Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 9 oktober 2012, nr. WJZ/12316813, tot wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op de artikelen 1, 4, 16, 17, eerste lid, 18, eerste en vijfde lid, 19, 30, vierde en vijfde lid, 32, derde lid, 33, tweede lid, en 34, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘, niet zijnde een bank die tevens beleggingsonderneming is’ vervangen door: en een door de minister aangewezen kredietverstrekker.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘die niet tevens beleggingsonderneming is’ vervangen door: een door de minister aangewezen, op Bonaire, Sint Eustatius of Saba gevestigde, kredietverstrekker.

B

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan:

    • a. een bank voor het sluiten van kredietovereenkomsten met MKB-ondernemers die betrekking hebben op:

      • 1°. bedrijfsborgstellingskredieten;

      • 2°. bodemsaneringsborgstellingskredieten;

    • b. een door de minister aangewezen kredietverstrekker, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, voor het sluiten van kredietovereenkomsten met MKB-ondernemers die betrekking hebben op bedrijfsborgstellingskredieten.

2. In het tweede lid wordt voor ‘MKB-ondernemer’ ingevoegd: een.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In aanvulling op het eerste lid kan de minister ook subsidie verstrekken aan:

    • a. een kredietinstelling als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, voor het sluiten van kredietovereenkomsten met MKB-ondernemers die gevestigd zijn in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba, die betrekking hebben op:

      • 1°. bedrijfsborgstellingskredieten;

      • 2°. bodemsaneringsborgstellingskredieten;

    • b. een door de minister aangewezen kredietverstrekker als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, voor het sluiten van kredietovereenkomsten met MKB-ondernemers die gevestigd zijn in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba, die betrekking hebben op bedrijfsborgstellingskredieten.

      Artikel 2.5, eerste lid, onderdeel a, onder 1, is niet van toepassing op de in dit lid bedoelde MKB-ondernemers.

C

In artikel 2.6 wordt ‘jaarlijks’ vervangen door: eenmalig.

D

Na artikel 2.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.6a

  • 1. Er is een Adviescommissie Borgstelling MKB-kredieten die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de afwijzingsgronden voor aanvragen om het sluiten van een bedrijfsborgstellingsovereenkomst, bedoeld in de artikelen 22 en 24 van het Kaderbesluit EZ-subsidies.

  • 2. De commissie bestaat uit ten minste vier en ten hoogste zeven leden.

  • 3. De voorzitter en de andere leden worden door de minister voor een termijn van ten hoogste drie jaar benoemd.

E

Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. De minister verdeelt het subsidieplafond voor banken en kredietinstellingen in de zin van de Wet financiële markten BES door vaststelling van een maximumbedrag per bank respectievelijk kredietinstelling die zich bij de minister hebben aangemeld.

2. In het tweede lid wordt na ‘financier’ ingevoegd: , als bedoeld in het eerste lid,.

3. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De minister verdeelt het subsidieplafond voor door de minister aangewezen kredietverstrekkers, als bedoeld in artikel 2.2, eerste en tweede lid, op volgorde van binnenkomst van de meldingen, bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van het model bedrijfsborgstellingsovereenkomst, zoals opgenomen in bijlage 2.5.

F

Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste tot en met vierde lid wordt voor de zinsnede ‘is opgenomen’ telkens ingevoegd: voor een bank of voor een kredietinstelling in de zin van de Wet financiële markten BES.

2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het model voor de bedrijfsborgstellingsovereenkomst met een door de minister aangewezen kredietverstrekker, als bedoeld in artikel 2.2, eerste en tweede lid, is opgenomen in bijlage 2.5.

G

Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt de zinsnede ‘artikel 2.3, eerste lid, is opgenomen in bijlage 2.5.’ vervangen door: artikel 2.3, eerste en derde lid, voor een bank respectievelijk een kredietinstelling in de zin van de Wet financiële markten BES, is opgenomen in bijlage 2.6.

3. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het formulier voor het indienen van een aanvraag om borgstelling als bedoeld in artikel 2.3, eerste en derde lid, voor een door de minister aangewezen kredietverstrekker, als bedoeld in artikel 2.2, eerste respectievelijk tweede lid, is opgenomen in bijlage 2.7.

H

In de artikelen 2.2, tweede lid, 3.2, vijfde lid, 3.12a, derde lid, 3.12l, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES’ vervangen door: Wet financiële markten BES.

I

Bijlage 2.1. wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 4, eerste lid, onderdeel a, onder 6°, wordt ‘andere bank’ vervangen door: andere bank of kredietverstrekker.

2. In artikel 7, eerste lid, wordt ‘jaarlijks’ vervangen door: eenmalig.

3. In artikel 12, eerste lid, wordt ‘artikel 13’ vervangen door: artikel 11.

4. In artikel 16, tweede lid, vervalt ‘niet’.

J

Bijlage 2.2. wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 4, eerste lid, onderdeel a, onder 6°, wordt ‘andere bank’ vervangen door: andere bank of kredietverstrekker.

2. In artikel 7, eerste lid, wordt ‘jaarlijks’ vervangen door: eenmalig.

3. In artikel 12, eerste lid, wordt ‘artikel 13’ vervangen door: artikel 11.

4. In artikel 16, tweede lid, vervalt ‘niet’.

K

Onder vernummering van bijlage 2.5. tot bijlage 2.6. wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

Bijlage 2.5. Model overeenkomst als bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 2.9, vijfde lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen

Model voor een bedrijfsborgstellingskredietovereenkomst met een aangewezen kredietverstrekker

Overeenkomst tussen:

  • 1. De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

  • 2. ......, hierna noemen: de kredietverstrekker,

Partijen zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Definitiebepalingen
  • 1. De begrippen die in het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen zijn gedefinieerd hebben in deze overeenkomst de in deze regelingen gegeven betekenis.

  • 2. Voorts wordt in deze overeenkomst verstaan onder:

    • a. financieringsfaciliteit: krediet of een deel van een krediet waarvoor de Staat niet borg of garant staat:

      • 1°. op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, dan wel de Regeling LNV-subsidies; of

      • 2°. vanwege de overname van de verplichtingen van Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw;

    • b. kredietverstrekker-gelieerde: een rechtspersoon waaraan de kredietverstrekker direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft of voor het handelen waarvan de kredietverstrekker volledig aansprakelijk is, en die als kredietverstrekker-gelieerde is vermeld in artikel 25 van deze overeenkomst;

    • c. bedrijfsborgstellingskrediet: krediet of een deel van een krediet dat overeenkomstig artikel 6 is getoetst en gemeld;

    • d. de-minimissteun: steun van de overheid die voldoet aan de voorwaarden, vastgesteld in verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337) of verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwsector en de visserijsector (PbEU L 193);

    • e. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

      • 1°. een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

        • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

        • volledig aansprakelijk vennoot is van, of

        • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

      • 2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

    • f. innovatieve MKB-ondernemer: een MKB-ondernemer ten aanzien waarvan de kredietverstrekker beschikt over een gewaarmerkte kopie van een verklaring als bedoeld in artikel 23, eerste lid, of artikel 27, eerste lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en waarvan het origineel ten hoogste zestien maanden voor de datum waarop de kredietovereenkomst is gesloten is afgegeven, of een MKB-ondernemer ten aanzien waarvan de kredietverstrekker beschikt over een advies van de minister waaruit blijkt dat de MKB-ondernemer is aan te merken als een innovatieve MKB-ondernemer;

    • g. krediet: bedrag dat de kredietverstrekker uit hoofde van een kredietovereenkomst verstrekt of zal verstrekken;

    • h. kredietovereenkomst: overeenkomst uit hoofde waarvan:

      • 1°. de kredietverstrekker aan een MKB-ondernemer geld ter leen verstrekt of zal verstrekken, of

      • 2°. de MKB-ondernemer tot een bepaald bedrag trekt of zal kunnen trekken op de kredietverstrekker, of

