Reglement inzake de toegang tot en het gebruik van het digitale systeem voor de gegevensverwerking van de gerechten (civiel recht en bestuursrecht)

Herdruk Staatscourant van 22 maart 2017, nr. 15688.

Dit reglement is opgesteld voor de releases civiel 1.0 en bestuur 1.0 van KEI. Gedurende de uitrol van releases van het digitaal systeem wordt dit reglement op basis van voortschrijdend inzicht aangepast.

Het reglement is vooralsnog beperkt tot het digitaal systeem voor civiel recht en bestuursrecht.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

2

 

Artikel 1.1 Toepasselijkheid

2

 

Artikel 1.2 Begripsbepalingen

2

 

Artikel 1.3 Voorwaarden voor gebruik

3

 

Artikel 1.4 Toegang tot het digitaal systeem

4

 

Artikel 1.5 Toegankelijkheid digitaal systeem

4

 

Artikel 1.6 Informatieverstrekking aan gebruikers

4

HOOFDSTUK 2 TOEGANG TOT MIJN RECHTSPRAAK

4

 

Artikel 2.1 Mijn Rechtspraak

4

 

Artikel 2.2 Inloggen

4

 

Artikel 2.3 Toegang voor medewerkers van procesdeelnemers

5

 

Artikel 2.4 Toegang tot het systeem bij vorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging

5

HOOFDSTUK 3 AANSLUITPUNT RECHTSPRAAK

5

 

Artikel 3.1 Doel van en verantwoordelijkheidsverdeling onder dit hoofdstuk

5

 

Artikel 3.2 Aansluiting

5

 

Artikel 3.3 Gebruik

6

 

Artikel 3.4 Voorwaarden voor gebruik

6

 

Artikel 3.5 Beschikbaarheid Aansluitpunt Rechtspraak

6

 

Artikel 3.6 Audit

7

 

Artikel 3.7 Geheimhouding

7

 

Artikel 3.8 Ondersteuning, overleg en informatieverstrekking

7

 

Artikel 3.9 Beëindiging aansluiting en gebruik

8

 

Artikel 3.10 Beslissingen

8

HOOFDSTUK 4 HET GEBRUIK VAN HET DIGITAAL SYSTEEM

8

 

Artikel 4.1 Herkenningsnummer

8

 

Artikel 4.2 Toegang van en namens eiser en verzoeker

8

 

Artikel 4.3 Toegang als verweerder of belanghebbende

9

 

Artikel 4.4 Toegang als advocaat of gemachtigde

9

 

Artikel 4.5 Bevoegdheden bij toegang

9

 

Artikel 4.6 Het gebruik van formulieren en berichten

9

 

Artikel 4.7 Het toevoegen van stukken aan het digitaal dossier

10

 

Artikel 4.8 Raadpleging van het digitaal dossier

10

 

Artikel 4.9 Berichten en stukken van en aan de gerechten

10

 

Artikel 4.10 Storing

11

HOOFDSTUK 5 PROCESDEELNEMERS DIE OP PAPIER PROCEDEREN

11

 

Artikel 5.1 Procesdeelnemers die op papier procederen

11

HOOFDSTUK 6 UITSPRAAK

11

 

Artikel 6.1 De ondertekening

11

HOOFDSTUK 7 RECHTSPRAAK SERVICECENTRUM

11

 

Artikel 7.1 Algemeen

11

HOOFDSTUK 8 SPOEDSITUATIES TIJDENS VERSTORINGEN

12

 

Artikel 8.1 Spoedsituaties tijdens verstoringen

12

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

12

 

Artikel 9.1 Gebruikersoverleg

12

 

Artikel 9.2 Wijziging reglement

12

BIJLAGE A

14

 

Artikel 1: Inlogmiddelen en herkenningsnummers

14

 

Artikel 2: Diensten webportaal

14

 

Artikel 3: Bestandsformaten

14

BIJLAGE B Beveiligingsstandaarden en Voorschriften

15

 

Inleiding

15

 

Normenkader

15

 

Referentiedocumenten

15

 

Aanvullende Rechtspraak (rand-)voorwaarden en regels

15

BIJLAGE C Vaststellingsdata

17

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Toepasselijkheid

  • 1. Dit reglement is van toepassing op de in het volgende lid vermelde procedures bij de rechtbanken, de gerechtshoven en de Centrale Raad van Beroep, gezamenlijk aangeduid als de gerechten.

  • 2. Dit reglement is van toepassing op alle zaken waarop de artikelen 8:36a en 8:36b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of artikel 30c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van toepassing zijn. In afwijking hiervan is dit reglement ook van toepassing in zaken waarin wordt deelgenomen aan het ‘vrijwillig digitaal procederen in het bestuursrecht’ of toepassing wordt gegeven aan artikel CIXa van de Invoeringswet vereenvoudigingen digitalisering procesrecht.

  • 3. Dit reglement beschrijft de werking van en bevat de voorwaarden voor het gebruik van het digitale systeem voor gegevensverwerking als bedoeld in de derde afdeling A van de eerste titel van het Rv onderscheidenlijk afdeling 8.1.6 van de Awb en het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht (stb. 2016, 292).

Artikel 1.2 Begripsbepalingen

  • 1. In dit reglement worden de begrippen uit de Awb, het Rv en het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht gebruikt.

  • 2. Ter verduidelijking hiervan of in aanvulling hierop wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:

    Aansluitpunt Rechtspraak:

    het koppelvlak bestemd voor geautomatiseerd berichtenverkeer tussen procesdeelnemers en de gerechten, waaronder het verrichten van proceshandelingen;

    advocatenpas:

    een door de Nederlandse Orde van Advocaten uitgegeven middel voor herkenning waarmee advocaten zich kunnen authentiseren bij het digitale systeem en waarmee hun digitale bevoegdheid wordt gecontroleerd;

    beveiligingsincident:

    een gebeurtenis die een bedreiging vormt of kan vormen voor de betrouwbaarheid, vertrouwelijkheid of beschikbaarheid van Mijn rechtspraak of het Aansluitpunt Rechtspraak of de ICT-Rechtspraak of de Rechtspraak in het algemeen, waaronder datalekken, verlies of wijziging van data, verlies van codes, wachtwoorden of autorisatiesleutels, en ongeautoriseerde toegang;

    digitaal dossier:

    per zaak het geheel van zaakgegevens, persoonsgegevens en de door procesdeelnemers en (medewerkers van) gerechten ingediende, geplaatste en verzonden berichten en stukken;

    digitaal systeem:

    de digitale systemen voor gegevensverwerking van de gerechten, waarin zaaks- en persoonsgegevens worden geregistreerd, berichten worden geplaatst en verzonden, proceshandelingen kunnen worden verricht door en stukken ter beschikking worden gesteld aan procesdeelnemers, mede omvattende het Aansluitpunt Rechtspraak en Mijn Rechtspraak;

    eHerkenningsmiddel:

    een door commerciële bedrijven uitgegeven middel voor herkenning waarmee professioneel gemachtigden, niet zijnde advocaten, en rechtspersonen zich kunnen authentiseren bij het digitale systeem en waarmee hun digitale bevoegdheid wordt gecontroleerd;

    formulier:

    het door de gerechten voorgeschreven bericht voor het verrichten van een proceshandeling in Mijn Rechtspraak;

    herkenningsnummer:

    de in bijlage A aan de inlogmiddelen gekoppelde identificatienummers;

    inlogmiddelen:

    de inlogmiddelen vermeld in bijlage A die door de gerechten zijn toegelaten voor de toegang tot Mijn Rechtspraak;

    Mijn Rechtspraak:

    de beveiligde digitale omgeving waarin procesdeelnemers toegang hebben tot het digitaal systeem;

    procesdeelnemers:

    partijen, belanghebbenden, deelnemers aan een geschil als gevolg van voeging of tussenkomst alsmede hun advocaten en gemachtigden;

    procesdeelnemer die op papier procedeert:

    een partij als bedoeld in artikel 8:36b Awb of artikel 30c, vierde lid, Rv en artikel 7 van het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht die niet is verplicht tot en geen gebruik maakt van de mogelijkheid tot elektronisch procederen;

    proceshandelingen:

    hetgeen krachtens wettelijk voorschrift, reglement of beslissing van de rechter door een procesdeelnemer moet of kan worden verricht om de voortzetting van dan wel de (eind)uitspraak in een aanhangig geding mogelijk te maken;

    procesreglement:

    het Procesreglement Bestuursrecht 2017 onderscheidenlijk het Landelijk Procesreglement Civiele Zaken;

    reglement:

    dit reglement, de bijlagen daaronder begrepen;

    taken:

    een mededeling van of namens de rechter aan een procesdeelnemer, waarin hij deze verzoekt om binnen de in die mededeling opgenomen termijn, de vermelde handeling te verrichten;

    toegangscode:

    de door of namens het gerecht verstrekte code waarmee een procesdeelnemer toegang kan krijgen tot een zaak;

    www.rechtspraak.nl:

    de gezamenlijke website van de gerechten en de Raad voor de rechtspraak.

  • 3. Ten aanzien van het Aansluitpunt Rechtspraak wordt in aanvulling hierop verstaan onder:

    aanvrager:

    ketenpartij die een aansluiting wil op het Aansluitpunt Rechtspraak;

    acceptatietest:

    een als onderdeel van de aanvraagprocedure, conform een door de Raad voor de rechtspraak vast te stellen testprotocol, uit te voeren toets van de ICT van een ketenpartij om vast te stellen of deze, conform het van toepassing zijnde berichtenboek, volgens de technische vereisten gegevens kan uitwisselen met de gerechten zonder het berichtenverkeer van de gerechten met andere ketenpartijen te verstoren en zonder de berichtenverwerking binnen de ICT-Rechtspraak te verstoren;

    audit:

    een controle waarmee conform een door de Rechtspraak vast te stellen testprotocol wordt onderzocht of de ICT van de gebruiker en de met het Aansluitpunt Rechtspraak verband houdende werkprocessen van de gebruiker beantwoorden aan de in dit reglement gestelde eisen, om na te gaan of de ICT van de gebruiker een bedreiging vormt of kan vormen voor de betrouwbaarheid, vertrouwelijkheid of beschikbaarheid van het Aansluitpunt Rechtspraak of de ICT-Rechtspraak of de Rechtspraak in het algemeen;

    berichtenboek:

    de op de www.rechtspraak.nl gepubliceerde beschrijving van de interactieprocessen tussen ketenpartijen en de gerechten (welke berichten kunnen door welke partij op welk moment verstuurd worden) en de inhoud en bestandsformaten van de berichten die onderdeel zijn van de interactieprocessen;

    compliance test:

    door een ICT-leverancier of IT-afdeling van een aanvrager uitgevoerde test om, voor het indienen van een aanvraag voor aansluiting op het Aansluitpunt Rechtspraak of voor het implementeren van modificaties van deze koppeling door nieuwe berichtenboeken, fixes, updates e.d., na te gaan of de beoogde koppeling op het Aansluitpunt Rechtspraak in overeenstemming met de regels van dit reglement zal functioneren;

    gebruiker:

    ketenpartij die een aansluiting heeft op het Aansluitpunt Rechtspraak;

    ICT van de gebruiker:

    alle hardware- en softwarecomponenten – waaronder ook collectief gebruikte ICT-voorzieningen zoals ICT-platforms en cloudvoorzieningen – die tezamen de ICT-omgeving vormen van de gebruiker voor zover deze relevant zijn voor gegevensuitwisseling met de gerechten met behulp van het Aansluitpunt Rechtspraak;

    ICT-platform:

    platform met behulp waarvan meerdere gebruikers toegang bewerkstelligen tot het Aansluitpunt Rechtspraak;

    ICT-Rechtspraak:

    alle hardware- en softwarecomponenten en metadata die tezamen de ICT-omgeving van de gerechten vormen;

    JustID:

    de Justitiële informatiedienst zoals genoemd in artikel 35, tweede lid onder g van het Organisatiebesluit Ministerie van Veiligheid en Justitie;

    ketenpartij:

    de (rechts)persoon of organisatie die voor zichzelf of (mede) namens anderen bestuursrechtelijke of civielrechtelijke procedures voert bij de gerechten, daaronder begrepen de door ketenpartij ingeschakelde hulppersonen;

    NOREA:

    de Nederlandse Organisatie voor Register EDP-auditors.

  • 4. In dit reglement wordt onder rechters tevens verstaan raadsheren. Onder uitspraken wordt mede verstaan vonnissen, beschikkingen en arresten.

Artikel 1.3 Voorwaarden voor gebruik

  • 1. De procesdeelnemer draagt zorg voor een adequate beveiliging van zijn processen en systemen, zodat zijn gebruik van het digitaal systeem geen inbreuk of bedreiging vormt of kan vormen voor de betrouwbaarheid, vertrouwelijkheid, goede werking of beschikbaarheid van het digitaal systeem of kan leiden tot een beveiligingsincident.

  • 2. Het invoeren van gegevens bij de juiste zaak is de verantwoordelijkheid van de procesdeelnemer.

  • 3. De Raad voor de rechtspraak en de gerechten dragen geen verantwoordelijkheid voor het beschermen en beveiligen van (vertrouwelijke) gegevens die zich buiten het domein van de Raad voor de rechtspraak en de gerechten bevinden.

  • 4. Met het oog op de goede werking van het digitaal systeem monitoren de Raad voor de rechtspraak en de gerechten het berichtenverkeer. De medewerkers die hiermee belast zijn hebben geen inzage in de inhoud van berichten en stukken.

Artikel 1.4 Toegang tot het digitaal systeem

Beslissingen met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van het digitale systeem lopen niet vooruit op de procedurele beslissingen of inhoudelijke besluiten van de bij de zaak betrokken rechter(s).

Artikel 1.5 Toegankelijkheid digitaal systeem

  • 1. De Raad voor de rechtspraak maakt op www.rechtspraak.nl bekend gedurende welke tijdvakken – behoudens storingen in en buiten het systeem – het digitaal systeem beschikbaar moet zijn (servicevenster), gedurende welke tijdvakken het digitaal systeem beschikbaar is, maar niet wordt gegarandeerd (beschikbaarheidsvenster) en gedurende welke tijdvakken het digitaal systeem niet of met verlaagde performance beschikbaar is. De tijdvakken worden bepaald met inachtneming van hetgeen over de openingstijden van de griffie is bepaald in artikel 10 van de Wet op de rechterlijke organisatie en de daarop gebaseerde bestuursreglementen van de gerechten.

  • 2. De Raad voor de rechtspraak is om een goede werking van digitaal systeem te waarborgen, bevoegd de beschikbaarheid van het digitaal systeem te beperken of te onderbreken in verband met beheer, onderhoud en storingen of als preventieve maatregel bij het vermoeden van een beveiligingsincident. Deze onderbrekingen worden waar mogelijk van tevoren aangekondigd op www.rechtspraak.nl.

  • 3. De Raad voor de rechtspraak realiseert beperkingen en onderbrekingen, zoveel mogelijk op de manier voorzien in het eerste lid. Wanneer het op grond van de belangen van de gerechten naar het oordeel van de Raad voor de rechtspraak of de gerechten noodzakelijk is, kunnen zij ook op andere wijze uitvoering geven aan beheer en onderhoud, ook wanneer dat leidt tot extra of andere beperkingen of onderbrekingen van de beschikbaarheid.

Artikel 1.6 Informatieverstrekking aan gebruikers

Procesdeelnemers en gebruikers worden op www.rechtspraak.nl gewezen op:

  • de verwerking van persoonsgegevens door de gerechten;

  • het doel of de doeleinden van de gegevensverwerking, de categorieën van persoonsgegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de persoonsgegevens;

  • de rechten van betrokkenen en de wijze waarop daar een beroep kan worden gedaan;

  • de plaats waar zij terecht kunnen met vragen, klachten en suggesties ter verbetering;

  • het cookiestatement;

  • het vastleggen van handelingen en andere gebeurtenissen in het systeem.

HOOFDSTUK 2 TOEGANG TOT MIJN RECHTSPRAAK

Artikel 2.1 Mijn Rechtspraak

  • 1. Mijn Rechtspraak, het webportaal van de rechtbanken, gerechtshoven en de Centrale Raad van Beroep, is toegankelijk via www.rechtspraak.nl.

  • 2. Mijn Rechtspraak dient als een communicatiekanaal tussen procesdeelnemers en de gerechten in procedures waarop dit reglement van toepassing zijn.

  • 3. In afwijking van het tweede lid vindt de indiening van een beroep bij de kantonrechter tegen een beslissing van de Officier van Justitie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften plaats via het Digitaal Loket Verkeer van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie.

  • 4. De gerechten bieden in Mijn Rechtspraak een procesdeelnemer de diensten vermeld in bijlage A aan voor zaken waarin hij procesdeelnemer is. Deze diensten zijn beschikbaar voor zover de procesdeelnemer daartoe op basis van de Awb en Rv dan wel het procesreglement bevoegd is.

Artikel 2.2 Inloggen

  • 1. Procesdeelnemers kunnen uitsluitend toegang krijgen tot Mijn Rechtspraak door gebruik te maken van een van de in bijlage A opgenomen inlogmethoden.

  • 2. Procesdeelnemers zijn zelf verantwoordelijk voor het beschermen van de vertrouwelijkheid van hun inloggegevens en toegangscodes tot het digitale systeem.

Artikel 2.3 Toegang voor medewerkers van procesdeelnemers

  • 1. Procesdeelnemers die gebruik maken van het inlogmiddel eHerkenning zijn zelf verantwoordelijk voor toekenning van toegang voor hun medewerkers tot zaken opgenomen in Mijn Rechtspraak.

  • 2. Gebruikers van een eHerkenningsmiddel krijgen alleen toegang tot Mijn Rechtspraak indien zij binnen het eHerkenningsstelsel zijn aangemeld voor de Rechtspraakdienst Digitaal Procederen.

  • 3. De gerechten geven aan deze procesdeelnemers die gebruik maken van een eHerkenningsmiddel de mogelijkheid om in Mijn Rechtspraak te autoriseren wie namens deze procesdeelnemer toegang krijgt tot een of meer specifiek aangeduide zaken. Degene die namens de procesdeelnemer toegang kan verlenen moet binnen het eHerkenningsstelsel zijn aangemeld voor de Rechtspraakdienst Zaakmachtigingenbeheerder.

  • 4. Voor de toegang voor houders van advocatenpassen is het stelsel van de advocatenpas en het daarbij behorende machtigingenstelsel van toepassing.

Artikel 2.4 Toegang tot het systeem bij vorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging

In vorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging bij de rechtbanken en de gerechtshoven heeft degene namens wie wordt geprocedeerd zelf geen toegang tot Mijn Rechtspraak. De artikelen 2.3, 4.2, 4.3 en 4.4 zijn op hem niet van toepassing.

Redactionele toelichting: Het is de bedoeling dit artikel te schrappen bij inwerkingtreding van releases bestuur 2.0 en civiel 3.0.

HOOFDSTUK 3 AANSLUITPUNT RECHTSPRAAK

Artikel 3.1 Doel van en verantwoordelijkheidsverdeling onder dit hoofdstuk

Dit hoofdstuk bevat regels voor de aansluiting op en het gebruik van het Aansluitpunt Rechtspraak.

Artikel 3.2 Aansluiting

  • 1. Degene die een aansluiting wil hebben op het Aansluitpunt Rechtspraak kan een aanvraag daartoe indienen met inachtneming van het op www.rechtspraak.nl gepubliceerde aanvraagproces.

  • 2. Bij de aanvraag dient aanvrager documentatie te voegen conform de op www.rechtspraak.nl gepubliceerde aanvraagprocedure. Daaruit blijkt dat aanvrager een koppeling gebruikt die aan een compliance test is onderworpen. Deze test heeft aangetoond dat de koppeling op het Aansluitpunt Rechtspraak functioneert in overeenstemming met de regels van dit reglement.

  • 3. Aanvragers zijn bevoegd aanvragen te bundelen. De Raad voor de rechtspraak is bevoegd aan de behandeling daarvan voorrang te geven.

  • 4. Aanvrager dient bij zijn aanvraag een ICT-contactpersoon op te geven. Deze contactpersoon vertegenwoordigt aanvrager bij onderwerpen die relevant zijn voor de aansluiting op en het daaropvolgende gebruik, beheer en onderhoud van het Aansluitpunt Rechtspraak.

  • 5. Aanvrager draagt de uitsluitende verantwoordelijkheid voor de door aanvrager ingeschakelde ICT-contactpersoon. De Raad voor de rechtspraak doet geen onderzoek naar of houdt geen toezicht op de kwaliteit van de ICT-contactpersoon of de door deze ICT-contactpersoon te verrichten werkzaamheden of aangeboden dienstverlening.

  • 6. Een aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de in dit reglement gestelde eisen. Voorafgaand aan acceptatie van de aanvraag kan de Raad voor de rechtspraak een acceptatietest laten uitvoeren.

  • 7. De acceptatietest wordt enkel uitgevoerd voor de behartiging van de aan de gerechten en de Raad voor de rechtspraak toevertrouwde belangen. Inwilliging van de aanvraag houdt niet in dat de Raad voor de rechtspraak instaat voor of verantwoordelijkheid draagt voor het functioneren van de ICT van de gebruiker, al dan niet in relatie tot het Aansluitpunt Rechtspraak. Dit blijft de volledige verantwoordelijkheid van de gebruiker.

  • 8. Het gebruik van het Aansluitpunt Rechtspraak is tot aan het moment van de acceptatie van de aanvraag uitsluitend toegestaan aan tot die acceptatietest toegelaten gebruikers onder de daaraan door de Raad voor de rechtspraak in de op www.rechtspraak.nl gepubliceerde aanvraagprocedure gestelde voorwaarden.

Artikel 3.3 Gebruik

Na goedkeuring van de aanvraag kan de gebruiker het Aansluitpunt Rechtspraak gebruiken voor de uitwisseling van berichten conform een ondersteunde versie van het op www.rechtspraak.nl gepubliceerde berichtenboek, inclusief het daarin omschreven bestandsformat. De gebruiker doet dit met inachtneming van de in dit reglement gestelde eisen.

Artikel 3.4 Voorwaarden voor gebruik

  • 1. Tot de voor gebruiker geldende voorwaarden behoort – naast de specifieke in dit reglement gestelde voorwaarden en de in bijlage B opgenomen gebruiksvoorwaarden inzake beveiliging – de voorwaarde dat de ICT van de gebruiker en diens gebruik van het Aansluitpunt Rechtspraak geen inbreuk of bedreiging vormt of kan vormen voor de betrouwbaarheid, vertrouwelijkheid of beschikbaarheid van het Aansluitpunt Rechtspraak, de ICT-Rechtspraak of de Rechtspraak in het algemeen.

  • 2. De wijze waarop de gebruiker de ICT van de gebruiker koppelt aan het Aansluitpunt Rechtspraak beantwoordt aan professionele maatstaven. De gebruiker geeft zich daarbij rekenschap van de kenmerken van het Aansluitpunt Rechtspraak zoals deze blijken uit de vigerende versie van het op www.rechtspraak.nl gepubliceerde berichtenboek.

  • 3. De ICT van de gebruiker en het gebruik van het Aansluitpunt Rechtspraak door de gebruiker en diens hulppersonen dienen verder steeds te beantwoorden aan de actuele eisen neergelegd in Bijlage B en een ondersteunde versie van het op www.rechtspraak.nl gepubliceerde berichtenboek.

  • 4. De gebruiker is verplicht om te bewaken dat zijn ICT en zijn gebruik van het Aansluitpunt Rechtspraak aan de eisen van dit reglement blijven beantwoorden. Waar nodig laat de gebruiker opnieuw een compliance test uitvoeren en overlegt hij desgevraagd de resultaten van de test. Indien de gebruiker constateert dat niet aan deze eisen wordt voldaan, is hij verplicht dit onverwijld aan de Raad voor de rechtspraak te berichten. De Raad voor de rechtspraak kan voorschrijven dat bij een nieuw berichtenboek een compliance test wordt uitgevoerd.

  • 5. De Raad voor de rechtspraak en de gerechten zijn niet verantwoordelijkheid voor het beschermen en beveiligen van vertrouwelijke persoonsgegevens die zich buiten het domein van de Raad voor de rechtspraak en de gerechten bevinden. De Raad voor de rechtspraak doet geen onderzoek naar, houdt geen toezicht op of treft geen maatregelen voor deze beveiliging. Het is de exclusieve verantwoordelijkheid van de gebruiker om ervoor te zorgen dat de gebruiker en zijn eventuele hulppersonen hun plichten uit hoofde van de Wet bescherming persoonsgegevens naleven en de door de Rechtspraak gestelde voorwaarden en richtlijnen naleven.

  • 6. De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor adequate autorisatie van de personen die toegang mogen hebben tot de ICT van de gebruiker en tot het Aansluitpunt Rechtspraak. De gebruiker neemt passende technische en organisatorische maatregelen voor vertrouwelijkheid van autorisatiesleutels, wachtwoorden, codes en andere vertrouwelijke persoonsgegevens die relevant zijn voor het gebruik van het Aansluitpunt Rechtspraak.

  • 7. Toegang tot en gebruik van het Aansluitpunt Rechtspraak door gebruikers vindt plaats na authenticatie en autorisatie door JustID of de Rechtspraak. Gebruikers die reeds uit andere hoofde rechtmatig toegang hebben tot het justitienetwerk waarop de ICT-Rechtspraak en het Aansluitpunt Rechtspraak worden gehost, zijn hiervan uitgezonderd. De gebruiker is verplicht de voorwaarden van JustID na te leven.

Artikel 3.5 Beschikbaarheid Aansluitpunt Rechtspraak

  • 1. De Raad voor de rechtspraak draagt er zorg voor het Aansluitpunt Rechtspraak voor gebruikers beschikbaar te houden gedurende de servicevensters als bedoeld in artikel 1.5. Het Aansluitpunt Rechtspraak is tenminste beschikbaar gedurende de openingstijden van de griffie zoals deze is bepaald in artikel 10 van de Wet op de rechterlijke organisatie en de daarop gebaseerde bestuursreglementen van de gerechten.

  • 2. De gebruiker houdt zich aan het beleid van de Raad voor de rechtspraak voor beheer en onderhoud en aan het beleid voor nieuwe versies. Dit beleid wordt bekendgemaakt op www.rechtspraak.nl. De gebruiker houdt zijn ICT up-to-date en test deze, zodat deze de juiste versies van het berichtenverkeer door tussenkomst van het Aansluitpunt Rechtspraak ondersteunt.

  • 3. De gebruikers hebben de verantwoordelijkheid voor het nemen van passende maatregelen in geval sprake is van onderbrekingen en beperkingen als bedoeld in artikel 1.5. Indien de gebruiker gebruik wil maken van Mijn Rechtspraak dient hij te beschikken over een daarvoor voorgeschreven inlogmiddel.

  • 4. De Raad voor de rechtspraak kan altijd, zonder voorafgaande aankondiging, het Aansluitpunt Rechtspraak buiten gebruik stellen om storingen te voorkomen of op te heffen, of in verband met calamiteiten. De Raad voor de rechtspraak stelt de gebruiker zo spoedig mogelijk in kennis van de aard en de te verwachten duur van de onderbreking.

Artikel 3.6 Audit

  • 1. Wanneer de Raad voor de rechtspraak dit noodzakelijk oordeelt, is hij na daarover de gebruiker in de gelegenheid heeft gesteld te worden gehoord, bevoegd de gebruiker op te dragen een audit op de door de Raad aangegeven onderwerpen uit te laten voeren en is gebruiker verplicht de resultaten van die audit aan de Raad te verstrekken. De auditor dient een onafhankelijke aan NOREA of een vergelijkbare door de Raad toegelaten organisatie verbonden auditor te zijn. De Raad kan daartoe in elk geval besluiten indien hij aanwijzingen heeft dat de gebruiker dit reglement niet naleeft of indien er sprake is van een beveiligingsincident of een vermoeden van een beveiligingsincident.

  • 2. De kosten van de in het eerste lid bedoelde audit zijn voor rekening van de gebruiker, tenzij uit de audit blijkt dat de gebruiker dit reglement naleeft en de beveiliging aan de eisen voldoet. In dat geval zijn deze kosten voor rekening van de Raad voor de rechtspraak.

  • 3. Indien de gebruiker geen gevolg wenst te geven aan het eerste lid, kan de Raad voor de rechtspraak met toepassing van artikel 3.9 de gebruiker afsluiten van het Aansluitpunt.

Artikel 3.7 Geheimhouding

  • 1. De gebruiker is verplicht gegevens over het Aansluitpunt Rechtspraak en over de organisatie van de Raad voor de rechtspraak en de gerechten waarvan de gebruiker het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, geheim te houden behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift de gebruiker tot mededeling verplicht

  • 2. Onder de in het eerste lid bedoelde gegevens vallen in elk geval de niet-openbare gegevens over de beveiliging van het berichtenverkeer via het Aansluitpunt Rechtspraak en de beveiliging van het Aansluitpunt Rechtspraak zelf.

  • 3. Onder de in het eerste lid bedoelde gegevens vallen voorts gegevens over zaken en onderwerpen waarvan de gebruiker via het Aansluitpunt Rechtspraak kennis krijgt maar waarmee de gebruiker vanuit zijn eigen werkzaamheden geen bemoeienis heeft. Indien de gebruiker van dergelijke gegevens kennis krijgt, dient hij dit onverwijld aan de Raad voor de rechtspraak te melden.

  • 4. De gebruiker is verplicht ervoor te zorgen dat ook zijn hulppersonen en andere bij gebruiker betrokkenen deze verplichtingen naleven.

  • 5. Overeenkomstige verplichtingen gelden ook voor de Raad voor de rechtspraak.

