderbouwing door de ondernemer op basis waarvan de eventuele (uitoefen)prijs van de medewerkersparticipatie is gebaseerd.

e) ondertekening door beide partijen (onderneming en essentieel personeelslid).

a) De werkzaamheden komen overeen met de activiteiten beschreven in de aangeleverde bedrijfsdocumentatie.

b) Uit de overeenkomst wordt duidelijk welke vorm en mate van medewerkersparticipatie is overeengekomen. De overeengekomen vormen van medewerkersparticipatie zijn het verkrijgen van aandelen, certificaten van aandelen en aandelenopties. Voor deze vormen geldt dat ze aan het essentieel personeelslid het recht geven op aandelen ter waarde van minimaal 1% van de onderneming. Aan het recht om deze minimale grootte van de onderneming in aandelen te verkrijgen, eventueel na verloop van een overeengekomen periode (zoals beschreven in 1.4.c van het toetsingskader), mogen geen individuele prestatievoorwaarden verbonden zijn.

c) De eventueel overeengekomen periode waarin de medewerkersparticipatie onvoorwaardelijk wordt, valt binnen drie jaar nadat de arbeidsovereenkomst formeel in werking is getreden.

d) De overeengekomen uitoefenprijs van de medewerkersparticipatie mag het recht om de aandelen na verloop van tijd te verkrijgen onder normale omstandigheden niet verhinderen. De onderbouwing van de eventuele uitoefenprijs moet logischerwijs verbonden zijn met de vereiste bedrijfsdocumentatie, zoals een ondernemingsplan (1.2 van het toetsingskader).

e) De overeenkomst is door een tekenbevoegde van de onderneming en het essentiële personeelslid getekend.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevat onder andere een aanpassing van het zoekjaar hoogopgeleiden, de introductie van een tijdelijke verblijfsregeling voor essentieel personeel van startende, innovatieve ondernemingen, twee aanpassingen van legestarieven en de opname van nieuwe modellen van verblijfsdocumenten.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (artikel 1.5, onderdeel i)

In artikel 1.5 is de invulling van de zorgplicht voor de erkende referent van een vreemdeling die als au pair in Nederland verblijft of wil verblijven opgenomen. In onderdeel i is geregeld dat de erkende referent bij kennis of een redelijk vermoeden van misbruik of misstanden en bij meldingen hiervan passende maatregelen treft. Volgens artikel 4.19, eerste lid, onderdeel j, geldt voorts in dergelijke gevallen een informatieplicht. In lijn met deze informatieplicht wordt met deze wijziging ook in gevallen waarin sprake is van kennis of een redelijk vermoeden van onregelmatigheden de zorgplicht van toepassing. Daarmee is de redactie van artikel 1.5, onderdeel i en artikel 4.19, eerste lid, onderdeel j, op dit punt hetzelfde.

Onderdelen B en H (artikel 3.20e en bijlage 8c, behorend bij artikel 3.20e)

Het besluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met een tijdelijke vrijstelling voor startende innovatieve ondernemingen introduceert een tijdelijke verblijfsregeling voor essentieel personeel van startende, innovatieve ondernemingen. Door middel van het toevoegen van artikel 1o aan het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (hierna: BuWav) is daartoe een tijdelijke vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningsplicht voor essentieel personeel van startende innovatieve ondernemingen gecreëerd. Daarnaast is een corresponderende tijdelijke grondslag in het Vreemdelingenbesluit 2000 (artikel 3.31, zesde lid) opgenomen voor de verlening van een verblijfsvergunning aan vreemdelingen die voldoen aan de voorwaarden voor de verblijfsregeling. Zij krijgen de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid in loondienst’.

