Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 8 juli 2019, nr. MBO/5897553, houdende regels voor het verstrekken van subsidie ten behoeve van het organiseren van nationale vakwedstrijden in het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs alsmede het voorbereiden op en deelname aan internationale vakwedstrijden in het beroepsonderwijs (Regeling vakwedstrijden vmbo en mbo)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

beroepsonderwijs:

onderwijs als bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

boekjaar:

tijdvak dat aanvangt op 1 april van enig jaar en eindigt op 31 maart van het daarop volgend jaar;

instelling:

instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

school:

school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs:

voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 10 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 3. Doel en te subsidiëren activiteiten

  • 1. De minister kan voor de boekjaren in de periode van 1 april 2020 tot en met 31 maart 2024 aan een of meer rechtspersonen jaarlijks een projectsubsidie verstrekken voor:

    • a. het organiseren van jaarlijkse nationale vakwedstrijden voor het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs in Nederland, waaronder de voorrondes en finale, en het stimuleren van deelname daaraan;

    • b. het organiseren van jaarlijkse nationale vakwedstrijden voor het beroepsonderwijs in Nederland, waaronder de voorrondes en finale, en het stimuleren van deelname daaraan; of

    • c. het voorbereiden van nationale deelnemers op de jaarlijkse internationale vakwedstrijden in het beroepsonderwijs alsmede de deelname van nationale deelnemers aan deze internationale vakwedstrijden in het beroepsonderwijs en de kosten die daaruit voortvloeien voor de deelnemers.

  • 2. De activiteiten hebben als doel om het vakgerichte onderwijs te promoten door jongeren en jongvolwassenen uit te dagen en te stimuleren het beste in zichzelf naar boven te halen en dit verder te ontwikkelen. De activiteiten hebben daarnaast als doel om andere jongeren en jongvolwassenen te inspireren en uit te nodigen beroepsonderwijs te gaan volgen. Daarnaast hebben de vakwedstrijden tot doel de diversiteit te borgen bij deelname van leerlingen dan wel studenten aan de nationale vakwedstrijden. Daartoe wordt in elk geval een breed aanbod van nationale vakwedstrijden georganiseerd dat een zo breed mogelijk scala van beroeps- of vakgerichte opleidingen bestrijkt.

Artikel 4. Subsidieplafond

Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is voor de periode van 1 april 2020 tot en met 31 maart 2024 per boekjaar beschikbaar:

  • a. voor de activiteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a: een bedrag van maximaal € 680.000;

  • b. voor de activiteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b: een bedrag van maximaal € 3.600.000;

  • c. voor de activiteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c: een bedrag van maximaal € 500.000.

Artikel 5. Subsidieaanvraag

  • 1. Voor het boekjaar 2020 wordt uiterlijk 15 oktober 2019 een aanvraag ingediend. De rechtspersoon waaraan subsidie voor het boekjaar 2020 is verstrekt, dient voor de boekjaren 2021, 2022 en 2023 uiterlijk 13 weken voor de aanvang van het boekjaar, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, een aanvraag in.

  • 2. In aanvulling op artikel 3.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS bevat de aanvraag voor het boekjaar 2020:

    • a. een meerjarenbegroting;

    • b. een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd; en

    • c. de laatst opgemaakte jaarrekening dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop.

  • 3. De in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde bescheiden zijn voorzien van een controleverklaring van een accountant.

  • 4. Per activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt een aanvraag ingediend.

  • 5. Een aanvrager kan voor een of meer van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, een aanvraag indienen.

  • 6. De subsidie wordt aangevraagd met het formulier dat is bekendgemaakt op de website www.dus-i.nl/subsidies/vakwedstrijden en kan via deze website worden ingediend.

Artikel 6. Wijze van verdeling beschikbare middelen

  • 1. Aanvragen die niet tijdig zijn ingediend, worden afgewezen.

  • 2. De aanvragen voor het boekjaar 2020 die in behandeling zijn genomen, worden zodanig gerangschikt dat de minister de aanvragen die naar verwachting meer geschikt zijn om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidieverstrekking, voorrang geeft.

  • 3. De minister beslist binnen 13 weken na afloop van de periode waarin de aanvragen kunnen worden ingediend gelijktijdig op de aanvragen.

  • 4. Per activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, ontvangt één rechtspersoon subsidie. Dezelfde rechtspersoon kan voor meer activiteiten subsidie ontvangen.

Artikel 7. Beoordeling subsidieaanvraag

Een aanvraag wordt aan de hand van de volgende criteria, zoals uitgewerkt in de bijlage behorende bij deze regeling, beoordeeld:

  • a. inhoud;

  • b. organisatie;

  • c. samenwerking;

  • d. financiering;

  • e. duurzaamheid; en

  • f. promotionele activiteiten.

Artikel 8. Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidieverstrekking worden geweigerd indien:

  • a. voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, ook uit andere hoofde aanspraak op subsidie bestaat;

  • b. de kosten niet in redelijke verhouding staan tot de beoogde resultaten; of

  • c. onvoldoende is aangetoond dat de geraamde kosten noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 9. Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger zendt aan de minister jaarlijks vóór 1 oktober een voortgangsrapportage waarin de subsidieontvanger aangeeft wat de stand van zaken is met betrekking tot de activiteit.

  • 2. De subsidieontvanger vraagt aan de school of instelling, noch aan diens leerlingen of studenten een financiële bijdrage voor deelname aan de activiteit.

Artikel 10. Verantwoording

De verantwoording vindt plaats overeenkomstig artikel 7.8 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 11. Vaststelling

Indien de activiteit waarvoor de subsidie is verleend geheel is verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag dat bestaat uit de gerealiseerde kosten verminderd met de gerealiseerde bijdragen van derden en de begrote eigen bijdrage of de gerealiseerde eigen bijdrage indien deze hoger is dan de begrote eigen bijdrage tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag, verminderd met de maximaal toegestane toevoeging aan de egalisatiereserve voor zover een egalisatiereserve wordt aangehouden.

Artikel 12. Egalisatiereserve

  • 1. De subsidieontvanger kan een egalisatiereserve vormen.

  • 2. De egalisatiereserve bedraagt ten minste € 0 en ten hoogste 10% van het bij het besluit tot verlening bepaalde bedrag van de subsidie.

  • 3. De egalisatiereserve wordt in een boekjaar uitsluitend besteed aan de activiteit bedoeld in artikel 3, waarvoor de subsidieontvanger in dat boekjaar een subsidie heeft ontvangen, en die niet kan worden bekostigd uit de subsidie die is verleend ten behoeve van dat boekjaar.

  • 4. Paragraaf 8.5 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 juli 2019. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 15 juli 2019, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 15 juli 2019.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 15 juli 2024.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vakwedstrijden vmbo en mbo.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap I.K. van Engelshoven

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media A. Slob

BIJLAGE

Deze bijlage hoort bij de Regeling vakwedstrijden vmbo en mbo

Onderstaande tabel geeft een nadere uitwerking van de criteria waarop een subsidieaanvraag wordt beoordeeld.

Criterium

Beschrijving criterium

Deelaspecten

Scoring

Organisatie

Er is inzichtelijk gemaakt hoe de wedstrijden georganiseerd en uitgevoerd gaan worden.

• De organisatie- en overlegstructuur met bijbehorende taken en verantwoordelijkheden is zodanig ingericht dat een succesvolle uitvoering van het plan van aanpak mogelijk is.

• De activiteitenplanning is uitvoerbaar en haalbaar in de aangegeven tijd.

• De risico’s en beheersmaatregelen zijn in kaart gebracht

• Evaluatie en bijsturing maakt onderdeel uit van het plan van aanpak.

• Aantoonbare ervaring met soortgelijke evenementen

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• De beschrijving van de projectorganisatie;

• Integrale uitvoering van de organisatie van de nationale en internationale wedstrijden in het mbo. Door de uitvoering in handen van één organisatie te leggen, of door duidelijke afstemming met de uitvoeringsorganisatie(s) van de andere wedstrijden) te hebben;

• Regionale en sectorale verschillen bij de organisatie van de wedstrijden voor vo en mbo;

• Activiteitenniveau, door per fase aan te geven welke tussenresultaten op welk moment en op welke wijze behaald worden;

• Risicobeheersing. Doordat er sprake is van een duidelijke beschrijving van de risico’s met bijbehorende maatregelen, waaruit blijkt dat is nagedacht over mogelijke knelpunten en bedreigingen;

• De wijze van het verzamelen van (voortgangs-) informatie voor (tussentijdse) bijsturing;

• Informatieverstrekking over soortgelijke ervaringen door de aanvrager en het gebruik van deze kennis en ervaring voor de vakwedstrijden.

• Een vernieuwende aanpak.

Samenwerking

Er is een gedragen samenwerking met relevante actoren

Er is inzichtelijk gemaakt dat met diverse relevante actoren (scholen/ instellingen en bedrijfsleven) wordt samengewerkt doordat dit is opgenomen in een activiteitenplanning met een eventuele taakverdeling.

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• Het beschrijven van de belangen en de behoeften van de relevante actoren;

• Het beschrijven van de inhoudelijke inbreng en deskundigheid van de relevante actoren bij het plan van aanpak;

• Draagvlakverbreding door het betrekken van (een vertegenwoordiging van) leerlingen/ studenten, docenten en praktijkopleiders bij de inhoudelijke invulling van de wedstrijden.

• Draagvlakverbreding door het betrekken van onderwijsinstellingen en bedrijfsleven bij de organisatie en inrichting van de wedstrijden.

Financiën

Er is een inzichtelijke en evenwichtige begroting die voldoet aan de eisen van de regeling.

• In de begroting is duidelijk weergegeven welke kosten (en mogelijke opbrengsten) door wie gemaakt worden.

• Uit de begroting blijkt dat de kosten in een redelijke verhouding (inzet uren, gehanteerd uurtarief, vergoeding te leveren goederen/ diensten) staan tot de beoogde activiteiten.

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• De onderbouwing van (alle) kosten en opbrengsten;

• De kosten voor overhead, door deze zo laag mogelijk te houden;

• De verhouding tussen kosten en opbrengsten/ resultaten;

• De relatie tussen activiteitenplan en begroting;

Voor dit criterium kan hoger gescoord worden als er sprake is van cofinanciering (financieel, dan wel materieel).

Inhoud

Er is inzichtelijk gemaakt hoe de concrete uitwerking van de wedstrijden er uit gaat zien en hoe daarmee wordt bijgedragen aan de doelstelling van de regeling.

• Hoe wordt bijgedragen aan het versterken van het imago van het beroepsonderwijs.

• Hoe wordt bijgedragen aan het stimuleren van deelname van een zo groot mogelijk aantal jongeren/ jong volwassenen om beroeps- en vakgericht onderwijs te volgen en daarbij het beste in zich naar boven te halen.

• Hoe wordt bijgedragen aan het stimuleren van onderwijsinnovatie.

• Hoe ziet de inhoudelijke betrokkenheid van relevante actoren (scholen/ instellingen en bedrijfsleven) er uit.

• Is er sprake van diversiteit in betrokkenheid van diverse beroeps- en vakgerichte opleidingen

• Is er sprake van diversiteit in doelgroepbereik onder leerlingen/ studenten (goede afspiegeling van de gehele populatie aan leerlingen/ studenten)

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• De bijdrage aan het versterken van het imago van het beroepsonderwijs;

• De bijdrage om het beste uit jongeren/jong volwassenen naar boven te halen;

• De inzet van andere onderwijsvormen en/ of nieuwe technologieën, als onderdeel van de wedstrijden;

• De inhoudelijke bijdrage van relevante actoren.

• Diversiteit in beroeps- en vakgerichte opleidingen;

• Diversiteit in de doelgroep leerlingen/ studenten.

Duurzaamheid

Er is aangegeven hoe het doel van de wedstrijden ook in de toekomst kan worden nagestreefd en hoe de voorgestelde aanpak daaraan bijdraagt.

• Jongeren/ jong volwassenen (blijvend) interesseren voor beroeps- en vakgericht onderwijs.

• Diversiteit van leerlingen aan deelname garanderen.

• Zorgdragen dat ontwikkelde producten aansluiten bij het onderwijsprogramma.

• Zorgdragen dat het bedrijfsleven structureel betrokken blijft.

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• Visie over de wijze waarop de interesse van jongeren/ jong volwassenen voor beroeps- en vakgericht onderwijs (blijvend) kan worden gestimuleerd

• Visie over de wijze waarop de diversiteit van leerlingen/ studenten bij deelname kan worden gestimuleerd en geborgd.

• Visie over borging van ontwikkelde producten.

• Visie op het borgen van structurele betrokkenheid van het bedrijfsleven.

Promotie

Er is aangegeven hoe de zichtbaarheid van de wedstrijden wordt bevorderd. Daarbij is eveneens aangegeven hoe de deelname aan de wedstrijden door leerlingen/ studenten wordt vergroot in de looptijd van vier jaar.

• publiciteit creëren rond de wedstrijden/ communicatieplan

• aantal en variatie in deelnemers aan de wedstrijden

Voor dit criterium wordt hoger gescoord als de aanvraag beter is uitgewerkt op:

• de werkwijze om het aantal deelnemers aan de wedstrijden in de loop van vier jaar te vergroten;

• de werkwijze om het aantal betrokken bedrijven in de loop van vier jaar te vergroten.

• de werkwijze om de bekendheid van de vakwedstrijden bij een breed publiek(zoals ouders en toekomstige leerlingen) te vergroten.

TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Jaarlijks worden in het vmbo en het mbo nationale vakwedstrijden georganiseerd: op dit moment zijn dat Skills Talents (vmbo) en Skills Heroes (mbo). Daarnaast doen de winnaars van de nationale mbo-vakwedstrijden mee aan de internationale vakwedstrijden: Euro- en WorldSkills. Bij de wedstrijden strijden jongeren om in hun vakgebied de beste te worden.

Voor de periode 2020–2023 wordt subsidie beschikbaar gesteld voor het organiseren van de nationale vakwedstrijden in het vmbo en mbo en voor deelname aan de internationale vakwedstrijden door de winnaars van de nationale wedstrijden in het mbo.

2. Doelstelling subsidieregeling

Met de subsidieregeling wordt beoogd het imago van het beroepsonderwijs te versterken. De vakwedstrijden bieden een podium om aan een breed publiek te laten zien wat vakgericht onderwijs en vakmanschap inhouden. De vakwedstrijden bieden allereerst een platform aan leerlingen en studenten om te excelleren. Zij worden gestimuleerd het beste uit zichzelf te halen en trots te zijn op hun vak en vaardigheden. Tegelijkertijd kunnen de vakwedstrijden ook docenten en praktijkbegeleiders stimuleren om andere onderwijsvormen of nieuwe technologieën uit de praktijk aan te bieden en daarbij de interesse van jongeren te wekken. Ten slotte kunnen de vakwedstrijden andere jongeren en jongvolwassenen inspireren en uitnodigen om ook vakgericht beroepsonderwijs te gaan volgen. De vakwedstrijden sluiten daarmee aan bij afspraken die het kabinet met de mbo-sector heeft neergelegd in het bestuursakkoord ‘Trots, lef en vertrouwen’ om het beroepsonderwijs in Nederland nog krachtiger te laten functioneren.

3. Categorieën subsidieregeling

Subsidie wordt aangevraagd en toegekend voor het organiseren van vier jaarlijkse edities van de vakwedstrijden in de periode 2020 tot en met 2023. In 2020 dienen de aanvragers een onder andere een activiteitenplan en meerjarenbegroting in te dienen. Op basis van deze aanvraag wordt per activiteit een keuze gemaakt voor een organisatie. Na 2020 dient deze organisatie jaarlijks een bijgestelde begroting in te dienen voor de uitvoering van de activiteiten.

Subsidie kan worden aangevraagd voor drie separate activiteiten:

De eerste activiteit betreft het gedurende vier boekjaren organiseren van jaarlijkse nationale vakwedstrijden voor het voortgezet onderwijs in Nederland en het stimuleren van deelname daaraan. De nationale vakwedstrijden bestaan zowel uit regionale voorrondes als de landelijke finales.

De tweede activiteit betreft het gedurende vier kalenderjaren organiseren van jaarlijkse nationale vakwedstrijden voor het beroepsonderwijs in Nederland en het stimuleren van deelname daaraan. De nationale vakwedstrijden bestaan eveneens uit regionale voorrondes en landelijke finales.

De derde en laatste activiteit is het gedurende vier boekjaren voorbereiden van de nationale deelnemers op deelname aan de internationale vakwedstrijden in het beroepsonderwijs, de daadwerkelijke deelname van nationale deelnemers aan die wedstrijden en de kosten die daaruit voortvloeien voor de deelnemers. Bij de deelname aan de internationale wedstrijden gaat het dan om het begeleiden van de deelnemers tijdens de wedstrijden, het regelen van het verblijf en het voldoen van de kosten die uit het verblijf voortvloeien. Deze activiteit ziet uitdrukkelijk niet op deelname aan het organiseren van de internationale wedstrijden en evenmin op activiteiten die de aangewezen organisatie uitvoert in het kader van deelname aan de WorldSkills organisatie, zoals de deelname aan vergaderingen.

De subsidie kan worden aangevraagd voor één of voor meerdere van de drie bovenstaande activiteiten.

4. Inhoud subsidieaanvraag

De subsidieaanvraag omvat een activiteitenplan en een begroting. De subsidieaanvraag in 2020 bevat daarnaast ook een meerjarenbegroting. In het activiteitenplan wordt per fase aangegeven welke tussenresultaten op welk moment behaald moeten zijn. In de begroting wordt op transparante wijze het verband tussen de activiteiten en geraamde kosten gelegd. De kosten en kostenposten moeten inzichtelijk zijn.

5. Indieningstermijn.

Aanvragers dienen hun aanvraag uiterlijk in op 15 oktober 2019 via de website van de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I). Hiervoor is een speciaal digitaal aanvraagformulier beschikbaar via www.dus-i.nl.

6. Subsidieplafonds

Voor het organiseren van de vakwedstrijden zijn per boekjaar de volgende bedragen beschikbaar:

Nationale vakwedstrijden vmbo

€ 680.000

Nationale vakwedstrijden mbo

€ 3.600.000

Internationale vakwedstrijden mbo

€ 500.000

7. Beoordeling

Aan de hand van de beoordelingscriteria beoordelen de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (voor het mbo) en de minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (voor het vmbo) of het activiteitenplan van voldoende kwaliteit is. De criteria waarop wordt beoordeeld zijn inhoud, organisatie, samenwerking, financiering, duurzaamheid en promotionele activiteiten (PR). Vervolgens wordt er een rangschikking gemaakt van alle adviezen waarbij de aanvragen die naar verwachting meer geschikt zijn om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidieverstrekking, voorrang krijgen. Op basis van deze rangschikking wordt een besluit genomen. De minister zal bij de beoordeling de Raden (VO Raad en MBO Raad) de studentenbelangenorganisaties (Laks en JOB) en VNO NCW raadplegen, waardoor een breed draagvlak bestaat voor de organisatie die de activiteit gaat uitvoeren.

8. Administratieve lasten

Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voorvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid.

Uitgangspunt is dat het proces zo wordt ingericht dat het zo min mogelijk administratieve lasten creëert. Vanuit DUS-I wordt een format beschikbaar gesteld, waarmee een aanvraag kan worden ingediend. Aanvragers wordt gevraagd om een beknopt, maar duidelijk activiteitenplan in te dienen.

De administratieve lasten worden per aanvraag geschat op: 38 uur (met name voor aanvraag, voortgangsrapportage en verantwoording) x € 45 (uurtarief) = € 1.710,– per jaar.

9. Internetconsultatie

Op de internetconsultatie zijn vijf reacties binnengekomen. In de reacties werd overwegend positief gereageerd op een subsidieregeling voor het organiseren van vakwedstrijden in het vmbo en MBO.

Vanuit een onderzoeksbureau werd echter wel opgemerkt dat er geen empirisch onderzoek beschikbaar is over de werking van vakwedstrijden. Wisseling van opzet zou daarom een aanleiding kunnen zijn om onafhankelijk flankerend onderzoek naar de werking van vakwedstrijden te doen. Bij de evaluatie van deze regeling na afloop van de subsidieperiode begin 2024 zal bezien worden of dit punt meegenomen kan worden.

Een mbo-instelling heeft aangegeven dat de organisatie van de kwalificatiewedstrijden bij de instellingen ligt. Aan de organisatie daarvan zijn kosten verbonden, waarvoor deze instelling graag een tegemoetkoming zou zien. Tot en met 2018 konden mbo-instellingen met de excellentiemiddelen die zij ontvingen activiteiten zoals de nationale vakwedstrijden organiseren. Vanaf 2019 zijn er geen extra middelen meer beschikbaar en worden de wedstrijden uit de rijksbekostiging die instellingen ontvangen betaald. Op verzoek van de mbo-instellingen worden in de periode 1 april 2020 tot en met 31 maart 2024 collectief middelen uit het macrobudget gehaald zodat op grond van deze regeling het organiseren van vakwedstrijden (zowel voorrondes/kwalificatiewedstrijden als de finale) gesubsidieerd kan worden. Op deze manier hoeven individuele instellingen de organisatie niet langer zelf te regelen en betalen alle bekostigde instellingen mee. De te subsidiëren organisatie mag geen verdere financiële bijdrage van de instellingen vragen voor het organiseren van de vakwedstrijden.

Er is verder brede steun voor een regionale aanpak van de voorrondes. Dit kan voor studenten maar vooral voor leerlingen de drempel verlagen om deel te nemen. Organisatorisch zou dit dan belegd kunnen worden bij een landelijke organisatie die goede regionale contacten heeft. Verdere onderverdeling van de activiteiten in subcategorieën is niet nodig.

Één reactie onderstreept dat nieuwe organisaties het gevoel moeten krijgen dat ze mee kunnen ‘dingen’ naar een subsidie voor het organiseren van de vakwedstrijden. Met deze regeling wordt expliciet een oproep gedaan aan organisaties om met een plan van aanpak te komen voor het organiseren van de vakwedstrijden waarbij de doelstellingen van deze regeling optimaal worden behaald. Zij hoeven daarbij niet aan te sluiten bij de bestaande opzet van de wedstrijden, maar zijn vrij om een innovatieve aanpak te ontwikkelen om jongeren en jong volwassenen te enthousiasmeren voor het beroepsonderwijs, een breed aanbod aan wedstrijden te realiseren zodat alle studenten én instellingen hieraan mee kunnen doen en de diversiteit daarbij te borgen.

Er is een reactie ontvangen van de Stichting Platform vmbo (SPV) waarin zij aangeeft mee te willen kijken bij de beoordeling van de subsidievoorstellen, vanwege het feit dat zij een onmisbare schakel is tussen de huidige organisator van de vakwedstrijden en het vmbo. Deze schakelfunctie wordt als zeer waardevol gezien bij de uitvoering van de vakwedstrijden voor vmbo-leerlingen, ook voor de toekomst. Echter, er is voor gekozen om bij de beoordeling van de subsidievoorstellen een beperkt aantal partijen te betrekken. Er is gekozen voor de VO-raad en de MBO Raad vanwege hun respectievelijke bredere vertegenwoordiging van het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.

Tevens is van de VO-raad een reactie op de concept regeling ontvangen. Als eerste geeft de vo-raad aan dat in de regeling alleen wordt gesproken over nationale vakwedstrijden terwijl er ook vergelijkbare sectorale en regionale initiatieven zijn waarbij vakwedstrijden worden georganiseerd. Dit is een terechte kanttekening. Echter via deze regeling is subsidie beschikbaar voor de organisatie en uitvoering van een landelijke finale van de vakwedstrijden. Daaraan kunnen regionale vakwedstrijden vooraf gaan, maar voor het vmbo is de opdracht nadrukkelijk om 1 keer per jaar een nationale finale van wedstrijden te organiseren.

Ten tweede vraagt de VO-raad of er in de regeling een extra clausule kan worden opgenomen wanneer een gehonoreerde aanbieder ten onder is gegaan en er een andere (niet-gehonoreerde) aanbieder moet worden gezocht. In reactie op deze vraag wordt aangegeven dat de gehonoreerde aanbieder vanaf 2020 voor de 3 daaropvolgende jaren de aanvraag indient. Doel van deze regeling is om gedurende deze periode de opdracht te verstrekken aan 1 aanbieder. De beoordeling van de subsidieaanvragen is zo ingericht dat van de gehonoreerde aanbieder wordt gevraagd om de risico’s en de beheersmaatregelen daarbij in kaart te brengen. Ook wordt het plan van aanpak, indien nodig, (jaarlijks) geëvalueerd en/of bijgestuurd.

10. Uitvoeringstoets

De regeling is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I). DUS-I heeft deze regeling uitvoerbaar geacht

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Deze regeling voorziet in vakwedstrijden voor het beroepsonderwijs (mbo) als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs. Wedstrijden voor ander vakgericht onderwijs vallen niet onder deze regeling.

Het boekjaar loopt in afwijking van de kaderregeling van 1 april tot en met 31 maart. Hiervoor is gekozen omdat de huidige cyclus van de vakwedstrijden voorziet in finales die gehouden worden in maart. In het mbo is het voortzetten van deze cyclus bovendien van belang vanwege de deelname aan de internationale vakwedstrijden die veelal in het laatste kwartaal van enig jaar gehouden worden en de tijd die nodig is om deelnemers daarop voor te bereiden.

Artikel 2

Deze regeling is mede gebaseerd op de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: kaderregeling). Om die reden is de kaderregeling van toepassing, tenzij uitdrukkelijk in deze regeling anders is bepaald. Voor de onderwerpen die in deze regeling niet terug te vinden zijn (zoals bevoorschotting en betaling) zal de kaderregeling geraadpleegd moeten worden.

Artikel 3

De minister kan gedurende een periode van vier boekjaren jaarlijks een subsidie verstrekken aan een of meer rechtspersonen voor drie separate activiteiten, te weten:

  • a. het gedurende die boekjaren organiseren van jaarlijks nationale vakwedstrijden voor het voortgezet onderwijs in Nederland en het stimuleren van deelname daaraan (nationale vakwedstrijden vmbo);

  • b. het gedurende die boekjaren organiseren van jaarlijkse nationale vakwedstrijden voor het beroepsonderwijs in Nederland en het stimuleren van deelname daaraan; (nationale vakwedstrijden mbo) en

  • c. het gedurende die boekjaren voorbereiden van nationale deelnemers op internationale vakwedstrijden in het beroepsonderwijs en de verblijfskosten die daaruit voortvloeien voor de deelnemers (internationale vakwedstrijden mbo).

De activiteiten onder a en b kunnen door de aanvrager zelf vormgegeven worden, maar dienen in elk geval regionale voorrondes en landelijke finales te omvatten. De deelnemers aan deze wedstrijden zijn leerlingen van een school voor het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs (sub a) en studenten ingeschreven bij een instelling voor het beroepsonderwijs (sub b). De winnaars van de nationale vakwedstrijden mbo (sub b) vormen de deelnemers die bij de internationale vakwedstrijden, de huidige Euro- en WorldSkills-wedstrijden, Nederland vertegenwoordigen. Deelname aan deze internationale wedstrijden is gereglementeerd door de organisatie WorldSkills. De deelnemers aan deze internationale vakwedstrijden moeten worden voorbereid op de wedstrijden en kunnen daarvoor bijvoorbeeld trainingen of oefenruimtes en materialen aangeboden krijgen. De trainingen hoeven zich niet te beperken tot het vakgebied; ook andersoortige trainingen die bijdragen aan het doel, zoals mediatrainingen, kunnen gegeven worden. Het deelnemen aan de organisatie van de internationale vakwedstrijden of het uitvoeren van activiteiten in het kader van deelname aan de WorldSkills-organisatie, zoals het deelnemen aan vergaderingen, vallen niet onder de activiteit genoemd onder c. Het meedoen aan voornoemde activiteiten is daarmee niet uitgesloten, maar kosten die daarmee samenhangen komen niet voor een subsidie als bedoeld in deze regeling in aanmerking.

De activiteit onder c ziet in het boekjaar 2020 op de voorbereiding van de winnaars van de finale die in maart 2020 is gehouden, in het boekjaar 2021 op de winnaars van de finale in maart 2021, in het boekjaar 2022 op de winnaars van de finale in maart 2022 en in het boekjaar 2023 op de winnaars van de finale in maart 2023.

De rechtspersoon die de activiteit in artikel 3, eerste lid, onder c, uitvoert zal door de minister bij WorldSkills worden aangemeld als rechtspersoon die gerechtigd is deelnemers namens Nederland af te vaardigen.

De activiteiten hebben als doel om het vakgerichte onderwijs te promoten door jongeren en jong volwassenen uit te dagen en te stimuleren het beste in zichzelf naar boven te halen en dit verder te ontwikkelen in hun professionele carrière. Tegelijkertijd kunnen de activiteiten – bij wijze van bijvangst – ook er aan bijdragen dat docenten en praktijkopleiders gestimuleerd worden in het aanbieden van andere (praktijkgerichte) onderwijsvormen en nieuwe technieken uit de praktijk, waardoor de interesse van met name jongeren gewekt wordt voor het vakgericht beroepsonderwijs. De verbinding die gedurende de vakwedstrijden gelegd kan worden tussen het bedrijfsleven en docenten kan hieraan bijdragen. Een ander doel is om de diversiteit zoveel mogelijk te borgen bij deelname van leerlingen en studenten aan de vakwedstrijden. De deelnemers zouden voor zover mogelijk een goede afspiegelingen moeten zijn van de gehele populatie aan leerlingen of studenten. Ook zouden zoveel mogelijk beroepsopleidingen terug te vinden moeten zijn bij de vakwedstrijden, zodat in principe zoveel mogelijke leerlingen of studenten deel kunnen nemen. Ten slotte hebben de activiteiten het doel om andere jongeren en jong volwassenen te inspireren om meer uit zich zelf te halen door vakgericht onderwijs te gaan volgen. Voor dit doel is het van belang dat de wedstrijden en de deelname door leerlingen en studenten daaraan voldoende publiciteit krijgen.

Artikel 4

Voor subsidieverstrekking op basis van deze regeling zijn gedurende de boekjaren in de periode 1 april 2020 tot en met 31 maart 2024 per boekjaar de volgende middelen beschikbaar:

  • voor de nationale vakwedstrijden voor het voortgezet onderwijs in Nederland en het stimuleren van deelname daaraan: € 680.000

  • voor het organiseren van nationale vakwedstrijden voor het beroepsonderwijs in Nederland en het stimuleren van deelname daaraan: € 3.600.000,–

  • voor de voorbereiding van nationale deelnemers op internationale vakwedstrijden in het beroepsonderwijs en de verblijfskosten die daaruit voortvloeien voor de deelnemers: € 500.000,–.

Het is niet mogelijk om middelen die zijn toegekend voor de ene activiteit, in te zetten voor een andere activiteit. Overgebleven middelen worden dan ook niet toegevoegd aan het budget voor een andere activiteit als er in enig jaar een overvraging is door een organisatie.

Artikel 5

Er wordt één organisatie (rechtspersoon) per activiteit aangewezen die gedurende vier boekjaren subsidie kan ontvangen voor het organiseren van nationale vakwedstrijden dan wel de voorbereiding voor de internationale vakwedstrijden. Om die reden zal voor het jaar 2020 de aanvraag vergezeld moeten gaan van niet alleen een activiteitenplan en een begroting (op grond van artikel 3.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS), maar ook een meerjarenbegroting, een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon of van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd en de laatst opgemaakte jaarrekening of balans alsmede de staat van baten en lasten en de toelichting daarop. Laatstgenoemde bescheiden (jaarrekening of balans met staat van baten en lasten) moeten voorzien zijn van een controleverklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

De aanvraag voor boekjaar 2020 moet ingediend worden voor 15 oktober 2019. De organisatie van wie de aanvraag voor boekjaar 2020 is toegekend, dient vervolgens in de daarop volgende jaren wederom een aanvraag voor die activiteit in. Aanvragers, wiens aanvraag voor 2020 worden afgewezen komen dus in de jaren 2021 tot en met 2023 evenmin in aanmerking voor een subsidie. Hetzelfde geldt voor aanvragers die geen aanvraag hebben ingediend voor 2020, maar in de daaropvolgende drie jaar wel een aanvraag willen indienen.

De organisatie waaraan subsidie voor 2020 is toegekend dient zijn aanvraag voor 2021, 2022 en 2023 uiterlijk 13 weken voor aanvang van het desbetreffende boekjaar in.

Een subsidie wordt – zoals in het algemeen deel al is vermeld – aangevraagd bij Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) met het formulier dat is bekendgemaakt op de website www.dus-i.nl/subsidies/vakwedstrijden. Het formulier kan via deze website worden ingediend.

Het activiteitenplan bevat een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, beschrijft aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de activiteiten, en beschrijft duidelijk de met de activiteiten na te streven doelstellingen, resultaten of producten.

De begroting behelst per activiteit een overzicht van de geraamde kosten en opbrengsten van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De kostenposten en bijbehorende kosten moeten inzichtelijk zijn. De begrotingsposten worden verder ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien en de begroting die bij de aanvraag wordt ingediend, is sluitend.

Per activiteit (nat. vakwedstrijden vmbo, nat. vakwedstrijden mbo of internationale vakwedstrijden mbo) dient een aparte aanvraag ingediend te worden. Het is een aanvrager toegestaan om voor meerdere activiteiten een aanvraag in te dienen. Dit betekent dat een aanvrager die voor alle drie de activiteiten een subsidie wil aanvragen, drie afzonderlijke aanvragen moet indienen.

Artikel 6

De aanvragen worden op basis van een vergelijking van geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen, bedoeld in artikel 3, gerangschikt. Vervolgens wordt op de aanvragen gelijktijdig beslist. Aanvragen die niet tijdig zijn ingediend worden afgewezen.

Bij de rangschikking wordt voor de activiteit genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, de vertegenwoordigers van de leerlingen in het voortgezet onderwijs (LAKS), de vertegenwoordiger van de scholen (VO Raad) en de vertegenwoordiger van het bedrijfsleven (VNO NCW) geraadpleegd. Voor de activiteiten genoemd in artikel 3, eerste lid, onder b en c, worden de vertegenwoordigers van de studenten in het middelbaar beroepsonderwijs (JOB), de vertegenwoordiger van de instellingen (MBO Raad) en de vertegenwoordiger van het bedrijfsleven (VNO NCW) geraadpleegd. Hierdoor wordt zoveel mogelijk geborgd dat voor de organisatie die de betreffende activiteit gaat verrichten voldoende draagvlak bestaat bij de partijen.

Op basis van de rangschikking ontvangt voor elke activiteit één organisatie een subsidie. Ook als het subsidieplafond niet uitgeput wordt, wordt maar één organisatie aangewezen. Het betreft immers nationale vakwedstrijden waarbij de meest excellent presterende deelnemer in diens vakgebied wordt uitgeroepen. Het subsidiëren van meerdere organisaties, die op hun beurt elk hun eigen nationale vakwedstrijden organiseren, zou deze doelstelling doorkruisen. Wel kan één organisatie voor meerdere activiteiten subsidie toegekend krijgen. Omdat de regionale voorrondes en de finale verdergaande afstemming vereisen en niet gezien kunnen worden als twee op zichzelf staande activiteiten is ervoor gekozen deze onder te brengen in een activiteit. Het is dus niet mogelijk voor een organisatie om alleen voor de regionale voorrondes of de nationale finale een aanvraag in te dienen.

Artikel 7

Een aanvraag wordt door de minister aan de hand van zes criteria beoordeeld:

  • 1. inhoud

  • 2. organisatie

  • 3. samenwerking

  • 4. financiering

  • 5. duurzaamheid

  • 6. promotionele activiteiten (PR)

De criteria zijn nader uitgewerkt in het beoordelingskader dat in de bijlage behorende bij deze regeling is opgenomen. Zoals hiervoor vermeld worden de vertegenwoordigers van de leerlingen en studenten (LAKS en JOB), de vertegenwoordiger van de scholen en de instellingen (VO Raad en MBO Raad) en de vertegenwoordiger van het bedrijfsleven (VNO NCW) geraadpleegd over de ingediende aanvragen alvorens er op de aanvragen besloten wordt. Desgewenst kunnen ook nog andere deskundigen geraadpleegd worden indien daaraan behoefte bestaat.

Artikel 8

In aanvulling op de weigeringsgronden die in artikel 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht worden genoemd, kan een subsidieverstrekking tevens worden geweigerd indien voor de activiteiten ook uit andere hoofde aanspraak op subsidie bestaat. Ook wanneer de kosten niet in redelijke verhouding staan tot de beoogde resultaten of onvoldoende aangetoond kan worden dat de geraamde kosten noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de activiteiten kan de subsidieverstrekking worden geweigerd. Daarbij kan gedacht worden aan een disproportionele inzet van capaciteit ten opzichte van de uit te voeren werkzaamheden (bijv. te hoge loonschalen of te veel arbeidsuren ten opzichte van de aard van de werkzaamheden) of een onevenredig hoge vergoeding voor te leveren goederen of diensten.

Artikel 9

De subsidieontvanger zorgt ervoor dat zowel de nationale vakwedstrijden voor het voortgezet onderwijs als de nationale vakwedstrijden voor het beroepsonderwijs jaarlijks voor 1 april plaatsvinden. De voorbereiding van de deelnemers aan de internationale vakwedstrijden vindt plaats in de periode na de finales tot aan de internationale vakwedstrijden. In de regel zal dit niet het hele boekjaar betreffen omdat de finales voor april afgerond zijn en de internationale wedstrijden veelal in het laatste kwartaal van datzelfde jaar gehouden worden. Daarnaast begeleidt en ondersteunt de subsidieontvanger de deelnemers gedurende de deelname aan de internationale wedstrijden en draagt hij zorg voor de betaling van de verblijfskosten (veelal bestaat er de mogelijkheid zogenaamde packages af te nemen die het organiserende land heeft samengesteld).

De subsidieontvanger zendt jaarlijks voor 1 oktober een voortgangsrapportage. De voortgangsrapportage wordt met behulp van een digitaal formulier naar DUS-I gezonden. In de voortgangsrapportage wordt vermeld wat de stand van zaken is met betrekking tot het organiseren van de vakwedstrijden dan wel het voorbereiden van de deelnemers aan de internationale vakwedstrijden.

De subsidieontvanger moet ervoor zorgen dat alle betrokken actoren ten alle tijden betrokken zijn bij de organisatie (scholen/instellingen en bedrijfsleven), het inrichten (scholen/instellingen en bedrijfsleven) en invullen (leerlingen/studenten, docenten en praktijkopleiders) van de vakwedstrijden. Juist deze synergie levert een meerwaarde op voor het vakgerichte onderwijs en draagt bij aan het inspireren en stimuleren van jongeren en jong volwassenen.

Daarnaast is het de subsidieontvanger niet toegestaan om aan scholen, instellingen, leerlingen of studenten een financiële bijdrage te vragen voor deelname aan de voorrondes en de finale van de vakwedstrijden dan wel aan de internationale vakwedstrijden.

Artikel 10

De verantwoording over de subsidie vindt plaats overeenkomstig de kaderregeling en dus in de vorm van een activiteitenverslag en een financieel verslag (artikel 7.8 van de kaderregeling). Dit houdt in dat een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend binnen 22 weken na afloop van het boekjaar waarvoor de subsidie is verleend dan wel zoveel eerder als de activiteit eerder dan het einde van het boekjaar is afgerond (dit zal met name het geval zijn bij de internationale vakwedstrijden die een jaarlijks wisselende datum kennen). De subsidieontvanger legt rekening en verantwoording af aan de hand van een activiteitenverslag en een financieel verslag. Een verschil tussen het financieel verslag en de begroting van ten minste 20% van een afzonderlijke begrotingspost wordt toegelicht, tenzij het verschil met die begrotingspost lager is dan € 25.000. Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag dat bestaat uit de gerealiseerde kosten verminderd met de gerealiseerde bijdragen van derden en de begrote eigen bijdrage of de gerealiseerde eigen bijdrage indien deze hoger is dan de begrote eigen bijdrage tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag. De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling.

Artikel 11 en 12

Op grond van het verzoek tot vaststelling wordt beoordeeld of de activiteit waarvoor subsidie is ontvangen is verricht en voldaan is aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de subsidie. De subsidie wordt vervolgens vastgesteld op de daadwerkelijk gemaakte kosten, maar daarbij wordt wel rekening gehouden met het volgende:

  • Indien er sprake is van cofinanciering dan wordt voor zover de daadwerkelijk ontvangen cofinanciering hoger is uitgevallen dan het in de aanvraag opgenomen bedrag aan cofinanciering afgetrokken van de gemaakte kosten.

  • Een organisatie kan een egalisatiereserve vormen en dit volstorten tot 10% van het bij besluit verleende subsidiebedrag. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op het terug te vorderen bedrag.

De egalisatiereserve wordt uitsluitend besteed aan de activiteit bedoeld in artikel 3, waarvoor de organisatie in het betreffende boekjaar al subsidie heeft gekregen en waarvoor de ontvangen subsidie niet toereikend is (gebleken). De egalisatiereserve kan niet besteed worden aan andere activiteiten. Indien een organisatie voor meerdere activiteiten subsidie ontvangt op grond van deze regeling dan dient de egalisatiereserve per activiteit plaats te vinden. Reserves opgebouwd voor activiteit a kunnen dus niet ingezet worden voor activiteit b of c etc.

Na afloop van het laatste boekjaar worden bij de laatste verantwoordingsbeschikking ook mogelijke middelen in de egalisatiereserve teruggevorderd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media A. Slob

Naar boven