      • 3°. de kredietverstrekker tegenover een derde, niet zijnde een rechtspersoon waarmee de kredietverstrekker in een groep verbonden is of een kredietverstrekker-gelieerde, onherroepelijk een verplichting is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen, welke verplichting niet afhankelijk is van voorwaarden op de vervulling waarvan het handelen van de kredietverstrekker van invloed is;

    • i. minister: de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    • j. starter:

      • 1°. een MKB-ondernemer, die een natuurlijk persoon is en die niet langer dan drie jaar een onderneming in stand houdt;

      • 2°. een vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal, tevens MKB-ondernemer, waarvan de bestuurder een natuurlijk persoon is die ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst direct of indirect de meerderheid van het geplaatst en gestort kapitaal houdt en deze meerderheid niet langer dan drie jaar houdt;

    • k. starters-borgstellingskrediet: bedrijfsborgstellingskrediet dat uitsluitend wordt verstrekt aan een starter;

    • l. uitwinning:

      • 1°. uitwinning door de kredietverstrekker van de door de MKB-ondernemer aan de kredietverstrekker verstrekte zekerheden, zoals een redelijk handelend en bekwaam financier in het kader van een actief en winstgericht beleid zou hebben gedaan zonder borgstelling;

      • 2°. onderhandse verkoop met toestemming van de kredietverstrekker door de MKB-ondernemer van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer, inning van vorderingen daaronder begrepen;

      • 3°. executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer; en

      • 4°. indien het faillissement van de MKB-ondernemer is uitgesproken of aan hem surseance van betaling is verleend de onderhandse of executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer door of met medewerking van de curator of de bewindvoerder.

Artikel 2. Borgstelling

De Staat stelt zich borg ten behoeve van de kredietverstrekker voor de terugbetaling van bedrijfsborgstellingskredieten die met inachtneming van het Kaderbesluit EZ-subsidies en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst door de kredietverstrekker worden verstrekt, met dien verstande dat deze borgstelling wordt aangegaan onder de navolgende bedingen.

Artikel 3. Voorwaarden bedrijfsborgstellingsovereenkomst
  • 1. De toepasselijkheid van deze borgstellingsovereenkomst op een krediet of een deel van een krediet kan uitsluitend worden ingeroepen:

    • a. indien het krediet is getoetst en gemeld overeenkomstig artikel 6;

    • b. indien binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst de door de minister op grond van artikel 2.6 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen vastgestelde provisie door de kredietverstrekker aan de Staat is betaald;

    • c. indien en voor zover door de melding, bedoeld onder a, de som van de in een kalenderjaar gemelde kredieten of delen daarvan de door de minister op grond van artikel 2.7, derde lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen met betrekking tot dat kalenderjaar vastgestelde subsidieplafond niet is overschreden;

    • d. indien de natuurlijke persoon die direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan de MKB-ondernemer, niet zijnde een natuurlijke persoon, zich borg heeft gesteld voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt, tot aan een bedrag ter grootte van ten minste 25 procent van het bedrijfsborgstellingskrediet met een minimum van € 5.000;

    • e. indien het bedrijfsborgstellingskrediet niet is bestemd en niet wordt gebruikt voor buitenlandse investeringen in distributiekanalen in verband met werkzaamheden op het gebied van uitvoer;

    • f. indien het bedrijfsborgstellingskrediet niet meer bedraagt dan het tekort aan zekerheden dat bij de kredietverstrekker ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst bestaat;

    • g. indien de kredietovereenkomst in schriftelijke vorm is aangegaan;

    • h. indien de kredietverstrekker in de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt een verplichting voor de MKB-ondernemer is opgenomen om alle medewerking te verlenen aan het uitoefenen door de Staat van de in artikel 20, eerste lid, genoemde bevoegdheden;

    • i. indien de kredietverstrekker in de door haar gesloten borgstellingsovereenkomst met betrekking tot de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend een beding ten behoeve van de Staat heeft opgenomen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de Staat en de kredietverstrekker geen bedingen heeft opgenomen, ertoe leidende dat:

      • 1°. een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de Staat eerst zou moeten worden aangesproken,

      • 2°. een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de Staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek;

    • j. indien door de kredietverstrekker gelijktijdig met het sluiten van de kredietovereenkomst, uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet aan de MKB-ondernemer wordt verstrekt, met de MKB-ondernemer een kredietovereenkomst is gesloten uit hoofde waarvan de MKB-ondernemer over een financieringsfaciliteit beschikt, die niet bestemd is en niet gebruikt wordt voor de aflossing van financieringsfaciliteiten waarover de MKB-ondernemer beschikt bij de kredietverstrekker of een kredietverstrekker-gelieerde of aan een rechtspersoon waarmee de kredietverstrekker in een groep verbonden is;

    • k. indien de financieringsfaciliteit, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, ten minste 100 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, of,

      • 1°. ten minste 33,3 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet, indien het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking starter was, of

      • 2°. ten minste 50 procent bedraagt van het bedrijfsborgstellingskrediet indien het bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking innovatieve MKB-ondernemer was;

    • l. indien de looptijd van de onder k bedoelde financieringsfaciliteit ten minste even lang is als de looptijd van het bedrijfsborgstellingskrediet.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel k, worden mede in aanmerking genomen de bedragen die een kredietverstrekker-gelieerde gelijktijdig met de gesloten kredietovereenkomst aan de MKB-ondernemer worden verstrekt, indien de zekerheden van de kredietverstrekker-gelieerde ter zake van die bedragen mede strekken tot zekerheid van de kredietverstrekker.

Artikel 4. Criteria voor MKB-ondernemer bij verstrekken bedrijfsborgstellingskrediet
  • 1. Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet aan een MKB-ondernemer wordt verstrekt, moet aan de volgende criteria zijn voldaan:

    • a. de MKB-ondernemer:

      • 1°. beschikt over onvoldoende financiële middelen om zijn onderneming op economisch verantwoorde wijze te drijven;

      • 2°. is in Nederland gevestigd en voert daar een substantieel deel van de activiteiten van de onderneming uit;

      • 3°. is geen aanbieder als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet marktordening gezondheidszorg, noch oefent hij het beroep van dierenarts, notaris, advocaat of gerechtsdeurwaarder uit;

      • 4°. houdt geen onderneming in stand waarvan de laatste jaaromzet voor 50 procent of meer is verkregen, of, indien de onderneming nog geen heel jaar is gedreven, waarvan de omzet naar verwachting voor 50 procent of meer zal worden verkregen, uit:

        • de beoefening van de land- of de tuinbouw, de vee- of visteelt, de visserij of de teelt van vee- of visvoer,

        • de uitoefening van het bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf, of het financieren van een of meer andere ondernemingen, of

        • het verwerven, vervreemden, beheren of exploiteren van onroerende zaken of het ontwikkelen van onroerende zaakprojecten;

      • 5°. beschikt naast het bedrijfsborgstellingskrediet niet over een lening waarvoor de Staat uit hoofde van de Regeling LNV-subsidies of door overname van de verplichtingen van de Stichting Borgstellingsfonds voor de landbouw borg of garant staat;

      • 6°. beschikt niet over een door een andere kredietverstrekker of bank verstrekte kredietfaciliteit, waarvoor de Staat op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997 of het Besluit borgstelling MKB-kredieten borg staat.

    • b. er is een tekort aan zekerheden bij de MKB-ondernemer, waardoor de kredietverstrekker, oordelend zoals een redelijk handelend en bekwaam financier in het kader van een actief en winstgericht beleid zou hebben gedaan zonder borgstelling, het krediet niet geheel voor eigen rekening en risico kan verstrekken;

    • c. de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming zijn bevredigend.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel a, onder 4, eerste gedachtenstreepje, is niet van toepassing op een MKB-ondernemer die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Artikel 5. Voorkomen onrechtmatige staatssteun
  • 1. Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet aan een MKB-ondernemer wordt verstrekt, moet voorts aan de volgende criteria zijn voldaan:

    • a. de verlening van de borgstelling leidt er niet toe dat de MKB-ondernemer een bedrag van meer dan € 200.000 aan de-minimissteun ontvangt over de periode van het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren. Indien de onderneming actief is in het wegvervoer, geldt een maximum voor dit totaal van € 100.000. Een bedrijfsborgstellingskrediet wordt aangemerkt als de-minimissteun voor 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet. Bij de bepaling of de verlening van de borgstelling niet leidt tot overschrijding van het desbetreffende maximum wordt rekening gehouden met de-minimissteun die is verleend aan ondernemingen die deel uitmaken van dezelfde groep;

    • b. De kredietverstrekker heeft er voor zorg gedragen dat:

      • zij de MKB-ondernemer in kennis heeft gesteld dat hij ingevolge de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet steun van de overheid ontvangt ter waarde van 13% van het staatsgegarandeerde deel van het krediet, en dat deze steun wordt aangemerkt als de-minimissteun;

      • de MKB-ondernemer een schriftelijke verklaring heeft afgelegd over de de-minimissteun die hij of, indien hij deel uitmaakt van een groep, deze groep heeft ontvangen in het lopende en de twee voorafgaande fiscale jaren en schriftelijk heeft verklaard dat het totaal van deze de-minimissteun en de de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet niet meer bedraagt dan € 200.000 of, indien de onderneming actief is in het wegvervoer, niet meer bedraagt dan € 100.000;

      • de MKB-ondernemer schriftelijk heeft verklaard dat, voor zover het ontvangen van de-minimissteun ingevolge de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet samen gaat met het ontvangen van staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten, dit niet leidt tot een overschrijding van het maximale percentage van staatssteun dat in dit geval geldt ingevolge de desbetreffende groepsvrijstellingsverordening of het desbetreffende besluit van de Commissie.

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing op een kredietovereenkomst die wordt gesloten met een MKB-ondernemer die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint-Eustatius of Saba.

Artikel 6. Toetsing en melding
  • 1. De kredietverstrekker stelt de Staat in kennis van een voorgenomen verstrekking van een krediet onder gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde informatie.

  • 2. Indien de voorgenomen verstrekking van het krediet naar het oordeel van de Staat voldoet aan de in artikel 3, eerste lid, onderdeel d tot en met n, en tweede lid, bedoelde voorwaarden, wordt de borgstelling voor dit krediet verleend op grond van deze overeenkomst. De Staat bericht de kredietverstrekker hierover binnen drie weken na ontvangst van de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, onder vermelding van de omvang en looptijd van de borgstelling.

  • 3. De borgstelling wordt verleend onder de voorwaarde dat de kredietverstrekker een melding doet overeenkomstig het vijfde lid, de provisie bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, heeft betaald en de som van de in een kalenderjaar gemelde kredieten of delen daarvan niet hoger zijn dan de door de minister op grond van artikel 2.7, derde lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen met betrekking tot dat kalenderjaar vastgestelde subsidieplafond.

  • 4. Indien het naar het oordeel van de Staat niet noodzakelijk wordt geacht dat de kredietverstrekker de Staat in kennis stelt van voorgenomen kredietvertrekkingen overeenkomstig het eerste lid, geldt de procedure van het vijfde lid. De Staat bericht de kredietverstrekker hierover.

  • 5. De kredietverstrekker meldt het krediet of het deel van het krediet waarop deze bedrijfsborgstellingsovereenkomst van toepassing is binnen 35 dagen na het sluiten van de kredietovereenkomst aan de Staat onder de gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde informatie. De Staat bevestigt de ontvangst van een melding binnen 35 dagen na ontvangst.

  • 6. Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, is de volgorde van ontvangst door de Staat van de meldingen, bedoeld in het vijfde lid, bepalend.

