Regeling van de Minister van Economische Zaken van 13 maart 2017, nr. WJZ / 16152541, houdende regels over waardevermeerdering van woningen in verband met schade als gevolg van gaswinning Groningenveld (Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, 5, 15, 16, 17, eerste lid, onderdeel a, en vierde lid, 19, 25, 34, eerste lid, en 44, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

algemene de-minimisverordening:

verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);

lokaal energieproject:

project gericht op energiebesparing of opwekking van duurzame energie ten behoeve van de eigen woning, dat wordt uitgevoerd binnen een postcodegebied als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel z, van de Wet belastingen op milieugrondslag;

maatwerkadviesrapport:

maatwerkadviesrapport als bedoeld in de door de Stichting Kwaliteit voor Installaties Nederland bindend verklaarde Nationale Beoordelingsrichtlijn 9500, deel 02, zoals vastgesteld op 31 augustus 2011, inclusief latere wijzigingen, opgesteld door een persoon die voldoet aan de eisen van vakbekwaamheid van ‘EPA’-adviseur conform bijlage 2 van deze beoordelingsrichtlijn;

minister:

Minister van Economische Zaken;

verduurzamingsmaatregel:

maatregel als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b;

woning:

gebouw of gedeelte van een gebouw dat bestemd is voor bewoning met inbegrip van de bijgebouwen die bijdragen aan de woonbestemming.

Artikel 2. Subsidie voor verduurzamingsmaatregelen en maatwerkadviesrapport

  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor een verduurzamingsmaatregel of een maatwerkadviesrapport aan een eigenaar van een woning waaraan, blijkens een schriftelijk stuk, door het Centrum Veilig Wonen schade door bodembeweging als gevolg van gaswinning in het Groningenveld van categorie A of B is vastgesteld, die:

    • a. ten minste € 1.000,– bedraagt, en

    • b. is erkend vanaf 1 januari 2016.

  • 2. Aanvragen om subsidie als bedoeld in het eerste lid, kunnen worden ingediend in de periode van 3 april 2017 tot en met 29 december 2017. Aanvragen zijn tijdig ingediend indien ze op de laatstgenoemde datum vóór 17:00 uur zijn ontvangen.

Artikel 3. Subsidiabele kosten

  • 1. De subsidiabele kosten zijn de kosten ter zake van een woning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, of ter zake van een lokaal energieproject, voor:

    • a. een maatwerkadviesrapport;

    • b. het aanschaffen van materiaal en de kosten van de installatie voor zover de installatie wordt uitgevoerd door een onderneming, voor het aanbrengen of installeren van de navolgende energiebesparende of -opwekkende maatregelen:

      • 1°. dak-, vloer- of gevelisolatie;

      • 2°. muurisolatie;

      • 3°. HR++(+) glas of isolerend glas voor een monument;

      • 4°. kozijn vereist voor HR++(+) glas of kozijn vereist voor het isoleren van glas voor een monument;

      • 5°. combiketel met hoog rendement inclusief daarvoor vereiste verwarmingselementen en leidingen voor zover niet aanwezig;

      • 6°. (micro) HRe ketel;

      • 7°. HR luchtverwarming;

      • 8°. zonnepanelen en zonnecollectoren;

      • 9°. zonneboiler;

      • 10°. pelletkachel;

      • 11°. warmtepomp;

      • 12°. infraroodpanelen;

      • 13°. warmte-koudeopslag;

      • 14°. technieken voor warmteterugwinning;

      • 15°. lage temperatuurverwarming;

      • 16°. energiezuinige vloerverwarmingspomp;

      • 17°. apparaat te koppelen aan een slimme meter, hoofdzakelijk bedoeld voor het geven van inzicht in het energieverbruik;

      • 18°. technieken voor de opwekking van windenergie.

  • 2. In afwijking van artikel 10, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, komen de kosten, bedoeld in het eerste lid, voor subsidie in aanmerking, indien deze zijn gemaakt ter voldoening aan een contractuele verplichting die is aangegaan vóór de indiening van de aanvraag, doch na de datum van erkenning van de schade, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 4. Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 4.000,– per woning.

Artikel 5. Afwijzingsgronden

  • 1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. voor de woning reeds subsidie is verstrekt op grond van de Interimregeling waardevermeerdering van de provincie Groningen;

    • b. voor de woning reeds subsidie is verstrekt op grond van deze regeling, behoudens indien deze is verstrekt aan dezelfde eigenaar en voor zover het maximum subsidiebedrag, genoemd in artikel 4, door verlening van de subsidie niet wordt overschreden, of

    • c. de aanvraag betrekking heeft op een verduurzamingsmaatregel die bestaat uit een gebruikte installatie voor de productie van duurzame energie.

