TOELICHTING
1. Inleiding
Met onderhavige regeling wordt de subsidiemodule inzake innovatieprestatiecontracten
ten behoeve van een duurzame visserij gewijzigd en opengesteld, door middel van een
wijziging van de Regeling nationale EZK-en LNV-subsidies, onderscheidenlijk de Regeling
openstelling EZK-en LNV-subsidies 2020.
2. Inhoud van de regeling
De subsidiemodule inzake innovatieprestatiecontracten ten behoeve van een duurzame
visserij is één van de instrumenten waarmee op nationaal niveau wordt bijgedragen
aan het stimuleren van innovaties om te komen tot een duurzame en toekomstbestendige
visserijsector. Hiertoe is in het regeerakkoord € 15 miljoen ter cofinanciering beschikbaar
gesteld.
Met deze subsidiemodule wordt gebruik gemaakt van een subsidie-instrument uit titel
3.5 van de regeling, onderdeel van hoofdstuk 3 inzake innovatie en ondernemerschap:
de innovatieprestatiecontracten. Voordeel van dit instrument is dat het de mogelijkheid
biedt aan een branche- of producentenorganisatie om een aanvraag in te dienen namens
meerdere ondernemers.
Deze subsidiemodule wordt voor de tweede maal opengesteld (artikel II van deze regeling).
Op grond van ervaringen met de eerste openstelling is besloten om de module op enkele
onderdelen aan te passen.
Op grond van artikel 2.11.3 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies bedraagt
de subsidie maximaal € 20.000. Van de doelgroep zijn signalen ontvangen dat door dit
betrekkelijk lage maximum innovaties buiten het bereik van de module vallen die overigens
wel goed binnen de subsidiemodule zouden passen. Om die reden wordt het subsidiemaximum
verhoogd tot € 125.000 (nieuw eerste lid van artikel 2.11.3; zie artikel I, onderdeel
B, onder 2, van deze regeling). In het verlengde van die wijziging wordt ook het subsidiebedrag
per IPC-deelnemer dat de IPC-penvoerder ontvangt opgehoogd (artikel 2.11.3, tweede
lid; zie artikel I, onderdelen A en B, onder 3, van deze regeling), omdat de omvang
van zijn activiteiten toe zal nemen op het moment dat er IPC-deelnemers in zijn IPC-project
activiteiten van een grotere omvang zullen verrichten.
Bij een groot aantal deelnemende ondernemers per project (maximaal twintig ingevolge
artikel 2.11.2, tweede lid, van de regeling), zou deze verhoging van het subsidiemaximum
betekenen dat één project aanspraak zou kunnen maken op het volledige subsidieplafond.
Dat wordt onwenselijk geacht en daarom is een maximum verbonden aan het totale bedrag
aan subsidies dat aan één project kan worden toegekend, namelijk € 550.000 (artikel
2.11.3, derde lid; zie artikel I, onderdeel B, onder 3, van deze regeling).
Doordat de op grond van de subsidiemodule toegekende subsidies van grotere omvang
zijn, kan voor een aantal onderwerpen kan worden teruggevallen op de algemene regels
in het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Dit gaat om de regels inzake voortgangsrapportages
(artikel 39, eerste lid, van het Kaderbesluit) en voorschotten (de artikelen 45, 46
en 47 van het Kaderbesluit). De afwijkingen van deze regels die op deze module thans
van toepassing zijn, worden derhalve geschrapt (artikel 3.5.24; zie artikel I, onderdeel
A, van deze regeling). Voor IPC-deelnemers die een subsidie ontvangen ten bedrage
van minder dan € 25.000 heeft deze wijziging geen gevolgen. Op deze categorie zijn
immers minder administratieve verplichtingen van toepassing op grond van het Kaderbesluit
(geen voortgangsrapportages en gehele subsidie als voorschot).
In artikel 2.11.5 is bepaald dat alle subsidies op grond van deze titel ambtshalve
werden vastgesteld. In het licht van de verhoging van het subsidiemaximum voor IPC-deelnemers
tot € 125.000, wordt voor deze groep teruggevallen op de hoofdregel van artikel 50,
achtste lid, van het Kaderbesluit: subsidie van minder dan € 25.000 wordt ambtshalve
vastgesteld en voor hogere subsidies moet een aanvraag tot subsidievaststelling worden
ingediend overeenkomstig artikel 50, eerste en tweede lid, van het Kaderbesluit. Voor
IPC-penvoerders verandert de situatie niet; hun subsidie wordt altijd ambtshalve vastgesteld.
Artikel 2.11.5 is in die zin aangepast (artikel I, onderdeel C, van onderhavige regeling).
In het nieuwe artikel 2.11.5a (artikel I, onderdeel D, van onderhavige regeling) is
voorts bepaald dat ten aanzien van de krachtens deze module verstrekte subsidies bij
de subsidievaststelling geen controleverklaring behoeft te worden overlegd, in afwijking
van artikel 50, tweede lid, onderdeel c, van het Kaderbesluit. Deze verplichting geldt
op grond van het Kaderbesluit voor subsidies van € 125.000, hetgeen zou betekenen
dat deze verplichting enkel aan de orde zou zijn indien de maximale subsidie op grond
van deze module zou worden toegekend. Deze verplichting enkel toepassen op die subsidies
zou onevenredig zijn.
In artikel 2.11.2, derde lid, is een aantal bepalingen uit titel 3.5 van de Regeling
nationale EZK- en LNV-subsidies van overeenkomstige toepassing verklaard. Artikel
3.5.2 van die titel is recent gewijzigd en de verwijzing naar die bepaling is in artikel
2.11.2, derde lid, aan die wijziging aangepast (artikel I, onderdeel A, van onderhavige
regeling).
3. Administratieve lasten
Deze regeling heeft regeldrukeffecten. De regeldrukkosten voor onderhavige subsidiemodule
bedragen in totaal € 31.440 voor de subsidieperiode. Dit is 2,86 procent van het subsidiebudget
van € 1.100.000. De berekening is gebaseerd op de inschatting dat 10 aanvragen worden
ingediend en op de uitvoering van de volgende activiteiten: kennisname van de regeling
en aanvraagprocedure, het invullen van het aanvraagformulier en het opstellen van
de innovatieplannen door de IPC-deelnemers en het overkoepelende plan door de IPC-penvoerder.
Voor projecten waarin in ieder geval één van de deelnemers meer dan € 25.000,– subsidie
ontvangt, wordt om een voortgangsrapportage, eindrapportage en vaststellingsverzoek
gevraagd. Omdat dit naar verwachting voor alle aanvragen geldt, is de vergoeding voor
de penvoerder bijgesteld naar € 4.000,–.
4. Staatssteun
De subsidies die worden verstrekt aan de IPC-penvoerder bevatten staatssteun en worden
gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening.1 De subsidies aan de IPC-deelnemers vallen binnen het kader van artikel 25 van de
algemene groepsvrijstellingsverordening.2
5. Uitvoering
De uitvoering van deze subsidiemodule is in handen van de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland. Deze module wordt uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.
6. Inwerkingtreding
In afwijking van het beleid inzake vaste verandermomenten en invoeringstermijnen treedt
de regeling de dag na publicatie in werking en is de termijn tussen de publicatie
en inwerkingtreding van de regeling korter dan twee maanden. Dit wordt gerechtvaardigd
door het feit dat de termijn tussen de inwerkingtreding en de openstelling potentiële
aanvragers voldoende tijd geeft om zich voor te bereiden. Een latere openstelling
zou bovendien een ongewenst nadeel voor de aanvragers opleveren, hetgeen hiermee wordt
voorkomen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten