Besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 april 2021, kenmerk 2352070-1007695-J, tot instelling van de Commissie van Wijzen voor geschillen tussen het Rijk en gemeenten ten aanzien van de bestuurlijke weging rond het jeugdzorgbudget (Instellingsbesluit Commissie van Wijzen Rijk | VNG budget jeugdzorg)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Commissie:

de Commissie van Wijzen voor geschillen tussen het Rijk en gemeenten in de bestuurlijke weging rond het jeugdzorgbudget, als bedoeld in artikel 2;

b. Partijen:

het Rijk, vertegenwoordigd door de Staatssecretaris, en gemeenten, vertegenwoordigd door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG);

c. Staatssecretaris:

Staatsecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

d. Stuurgroep:

de Stuurgroep Maatregelen financiële beheersbaarheid Jeugdwet.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Commissie van Wijzen.

  • 2. De Commissie heeft tot taak een onafhankelijk zwaarwegend advies uit te brengen over geschillen rond onderdelen die betrokken zijn bij de bestuurlijke weging en waarover Partijen niet tot overeenstemming komen. Dit advies kan zien op:

    • a. De weging van de uitkomsten van het onderzoek van AEF.

    • b. De weging van de door partijen verrichte inspanningen om een beter, effectiever en efficiënter jeugdhulpstel te bewerkstelligen en de eerder afgesproken bestuurlijke maatregelen.

    • c. De uitwerking van de maatregelen en varianten uit de Stuurgroep.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming en ontslag

  • 1. De Commissie bestaat uit een voorzitter en vier leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

  • 3. De voorzitter en de andere leden worden door de Staatssecretaris benoemd.

  • 4. De benoeming geschiedt voor de duur van de Commissie.

  • 5. De voorzitter en overige leden kunnen op eigen verzoek worden ontslagen.

  • 6. Bij ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden besluit de Staatsecretaris, hetzij op voorspraak van Partijen, hetzij op voorspraak van de voorzitter (behoudens zijn eigen positie), tot schorsing of ontslag.

  • 7. Met ingang vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden tot leden van de Commissie benoemd:

    • a. dhr. drs. R. van Zwol, tevens voorzitter, op voordracht van beide Partijen;

    • b. dhr. drs. A.H.M. de Jong, op voordracht van de Staatssecretaris;

    • c. mw. drs. J.F. de Vries, op voordracht van de Staatssecretaris;

    • d. dhr. drs. A.A.M. Brok, op voordracht van de VNG;

    • e. dhr. drs. H. Sietsma, op voordracht van de VNG.

  • 8. Indien een lid niet (meer) in staat is deel te nemen aan de Commissie, wordt dit lid vervangen door een kandidaat zoals genoemd op een lijst waarin Partijen voorzien.

Artikel 4. Instellingsduur

De Commissie wordt opgeheven twee weken nadat haar advies, zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, door Partijen openbaar wordt gemaakt.

Artikel 5. Secretariaat

  • 1. De Commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2. In het secretariaat wordt voorzien door de Staatssecretaris.

  • 3. Het secretariaat is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de Commissie.

  • 4. Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.

  • 5. Indien ambtenaren, in dienst van een ministerie, tot medewerker van het secretariaat worden benoemd, zijn zij tegenover anderen dan de Commissie verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen in verband van de werkzaamheden van de Commissie bekend is geworden.

Artikel 6. Werkwijze Commissie

  • 1. De Commissie stelt haar werkwijze vast, mede op basis van hetgeen Partijen zijn overeengekomen.

  • 2. De Commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 7. Inwinnen van inlichtingen

  • 1. De Commissie worden alle relevante stukken ter hand gesteld waar Partijen zich op beroepen in het kader van voorgelegde geschillen.

  • 2. De Commissie kan tevens uit eigen beweging stukken en (mondelinge) inlichtingen bij Partijen en relevante derden opvragen.

Artikel 8. Vergoeding voorzitter en leden

  • 1. Aan de voorzitter wordt een vaste vergoeding per maand toegekend overeenkomstig het maximum van salarisschaal 18 zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren, vermenigvuldigd met een arbeidsduurfactor van 0,25 fte/per maand.

  • 2. Aan de andere leden wordt een vaste vergoeding per maand toegekend overeenkomstig het maximum van salarisschaal 17 zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren, vermenigvuldigd met een arbeidsduurfactor van 0,25 fte/per maand.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt geen vergoeding verstrekt aan zij die op grond van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies zijn uitgesloten van een vergoeding.

Artikel 9. Reis- en verblijfkosten

De voorzitter en leden van de Commissie ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren, voor zover zij niet vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies.

Artikel 10. Kosten

De kosten van de Commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Staatssecretaris. Onder kosten worden in ieder geval verstaan de vergoeding van de voorzitter en leden, reis- en verblijfkosten en kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor de inzet van het secretariaat als bedoeld in artikel 5.

Artikel 11. Openbaarmaking en archivering

  • 1. Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de Commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de Commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan Partijen uitgebracht of overgedragen.

  • 2. Het oordeel van de Commissie wordt door Partijen gezamenlijk openbaar gemaakt door toezending aan de Tweede Kamer.

  • 3. De archiefbescheiden van de Commissie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 12. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 5 maart 2021.

  • 2. Dit besluit vervalt twee weken nadat het advies, zoals bedoeld in artikel 2, door Partijen gezamenlijk openbaar is gemaakt.

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie van Wijzen Rijk | VNG budget Jeugdzorg.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

TOELICHTING

Algemeen

In opdracht van de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Justitie en Veiligheid (JenV), Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is in de periode van april tot en met december 2020 onderzoek uitgevoerd door bureau AEF naar het structureel benodigde jeugdzorgbudget. De resultaten van het onderzoek zijn in december 2020 gereedgekomen. Het onderzoek toont aan dat gemeenten in 2019 € 1,6 – 1,8 miljard meer hebben uitgegeven ten behoeve van de Jeugdwet, dan er aan structureel budget is overgeheveld naar het Gemeentefonds.

Ter voorbereiding voor de komende kabinetsformatie buigen de betrokken partijen zich de komende tijd in de vorm van een bestuurlijke weging over de vraag hoe de omvang van het vastgestelde tekort via welke combinaties van middelen en maatregelen (binnen en buiten de Jeugdwet) het hoofd kan worden geboden.

De uitkomsten van het onderzoek hebben inzichtelijk gemaakt dat de ontwikkeling van de uitgaven niet houdbaar is. Het is daarom noodzakelijk om de effectiviteit en beheersbaarheid te vergroten, zowel door aanpassingen aan het stelsel als door effectievere sturing. Daarom is in onderling overleg tussen VNG en Rijk besloten om aanvullend op de afspraak over de bestuurlijke weging van het onderzoek een Stuurgroep Maatregelen financiële beheersbaarheid Jeugdwet (Stuurgroep) in te richten. Deze Stuurgroep heeft, onder leiding van een onafhankelijk voorzitter, maatregelen en varianten uitgewerkt die moeten bijdragen aan de financiële beheersbaarheid van de Jeugdwet. De uitkomsten van de Stuurgroep zijn bij een bestuurlijke weging betrokken, zodat een nieuw kabinet een integrale afweging kan maken. De verschillende partijen werken constructief mee in de Stuurgroep met het doel om de financiële problematiek duurzaam aan te pakken.

De bestuurlijke weging moet op basis van het eerdergenoemde onderzoek én de uitgewerkte maatregelen van de Stuurgroep een antwoord geven op de vraag hoe de omvang van het tekort via een combinatie van middelen en maatregelen het hoofd kan worden geboden. De bestuurlijke weging is een zwaarwegende inbreng ten behoeve van een nieuw kabinet om een integrale afweging te maken over 1) financiën en 2) noodzakelijke aanpassingen aan het jeugdhulpstelsel, zowel beleidsmatig als in de uitvoering. Besluitvorming over een structurele oplossing in termen van benodigd budget en aanpassing in het stelsel zal dan vanaf 2022 aan een volgend kabinet zijn. Bij de bestuurlijke weging worden de volgende onderdelen betrokken:

  • Een bespreking en weging van de uitkomsten van het onderzoek.