  • 2. De afwijzingsgronden, genoemd in het eerste lid, onderdelen a en b, zijn niet van toepassing indien voor de woning door een andere eigenaar voor een andere schade, bedoeld in artikel 2, eerste lid, subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 6. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidie die is aangevraagd in de periode, genoemd in artikel 2, tweede lid, bedraagt € 40.000.000,–.

  • 2. De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 7. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. Een verduurzamingsmaatregel of een maatwerkadviesrapport, waarvoor op grond van deze regeling een subsidie is verleend, wordt binnen twaalf maanden na de verlening van de subsidie aangebracht of geïnstalleerd en in gebruik genomen, respectievelijk opgeleverd.

  • 2. Behoudens als onderdeel van de verkoop van de woning, vervreemdt de subsidieontvanger:

    • a. een verduurzamingsmaatregel waarvoor subsidie is verleend niet binnen twaalf maanden na de datum van de subsidievaststelling;

    • b. de deelneming in een lokaal energieproject ten behoeve waarvan subsidie is verleend niet binnen vijf jaar na de datum van de subsidievaststelling.

Artikel 8. Informatieverplichtingen

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2, bevat de gegevens van de aanvrager, waaronder ten minste:

    • a. de naam, het post- en bezoekadres, het e-mailadres en het telefoonnummer;

    • b. het Burgerservicenummer of het nummer waaronder de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel;

    • c. het bankrekeningnummer, met overlegging van een kopie van een actueel bankafschrift of een bankpas ter verificatie daarvan;

    • d. de onderbouwing van in het aanvraagformulier vermelde kosten, blijkende uit:

      • 1°. een door de aanvrager aanvaarde offerte of opdrachtbevestiging van de aannemer of leverancier met daarop vermeld de datum van aanvang van de werkzaamheden, respectievelijk levering van de installatie, van maximaal twee maanden oud, respectievelijk een factuur en het daarbij behorende betalingsbewijs;

      • 2°. een door de aanvrager aanvaarde offerte of opdrachtbevestiging van een gecertificeerd adviseur met daarop vermeld de datum van oplevering van het maatwerkadviesrapport, van maximaal twee maanden oud, respectievelijk een factuur en het daarbij behorende betalingsbewijs;

    • f. een afschrift van de besluiten tot verlening van andere subsidies in de kosten van de op grond van deze regeling te subsidiëren activiteiten dan wel van de aanvragen tot verlening van deze andere subsidies;

    • g. een schriftelijk stuk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef, van het Centrum Veilig Wonen;

    • h. een opgave van de omzetbelasting die in rekening is gebracht voor de getroffen maatregelen voor zover deze omzetbelasting is verrekend.

  • 2. De aanvraag door een onderneming bevat tevens een verklaring over alle andere onder de algemene de-minimisverordening of andere de- minimisverordeningen vallende de-minimissteun die deze onderneming gedurende de twee voorgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar heeft ontvangen, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de algemene de-minimisverordening.

Artikel 9. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 2 bevat, indien deze aan een onderneming wordt verstrekt, staatssteun en wordt gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening,

Artikel 10. Horizonbepaling

Deze regeling vervalt met ingang van 1 april 2022, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn verleend.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2017.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 maart 2017

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Met de onderhavige regeling wordt uitvoering gegeven aan de breed gedragen politieke en maatschappelijke wens om inwoners van de provincie Groningen die overlast hebben ervaren als gevolg van de gaswinning in het Groningenveld tegemoet te komen. Het maakt onderdeel uit van het Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen1, zoals deze is opgesteld door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). Dit meerjarig programma bevat alle voorgestelde maatregelen en voorzieningen om de opgave in Groningen zoals vastgelegd in de diverse relevante bestuurlijke akkoorden op een goede manier in te kunnen vullen. Het gaat daarbij om concrete maatregelen voor schadeherstel en het versterken van woningen, monumenten en andere gebouwen; maar ook het in combinatie hiermee verduurzamen van woningen, het verbeteren van de leefbaarheid in de dorpen en maatregelen voor de versterking van de regionale economie.

De regeling biedt compensatie voor de overlast veroorzaakt door schade door bodembeweging als gevolg van de gaswinning in het Groningengasveld. De regeling draagt tevens bij aan een hoofddoel van het meerjarenprogramma, namelijk het toekomstbestendig maken van de gebouwde omgeving en het ruimtelijk gebied door de energieprestaties te verbeteren.

Deze regeling is vergelijkbaar met de voormalige Interimregeling waardevermeerdering van de provincie Groningen2. De regeling gaat uit van een uitkering van maximaal € 4.000,– per woning bij minimaal € 1.000,– erkende aardbevingsschade, in te zetten voor energiebesparende of -opwekkende maatregelen. Met de regeling wordt tevens uitvoering gegeven aan de motie Bosman c.s.3.

Zoals eerder aangekondigd in de brief van 6 december 2016 van de Minister van Economische Zaken aan de Tweede Kamer4 is er € 89,1 miljoen beschikbaar voor de regeling (inclusief uitvoeringskosten). Dit bedrag is onderdeel van het budget van € 165 miljoen dat bij voorjaarsnota beschikbaar is gekomen voor verduurzaming in combinatie met schade en verduurzaming in combinatie met versterking van gebouwen. De mate waarin van de waardevermeerderingsregeling gebruik zal worden gemaakt, is afhankelijk van de schade die ontstaat door bodembeweging als gevolg van de gaswinning. Het kabinetsbeleid is er op gericht de kans op aardbevingen te verlagen en schade te verminderen.

De regeling wordt uitgevoerd door het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN). Dit is een samenwerking tussen de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe, die is vastgelegd in de vorm van een gemeenschappelijke regeling. SNN was eerder belast met de uitvoering van de Interimregeling waardevermeerdering van de provincie Groningen.

2. Hoofdlijnen van de regeling

2.1. Doelgroep regeling

De regeling is bedoeld voor eigenaren van woningen die schade hebben aan hun woning, waarvan is komen vaststaan dat deze geheel of gedeeltelijk een gevolg is van de opgetreden aardbevingen als gevolg van de gaswinning in het Groningenveld. Het gaat hier om gebouwen die bestemd zijn voor bewoning. Een woning die bestemd is voor recreatie is dat niet, zodat voor dergelijke gebouwen geen subsidie kan worden verkregen. Dit onderscheid vindt zijn rechtvaardiging in het feit dat bij permanente bewoning overlast als gevolg van schade van een andere orde is, dan bij recreatief gebruik van het gebouw. Van het gebouw dat schade heeft ondervonden, komt voorts alleen dat gedeelte dat bestemd is voor bewoning in aanmerking voor subsidie.

De regeling geldt voor schadegevallen aan de woning die vanaf 1 januari 2016 zijn erkend door het Centrum Veilig Wonen en waarvoor eerder geen subsidie is verstrekt aan dezelfde aanvrager op grond van de Interimregeling waardevermeerdering van de provincie Groningen. De erkenning van de schade moet blijken uit een schaderapport van het Centrum Veilig Wonen, waarin definitief is vastgesteld dat er aardbevingsschade is van categorie A of B van ten minste € 1.000,–. Indien uit een rechterlijke uitspraak of een uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade5 blijkt dat, anders dan het eerdere oordeel van het CVW, de schade erkend had moeten worden, kan ook deze uitspraak dienen als bewijs van erkende schade.

Het bovenstaande betekent onder meer dat:

  • eigenaren met schadegevallen die erkend zijn vanaf 1 januari 2016 en die eerder geen gebruik hebben kunnen maken van de Interimregeling waardevermeerdering van de provincie Groningen, omdat zij niet tijdig in het bezit waren van het schaderapport van het Centrum Veilig Wonen, ook gebruik kunnen maken van deze regeling;

  • eigenaren met schadegevallen die erkend zijn vanaf 1 januari 2016 waaraan eerder subsidie, al dan niet tot een bedrag van € 4.000,–, is verstrekt op grond van de Interimregeling waardevermeerdering van de provincie Groningen, geen gebruik kunnen maken van deze regeling.

2.2. Openstelling en subsidieplafond

Zoals hierboven aangegeven, heeft de regeling een meerjarig karakter. Subsidieplafonds voor latere kalenderjaren worden voor ingang van het desbetreffende kalenderjaar bekendgemaakt. Ingevolge artikel 24a, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 is een horizonbepaling opgenomen. Gekozen is voor de maximale termijn van vijf jaar, waardoor de regeling vervalt per 1 april 2022.

