Besluit van 23 augustus 2016, nr. 2016001390 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Groningen krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de ombouw van de Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2 met bijkomende werken).

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Ingevolge artikel 72a, eerste lid, van de onteigeningswet kan onteigening van onroerende zaken plaatsvinden onder meer voor aanleg en verbetering van wegen, bruggen, spoorwegwerken en kanalen, alsmede daarop rustende zakelijke rechten. Daaronder wordt mede begrepen werken ter uitvoering van een tracébesluit als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Tracéwet.

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening

De Minister van Infrastructuur en Milieu (hierna: verzoeker) heeft Ons bij brief van 11 december 2015, kenmerk RWS-2015/51948 verzocht, om ten name van de Staat over te gaan tot het aanwijzen ter onteigening van onroerende zaken in de gemeente Groningen.

De onteigening wordt verzocht om de ombouw mogelijk te maken van de Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2. Het betreft het gedeelte Rijksweg 7 vanaf km 193.2 tot km 205.3 en het gedeelte Rijksweg 28 vanaf viaduct Van Ketwich Verschuurlaan, km 198.8 tot Julianaplein, km 200.2, met bijkomende werken in de gemeente Groningen.

Bij e-mailbericht van 4 april 2016 heeft verzoeker Ons te kennen gegeven wegens minnelijke eigendomsverkrijging niet langer prijs te stellen op voortzetting van de onteigeningsprocedure voor de daarbij betrokken onroerende zaken met de grondplannummers 17 en 23. Omdat de noodzaak van onteigening voor deze grondplannummers hiermee is komen te vervallen, zullen Wij deze niet ter onteigening aanwijzen. In de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken is hiermee rekening gehouden.

Planologische grondslag

De onroerende zaken waarop het verzoek betrekking heeft, liggen in de gemeente Groningen. Het plan van het werk is in overeenstemming met het Tracébesluit A7/N7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2 vastgesteld door de Minister van Infrastructuur en Milieu op 29 september 2014. Het vastgestelde tracébesluit heeft van 3 oktober 2014 tot en met 13 november 2014 ter inzage gelegen. Gedurende de ter inzagelegging zijn 16 beroepen ingediend. Op 16 september 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onder dossiernummer 201409043/1 tussenuitspraak gedaan. In deze tussenuitspraak heeft de Raad van State de Minister van Infrastructuur en Milieu opgedragen binnen 24 weken na verzending van de uitspraak op een aantal punten herstelwerkzaamheden aan het tracébesluit uit te voeren. Op 17 februari 2016 heeft de Minister naar aanleiding hiervan een wijzigingstracébesluit gepubliceerd. Er is daardoor op dit moment nog geen sprake van een onherroepelijk Tracébesluit.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Overeenkomstig artikel 63, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 63 van de onteigeningswet bedoelde stukken vanaf 26 januari 2016 tot en met 7 maart 2016 in de gemeente Groningen en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen.

Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb heeft Onze Minister van Infrastructuur en Milieu (Onze Minister) van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken openbaar kennis gegeven in de Groninger Gezinsbode en in de Staatscourant van 20 januari 2016, nr. 2212.

Verder heeft Onze Minister het ontwerp koninklijk besluit overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, voorafgaand aan de terinzagelegging toegezonden aan belanghebbenden, waaronder de verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren te brengen en op de mogelijkheid over de zienswijzen te worden gehoord.

Overwegingen

Noodzaak en urgentie

De Zuidelijke Ringweg loopt dwars door de stad Groningen van Hoogkerk naar Euvelgunne. De weg is belangrijk voor het verkeer van en naar de stad, maar ook voor het verkeer dat Groningen passeert. De Zuidelijke Ringweg is op nationale schaal een belangrijke schakel tussen de Randstad en Noord-Duitsland. Daarnaast vervult de Zuidelijke Ringweg een belangrijke functie in het regionale en het stedelijke verkeerssysteem en vormt de centrale schakel in het stedelijk netwerk Groningen-Assen.

De bereikbaarheid van de stad Groningen en de regio neemt af. Het wordt steeds drukker op de Zuidelijke Ringweg en er staan regelmatig files. De vermenging van het doorgaande verkeer met het lokale en regionale verkeer en de diverse toe- en afritten draagt hier aan bij. De voorspoedige economische en bevolkingsontwikkeling van het stedelijk netwerk zorgt ervoor dat de verkeersdruk op de Zuidelijke Ringweg verder toeneemt.

De vormgeving van het knooppunt Rijksweg 7/ A28 (Julianaplein) als grotendeels gelijkvloers kruispunt met verkeerslichten heeft tot gevolg dat in de spits het verkeer hier niet zonder vertraging kan passeren. Bovendien kent de Zuidelijke Ringweg in de huidige situatie een aantal kenmerken die negatief zijn voor de verkeersveiligheid. Het risicocijfer op dit tracé is daardoor hoger dan het gemiddelde risicocijfer in Noord-Nederland. De hierboven genoemde toename van de verkeersintensiteit brengt met zich mee dat de verkeersveiligheid op en de ruimtelijke kwaliteit op en rond de Zuidelijke Ringweg onder druk staan. De weg is een barrière in de stad en vormt een bron van visuele hinder. Het capaciteitstekort leidt, en zal verder leiden, tot congestie en een verminderde doorstroming, met een negatief effect op de economische groei van de stad en de regio als gevolg.

De maatregelen die zijn opgenomen in het Projectplan Planuitwerking Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2 bestaan onder andere uit de realisatie van nieuwe aansluitingen en extra rijstroken en het vervangen van gelijkvloerse in ongelijkvloerse kruisingen. Door deze ingrepen zal de doorstroming op de Zuidelijke Ringweg verbeteren en zal de bereikbaarheid van de stad en de regio toenemen. Daarnaast hebben de geplande maatregelen een gunstig effect op de verkeersveiligheid op het tracé en zal de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving te verbeteren.

Om de werken en werkzaamheden tijdig te kunnen realiseren wenst de Staat de eigendom te verkrijgen, vrij van lasten en rechten, van de onroerende zaken die in het onteigeningsplan zijn begrepen.

De verzoeker heeft met de eigenaren overleg gevoerd om deze onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen. Dit overleg heeft vooralsnog niet tot (volledige) overeenstemming geleid. Omdat het ten tijde van het verzoek naar het oordeel van de verzoeker niet aannemelijk was dat het overleg op afzienbare termijn tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu een verzoek ingediend tot aanwijzing ter onteigening van deze onroerende zaken, om de tijdige verwezenlijking van het plan van het werk zeker te stellen.

Uit de Ons bij het verzoek overgelegde zakelijke beschrijving blijkt dat de aanbesteding van de werkzaamheden inmiddels is gestart. De gunning staat gepland voor het tweede kwartaal van 2016, waarna de feitelijke uitvoeringswerkzaamheden in 2017 van start zullen gaan. Naar verwachting vindt openstelling van de nieuwe Zuidelijke Ringweg plaats in 2020. Daarmee is aannemelijk dat zal worden voldaan aan de door Ons voor de aanvang van de werken en werkzaamheden gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit.

Zienswijzen

Binnen de termijn dat het ontwerp koninklijk besluit ter inzage heeft gelegen, is daarover een zienswijze naar voren gebracht door:

  • 1. Van Triest B.V., eigenaar van de onroerende zaken met grondplannummer 15.1A, 15.1B en 15.2, verder te noemen: reclamante 1.

  • 2. TenneT TSO B.V. rechthebbende op de onroerende zaak met grondplannummer 250, verder te noemen: reclamante 2.

Overeenkomstig artikel 63, vierde lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister reclamanten in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in een op 23 maart 2016 te Groningen gehouden hoorzitting. Reclamante 1 heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen

Reclamante 1 brengt in zijn zienswijze het volgende naar voren.

  • 1. Reclamante betoogt dat de ter inzage gelegde stukken onvolledig zijn. In totaal omvat het onteigeningsplan twaalf grondtekeningen. De grondtekeningen 3, 6, 7, 8 en 12 hebben echter niet ter inzage gelegen. Reclamante voert aan dat nu niet alle onteigeningsstukken ter inzage zijn gelegde, zoals artikel 63 van de onteigeningswet dat voorschrijft, het onteigeningsverzoek niet aan de formele vereisten voldoet. Het verzoek zou in de ogen van reclamante reeds om die reden moeten worden afgewezen.