Artikel 3.8 Ondersteuning, overleg en informatieverstrekking

  • 1. Op www.rechtspraak.nl wordt bekengemaakt waar de gebruiker terecht kan met vragen over de werking van het Aansluitpunt Rechtspraak.

  • 2. Contactpersoon voor de gebruiker is de door hem bij zijn aanvraag opgegeven ICT-contactpersoon/contactpersonen. De gebruiker kan een andere ICT-contactpersoon aanwijzen. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om de gegevens van zijn ICT-contactpersoon actueel te houden.

  • 3. De gebruiker en de Raad voor de rechtspraak overleggen – indien bilateraal overleg naar het oordeel van de Raad voor de rechtspraak noodzakelijk is – volgens de procedures neergelegd in de op www.rechtspraak.nl gepubliceerde dienstverlening Aansluitpunt Rechtspraak over het Aansluitpunt Rechtspraak en het berichtenverkeer.

  • 4. Gebruiker meldt via het Rechtspraak Servicecentrum aan de Raad voor de rechtspraak hem bekende beveiligingsincidenten die mogelijk tot nadelige gevolgen kunnen leiden dan wel hebben voor het Aansluitpunt Rechtspraak, de ICT-Rechtspraak of de Rechtspraak in het algemeen. De Raad voor de rechtspraak meldt een gebruiker de hem bekende beveiligingsincidenten die mogelijk tot nadelige gevolgen kunnen leiden voor het ICT-systeem van deze gebruiker.

  • 5. De gebruiker en de Raad voor de rechtspraak informeren elkaar zo spoedig mogelijk via het Rechtspraak Servicecentrum als het Aansluitpunt Rechtspraak niet goed functioneert of berichten niet door de gerechten worden ontvangen.

Artikel 3.9 Beëindiging aansluiting en gebruik

  • 1. De gebruiker kan op ieder moment de aansluiting op het Aansluitpunt Rechtspraak en het gebruik daarvan beëindigen. De gebruiker stelt de Raad voor de rechtspraak hiervan op de hoogte door een schriftelijke kennisgeving aan het Rechtspraak Servicecentrum als bedoeld in hoofdstuk 7.

  • 2. De Raad voor de rechtspraak is bevoegd om het gebruik van het Aansluitpunt Rechtspraak door de gebruiker tijdelijk of blijvend te beëindigen in elk geval wanneer:

    • de gebruiker naar het oordeel van de Raad voor de rechtspraak dit reglement of het aansluitproces niet naleeft;

    • de gebruiker het gebruik van het Aansluitpunt Rechtspraak door andere gebruikers, of de goede werking van het Aansluitpunt Rechtspraak, de ICT-Rechtspraak of de Rechtspraak zelf naar het oordeel van de Raad voor de rechtspraak verstoort;

    • een audit tekortkomingen van de gebruiker laat zien en de gebruiker niet tijdig passende herstelwerkzaamheden verricht als bedoeld in het derde lid;

    • er sprake is geweest van een aan gebruiker toerekenbaar beveiligingsincident, dat tijdelijke of blijvende beëindiging rechtvaardigt;

    • toestaan van voortgezet gebruik om andere redenen redelijkerwijs niet van de Raad voor de rechtspraak en de gerechten gevergd kan worden.

  • 3. In al deze gevallen kan de Raad voor de rechtspraak aan de gebruiker toestaan een herstelplan aan te bieden en uit te voeren. Gedurende de daarmee gemoeide tijd kan de Raad voor de rechtspraak de gebruiker het gebruik van het Aansluitpunt Rechtspraak ontzeggen. Blijft een herstelplan achterwege, wordt dit niet uitgevoerd of leidt uitvoering niet tot een reglement-conforme situatie, dan is de Raad voor de rechtspraak bevoegd het gebruik van het Aansluitpunt Rechtspraak definitief te beëindigen.

  • 4. De Raad voor de rechtspraak neemt bij de beëindiging van het gebruik van het Aansluitpunt Rechtspraak zo mogelijk een redelijke termijn in acht. Beëindiging kan echter met onmiddellijke ingang plaatsvinden indien sprake is van een situatie waarin de goede werking van het Aansluitpunt Rechtspraak of de ICT-Rechtspraak of de Rechtspraak in het algemeen naar de overtuiging van de Raad voor de rechtspraak in gevaar is.

Artikel 3.10 Beslissingen

Beslissingen op de aanvraag, inzake het opdragen van een audit, inzake het al dan niet toestaan van een herstelplan en tot beëindiging van het gebruik worden genomen door of namens de Raad voor de rechtspraak. Indien de aanvrager c.q. de gebruiker het met een genomen beslissing niet eens, kan hij binnen twee weken onderbouwd de Raad voor de rechtspraak vragen de beslissing te heroverwegen.

HOOFDSTUK 4 HET GEBRUIK VAN HET DIGITAAL SYSTEEM

Artikel 4.1 Herkenningsnummer

Indien de indiener beschikt of kan beschikken over het herkenningsnummer van de procesdeelnemer, voert de indiener dit als zaakgegeven in bij de betreffende zaak. Het gerecht kan dit nummer ophalen bij de Basisregistratie personen (BRP) respectievelijk opvragen bij het handelsregister. Het burgerservicenummer, voor zover niet opgenomen in door procesdeelnemers ingediende stukken, wordt in de zaakgegevens niet zichtbaar voor procesdeelnemers.

Artikel 4.2 Toegang van en namens eiser en verzoeker

  • 1. Behoudens het bepaalde in artikel 2.4 kunnen degenen die feitelijk de zaak hebben ingediend en degenen namens wie is ingediend toegang krijgen tot het digitale dossier van een aanhangige zaak indien hun herkenningsnummer overeenstemt met een herkenningsnummer dat aan de zaak is gekoppeld.

  • 2. Indien van degene namens wie een zaak is ingediend geen herkenningsnummer is verstrekt of anderszins bekend is, krijgt die pas toegang tot de zaak zodra het herkenningsnummer alsnog is verstrekt.

    Redactionele toelichting: Dit artikel heeft pas werking voor anderen dan advocaten vanaf de releases bestuur 2.0 en civiel 3.0.

Artikel 4.3 Toegang als verweerder of belanghebbende

Een verweerder of een andere belanghebbende in een bestuursrechtelijke of civiele zaak en diens advocaat of gemachtigde krijgen toegang tot het digitale dossier van een aanhangige zaak indien hij de door of namens het gerecht verstrekte toegangscode invoert en het herkenningsnummer te herleiden is tot de persoonsgegevens die de eiser over de verweerder of belanghebbende heeft opgenomen in de procesinleiding, het beroepschrift of het verzoekschrift. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.3 wordt de toegang voor een advocaat of gemachtigde verleend door het koppelen van het herkenningsnummer van de advocaat, gemachtigde of de organisatie waarbij de gemachtigde werkzaam is, aan de zaak.

Redactionele toelichting: Dit artikel heeft pas werking voor anderen dan advocaten vanaf de releases bestuur 2.0 en civiel 3.0.

Artikel 4.4 Toegang als advocaat of gemachtigde

  • 1. Indien een gemachtigde toegang wil krijgen tot het digitale dossier in een zaak anders dan bedoeld in artikel 4.2 of 4.3 kan hij toegang vragen tot de zaak door een bevoegdelijk door de partij ondertekende machtiging over te leggen. Een advocaat die namens een partij toegang vraagt, hoeft geen machtiging over te leggen. Het gerecht neemt de beslissing tot het al dan niet verlenen van toegang.

  • 2. Het voorgaande lid is ook van toepassing op de situatie waarin de zaak wordt overgedragen aan een (tijdelijk) vervangende of opvolgende advocaat of gemachtigde.

    Redactionele toelichting: Dit artikel heeft pas werking voor anderen dan advocaten vanaf de releases bestuur 2.0 en civiel 3.0.

Artikel 4.5 Bevoegdheden bij toegang

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4.8 kan de partij die zelf digitaal procedeert beschikken over de zaakgegevens en de op de zaak betrekking hebbende stukken. Hij is bevoegd tot het verrichten van alle proceshandelingen en het indienen van berichten en stukken tenzij de procesvertegenwoordiging is voorbehouden aan een advocaat of bij wet of procesreglement anders is bepaald.

  • 2. Indien de rechter in een zaak de bijstand of vertegenwoordiging van een gemachtigde heeft geweigerd, heeft deze gemachtigde geen toegang tot het digitaal systeem.

    Redactionele toelichting: Dit artikel heeft pas werking voor anderen dan advocaten vanaf de releases bestuur 2.0 en civiel 3.0. Het tweede lid ziet niet op advocaten.

Artikel 4.6 Het gebruik van formulieren en berichten

  • 1. Procesdeelnemers corresponderen in Mijn Rechtspraak indien dat wordt voorgeschreven via formulieren die de gerechten voor dat doel ter beschikking stellen. Na indiening verwerkt het digitale systeem de informatie uit het formulier. In het digitale dossier wordt na de indiening de relevante informatie weergegeven in een pdf/a document. Procesdeelnemers kunnen van elke indiening een ontvangstbevestiging genereren in het digitale systeem.

  • 2. Communicatie via het Aansluitpunt Rechtspraak geschiedt volgens de op www.rechtspraak.nl gepubliceerde geldende versie van het berichtenboek. De gebruiker ontvangt van een indiening via het Aansluitpunt Rechtspraak een technische OK melding als weergegeven in het berichtenboek.

  • 3. De gerechten en de Raad voor de rechtspraak zijn niet verantwoordelijk voor de inhoud en de kwaliteit van de door procesdeelnemers aangeleverde gegevens.

  • 4. De gerechten en de Raad voor de rechtspraak brengen in de ingediende berichten en stukken inhoudelijk geen wijzigingen aan.

Artikel 4.7 Het toevoegen van stukken aan het digitaal dossier

  • 1. Procesdeelnemers leveren stukken via Mijn Rechtspraak of Aansluitpunt Rechtspraak uitsluitend als afzonderlijke digitale bestanden in overeenstemming met bijlage A aan.

  • 2. In bijlage A wordt bepaald welke bestandsformaten procesdeelnemers op een andere wijze kunnen indienen en aan de weder(partij) ter hand stellen. Het vierde lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Onverminderd de weergave in een pdf/a document als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, worden digitaal ingediende stukken in het digitaal dossier opgenomen zoals deze zijn ingediend. Alle ingediende stukken worden zodanig opgeslagen dat op ieder moment kan worden vastgesteld dat het bestand sinds de indiening niet is gewijzigd.

  • 4. Originele stukken en voorwerpen die niet geschikt zijn om elektronisch in te dienen, kunnen door procesdeelnemers op een door de rechter aan te geven wijze bij de griffie van het gerecht worden gedeponeerd. Van het depot maakt de griffier een akte op, die in het digitaal dossier wordt opgenomen. Indien een andere partij verzoekt om inzage stelt de rechter deze partij daartoe in beginsel in staat en bepaalt daarvoor de voorwaarden en tijdstip.

  • 5. Indien vanwege de aard van het voorwerp depot bij de griffie niet in aanmerking komt, kan het voorwerp op een andere plaats worden gedeponeerd. In de akte wordt die plaats vermeld.

  • 6. De rechter kan partijen verzoeken om authentieke stukken ter beschikking te stellen en toepassing van het vierde lid daarbij voorschrijven.

  • 7. Het procesreglement of de rechter kan bepalen dat een procesdeelnemer stukken op een voor het gerecht en procesdeelnemers gratis toegankelijke plaats op internet dan wel op een andere manier dan door indiening aan het gerecht en de andere procesdeelnemers ter beschikking stelt.

Artikel 4.8 Raadpleging van het digitaal dossier

  • 1. Berichten en stukken van en aan procesdeelnemers worden geplaatst in het digitaal dossier en zijn voor procesdeelnemers die toegang hebben tot Mijn Rechtspraak te raadplegen en te downloaden. Een gebruiker van het Aansluitpunt Rechtspraak kan de berichten en de stukken, na ontvangst van een notificatie, via het Aansluitpunt Rechtspraak ophalen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het procesreglement worden stukken waarvan een procesdeelnemer een beroep doet op artikel 8:29 Awb of artikel 22, tweede lid, Rv alsmede de motivering daarvan, niet ingediend via het digitaal systeem. Deze stukken verzendt de procesdeelnemer per fysieke post aan of bezorgt hij bij de griffie van het gerecht waar de zaak aanhangig is. De procesdeelnemer meldt vervolgens zo spoedig mogelijk via het digitaal systeem dat hij een beroep doet op deze artikelen.

  • 3. Een procesdeelnemer kan bij indiening aangegeven dat een document vertrouwelijk is als bedoeld in artikel 8:32 Awb of 22a Rv. In dat geval is het eerste lid van dit artikel niet van toepassing. De rechter bepaalt of en hoe procesdeelnemers al dan niet toegang tot het document hebben. De rechter kan hier ook ambtshalve toepassing aan geven.

  • 4. Het digitaal dossier blijft ten minste zes maanden na de uitspraak van het gerecht dat in laatste instantie een uitspraak heeft gedaan of een andere afdoening van de zaak toegankelijk in Mijn Rechtspraak.

Artikel 4.9 Berichten en stukken van en aan de gerechten

  • 1. De procesdeelnemer draagt er zorg dat hij gegevens of documenten in de juiste formaten aanlevert.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 5 zendt het gerecht ingevolge artikel 8:36c Awb en artikel 30d Rv aan procesdeelnemers een kennisgeving over elk bericht dat door de rechter, de griffier of een van de procesdeelnemers is geplaatst. Indien de procesdeelnemer geen e-mailadres verstrekt, ziet hij daarmee af van digitale bereikbaarheid buiten het digitale systeem om en geldt dit als een mededeling dat hij geen kennisgevingen wenst te ontvangen. Dit is voor rekening en risico van de procesdeelnemer. De notificatie als bedoeld in artikel 4.6, tweede lid, die wordt gezonden via het Aansluitpunt Rechtspraak, is een kennisgeving buiten het digitale systeem als bedoeld in artikel 8:36c, vierde lid, Awb en artikel 30d, vierde lid, Rv.

  • 3. De kennisgeving wordt aan één door de procesdeelnemer in de zaakgegevens vermeld e-mailadres gezonden. De in die zaak geldende procesreglementen zijn onverkort van kracht.

  • 4. Het gebruik van het Aansluitpunt Rechtspraak impliceert dat de gebruiker vanuit Mijn Rechtspraak geen kennisgevingen (meer) wenst te ontvangen.

Artikel 4.10 Storing

  • 1. De gerechten leggen storingsmeldingen vast. De procesdeelnemer heeft op www.rechtspraak.nl inzage in de actuele storingen die zijn vastgelegd in de storingenadministratie.

  • 2. Indien een procesdeelnemer een beroep doet op verschoonbare termijnoverschrijding als gevolg van een storing zoals bedoeld in het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht, dient hij indien geen storingsmelding is vastgelegd aan te tonen dat sprake was van een storing.

HOOFDSTUK 5 PROCESDEELNEMERS DIE OP PAPIER PROCEDEREN

Artikel 5.1 Procesdeelnemers die op papier procederen

  • 1. Een procesdeelnemer die op papier procedeert en beschikt over een inlogmiddel heeft tevens toegang tot Mijn Rechtspraak.

  • 2. Een procesdeelnemer die op papier procedeert en voortaan langs de elektronische weg wil procederen, laat dit het gerecht weten via Mijn Rechtspraak.

  • 3. Een procesdeelnemer die langs de elektronische weg procedeert, maar ook op papier mag procederen en voortaan op papier wil procederen, laat dit het gerecht weten bij afzonderlijk schriftelijk bericht per post of via Mijn Rechtspraak.

  • 4. Het gerecht digitaliseert de berichten en de stukken die door een procesdeelnemer die op papier procedeert onder substitutie en plaatst deze in het digitaal dossier, tenzij de rechter anders bepaalt. Artikel 4.7, vierde tot en met zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het gerecht verzendt berichten en stukken aan een procesdeelnemer die op papier procedeert per fysieke post, tenzij bij procesreglement of door de rechter anders is bepaald.

  • 6. Indien een procesdeelnemer die op papier procedeert een handeling verricht in Mijn Rechtspraak blijft hij aangemerkt als een procesdeelnemer die op papier procedeert.

    Redactionele toelichting: Dit artikel heeft pas werking vanaf de releases bestuur 2.0 en civiel 3.0.

HOOFDSTUK 6 UITSPRAAK

Artikel 6.1 De ondertekening

  • 1. Bij het digitaal ondertekenen door de rechter en de griffier worden hun namen en functies en het moment van ondertekening vastgelegd.

  • 2. De gerechten maken bekend op welke wijze geverifieerd kan worden of het digitale document door de vermelde personen is ondertekend, en dat het document sinds het moment van ondertekenen niet is gewijzigd.

  • 3. Indien ten tijde van de ondertekening een gerecht de voorgaande leden niet kan toepassen, wordt de uitspraak met de hand getekend en een afschrift daarvan in het digitaal dossier opgenomen.

HOOFDSTUK 7 RECHTSPRAAK SERVICECENTRUM

Artikel 7.1 Algemeen

  • 1. Het Rechtspraak Servicecentrum is beschikbaar voor de beantwoording van vragen van procesdeelnemers en rechtzoekenden over civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken waarop de Awb en het Rv van toepassing zijn.

  • 2. Indien het Rechtspraak Servicecentrum een vraag niet kan beantwoorden, draagt het de vraag ter behandeling over aan het betrokken gerecht of een dienst die onder de Raad voor de rechtspraak valt.

  • 3. Inhoudelijk juridische vragen worden niet beantwoord.

  • 4. Op www.rechtspraak.nl wordt bekendgemaakt wanneer en hoe het Rechtspraak Servicecentrum bereikbaar is.

  • 5. Ten aanzien van de werking van het Aansluitpunt Rechtspraak is de op www.rechtspraak.nl gepubliceerde dienstverlening Aansluitpunt Rechtspraak van toepassing.

HOOFDSTUK 8 SPOEDSITUATIES TIJDENS VERSTORINGEN

Artikel 8.1 Spoedsituaties tijdens verstoringen

  • 1. Indien in een situatie waarin in een aanhangige zaak of in te dienen zaak een procesdeelnemer een proceshandeling wil verrichten omdat onverwijld een proceshandeling van de rechter noodzakelijk is en tevens sprake is van een verstoring in de bereikbaarheid van het digitaal systeem kan de procesdeelnemer via het Rechtspraak Servicecentrum contact opnemen met de spoedfunctionaris van het gerecht. Buiten de openingstijden van het Rechtspraak Servicecentrum belt de procesdeelnemer het op www.rechtspraak.nl gepubliceerde pikettelefoonnummer dat van toepassing is op de zaak.

  • 2. Indien het digitaal systeem voor de procesdeelnemer niet bereikbaar is, deelt de spoedfunctionaris mede op welke wijze de procesdeelnemer berichten en stukken aan het gerecht ter beschikking kan stellen.

  • 3. Indien toepassing is gegeven aan het vorige lid kan de spoedfunctionaris de procesdeelnemer verzoeken zorg te dragen voor het op de hoogte stellen van en het verstrekken van de stukken aan de andere procesdeelnemers en hem verzoeken de formulieren en stukken na beëindiging van de storing alsnog via het digitaal systeem in te dienen.

    Redactionele toelichting: Voor vreemdelingenpiket wordt binnen en buiten kantooruren het landelijke piketnummer gebeld.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 9.1 Gebruikersoverleg

  • 1. De Raad voor de rechtspraak richt een periodiek overleg in met vertegenwoordigers van gebruikers als adviesorgaan ten behoeve van de ontwikkeling en implementatie van Mijn Rechtspraak en het Aansluitpunt Rechtspraak.

  • 2. De Raad voor de rechtspraak en de gebruikers zijn bevoegd om het in dit overleg besprokene en alle daar geuite ideeën en kennis vrijelijk te benutten om Mijn Rechtspraak en het Aansluitpunt Rechtspraak te verbeteren zonder dat men hiervoor tot enigerlei vergoeding gehouden is.

Artikel 9.2 Wijziging reglement

  • 1. Dit reglement is vastgesteld door de besturen van de gerechten en de Raad voor de Rechtspraak op de in bijlage C vermelde data.

  • 2. De besturen van de gerechten gezamenlijk en de Raad voor de rechtspraak, ieder voor zover het aangaat, zijn gerechtigd dit reglement en de bijlagen te allen tijde te wijzigen.

  • 3. De Raad voor de rechtspraak publiceert wijzigingsvoornemens op www.rechtspraak.nl. en bespreekt deze in het gebruikersoverleg zoals bedoeld in artikel 9.1.

  • 4. Ten aanzien van het berichtenboek ligt deze bevoegdheid uitsluitend bij de Raad voor de rechtspraak. De Raad voor de rechtspraak legt wijzigingsvoornemens ten aanzien van hoofdstuk 3 voor en bespreekt deze met het gebruikersoverleg zoals bedoeld in artikel 9.1.

  • 5. De tekst van dit reglement wordt na iedere wijziging in de Staatscourant en op www.rechtspraak.nl bekendgemaakt.

  • 6. De bijlagen worden op www.rechtspraak.nl gepubliceerd.

  • 7. Het reglement treedt in werking op 1 april 2017.

BIJLAGE A

Artikel 1: Inlogmiddelen en herkenningsnummers

De gerechten laten voor de toegang tot Mijn Rechtspraak van het digitaal systeem slechts de volgende inlogmiddelen toe met de daaraan gekoppelde herkenningsnummers:

  • Natuurlijke personen: DigID met SMS-verificatie op basis van het burgerservicenummer (BSN)

  • Advocaten: Advocatenpas op basis van het Beheer Advocaten Registratienummer (BAR);

  • Overigen: eHerkenning met minimaal eHerkenningsniveau 3 op basis van het Kamer van Koophandelnummer.

Redactionele toelichting: DiGiD en eHerkenning worden pas toegelaten bij de releases bestuur 2.0 en civiel 3.0.

Artikel 2: Diensten webportaal

De diensten als bedoeld in artikel 2.1 die Mijn Rechtspraak biedt zijn in ieder geval:

  • Het verrichten van proceshandelingen, al dan niet met bijlagen;

  • Het verzenden en ontvangen van berichten met of zonder bijlagen;

  • Het inzien en reageren op berichten en taken;

  • Het inzien van zaakgegevens en zaakverloop;

  • Het inzien en downloaden van stukken.

Artikel 3: Bestandsformaten

  • 1. Via Mijn Rechtspraak kunnen procesdeelnemers uitsluitend stukken indienen als een pdf-bestand met een maximale bestandsgrootte van 10 MB. Via het Aansluitpunt Rechtspraak kunnen procesdeelnemers stukken uitsluitend indienen als een pdf/a-bestand met een maximale bestandsgrootte van 10 MB. Een op één van deze wijzen ingediend bestand kan afbeeldingen bevatten.

  • 2. Stukken ingediend als pdf-bestand worden in het digitale systeem geconverteerd naar het pdf-a-u2-formaat. Bestanden die in het pdf-a-u2 formaat worden ingediend, worden niet geconverteerd.

  • 3. Audio-opnames kunnen uitsluitend in de bestandsformaten WAV en MP3 en video-opnames uitsluitend in het bestandsformaten MPEG-4 (H.264) worden ingediend. Deze indiening vindt plaats door van deze bestanden op een gegevensdrager aan de griffie te verstrekken en door beschikbaarstelling hiervan door de indiener aan de andere partijen. Van de verstrekking aan de griffie maakt de griffier een akte op, die in het digitaal dossier wordt opgenomen.

BIJLAGE B Beveiligingsstandaarden en Voorschriften

Inleiding

Doel en Doelgroep

Dit document beschrijft de eisen die het Aansluitpunt Rechtspraak stelt aan de beveiliging van de berichtuitwisseling en geldt voor de op dit moment ondersteunde versies van het Berichtenboek. Indien nieuwe versies van het Berichtenboek daarom vragen, zal dit document aangepast worden.

Dit document is bestemd voor gebruikers, architecten en ontwikkelaars van applicaties die gebruik maken van het Aansluitpunt Rechtspraak om berichten tussen systemen veilig uit te wisselen.

Alle Aansluitpunt Rechtspraak services moeten conformeren aan de Aansluitpunt Rechtspraak beveiligingsstandaarden en voorschriften. Deze worden in dit document gespecificeerd.

Doel van dit document is gebruikers, architecten en ontwikkelaars van applicaties te informeren over de inhoud van deze beveiligingsvoorschriften, welke standaarden en welke versies van deze standaarden gehanteerd worden en waar partijen zich aan moeten conformeren.

Normenkader

Ten behoeve van een veilig berichtenverkeer met de Rechtspraak via het Aansluitpunt gelden voor een gebruiker (rand-)voorwaarden en regels. Het normenkader met die voorwaarden en regels wordt gevormd door de inhoud van de hierna vermelde referentiedocumenten en de in dit document vermelde specifieke Rechtspraak (rand-)voorwaarden en regels.

Omdat het normenkader steeds wordt gevormd door inhoud van de meest actuele versie van de referentiedocumenten, wordt in dit document verwezen naar de betreffende brondocumenten.

In geval van onderlinge strijd tussen de voorwaarden en/of regels hebben de specifieke Rechtspraak (rand-)voorwaarden en regels voorrang.

Referentiedocumenten

Aanvullende Rechtspraak (rand-)voorwaarden en regels

Naast de in bovenstaand normenkader en de daaraan gekoppelde referentiedocumenten opgenomen inrichtingsvoorwaarden en beveiligingseisen, is hieronder een overzicht van voorwaarden en regels opgenomen waaraan ketenpartner en eventuele intermediair moet voldoen en zich aan moet houden bij de totstandkoming en tijdens een aansluiting op het Aansluitpunt Rechtspraak.

Nr

Categorie

Omschrijving

Toelichting

1

Authenticatie

Autorisatie

Een CPA wordt gebruikt binnen ebMS om Intermediairs en Ketenpartners te authenticeren en de geautoriseerde berichten vast te leggen.

Het gebruik van CPA’s (Collaboration Protocol Agreement) is verplicht volgens de Digikoppeling 3.0 standaard binnen ebMS.

De CPA is een technisch configuratie document met communicatieparameters voor het berichtenverkeer op basis van XML. Een CPA wordt op de Message Service Handler (endpoint) bij ketenpartners geïmplementeerd.

De CPA wordt afgesproken op het niveau van de ketenpartner (bijvoorbeeld een advocatenkantoor), of, indien van toepassing, een broker.

2

Authenticatie

Intermediairs en Ketenpartners identificeren zich binnen het Aansluitpunt Rechtspraak met hun OIN (of HRN).

Het gebruik van OIN of HRN is verplicht volgens de Digikoppeling 3.0 standaard.

Het OIN is het Overheidsidentificatienummer en is een identificatie voor overheidsorganisaties en wordt door Logius uitgegeven.

Ook bedrijven moeten zich identificeren en daarvoor wordt het Handelsregisternummer (HRN) gebruikt.

Zie ook:

https://www.logius.nl/ondersteuning/overheidsidentificatienummer-oin/

3

Autorisatie

Naast een eventuele Intermediair en Ketenpartner dient de zaakbetrokkene als verzendende partij in de header van berichten opgenomen te worden.

De kantoorsoftware is verantwoordelijk voor de autorisatie/authenticatie voor individuele gebruikers.

Om berichten van ketenpartners correct te kunnen verwerken, is het we nodig om in de payload van de berichten mee te gegeven namens welke zaakbetrokkene (in dit geval de advocaat) het bericht verstuurd is. Dit wordt gedaan door zaakbetrokkene de verzendende partij in de header op te nemen.

4

Traceerbaarheid

Intermediairs en Professionele partijen zijn verantwoordelijk voor het bijhouden van voldoende logging om, indien dat nodig is, aan te tonen dat het versturen van berichten voldoet aan de geldende wet- en regelgeving.

 

5

Traceerbaarheid

Logging over uitgevoerde communicatie vindt plaats op basis van de betrokken systemen en indien mogelijk op basis van de betrokken personen. Daarbij moet er rekening worden gehouden met wat er gelogd mag worden op basis van de Wet Bescherming Persoonsgegevens.

 

6

Vertrouwelijkheid

Bij gebruik van ebMS wordt geen gebruik gemaakt van aanvullende versleuteling binnen het overheidsdomein, daarbuiten wel. Versleuteling buiten het overheidsdomein vindt plaats op basis van PKI overheidscertificaten.

ebMS verkeer binnen de overheid verloopt altijd via Justitienet en/of Haagse Ring. Beide zijn gekwalificeerd als zijnde geschikt voor uitwisseling van berichten op het niveau Departementaal Vertrouwelijk.

BIJLAGE C Vaststellingsdata

Data waarop de gerechtsbesturen en de Raad voor de rechtspraak hebben ingestemd met dit reglement:

Gerechtsbestuur van de rechtbank Amsterdam: 17 januari 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Den Haag op 16 januari 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Rotterdam op 17 januari 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Noord-Nederland op 3 februari 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2016

Gerechtsbestuur van de rechtbank Noord-Holland op 31 januari 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Gelderland op 23 december 2016

Gerechtsbestuur van de rechtbank Overijssel op 17 januari 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Zeeland West Brabant op 23 december 2016

Gerechtsbestuur van de rechtbank Oost-Brabant op 17 januari 2017

Gerechtsbestuur van de rechtbank Limburg op 18 januari 2017

Gerechtsbestuur van het Gerechtshof Amsterdam op 12 januari 2017

Gerechtsbestuur van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 januari 2017

Gerechtsbestuur van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 5 januari 2017

Gerechtsbestuur van het Gerechtshof Den Haag op 16 januari 2017

Gerechtsbestuur van de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2017

Raad voor de rechtspraak op 8 maart 2017

Naar boven