Voor 2017 kunnen aanvragen worden ingediend van 3 april 2017 tot en met 29 december 2017. Evenwel is het mogelijk dat het subsidieplafond in deze periode eerder wordt bereikt dan op 29 december en dat er om die reden geen subsidie meer verstrekt kan worden. Het is toegestaan om meerdere aanvragen te doen om de maximale subsidie van € 4.000,– per woning te verkrijgen.

Het subsidieplafond voor 2017 wordt vastgesteld op € 40 miljoen.

2.3. Omvang subsidie

Het subsidiebedrag is 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 4.000,– per woning.

2.4. Lijst van subsidiabele maatregelen

De regeling stimuleert de aanschaf, ingebruikname en het uitvoeren van energiebesparende en -opwekkende maatregelen (artikel 3). Deze maatregelen worden uitgevoerd aan de woning, maar kunnen, afhankelijk van het type maatregel, ook plaatsvinden in het kader van een lokaal energieproject. Deze ruimte wordt geboden enerzijds omdat ook lokale energieprojecten, waar de aanvrager aan deelneemt, een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan duurzame energieopwekking en anderzijds omdat de woning van de aanvrager zich niet altijd leent voor het treffen van de energiebesparende en -opwekkende maatregelen. Een lokaal energieproject is een project dat wordt uitgevoerd in een postcodegebied als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel z, van de Wet belastingen op milieugrondslag. Dit is een gebied (ook wel postcoderoos genoemd) waarbinnen de postcodes in het postcodesysteem beginnen met eenzelfde getal van vier cijfers, alsmede de direct aangrenzende gebieden waarbinnen de postcodes in het postcodesysteem (het systeem, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel j, van de Postwet 2009, dat wordt gebruikt door de verlener van de universele postdienst, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, van de Postwet 2009) eveneens beginnen met eenzelfde getal van vier cijfers. Naast bovenstaande maatregelen, wordt subsidie verstrekt voor een maatwerkadvies door een gecertificeerd adviseur.

2.5. Eenvoudige uitvoering

De regeling is zodanig vormgegeven dat deze tot zo min mogelijk administratieve lasten voor aanvragers leidt. Tegelijkertijd zijn wel afdoende waarborgen tegen misbruik opgenomen. Aanvragen worden ingediend bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), Postbus 779, 9700 AT Groningen of digitaal met gebruik van het digitale loket op de website www.snn.eu. Bij een digitale aanvraag melden aanvragers zich aan in het E-Loket (elektronisch aanvraagloket) van SNN. Particulieren melden zich aan met behulp van DigiD. Aanvragers anders dan particulieren melden zich aan met behulp van E-Herkenning. Aanvragers kunnen hun aanvragen met andere aanvragen bundelen en op hetzelfde moment indienen, zodat er, zoveel als mogelijk, tegelijkertijd op deze aanvragen zal worden beslist. Ook bij een digitale aanvraag wordt deze mogelijkheid geboden. Dit wordt mogelijk gemaakt omdat bijvoorbeeld deelnemers in een lokaal energieproject er, gelet op de voortgang van het project, belang bij hebben dat op hetzelfde moment duidelijk wordt of de aanvragen van de verschillende deelnemers worden gehonoreerd.

De procedure gaat na indiening van de aanvraag als volgt:

  • In het aanvraagformulier wordt aangegeven welke maatregelen getroffen worden.

  • Op een subsidieaanvraag wordt op grond van artikel 26 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies uiterlijk acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag een beschikking gegeven.

  • Op grond van artikel 45, tweede lid, gelezen in combinatie met artikel 47, eerste en derde lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, wordt binnen twee weken na de datum van de beschikking tot subsidieverlening een voorschot verstrekt van 100% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 4.000,– per woning.

  • Een verduurzamingsmaatregel waarvoor subsidie is verleend, moet binnen twaalf maanden na de datum van de beschikking tot subsidieverlening zijn aangebracht of geïnstalleerd en in gebruik genomen. Het maatwerkadviesrapport moet binnen deze termijn zijn opgeleverd. Dit volgt uit artikel 7 van de regeling. Als aanvragers de maatregelen niet binnen deze termijn aanbrengen of installeren en in gebruik nemen, dan wel indien het maatwerkadviesrapport niet binnen deze termijn is opgeleverd, zijn zij op grond van artikel 36a van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies verplicht dit te melden aan de minister. Achteraf kan worden gecontroleerd of de maatregelen tijdig zijn aangebracht of geïnstalleerd en in gebruik genomen, dan wel dat het maatwerkadviesrapport is opgeleverd, bijvoorbeeld door het opvragen van bewijzen.

  • De subsidie wordt na twaalf maanden na verlening van de subsidie ambtshalve vastgesteld. Hiervoor is geen aparte aanvraag tot subsidievaststelling nodig. Dit volgt uit artikel 50, negende lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies aangezien in de regeling geen andere wijze van vaststelling is opgenomen. Dit is in lijn met artikel 7 van de Regeling van de minister-president, minister van Algemene Zaken, van 15 december 2009, houdende vaststelling van Aanwijzingen voor subsidieverstrekking en het daarop gebaseerde Raamwerk uitvoering subsidieregelingen dat subsidies van minder dan € 25.000,– worden verstrekt via het ‘one touch’-principe. Na de aanvraag voor subsidie volgt de verlening en nadien de ambtshalve vaststelling van de subsidie.

  • Indien daartoe aanleiding is, kan na ambtshalve vaststelling overeenkomstig artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht tot terugvordering worden overgegaan.

2.6. Afwijzingsgronden

De regeling kent, in aanvulling op de gronden uit het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, drie aanvullende afwijzingsgronden. De hoofdregel is dat woningeigenaren geen subsidie kunnen aanvragen indien voor dezelfde woning reeds subsidie is verstrekt op grond van de Interimregeling waardevermeerdering van de provincie Groningen. Hetzelfde geldt indien reeds subsidie is verstrekt op grond van de onderhavige regeling, behoudens indien subsidie wordt aangevraagd door dezelfde eigenaar en voor zover het maximum subsidiebedrag van € 4.000,– door verlening van de subsidie niet wordt overschreden. Dus voor zover voor deze woning reeds subsidie is verstrekt, kan subsidie verstrekt blijven worden aan dezelfde eigenaar tot het maximum van € 4.000,– is bereikt. De bovenstaande hoofdregel leidt alleen uitzondering indien een andere eigenaar andere schade heeft. Hiervoor kan dan voor dezelfde woning nogmaals subsidie worden verstrekt. Zie hiervoor ook paragraaf 2.1 van deze toelichting. Voorts komen gebruikte installaties niet voor subsidiëring in aanmerking, omdat deze onvoldoende bijdragen aan de verduurzamingsdoelen van deze regeling.

2.7. Cumulatie

Subsidie voor verduurzamingsmaatregelen op grond van de onderhavige regeling kan, op grond van deze regeling, gecombineerd worden met subsidies die op grond van andere regelingen zijn verstrekt. Dit kunnen zowel rijksregelingen als regelingen van andere overheden zijn. Voor de rijksregelingen kan in het bijzonder worden gedacht aan het subsidie-instrument investeringssubsidies voor kleine installaties voor duurzame energieproductie (ISDE)6 en de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis. Dit wil zeggen dat de onderhavige regeling er niet aan in de weg staat dat voor de getroffen maatregelen ook subsidie is verkregen op grond van een andere regeling. Of de andere regeling eveneens een dergelijke cumulatie toelaat, zal moeten blijken uit de desbetreffende regeling.

De samenloop kan er in ieder geval niet toe leiden dat meer subsidie kan worden verkregen dan 100% van de subsidiabele kosten. Dit is verzekerd door artikel 6 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Het bovenstaande geldt ook voor fiscale regelingen op grond van de Wet belastingen op milieugrondslag.

3. Verschillen ten opzichte van de Interimregeling waardevermeerdering

Deze regeling is vergelijkbaar met de Interimregeling waardevermeerdering van de provincie Groningen. Het belangrijkste verschil met die regeling is dat de mogelijkheid van een subsidie bij aankoop van een woning, zoals bij de oude regeling het geval was, komt te vervallen en voorts dat geen subsidie wordt verstrekt vanwege de noodzaak van bouwkundig versterkende maatregelen voor een woning. In verband met dit laatste wordt thans gewerkt aan een apart instrument voor verduurzaming bij versterking van gebouwen. Op grond van de onderhavige regeling wordt derhalve alleen compensatie geboden voor de overlast door schade.

Aan de lijst met verduurzamingsmaatregelen zijn toegevoegd technieken voor de opwekking van windenergie. De maatregelen kunnen voorts ook worden gerealiseerd in een lokaal energieproject (zie hiervoor ook paragraaf 2.4 van deze toelichting).

