Mededeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in verband met het van kracht worden van het importplafond voor de invoer/overbrenging van buitenlands brandbaar afval

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat doet de volgende mededeling:

Vanaf heden zal er niet meer worden ingestemd met EVOA-kennisgevingen voor de invoer/overbrenging van buitenlands brandbaar afval ten behoeve van verbranding door Nederlandse verbrandingsinstallaties die specifiek bestemd zijn om vast stedelijk afval te verwerken. Deze situatie blijft in stand zolang er sprake is van verdringing van verbranden van Nederlands gemengd stedelijk afval met energieterugwinning.

In de regio Amsterdam zijn problemen ontstaan door de situatie bij de Amsterdamse afvalverbrandingsinstallatie (AEB). Vier van de zes verbrandingsovens zijn, op initiatief van AEB, stilgelegd. Dit zorgt voor problemen in de afvalverwerking van gemengd stedelijk afval. Als gevolg hiervan wordt sinds kort een deel van het Nederlands gemengd stedelijk afval in Nederland gestort. Tegelijkertijd wordt stedelijk afval uit het buitenland overgebracht naar Nederland ten behoeve van verbranding.

Uit de periodieke monitoring van Rijkswaterstaat is gebleken dat de verbranding van buitenlands stedelijk afval ten koste gaat van de verbranding van Nederlands gemengd stedelijk afval. Dit maakt dat er sprake is van verdringing zoals in hoofdstuk B10.5 van het Landelijk afvalbeheerplan (LAP3) is omschreven. Dit betekent dat vanaf heden met toepassing van hoofdstuk 13.B.5.4 van LAP3 negatief zal worden beschikt op nieuwe kennisgevingen voor invoer/overbrenging van stedelijk afval ten behoeve van verbranding in Nederlandse afvalverbrandingsinstallaties. Het importplafond eindigt zodra de situatie van verdringing zich niet meer voordoet. Hiervan zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven