Regeling van de Minister van Economische Zaken van 30 juni 2015, nr. WJZ/15083277, houdende regels ter uitvoering van de Wet windenergie op zee (Uitvoeringsregeling windenergie op zee)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 14, tweede lid, en 20, derde lid, van de Wet windenergie op zee;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Bij de beoordeling of de bouw en exploitatie van een windpark technisch haalbaar is wordt rekening gehouden met de door de aanvrager overlegde informatie, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel f van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie.

  • 2. Bij de beoordeling of de bouw en exploitatie van een windpark financieel haalbaar is wordt rekening gehouden met het door de aanvrager verstrekte inzicht in het eigen vermogen, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie.

  • 3. Bij de beoordeling of de bouw van een windpark gestart kan worden binnen vier jaar na de datum waarop de vergunning onherroepelijk is geworden wordt rekening gehouden met het door de aanvrager uitgewerkte tijdschema, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie.

  • 4. Bij de beoordeling of de bouw en exploitatie van een windpark economisch haalbaar is wordt rekening gehouden met de door de aanvrager ingediende:

    • a. exploitatieberekening, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en

    • b. windenergie-opbrengstberekening, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie.

Artikel 2

De geldsom voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning bedraagt € 0,00.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip dat de Regeling windenergie op zee 2015 in werking treedt.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling windenergie op zee.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 30 juni 2015

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

Met deze regeling wordt een nadere invulling gegeven aan de artikelen 14, tweede lid, en 20, derde lid, van de Wet windenergie op zee. Dit betreft de gronden waarop een aanvraag voor een vergunning voor een windpark kan worden afgewezen alsmede de vergoeding die moet worden betaald voor het in behandeling nemen van een vergunningaanvraag.

2. Samenhang met Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Artikel 59 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie bevat dezelfde afwijzingsgronden als artikel 14 van de Wet windenergie op zee. Om die reden is in artikel 1 bij de nadere uitwerking van artikel 14 van de Wet windenergie op zee nauwe aansluiting gezocht bij artikel 2 van de Algemene uitvoeringsregeling duurzame energieproductie. De mogelijkheid om een vergunning te weigeren op grond van het feit dat de bouw en exploitatie van een windpark niet uitvoerbaar of technisch haalbaar is wordt, net als in de Algemene uitvoeringsregeling duurzame energieproductie, niet verder uitgewerkt. In artikel 8 van de Regeling windenergie op zee 2015 en in de uitvoeringsovereenkomst die binnen twee weken na de subsidieverlening moet worden gesloten, wordt het stellen van bankgaranties verplicht gesteld. Met deze eis wordt voldoende zeker gesteld dat een aanvrager alleen een aanvraag voor subsidie en een vergunning zal indienen indien zijn windpark uitvoerbaar en technisch haalbaar is. Als dat niet het geval is, wordt de bankgarantie verbeurd, hetgeen een financieel verlies betekent. Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel f, zal worden getoetst of dat de door de aanvrager ingediende gegevens voldoen aan de regels en voorschriften van het kavelbesluit. De aan te leveren gegevens betreffen de belangrijkste kenmerken van het windpark, waaronder de technische specificaties van de beoogde windturbines (merk, type, ashoogte en rotordiameter). Ook is het mogelijk dat op basis van het kavelbesluit de exploitant verplicht is gegevens te verstrekken aan het bevoegd gezag. In een latere fase moet de vergunninghouder voorafgaand aan de bouw op grond van artikel 6.16d, eerste lid van het Waterbesluit, onder meer gegevens over de locatie en het ontwerp van de turbines indienen. Indien op grond van deze gegevens wordt geconstateerd dat het ontwerp van de vergunninghouder in strijd is met de eisen uit het kavelbesluit of de algemene regels voor windparken op zee in het Waterbesluit, zal het bevoegd gezag handhavend optreden.

3. Kosten voor aanvragen vergunning

Artikel 20 van de Wet windenergie op zee maakt het mogelijk om een vergoeding voor het behandelen van vergunningaanvragen in rekening te brengen. De hoogte van deze vergoeding wordt vooralsnog op € 0,00 vastgesteld omdat wordt voorzien dat alleen serieuze partijen een aanvraag zullen indienen. Indien anders blijkt, kan bij een volgende aanvraagprocedure wel een bedrag in rekening worden gebracht.

4. Overige grondslagen van de wet

De Wet windenergie op zee bevat een aantal andere onderwerpen die bij ministeriële regeling nader uitgewerkt kunnen worden. Dit betreft in artikel 10 het uitwerken van de kosten die samenhangen met het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in de artikelen 3, 4, 5, en 7 van de Wet windenergie op zee die ten laste komen van degene aan wie de vergunning wordt verleend. Deze kosten zullen vooralsnog niet verhaald worden en in de eerste kavelbesluiten op € 0,00 vastgesteld worden. Ook worden de artikelen 23 en 24 van de Wet windenergie op zee momenteel niet uitgewerkt, omdat de situatie dat er geen subsidie nodig is, zich voorlopig niet zal voordoen.

5. Regeldruk

Deze regeling heeft geen regeldrukeffecten. De afwijzingseisen voor de vergunning zijn dezelfde als voor de subsidie. Het aanvragen van de vergunning geschiedt gelijktijdig met het aanvragen van de subsidie en gegevens hoeven niet dubbel te worden overgelegd. Op de vergunning en de subsidie wordt ook gelijktijdig besloten, en eventuele beroepschriften hiertegen zullen aan dezelfde rechter (het College van Beroep voor het bedrijfsleven) worden voorgelegd. De verhaalbare kostensoorten die samenhangen met het opstellen van het kavelbesluit worden niet uitgewerkt en in het kavelbesluit op € 0,00 gesteld. Tot slot worden geen kosten in rekening gebracht voor het aanvragen van de vergunning.

6. Consultatie

Een ieder heeft in de periode 2 tot en met 30 april zijn reactie kunnen indienen op het ontwerp van deze regeling via de website www.interconsultatie.nl. Er zijn reacties van de Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA) en Nuon ontvangen. Zij verwijzen naar hun reactie op het ontwerp van de Regeling windenergie op zee 2015 inzake het uitbreiden van de haalbaarheidstoetsen. De aanscherpingen die naar aanleiding van de consultatie in de Algemene uitvoeringsregeling windenergie op zee zijn aangebracht werken via de systematiek van verwijzingen, door in de onderhavige regeling

7. Inwerkingtreding

Voor de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten voor regelgeving, dat inhoudt dat ministeriële regelingen slechts inwerkingtreden per 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. De regeling verwijst naar de Algemene uitvoeringsregeling stimulering energieproductie en de onderhavige regeling dient tegelijkertijd in werking te treden. De wijziging van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering energieproductie treedt op 1 december in werking, of indien een van de kavelbesluiten voor kavel I of II later in werking treedt, op het tijdstip dat het laatste van beide kavelbesluiten in werking treedt. De aanvraagperiode voor zowel de vergunning als de SDE+ subsidie start op de dag na de datum van inwerkingtreding.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven