Regeling van de Minister voor Milieu en Wonen, van 21 november 2019, nr. IENW/BSK-2019/233843, tot wijziging van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose in verband met de uitbreiding van het nabestaandenbegrip

De Minister voor Milieu en Wonen,

Gelet op artikel 15.50, tweede lid, Wet milieubeheer;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, onderdeel i, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 4°. bij ontstentenis van de onder 1°, 2° en 3° bedoelde personen, erfgenamen als bedoeld in Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, mits een verklaring van erfrecht wordt overgelegd;.

B

In artikel 3, tweede en derde lid, wordt ‘onderdeel h’ vervangen door: onderdeel i.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer

TOELICHTING

Algemeen

Aan de begripsbepaling nabestaanden in artikel 1, onderdeel i, van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose (hierna: de regeling) wordt de categorie ‘erfgenamen als bedoeld in Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek’ toegevoegd, zodat de kring van rechthebbende nabestaanden beter aansluit op het civiele aansprakelijkheidsrecht. Daarmee wordt het toepassingsbereik van de regeling in lijn gebracht met de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014 (hierna: Regeling TAS 2014), waarvan tegelijkertijd en op dezelfde wijze het nabestaandenbegrip wordt uitgebreid.

Onder bepaalde omstandigheden komt het recht op een tegemoetkoming toe aan de nabestaanden. Deze omstandigheden zijn beschreven in artikel 3 van de regeling: nabestaanden hebben recht op een tegemoetkoming, indien de persoon die op grond van de artikelen 2 en 2a recht zou hebben gehad op een tegemoetkoming, is overleden nadat de aanvraag is ingediend, maar de Sociale Verzekeringsbank (SVB) nog niet tot een beslissing is gekomen. Het recht op de tegemoetkoming komt dan niet toe aan de (nalatenschap van de) persoon, maar aan de nabestaanden. Het recht op een tegemoetkoming gaat slechts op de nabestaanden over, indien de overledene recht op een tegemoetkoming zou hebben gehad.

Door de wijziging vallen ook uitwonende meerderjarige kinderen, broers, zusters, ouders en grootouders onder het nabestaandenbegrip. Het kan ook gaan om erfgenamen die bij uiterste wilsbeschikking zijn aangewezen. De eis van financiële afhankelijkheid is vervallen. De voornaamste reden voor uitbreiding ligt in de categorie uitwonende meerderjarige kinderen. Meer uitgebreide toelichting is opgenomen in de artikelsgewijze toelichting.

Door het nabestaandenbegrip uit te breiden naar alle erfgenamen zullen jaarlijks circa 6 à 8 extra tegemoetkomingen op basis van de regeling worden verstrekt. Het aanpassen van het nabestaandenbegrip kost jaarlijks naar schatting € 120.000 - 160.000.

Onmiddellijke werking

De wijziging in het nabestaandenbegrip heeft onmiddellijke werking. Dat betekent dat het nieuwe nabestaandenbegrip ook van toepassing is op lopende aanvragen waarop de SVB nog niet heeft beslist. Het gaat dan om aanvragen die voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend, maar waarop de SVB nog geen beslissing heeft genomen. De SVB beslist in dat geval met inachtneming van het nieuwe nabestaandenbegrip. Dit geldt ook voor beslissingen op bezwaar. Het gaat dan om bezwaarschriften die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend, maar waarop de SVB nog niet heeft beslist en om bezwaarschriften die na inwerkingtreding van deze regeling tijdig zijn ingediend. Zo nodig wordt een nabestaande in staat gesteld om alsnog een verklaring van erfrecht over te leggen. De SVB zal in de periode tussen bekendmaking en inwerkingtreding van deze regeling rekening houden met de uitbreiding van het nabestaandenbegrip en zo nodig in overleg met het Instituut Asbestslachtoffers (IAS) en nabestaanden de behandeling van een aanvraag of bezwaarschrift aanhouden tot 1 januari 2020.

Uitvoering

De SVB heeft een uitvoeringstoets verricht voor de regeling tegelijk met de Regeling TAS 2014.

De SVB heeft de uitvoeringstoets in samenspraak met het IAS opgesteld. De SVB en het IAS achten de wijziging van de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar. De SVB voorziet geen bijzondere gevolgen en risico's bij de implementatie en uitvoering van de wijziging.

Voor de werkwijze van het IAS heeft de wijziging meer gevolgen, omdat het IAS in een aantal gevallen een ‘verklaring van erfrecht’ zal moeten opvragen bij de nabestaanden. Met het opvragen en opstellen van deze verklaring kan in sommige gevallen geruime tijd gemoeid zijn. De financiële effecten van de wijziging in de regeling op de uitvoeringskosten acht de SVB verwaarloosbaar.

Administratieve lasten

Voor zowel de SVB als het IAS geldt dat werkinstructies, klantproducten en enkele protocollen bij de overeenkomst tussen IAS en SVB als gevolg van de wijziging in de regeling moeten worden aangepast. Voor de nabestaanden die onder de nieuwe categorie vallen, geldt dat om de tegemoetkoming daadwerkelijk te ontvangen zij een notariële ‘verklaring van erfrecht’ moeten laten opstellen en versturen naar het IAS.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Aan het begrip nabestaanden wordt een categorie toegevoegd. De nieuwe categorie bestaat uit erfgenamen als bedoeld in Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek. Het gaat om personen die op basis van erfopvolging bij versterf erfgenamen van het slachtoffer zijn (titel 2 van Boek 4) of om personen die in de uiterste wilsbeschikking van het slachtoffer als erfgenamen zijn genoemd (titel 4 van Boek 4). In het nieuwe onderdeel van het nabestaandenbegrip is tevens een aanvullende voorwaarde opgenomen die geldt voor deze categorie van nabestaanden. Voor de categorie ‘erfgenamen’ geldt de voorwaarde dat er een verklaring van erfrecht wordt overgelegd. De SVB heeft een verklaring van erfrecht nodig om vast te stellen welke personen erfgenamen zijn als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek.

Het nabestaandenbegrip is, in aansluiting op de Regeling TAS 2014 zo vormgegeven dat eerst de echtgenoot, vervolgens de minderjarige kinderen en daarna andere personen met wie het slachtoffer in gezinsverband samenleefde in aanmerking komen. De erfgenamen die binnen de nieuwe categorie vallen, komen pas in aanmerking als bovengenoemde personen niet aanwezig zijn. Dit wordt nader toegelicht met het volgende voorbeeld. Het asbestslachtoffer heeft geen echtgenoot en ook geen minderjarige kinderen. Er zijn ook geen personen met wie het slachtoffer in gezinsverband leefde. Het slachtoffer heeft echter wel uitwonende meerderjarige kinderen. Deze meerderjarige kinderen zijn de erfgenamen van het slachtoffer en worden daarom aangemerkt als nabestaanden in de zin van deze regeling. Daarbij geldt de voorwaarde dat er een verklaring van erfrecht wordt overgelegd.

Artikel I, onderdeel B

Hier wordt een omissie hersteld.

Artikel II

De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven