Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 5 maart 2020, nr. WJZ/ 20018390, houdende wijziging van de subsidiemodule innovatieprestatiecontracten ten behoeve van een duurzame visserij

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 2, 5, 16, 44, eerste lid, 48, eerste lid, 50, zevende en achtste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.11.2, derde lid, wordt ‘3.5.2, eerste, tweede en vierde lid’ vervangen door ‘3.5.2’ en vervallen ‘, 3.5.18, aanhef en onderdeel a’ en ‘, 3.5.24’.

B

Artikel 2.11.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt ‘€ 20.000’ vervangen door ‘€ 125.000’.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. De subsidie voor de activiteiten van een IPC-penvoerder bedraagt € 4.000 per IPC-deelnemer.

  • 3. De som van subsidies bedraagt voor het gehele IPC-project ten hoogste € 550.000.

C

In artikel 2.11.5 wordt ‘De subsidie, bedoeld in artikel 2.11.2, eerste lid,’ vervangen door ‘De subsidie voor de activiteiten van een IPC-penvoerder’.

D

Na artikel 2.11.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.11.5a

Artikel 50, tweede lid, onderdeel c, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies is niet van toepassing een op een subsidie als bedoeld in artikel 2.11.2, eerste lid.

ARTIKEL II

In de tabel in artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 wordt onder de rij met titel 2.10 een rij ingevoegd, luidende:

Titel 2.11

Artikel 2.11.2, eerste lid

   

01-04-2020 t/m 15-09-2020

€ 1.100.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 5 maart 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Met onderhavige regeling wordt de subsidiemodule inzake innovatieprestatiecontracten ten behoeve van een duurzame visserij gewijzigd en opengesteld, door middel van een wijziging van de Regeling nationale EZK-en LNV-subsidies, onderscheidenlijk de Regeling openstelling EZK-en LNV-subsidies 2020.

2. Inhoud van de regeling

De subsidiemodule inzake innovatieprestatiecontracten ten behoeve van een duurzame visserij is één van de instrumenten waarmee op nationaal niveau wordt bijgedragen aan het stimuleren van innovaties om te komen tot een duurzame en toekomstbestendige visserijsector. Hiertoe is in het regeerakkoord € 15 miljoen ter cofinanciering beschikbaar gesteld.

Met deze subsidiemodule wordt gebruik gemaakt van een subsidie-instrument uit titel 3.5 van de regeling, onderdeel van hoofdstuk 3 inzake innovatie en ondernemerschap: de innovatieprestatiecontracten. Voordeel van dit instrument is dat het de mogelijkheid biedt aan een branche- of producentenorganisatie om een aanvraag in te dienen namens meerdere ondernemers.

Deze subsidiemodule wordt voor de tweede maal opengesteld (artikel II van deze regeling). Op grond van ervaringen met de eerste openstelling is besloten om de module op enkele onderdelen aan te passen.

Op grond van artikel 2.11.3 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies bedraagt de subsidie maximaal € 20.000. Van de doelgroep zijn signalen ontvangen dat door dit betrekkelijk lage maximum innovaties buiten het bereik van de module vallen die overigens wel goed binnen de subsidiemodule zouden passen. Om die reden wordt het subsidiemaximum verhoogd tot € 125.000 (nieuw eerste lid van artikel 2.11.3; zie artikel I, onderdeel B, onder 2, van deze regeling). In het verlengde van die wijziging wordt ook het subsidiebedrag per IPC-deelnemer dat de IPC-penvoerder ontvangt opgehoogd (artikel 2.11.3, tweede lid; zie artikel I, onderdelen A en B, onder 3, van deze regeling), omdat de omvang van zijn activiteiten toe zal nemen op het moment dat er IPC-deelnemers in zijn IPC-project activiteiten van een grotere omvang zullen verrichten.

Bij een groot aantal deelnemende ondernemers per project (maximaal twintig ingevolge artikel 2.11.2, tweede lid, van de regeling), zou deze verhoging van het subsidiemaximum betekenen dat één project aanspraak zou kunnen maken op het volledige subsidieplafond. Dat wordt onwenselijk geacht en daarom is een maximum verbonden aan het totale bedrag aan subsidies dat aan één project kan worden toegekend, namelijk € 550.000 (artikel 2.11.3, derde lid; zie artikel I, onderdeel B, onder 3, van deze regeling).