  • 2. Reclamante betoogt dat op basis van de onteigeningsstukken onvoldoende te bepalen is waar de grenzen van het Tracébesluit precies liggen. Voorts is daardoor onvoldoende te bepalen hoe de te onteigenen oppervlakte gelegen is en hoe die ligging zich verhoudt tot het Tracébesluit. Reclamante schetst dat de ervaring in andere onteigeningsdossiers leert dat er bij de realisatie van het werk regelmatig op detailniveau wordt afgeweken van de plangrenzen zoals deze in hoofdlijnen zijn uitgezet. In de ogen van reclamante dient de exacte onteigeningsgrens reeds op voorhand bekend te zijn en dient deze niet afhankelijk te zijn van de uitvoering.

De zienswijze van reclamante geeft Ons aanleiding tot de volgende overwegingen.

Ad 1. Met betrekking tot het betoog over het ontbreken van grondtekeningen bij de te ter inzage gelegde stukken overwegen Wij in het algemeen dat artikel 63, tweede lid onder 1 van de onteigeningswet bepaalt dat in ieder geval de grondtekeningen ter inzage worden gelegd, waarop de te onteigenen onroerende zaken met vermelding van hun kadastrale aanduiding zijn aangewezen.

Meer in het bijzonder overwegen Wij dat de verzoeker om onteigening (verder: verzoeker) tijdens de hoorzitting heeft toegelicht dat bij de stukken die ter inzage hebben gelegen slechts die grondtekeningen zijn gevoegd, waarop in de onteigening betrokken onroerende zaken zijn aangeduid. De overige grondtekeningen, waar geen onroerende zaken ter onteigening hoeven te worden aangewezen en dan ook niet als zodanig zijn aangeduid, zijn niet ter inzage gelegd. Voorts heeft verzoeker betoogd dat, in tegenstelling tot hetgeen reclamante in zijn zienswijze naar voren bracht, de grondtekeningen 3, 6, 7, 8, 9 en 12 wel ter inzage hebben gelegen. Ter verduidelijking heeft verzoeker de grondtekeningen, naast de bovenstaande nummering, voorzien een aanvullende bladnummering die oploopt van blad 1 van 6 tot blad 6 van 6. Tijdens de hoorzitting heeft verzoeker het bovenstaande aan de hand van de onteigeningsstukken die daadwerkelijk in de gemeente Groningen ter inzage hebben gelegen, getoond en toegelicht. Ten tijde van de hoorzitting heeft reclamante te kennen gegeven dat de grondtekeningen 3, 6, 7, 8, 9 en 12 inderdaad bij de ter inzage gelegde stukken zijn aangetroffen.

Het vorenstaande in aanmerking nemend is Ons gebleken dat het onteigeningsverzoek aan de formele vereisten voldoet en kunnen Wij reclamante niet volgen in zijn betoog.

Ad 2. Ten aanzien van dit onderdeel van de zienswijze overwegen Wij in algemene zin dat de ter inzage te leggen onteigeningsstukken dienen te worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen in artikel 63, lid 2 van de onteigeningswet en de Handreiking Administratieve Onteigeningsprocedure van 16 januari 2016 van Rijkswaterstaat Corporate Dienst. Deze stukken beogen een uitgewerkt en uitvoerig inzicht te verschaffen in de oppervlakten van onroerende zaken die noodzakelijk zijn voor de aanleg van de te maken werken.

Meer in het bijzonder overwegen wij dat de ter inzage gelegde onteigeningsstukken in overeenstemming zijn met de onteigeningswet en de voornoemde handreiking. De ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken zijn op de situatietekeningen en grondtekeningen aangegeven met een nauwkeurigheid van een schaal van 1:1000. De tekeningen voldoen hiermee aan de nauwkeurigheid die in de voornoemde handreiking wordt geadviseerd. De in dit geval gehanteerde schaalgrootte van 1:1000 biedt naar Ons oordeel voldoende detailinformatie en mogelijkheden om de oppervlakten van onroerende zaken tussen beide tekeningen te vergelijken. Op de situatietekeningen is ook de grens van het Tracébesluit weergegeven. De grondtekeningen alsmede de lijst van de te onteigenen onroerende zaken zijn opgesteld conform de kadastrale registratie. In de grondtekeningen is met een arcering aangegeven welke gedeelten van de onroerende zaken van reclamante onteigend moeten worden omdat ze nodig zijn voor het werk. Alle gearceerde gedeelten hebben conform de eerdergenoemde Handreiking unieke grondplannummers gekregen. In de lijst van te onteigenen onroerende zaken die samen met de andere onteigeningsstukken ter inzage heeft gelegen en die ook met het ontwerpbesluit aan belanghebbenden is toegezonden is per grondplannummer de totale oppervlakte van de betrokken onroerende zaak aangegeven alsmede de ter onteigening aan te wijzen oppervlakte. In combinatie met de grondtekening is naar Ons oordeel voldoende duidelijk welke omvang de te onteigenen perceelsgedeelten hebben. Verzoeker heeft daarnaast bij e-mail van 19 december 2014 en 6 maart 2015 en bij de aanbiedingsbrief van 25 mei 2015 een tweetal grensovereenstemmingsformulieren gevoegd, waarop de x en y coördinaten van de benodigde gedeeltes van het perceel met de kadastrale aanduiding Noorddijk D 629 zijn vermeld. Tijdens de hoorzitting heeft verzoeker deze grens overeenstemmingsformulieren opnieuw aan reclamante overhandigd. Verzoeker heeft zich verder naar aanleiding van het eerst tijdens de hoorzitting naar voren gebrachte verzoek van reclamante, bereid verklaard om de x en y coördinaten op een grondtekening te projecteren. Overigens is dit voor het in de onteigening opgenomen perceel met kadastrale aanduiding Noorddijk D 726 niet relevant, omdat dit perceel in zijn geheel ter onteigening dient te worden aangewezen.

Voorts heeft verzoeker op de hoorzitting toegelicht dat het grondbeslag voor de te realiseren werkzaamheden, zoals deze uit de ter inzage gelegde stukken blijkt, in de praktijk niet zal afwijken.

Het vorenstaande in aanmerking nemend zijn Wij van oordeel dat verzoeker met de ter inzage gelegde onteigeningsstukken naar Ons oordeel voldoende duidelijk heeft gemaakt welke omvang de te onteigenen perceelsgedeelten hebben en hoe deze zijn gelegen binnen de begrenzing van het Tracébesluit. Het door reclamante gestelde geeft Ons geen aanleiding om aan te nemen dat de omvang en ligging van de ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken bij de realisatie van het werk zullen wijzigen.

Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamante 1 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Reclamante 2 brengt in haar zienswijze het volgende naar voren.

Reclamante heeft bij brief van 29 februari 2016 schriftelijk een zienswijze ingediend. Nadien heeft reclamante geconstateerd dat verzoeker bij e-mail van 15 augustus 2015 had toegezegd dat deze zal meewerken aan de hervestiging van het zakelijk recht ten behoeve van de hoogspanningsverbinding, om welke reden reclamante bij brief van 24 maart 2016 te kennen heeft gegeven dat zij haar zienswijze intrekt. Behandeling van deze zienswijze kan daarom achterwege blijven.

Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamante 2 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Overige overwegingen

Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het overgelegde plan van het werk niet kunnen worden gemist.

Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van een vlotte en veilige doorstroming van het verkeer en de verbetering van de bereikbaarheid noodzakelijk worden geacht dat Staat (Infrastructuur en Milieu) de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.

Wij zullen, gelet op het hierboven gestelde, het verzoek van Minister van Infrastructuur en Milieu tot het nemen van een besluit krachtens artikel 72a van de onteigeningswet gedeeltelijk toewijzen.

BESLISSING

Gelet op de onteigeningswet,

op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 22 april 2016, RWS-2016/16267, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

gelezen het verzoek van Minister van Infrastructuur en Milieu bij brief van 11 december 2015, kenmerk RWS-2015/51948;

gelezen het e-mailbericht van verzoeker van 4 april 2016;

de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 22 juni 2016, no. W14.16.0102/IV;

gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu 11 augustus 2016, nr.> RWS-2016/28040, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Voor de ombouw van de Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2. Het betreft het gedeelte Rijksweg 7 vanaf km 193.2 tot km 205.3 en het gedeelte Rijksweg 28 vanaf viaduct Van Ketwich Verschuurlaan, km 198.8 tot Julianaplein, km 200.2, een en ander met bijkomende werken, in de gemeente Groningen, ten name van Staat (infrastructuur en Milieu) ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken in de gemeente Groningen aangeduid op de grondtekeningen die ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet in de gemeente Groningen en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage hebben gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

Wassenaar, 23 augustus 2016

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Groningen

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

1.1

geheel

wonen

00

00

98

B 10700

Stichting Lefier, Groningen, zetel: Hoogezand-Sappemeer

               

1.2

geheel

wonen

00

01

01

B 10701

Stichting Lefier, Groningen, zetel: Hoogezand-Sappemeer

               