In artikel 1o, eerste lid, onderdeel b, tweede en derde lid, van het voornoemde besluit is bepaald dat bij ministeriële regeling het toetsingskader wordt opgenomen aan de hand waarvan wordt bepaald of er sprake is van een onderneming die startend en innovatief is met schaalbare bedrijfsactiviteiten alsmede dat er nadere regels worden gesteld over de medewerkersparticipatie en de hoogte van het vereiste percentage daarvan, aan de hand waarvan wordt beoordeeld of de vreemdeling in kwestie een essentieel personeelslid van deze onderneming is. Deze wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 strekt daartoe.

artikel 3.20e

In het eerste lid worden nadere regels vastgelegd over de medewerkersparticipatie zoals benoemd in artikel 1o, eerste lid onder b, en derde lid, van het BuWav. Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningplicht zoals in bepaald in artikel 1o van het BuWav, wordt aan een startende innovatieve onderneming de voorwaarde gesteld dat de vreemdeling een vorm van medewerkersparticipatie ontvangt. De hoogte van de medewerkersparticipatie wordt in onderhavige regeling vastgesteld op minimaal 1%. De vormen van medewerkersparticipatie worden beperkt tot de volgende drie vormen omdat deze het meest in de praktijk voorkomen en binnen de doelstelling van de regeling vallen. Het gaat daarbij om: aandelen in het bedrijf ter grootte van minimaal 1% van de onderneming bij sluiten van de overeenkomst, certificaten van aandelen ter grootte van minimaal 1% in de onderneming bij sluiten van de overeenkomst, aandelenopties die recht geven om tegen een vooraf bij tekenen van de arbeidsovereenkomst bepaalde prijs aandelen ter grootte van minimaal 1% van de onderneming op het moment van sluiten van de overeenkomst, te verkrijgen.

Aangezien de medewerkersparticipatie een belangrijke indicator is waarom het personeelslid essentieel is voor (het doorgroeien) van de startende innovatieve onderneming met schaalbare bedrijfsactiviteiten, mag dit geen lege huls zijn. Het moet gaan om een werkelijk aandeel van minimaal 1% van het bedrijf. Uit gesprekken met belanghebbenden uit de sector, waaronder TechLeap (het voormalige StartupDelta), en analyses is namelijk naar voren gekomen dat bij de drie genoemde vormen van medewerkersparticipatie bij 1% al sprake is van een significante deelname in de onderneming. Door dit percentage te hanteren, wordt dus gewaarborgd dat het inderdaad gaat om een personeelslid dat van groot belang is voor de onderneming. Aan het verkrijgen van dit minimale percentage van de onderneming mogen geen individuele prestatievoorwaarden gesteld worden (tweede lid). Ook moet de eventueel overeengekomen periode waarin de medewerkersparticipatie onvoorwaardelijk wordt vallen binnen de termijn van drie jaar nadat de arbeidsovereenkomst in werking is getreden (derde lid). Dit geldt voornamelijk voor de aandelenopties, omdat in dat geval afspraken gemaakt worden overeen toekomstige gebeurtenis. Aan de mogelijkheid om aandelenopties te verzilveren kunnen voorwaarden worden verbonden. Een voorbeeld is een ‘inverdienperiode’. Op het moment dat aan deze voorwaarden is voldaan, kan de werknemer de optie verzilveren en wordt de medewerkersparticipatie onvoorwaardelijk. Op deze manier is het mogelijk voor de werknemer om ook op een later moment zijn aandelenopties te verzilveren

Onze Minister van Justitie en Veiligheid beoordeelt of een onderneming startend en innovatief is met schaalbare bedrijfsactiviteiten aan de hand van het toetsingskader, bedoeld in artikel 1o, tweede lid, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 8c. Voor deze beoordeling wordt advies gevraagd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

De Immigratie- en Naturalisatiedienst vraagt een advies aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland over de status van de onderneming waarvoor een verblijfsvergunning voor het essentieel personeelslid als bedoeld in artikel 3.31, zesde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt aangevraagd. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beoordeelt of sprake is van een startende innovatieve onderneming met schaalbare bedrijfsactiviteiten. Daarbij wordt de onderneming getoetst op de organisatorische aspecten, innovatief vermogen, schaalbaarheid van bedrijfsactiviteiten, de rol van het essentieel personeel voor de startup, de financiële positie van de onderneming en de overeenkomst tussen de onderneming en het personeelslid. Als de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland negatief oordeelt, wordt de aanvraag met inachtneming van artikel 3:49 van de Algemene wet bestuursrecht door de IND afgewezen.

bijlage 8c

Op basis van het in bijlage 8c, behorend bij artikel 3.20, vierde lid, opgenomen toetsingskader beoordeelt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland de onderneming op innovatief vermogen en schaalbaarheid van bedrijfsactiviteiten, de financiële positie, draagkracht en structuur van de startende onderneming ten behoeve van het advies aan de IND. Ook toetst de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland de overeenkomst tussen de onderneming en het personeelslid. In het toetsingskader zijn tevens een toelichting en voorbeelden van bewijsstukken opgenomen waarmee kan worden aangetoond dat de onderneming in aanmerking komt voor de verblijfsregeling.

Onderdeel C (artikel 3.23)

Bij brief van 17 mei 2021 is de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2020/21, 30 573, nr. 183) geïnformeerd over de aanpassing van de regels omtrent het zoekjaar hoogopgeleiden. Het zoekjaar is vastgelegd in artikel 3.42 van het Vreemdelingenbesluit 2000 en betreft een verblijfsvergunning met de duur van één jaar. Het zoekjaar staat onder andere open voor vreemdelingen die in de drie jaar direct voorafgaand aan de aanvraag aan een buitenlandse onderwijsinstelling met goed gevolg een masteropleiding of een postdoctorale opleiding van ten minste twaalf maanden hebben afgerond of zijn gepromoveerd. Voor de buitenlandse onderwijsinstellingen geldt op grond van artikel 3.23 dat zij opgenomen dienen te zijn in de top 200 van de algemene ranglijsten of de beschikbare ranglijsten per faculteit en vakgebied, zoals gepubliceerd door een drietal uitgevers: ShanghaiRanking Consultancy, Quacquarelli Symonds en Times Higher Education.

De wijziging beoogt een evenwichtiger zoekjaarbeleid tot stand te brengen door de discrepantie tussen lijsten van de afzonderlijke uitgevers te overbruggen. Uit het gewijzigde artikel 3.23 blijkt dat buitenlandse onderwijsinstellingen voortaan in minstens twee beschikbare lijsten (algemeen, facultair of vakgebiedspecifiek) opgenomen dienen te zijn. Ranglijsten die door dezelfde uitgever zijn uitgebracht tellen daarbij als één. Dit betekent dat afgestudeerden of gepromoveerden niet langer in aanmerking zullen komen voor het zoekjaar, indien hun onderwijsinstelling slechts op een van de lijsten voorkomt.

Onderdeel D (artikel 3.34a, onderdeel l)

Minderjarige kinderen van slachtoffers van mensenhandel zijn geen leges verschuldigd wanneer zij een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in het kader van verblijf als familie- of gezinslid indienen. Omdat arbeidsuitbuiting ook een vorm van mensenhandel is ligt het in de rede om ook voor deze aanvragen geen leges te heffen.

Onderdeel E (artikel 3.34c, tweede lid)

Artikel 3.51, eerste lid, onderdeel c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 voorziet in de mogelijkheid om een aanvraag om een (zelfstandige) verblijfsvergunning regulier verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden aan te vragen indien de relatie tussen de vreemdeling en de referent door het overlijden van de referent is verbroken. Aangezien deze verblijfsvergunning is gebaseerd op de gezinsherenigingsrichtlijn is het legestarief van € 192 voor meerderjarigen van toepassing. Voor minderjarigen geldt op grond van artikel 3.34jb een legestarief van € 64.

Onderdelen F en G (bijlage 7f, behorend bij artikel 3.3, eerste lid, onderdeel a en bijlage 7f2, behorend bij de artikelen 3.3, eerste lid, onderdelen b, d en g, 3.5, onderdeel a en 3.6, onderdeel b)

De Immigratie- en Naturalisatiedienst heeft nieuwe documenten voor het zogenaamde W-document en W2-document in gebruik genomen. De bijbehorende voorbeelden van deze nieuwe documenten zijn als bijlagen opgenomen.

Artikelen II en III

Artikel 1o van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen vervalt na vier jaar, daarom vervalt ook deze regeling vier jaar na inwerkingtreding. Voor het overgangsrecht wordt aangesloten bij het overgangsrecht van artikel III van het besluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met een tijdelijke vrijstelling voor startende innovatieve ondernemingen. Artikel 3.20e en de daarbij behorende bijlage 8c, zoals die luidden op 31 mei 2025, blijven tot en met 31 mei 2026 van toepassing met betrekking tot de vreemdeling die op basis van artikel 1o van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en artikel 3.31, zesde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 werkzaamheden verricht.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

Naar boven