In procedureel opzicht wordt de aanvraagprocedure vereenvoudigd, doordat na subsidieverlening ambtshalve subsidievaststelling zal plaatsvinden, zonder dat daar een aanvraag tot subsidievaststelling voor nodig is. Hierdoor behoeft een aanvrager maar één keer een aanvraag in te dienen. Voorts wordt binnen twee weken na subsidieverlening een voorschot aan de aanvrager betaald.

4. Regeldruk

De waardevermeerderingsregeling is beschikbaar voor woningeigenaren (particulier of verhuurders). Deze regeling levert administratieve lasten op voor aanvragers van de subsidie. Particulieren kunnen de subsidie aanvragen nadat zij een rapport van het Centrum Veilig Wonen hebben ontvangen waarin is vastgesteld dat sprake is van aardbevingsschade die is erkend vanaf 1 januari 2016 van categorie A of B van ten minste € 1.000,–. Dit schaderapport is evenwel ook noodzakelijk in verband met het verkrijgen van schadevergoeding van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), zodat dit geen extra administratieve lasten oplevert. Voorts dient bij de aanvraag de onderbouwing van in het aanvraagformulier vermelde kosten te worden overlegd, blijkende uit een door de aanvrager en de aannemer of leverancier aanvaarde offerte of opdrachtbevestiging met daarop vermeld de datum van aanvang van de werkzaamheden, respectievelijk levering van de installatie, van maximaal twee maanden oud, respectievelijk een factuur en daarbij behorend betalingsbewijs. De aanvraag van de subsidie kan digitaal gebeuren. Het doen van de subsidieaanvraag, inclusief het lezen van de informatie op de website van SNN, kost de aanvrager ongeveer 120 minuten. Bij een standaard tarief voor burgers van € 15,– per uur en voor bedrijven van € 37,– per uur kost dit de aanvrager derhalve € 30,– respectievelijk € 74,–.

De verwachting is dat zich in 2017 ca. 8.000 aanvragers zullen melden. Hiervan zal ca. 1% (derhalve 80 aanvragers) niet-particuliere aanvragers betreffen. De totale administratieve lasten van de subsidieaanvraag komen daarmee op € 243.520 (7.920 maal € 30,– = € 237.600,– plus 80 maal € 74,– = € 5.920,–). Dat is 0,6% van het totaal beschikbaar gestelde subsidiebedrag in 2017.

5. Staatssteun

De onderhavige subsidie kan, indien deze wordt verstrekt aan een onderneming, hetgeen bij een verhuurder het geval zou kunnen zijn, worden aangemerkt als staatssteun. Deze subsidie kan evenwel op grond van de de-minimisverordening tot een bepaald maximum wel worden verstrekt indien de aanvrager/ondernemer bij de aanvraag een de-minimisverklaring overlegt, waaruit blijkt dat de aangevraagde subsidie geheel of gedeeltelijk kan worden verleend zonder dat sprake zal zijn van overtreding van de voorschriften van de Europese Unie ter zake van de verstrekking van overheidssteun. In het algemeen geldt dat per zelfstandige onderneming over een periode van drie achtereenvolgende belastingjaren maximaal € 200.000,– de-minimissteun ontvangen mag worden.

II. Artikelsgewijs

De artikelen in deze regeling worden hieronder waar nodig toegelicht.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1 bevat begripsomschrijvingen. Deze gelden in aanvulling op de begripsomschrijvingen uit artikel 1 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies.

Artikel 2. Subsidie voor verduurzamingsmaatregelen

Op grond van artikel 2 van de Kaderwet EZ-subsidies kan de minister krachtens ministeriële regeling subsidie verstrekken op – onder meer – het terrein van energie en duurzaamheid. Deze regeling strekt daartoe. In artikel 2 van deze regeling is de bevoegdheid van de minister neergelegd om subsidie te verstrekken voor verduurzamingsmaatregelen aan eigenaren van woningen die schade hebben aan hun woning, waarvan is komen vaststaan dat deze schade geheel of gedeeltelijk een gevolg is van de opgetreden aardbevingen, de zogenaamde A- en B-schades. Blijkens het schadeprotocol van het Centrum Veilig Wonen7 wordt bij het beoordelen of de gemelde schade verband houdt met de opgetreden aardbevingen (causaliteit) onderscheid gemaakt tussen zogenaamde A-, B- en C-schades.

Bij schade categorie A is de aangetroffen schade een direct gevolg van (een) aardbeving(en). Van A-schade is sprake als de aardbeving heeft geleid tot het ontstaan van de schade. Het kan ook gebeuren dat door andere oorzaken spanning in een constructie aanwezig is en dat de aardbeving net het zetje is geweest om de schade (vaak scheurvorming) te laten ontstaan. In dat geval is ook sprake van categorie A. Deze schade wordt altijd 100% vergoed.

Bij schade categorie B was de aangetroffen schade aanwezig voor de beving én is deze door een aardbeving verergerd. De aangetroffen schade heeft primair een andere oorzaak dan een aardbeving en is bijvoorbeeld in de eerste plaats het gevolg van veroudering van het gebouw, verbouwingswerkzaamheden, bouwactiviteiten in de omgeving, wijzigingen in de grondwaterstand of verkeerstrillingen. Deze schade wordt afhankelijk van het aandeel van de beving in de schade vergoed.

Bij schade categorie C kan de aangetroffen schade niet in verband worden gebracht met een aardbeving. De schade is door een beving niet (significant) verergerd. De initiële oorzaak is duidelijk ergens anders in gelegen. Deze schade wordt niet vergoed. Deze categorie komt niet voor een subsidie op grond van deze regeling in aanmerking.

Zie voorts de paragrafen 2.1 en 2.2 van deze toelichting.

Artikel 3. Subsidiabele kosten

Subsidie voor een energieadvies wordt alleen verstrekt als dit in de vorm is van een officieel maatwerkadviesrapport. Een maatwerkadviesrapport wordt gegeven door een bedrijf dat gecertificeerd is volgens de Beoordelingsrichtlijn (BRL) 9500, deel 02. Dit bedrijf (de certificaathouder) laat de opname van de woning doen door een gecertificeerd EPA-adviseur. Dit is een persoon die voldoet aan de eisen van vakbekwaamheid zoals opgenomen in de beoordelingsrichtlijn.

Artikel 10, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies bevat de hoofdregel dat vóór indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte kosten niet voor subsidie in aanmerking komen. Op grond van artikel 15 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies kan hiervan bij ministeriële regeling worden afgeweken. Hiervan is gebruik gemaakt in artikel 3, tweede lid, waardoor ook kosten voor subsidie in aanmerking komen die vóór indiening van de aanvraag zijn gemaakt, mits wordt voldaan aan artikel 3, tweede lid. Dit artikellid bepaalt dat de kosten die zijn gemaakt ter voldoening aan een contractuele verplichting die is aangegaan na de datum van erkenning van de schade, bedoeld in artikel 2, eerste lid, maar vóór indiening van de aanvraag, ook subsidiabele kosten zijn. Indien de schade bijvoorbeeld is erkend op 1 oktober 2016 en de subsidieaanvraag wordt ingediend op 1 mei 2017, komen ook de kosten in aanmerking die zijn gemaakt ter voldoening aan een contractuele verplichting die is aangegaan in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 1 mei 2017. De ratio hiervan is dat het na het moment van de erkenning van de schade voor de aanvrager duidelijk kon zijn dat er aanspraak zou ontstaan op subsidie op grond van de onderhavige regeling, die reeds was aangekondigd. Hierdoor houdt een contractuele verplichting die na die datum is aangegaan verband met de onderhavige regeling, zodat de kosten die daaruit voortvloeien voor subsidie in aanmerking kunnen worden gebracht. Omdat de onderhavige regeling openstaat voor schadegevallen die zijn erkend vanaf 1 januari 2016, zal de datum van het aangaan van de contractuele verplichtingen bedoeld in artikel 3, tweede lid, nooit vóór 1 januari 2016 kunnen liggen.

Op grond van artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, worden de kosten in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.

Zie voorts paragraaf 2.4 van deze toelichting.

Artikel 4. Hoogte van de subsidie

Zie hiervoor paragraaf 2.3 van deze toelichting.

Artikel 5. Afwijzingsgronden

Afwijzingsgronden zijn reeds vastgesteld in de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Op grond van artikel 25 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies kunnen bij ministeriële regeling andere afwijzingsgronden worden opgenomen. In artikel 5 zijn aanvullende afwijzingsgronden opgenomen.

Zie hiervoor ook paragraaf 2.6 van deze toelichting.

Artikel 6. Subsidieplafond

In artikel 6, tweede lid, is de wijze van verdeling van het subsidieplafond geregeld. Deze verdeling gebeurt op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. In artikel 27, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies is geregeld dat in dat geval de aanvraag die het eerst is binnengekomen, het eerst voor subsidie in aanmerking komt. Een aanvraag geldt als binnengekomen op het moment waarop de aanvraag volledig is (artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies). Door de keuze van de wijze van verdeling van het subsidieplafond is tevens geregeld dat de termijn waarbinnen de minister een beschikking afgeeft overeenkomstig artikel 26 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies acht weken is.

Indien op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag wordt ontvangen, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting (artikel 27, derde lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies).

Op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt een subsidie geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Zie voorts paragraaf 2.2 van deze toelichting.

Artikel 7. Verplichtingen van de subsidieontvanger

De verplichtingen van de subsidieontvanger zijn reeds neergelegd in hoofdstuk 11 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. De verplichtingen neergelegd in het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, kunnen bij de beschikking tot subsidieverlening nader worden uitgewerkt. Op grond van artikel 44 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies kunnen bij ministeriële regeling andere verplichtingen worden opgelegd en verplichtingen uit hoofdstuk 11 niet van toepassing worden verklaard. In aanvulling op de zorgplicht opgenomen in artikel 40 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies wordt in artikel 7 bepaald dat een verduurzamingsmaatregel waarvoor subsidie is verleend, binnen twaalf maanden na de datum van de beschikking tot subsidieverlening moet zijn aangebracht of geïnstalleerd en in gebruik genomen. Het maatwerkadviesrapport moet binnen deze termijn zijn opgeleverd. Ook in aanvulling op de zorgplicht wordt bepaald dat een verduurzamingsmaatregel niet binnen twaalf maanden na de subsidievaststelling mag worden vervreemd. De subsidieontvanger die subsidie heeft ontvangen ter zake van een lokaal energieproject, vervreemdt de deelneming aan een lokaal energieproject waarvoor subsidie is verleend niet binnen vijf jaar na de datum van de subsidievaststelling.

Artikel 8. Informatieverplichtingen

Een subsidie moet op grond van artikel 19 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies worden aangevraagd met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar gesteld wordt. De minister kan nadere eisen aan de aanvraag stellen. In artikel 8 zijn deze regels gesteld ten aanzien van de gegevens die ten minste in de aanvraag opgenomen moeten zijn.

Omdat zowel subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die nog moeten plaatsvinden, als voor activiteiten die al hebben plaatsgevonden (zulks met inachtneming van artikel 3, tweede lid), kan een onderbouwing van de kosten blijken uit een door de aanvrager aanvaarde offerte of opdrachtbevestiging van de aannemer of leverancier met daarop vermeld de datum van aanvang van de werkzaamheden, respectievelijk levering van de installatie, van maximaal twee maanden oud, respectievelijk een factuur en betalingsbewijs. Inzake het maatwerkadviesrapport moet worden overgelegd een door de aanvrager aanvaarde offerte of een opdrachtbevestiging van een gecertificeerd adviseur met daarop vermeld de datum van oplevering van het maatwerkadviesrapport, van maximaal twee maanden oud, respectievelijk een factuur en het daarbij behorende betalingsbewijs. Tevens moet worden overgelegd een kopie van een actueel bankafschrift of een bankpas ter verificatie van het bankrekeningnummer.

Artikel 9. Staatssteun

Zie paragraaf 5 van deze toelichting.

Artikel 10. Horizonbepaling

Met het opnemen van een vervaltermijn in artikel 10 wordt gehandeld overeenkomstig artikel 24a, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001. Hierin is geregeld dat een subsidieregeling dient te vervallen binnen vijf jaar na inwerkingtreding.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de regeling.

De regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2017. Dit is een vast verandermoment als bedoeld in aanwijzing 174, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Wel wordt afgeweken van de regel dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen. Deze afwijkingen worden gerechtvaardigd doordat de doelgroep van deze regeling gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding, waarvoor afwijking volgens aanwijzing 174 wegens de eerste uitzonderingsgrond van het vierde lid in dit geval is toegestaan.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstukken II 2016/17, 33 529, nr. 321.

X Noot
2

Provinciaal blad van Groningen 2015, nrs. 1008, 1423 en 1491 en Provinciaal blad van Groningen 2016, nrs. 352, 3805 en 4232.

X Noot
3

Kamerstukken II 2015/16, 33 529, nr. 242.

X Noot
4

Kamerstukken II 2016/17, 33 529, nr. 318.

X Noot
6

Titel 4.5. van de Regeling nationale EZ-subsidies

Naar boven