1.3

geheel

wonen

00

01

02

B 7726

Stichting Lefier, Groningen, zetel: Hoogezand-Sappemeer

               

1.4

geheel

wonen

00

01

02

B 7727

Stichting Lefier, Groningen, zetel: Hoogezand-Sappemeer

               

1.5

geheel

wonen

00

01

01

B 7728

Stichting Lefier, Groningen, zetel: Hoogezand-Sappemeer

               

1.6

geheel

wonen

00

01

03

B 7729

Stichting Lefier, Groningen, zetel: Hoogezand-Sappemeer

               

1.7

geheel

wonen

00

01

02

B 7730

Stichting Lefier, Groningen, zetel: Hoogezand-Sappemeer

               

1.8

geheel

wonen

00

01

02

B 7731

Stichting Lefier, Groningen, zetel: Hoogezand-Sappemeer

               

1.9

geheel

wonen

00

01

03

B 7732

Stichting Lefier, Groningen, zetel: Hoogezand-Sappemeer

               

1.10

geheel

wonen

00

01

03

B 7733

Stichting Lefier, Groningen, zetel: Hoogezand-Sappemeer

               

1.11

geheel

wonen

00

01

00

B 7734

Stichting Lefier, Groningen, zetel: Hoogezand-Sappemeer

               

1.12

geheel

wonen

00

01

03

B 7735

Stichting Lefier, Groningen, zetel: Hoogezand-Sappemeer

               

1.13

geheel

wonen

00

01

02

B 7736

Stichting Lefier, Groningen, zetel: Hoogezand-Sappemeer

               

1.14

geheel

wonen

00

01

08

B 7737

Stichting Lefier, Groningen, zetel: Hoogezand-Sappemeer

               

1.15

geheel

wonen

00

00

97

B 9381

Stichting Lefier, Groningen, zetel: Hoogezand-Sappemeer

               

1.16

geheel

wegen

00

00

27

B 10661

1/3 Stichting Lefier, Groningen, zetel: Hoogezand-Sappemeer

2/9 De Staat (Infrastructuur en Milieu), ’s-Gravenhage

4/9 De Staat (Infrastructuur en Milieu), ’s-Gravenhage

6

geheel

Bedrijvigheid (nutsvoorziening)

00

00

43

B 11753

K.P.N. B.V, ‘s-Gravenhage

               

18

geheel

bouwwerken-waterwerken wegen

00

52

15

B 11793

Eigendom belast met opstal: gemeente Groningen, Groningen

Opstal: De Staat (Infrastructuur en Milieu), ’s-Gravenhage

               

24 WT

0

08

44

Bedrijvigheid (nutsvoorziening) erf-tuin

02

59

17

P 1776

Eurotrade properties Europe II bv, Hilversum

Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel:

                 

Enexis Vastgoed B.V., Rosmalen

                   

26

0

00

13

terrein nieuwbouw-bedrijvigheid

00

04

10

P 1743

Stichting Voor Beroepsonderwijs, Volwasseneneducatie En Voortgezet Onderwijs (Noorderpoortcollege), Groningen

                 

zakelijk recht als bedoeld in art.5,lid 3,onder b, van de

belemmeringenwet privaatrecht: Enexis B.V., ’s-Hertogenbosch, zetel: Rosmalen

                 

Opstalrecht nutsvoorziening: Tennet TSO E B.V., Arnhem

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Noorddijk

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

15.1A

15.1B

0

0

00

00

18

61

Bedrijvigheid (kantoor) erf-tuin

00

89

95

D 629

Van Triest B.V., Hoogeveen

15.2

geheel

Terrein nieuwbouw-bedrijvigheid

00

04

51

D 726

Van Triest B.V., Hoogeveen

                   

22

0

24

05

Terrein (akkerbouw)

03

91

57

G 3263

¼ Rotij Bouwontwikkeling Oost B.V., gewijzigd in Rotij Grondontwikkeling Oost Bv (Zie Akte 10162/134), Rijssen

¼ Timmerhuis Projecten B.V., Vriezenveen

¼ Levatom B.V., Oldenzaal, zetel: ‘s-Gravenhage

¼ BPD Ontwikkeling B.V., Hoevelaken

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Helpman

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

14 WT

0

06

75

Godsdienst erf-tuin

00

23

20

M 9410

Geredja Indjili Maluku, Vaassen, zetel: Utrecht

Naar boven