Doordat de op grond van de subsidiemodule toegekende subsidies van grotere omvang zijn, kan voor een aantal onderwerpen kan worden teruggevallen op de algemene regels in het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Dit gaat om de regels inzake voortgangsrapportages (artikel 39, eerste lid, van het Kaderbesluit) en voorschotten (de artikelen 45, 46 en 47 van het Kaderbesluit). De afwijkingen van deze regels die op deze module thans van toepassing zijn, worden derhalve geschrapt (artikel 3.5.24; zie artikel I, onderdeel A, van deze regeling). Voor IPC-deelnemers die een subsidie ontvangen ten bedrage van minder dan € 25.000 heeft deze wijziging geen gevolgen. Op deze categorie zijn immers minder administratieve verplichtingen van toepassing op grond van het Kaderbesluit (geen voortgangsrapportages en gehele subsidie als voorschot).

In artikel 2.11.5 is bepaald dat alle subsidies op grond van deze titel ambtshalve werden vastgesteld. In het licht van de verhoging van het subsidiemaximum voor IPC-deelnemers tot € 125.000, wordt voor deze groep teruggevallen op de hoofdregel van artikel 50, achtste lid, van het Kaderbesluit: subsidie van minder dan € 25.000 wordt ambtshalve vastgesteld en voor hogere subsidies moet een aanvraag tot subsidievaststelling worden ingediend overeenkomstig artikel 50, eerste en tweede lid, van het Kaderbesluit. Voor IPC-penvoerders verandert de situatie niet; hun subsidie wordt altijd ambtshalve vastgesteld. Artikel 2.11.5 is in die zin aangepast (artikel I, onderdeel C, van onderhavige regeling).

In het nieuwe artikel 2.11.5a (artikel I, onderdeel D, van onderhavige regeling) is voorts bepaald dat ten aanzien van de krachtens deze module verstrekte subsidies bij de subsidievaststelling geen controleverklaring behoeft te worden overlegd, in afwijking van artikel 50, tweede lid, onderdeel c, van het Kaderbesluit. Deze verplichting geldt op grond van het Kaderbesluit voor subsidies van € 125.000, hetgeen zou betekenen dat deze verplichting enkel aan de orde zou zijn indien de maximale subsidie op grond van deze module zou worden toegekend. Deze verplichting enkel toepassen op die subsidies zou onevenredig zijn.

In artikel 2.11.2, derde lid, is een aantal bepalingen uit titel 3.5 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies van overeenkomstige toepassing verklaard. Artikel 3.5.2 van die titel is recent gewijzigd en de verwijzing naar die bepaling is in artikel 2.11.2, derde lid, aan die wijziging aangepast (artikel I, onderdeel A, van onderhavige regeling).

3. Administratieve lasten

Deze regeling heeft regeldrukeffecten. De regeldrukkosten voor onderhavige subsidiemodule bedragen in totaal € 31.440 voor de subsidieperiode. Dit is 2,86 procent van het subsidiebudget van € 1.100.000. De berekening is gebaseerd op de inschatting dat 10 aanvragen worden ingediend en op de uitvoering van de volgende activiteiten: kennisname van de regeling en aanvraagprocedure, het invullen van het aanvraagformulier en het opstellen van de innovatieplannen door de IPC-deelnemers en het overkoepelende plan door de IPC-penvoerder. Voor projecten waarin in ieder geval één van de deelnemers meer dan € 25.000,– subsidie ontvangt, wordt om een voortgangsrapportage, eindrapportage en vaststellingsverzoek gevraagd. Omdat dit naar verwachting voor alle aanvragen geldt, is de vergoeding voor de penvoerder bijgesteld naar € 4.000,–.

4. Staatssteun

De subsidies die worden verstrekt aan de IPC-penvoerder bevatten staatssteun en worden gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening.1 De subsidies aan de IPC-deelnemers vallen binnen het kader van artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.2

5. Uitvoering

De uitvoering van deze subsidiemodule is in handen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Deze module wordt uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.

6. Inwerkingtreding

In afwijking van het beleid inzake vaste verandermomenten en invoeringstermijnen treedt de regeling de dag na publicatie in werking en is de termijn tussen de publicatie en inwerkingtreding van de regeling korter dan twee maanden. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat de termijn tussen de inwerkingtreding en de openstelling potentiële aanvragers voldoende tijd geeft om zich voor te bereiden. Een latere openstelling zou bovendien een ongewenst nadeel voor de aanvragers opleveren, hetgeen hiermee wordt voorkomen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352).

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L187).

Naar boven