  • De weging van door partijen verrichte inspanningen om een beter, effectiever en efficiënter jeugdhulpstel te bewerkstelligen en eerder afgesproken bestuurlijke maatregelen en de uitkomsten van andere onderzoeken.

  • De maatregelen en varianten uit de stuurgroep maatregelen financiële beheersbaarheid Jeugdwet.

Het proces van bestuurlijke weging is gestart in de maand januari 2021. Oogmerk is deze uiterlijk in de eerste week van april 2021 af te ronden.

In het geval dat het Rijk en de gemeenten in de bestuurlijke weging niet tot overeenstemming kunnen komen, is eerder al bij brief aan de VNG van 27 november 2019 (Kamerstukken II 2018–19, 31 839, nr. 657) overeengekomen dat geschilpunten kunnen worden voorgelegd aan een gezamenlijk te benoemen Commissie van Wijzen (Commissie). Die brengt dan een zwaarwegend advies uit.

Als een partij wil overgaan tot het voorleggen van een (of meerdere) geschilpunt(en) aan de Commissie, informeert deze daarover de wederpartij. De wederpartij heeft dan de gelegenheid om diens zienswijze binnen een week kenbaar te maken. Indien de desbetreffende reactie uitblijft of niet leidt tot het wegnemen van het geschilpunt bij de partij die daartoe concludeerde, dan stellen partijen vast dat zij niet tot overeenstemming kunnen komen en wordt het geschilpunt met beide zienswijzen aan de Commissie voorgelegd.

Het zwaarwegende advies van de Commissie wordt (integraal) toegevoegd aan de uitkomsten van de bestuurlijke weging en dient daarmee als inbreng voor de kabinetsformatie. Het advies moet dus beschikbaar zijn, voordat de formatie is afgerond. De doelstelling is dit proces in mei 2021 af te ronden.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Zoals eerder is aangegeven, zal de Commissie een semi-bindend oordeel vellen over aan haar voorgelegde geschilpunten (vergelijkbaar met arbitrage).

Om uit te sluiten dat misverstanden ontstaan over de staats- en bestuursrechtelijke verhoudingen, is in onderhavig besluit gekozen voor de formulering ‘zwaarwegend advies’. Begrippen als ‘bindend advies’ en ‘arbitrage’ zijn weliswaar ingeburgerde begrippen binnen het privaatrecht, maar (nog) niet binnen het publiekrecht. Omdat een (mede)wetgevende bevoegdheid niet kan worden overdragen aan een derde en niet afdwingbaar afstand kan worden gedaan van de mogelijkheid van beroep op de rechter, is een bindend adviesprocedure in het bestuursrecht strikt genomen niet mogelijk zonder nadere wettelijke regeling.

In afwachting van een advies van de Afdeling advisering van de Raad van State hierover (kenmerk W04.20.0440/I) over (onder meer) interbestuurlijke geschilbeslechting, wordt daarom voor nu vastgehouden aan de bestaande gebruikelijke bestuursrechtelijke terminologie.1

Hoewel de Commissie dus geen juridisch bindend advies kan geven, brengt deze formulering wel tot uitdrukking dat het wél een zwaarwegend advies is aan het volgende kabinet. Om die reden wordt dit advies van de Commissie dan ook integraal toegevoegd aan de uitkomsten van de bestuurlijke weging en dient daarmee als inbreng voor de kabinetsformatie.

De Commissie kan worden gevraagd op de onderdelen die betrokken zijn bij de bestuurlijke weging en waarover partijen niet tot overeenstemming komen een zwaarwegend advies uit te brengen. Het artikel regelt waar het advies wel en niet betrekking op kan hebben.

Artikel 3

Dit artikel regelt de samenstelling van de Commissie en de wijze van benoeming, schorsing en ontslag van de voorzitter en leden. Tevens voorziet dit artikel in een vervangingsregeling.

Artikel 4

Dit artikel regelt de instellingsduur van de Commissie.

Artikel 5

Op basis van dit artikel wordt door de Staatssecretaris een secretariaat gevormd, zoals eerder afgesproken tussen partijen. Verder verduidelijkt het artikel de positie van het secretariaat ten opzichte van partijen.

Nog ter achtergrond, het volgende. Het secretariaat zal zich bezighouden met het verzamelen van benodigde stukken, het maken van afspraken en organiseren van besprekingen, het verzorgen van correspondentie en overige werkzaamheden, alsook het bieden van ondersteuning bij het op schrift stellen van het advies van de Commissie.

Artikel 6

Dit artikel regelt het kader op basis waarvan de Commissie werkt. Gedoeld wordt hierbij op de eerder door Partijen overeengekomen procedure ‘instelling Commissie van Wijzen Rijk | VNG budget Jeugdzorg’. Samengevat gaat het hierbij om het volgende.

De Commissie:

  • behandelt partijen op voet van gelijkheid;

  • stelt partijen over en weer in de gelegenheid hun standpunten naar voren te brengen en toe te lichten;

  • kan in elk stadium van de procedure een bijeenkomst met partijen houden om overleg te voeren over het verloop van de procedure en/of om de geschilpunten nader te bepalen;

  • stelt (vanzelfsprekend) de redelijkheid en billijkheid voorop bij het komen tot het uiteindelijke advies.

Tot het instrumentarium van de Commissie behoren: kennisname van documenten, het raadplegen van partijen en van de bij het onderzoek naar het benodigde budget betrokken onderzoekers, alsmede de mogelijkheid tot het horen van andere deskundigen.

Het eindadvies wordt op schrift gesteld en bevat, aldus de eerder tussen Partijen overeengekomen procedure, tenminste:

  • a. de namen van Partijen;

  • b. de tussen Partijen en/of Commissie overeengekomen procedure;

  • c. een kort overzicht van de gehanteerde en verrichte werkzaamheden door de Commissie;

  • d. een weergave van de geschilpunten van Partijen;

  • e. de zienswijze van Partijen;

  • f. het advies en onderbouwing van de Commissie over de geschilpunten;

  • g. de namen en handtekeningen van de voorzitter en leden van de Commissie.

Artikelen 8 en 9

Deze artikelen regelen de vergoedingen voor de voorzitter en leden van de Commissie, voor zover zij geen functionarissen zijn die vallen onder de Wet bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wet Normering Topinkomens). De hoogte van de vergoedingen blijft binnen de maxima op grond van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies.

De voorzitter Van Zwol en leden Brok en De Jong hebben overigens al aangegeven van de vergoeding af te zien.

Artikel 11

Wat in de Commissie schriftelijk of mondeling wordt behandeld, wordt niet openbaar gemaakt. Na de behandeling stelt de Commissie haar advies op en biedt zij dat aan de betrokken partijen aan. Het is uiteindelijk aan Partijen gezamenlijk om dit advies openbaar te maken en aan te bieden aan de Tweede Kamer.

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport draagt verder zorg voor de ordentelijke archivering van de stukken die door of namens de Commissie zijn opgemaakt.

Artikel 12

Dit besluit kent een inwerkingtreding met terugwerkende kracht, te weten de dag dat de Commissie is gestart met haar werkzaamheden. Dat was 5 maart 2021.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Uitgebreider hierover: de brief van de Minister van BZK van 11 september 2000 over alternatieve afdoening van bestuursgeschillen, Kamerstukken II 1999–2000, 27 286, nr. 1 en (recenter) de brief van de Minister van BZK van 8 juli 2019 en het rapport ‘Zuivere bestuursgeschillen. Naar een aparte procedureregeling?’, Kamerstukken II 2018–19, 35 000-VII, nr. 102 en de bijlage.

Naar boven