Artikel 7. Provisie
  • 1. Het tarief van de provisie bedraagt eenmalig:

    • a. 2 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van niet langer dan twee jaar,

    • b. 2,4 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan twee jaar, maar niet langer dan vier jaar,

    • c. 2,8 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan vier jaar, maar niet langer dan zes jaar,

    • d. 3,2 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan zes jaar, maar niet langer dan negen jaar en

    • e. 3,6 procent indien de overeenkomst van borgtocht een bedrijfsborgstellingskrediet betreft met een looptijd van meer dan negen jaar, maar niet langer dan twaalf jaar.

  • 2. Indien overeenkomstig artikel 3, onderdeel b, een provisie is betaald met betrekking tot een kredietovereenkomst en indien het desbetreffende krediet niet is opgenomen vanwege omstandigheden die niet zijn toe te rekenen aan de kredietnemer of aan de kredietverstrekker, wordt de provisie door de Staat terugbetaald aan de kredietverstrekker mits de kredietverstrekker binnen een jaar na het sluiten van de kredietovereenkomst daartoe een verzoek aan de Staat heeft gedaan.

Artikel 8. Maximale omvang van de borgstelling
  • 1. Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt een bedrijfsborgstellingskrediet slechts in aanmerking genomen voor zover door de verstrekking van het bedrijfsborgstellingskrediet het totaal van de bedrijfsborgstellingskredieten, berekend per MKB-ondernemer of, indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, per groep een bedrag van € 1.000.000 niet overschrijdt.

  • 2. Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt een starters-borgstellingskrediet slechts in aanmerking genomen voor zover door de verstrekking van dit krediet het totaal van de starters-borgstellingskredieten, berekend per MKB-ondernemer of, indien de MKB-ondernemer deel uitmaakt van een groep, per groep een bedrag van € 200.000 niet overschrijdt.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt een bedrijfsborgstellingskrediet dat is verstrekt aan een andere MKB-ondernemer ten behoeve van een onderneming voor het drijven waarvan de MKB-ondernemer volledig aansprakelijk is, geacht aan de MKB-ondernemer te zijn verstrekt.

  • 4. Voor de toepassing van het eerste lid is de toestand op het tijdstip onmiddellijk na het sluiten van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt bepalend.

  • 5. Voor de toepassing van het eerste lid worden:

    • a. bedrijfsborgstellingskredieten die op een eerder tijdstip overeenkomstig artikel 6 zijn gemeld, slechts voor het met overeenkomstige toepassing van de artikelen 9 en 10 berekende gedeelte van die bedrijfsborgstellingskredieten in aanmerking genomen;

    • b. kredieten, voor zover de Staat daarvoor op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, of het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997 nog borg staat, als bedrijfsborgstellingskredieten in aanmerking genomen.

Artikel 9. Berekening van de omvang en duur van de borgstelling
  • 1. Voor de berekening van de omvang van de borgstelling wordt het na toepassing van artikel 8 in aanmerking te nemen bedrijfsborgstellingskrediet na verloop van ieder kalenderkwartaal verminderd met een zodanig vast bedrag, dat het bedrijfsborgstellingskrediet op de laatste datum waarop het moet zijn afgelost, maar uiterlijk na verloop van 6 jaar, nihil bedraagt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid geldt in plaats van een periode van ten hoogste zes jaar een periode van ten hoogste twaalf jaar indien:

    • a. het bedrijfsborgstellingskrediet uitsluitend is bestemd voor de betaling van de kosten van de stichting, van de aankoop of van de verbouwing van een onroerende zaak,

    • b. deze onroerende zaak voor ten minste de helft bestemd is te worden gebruikt voor de onderneming van de MKB-ondernemer, en

    • c. de kredietverstrekker met betrekking tot de onder a bedoelde kosten financieringsfaciliteiten verstrekt die een bedrag van ten minste 100 procent van de in onderdeel a bedoelde kosten belopen, dan wel, indien sprake is van een starters-borgstellingskrediet, 33,3 procent van dit bedrijfsborgstellingskrediet.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid geldt in plaats van een periode van ten hoogste zes jaar een periode van ten hoogste twaalf jaar indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan een innovatieve MKB-ondernemer.

  • 4. Voor de toepassing van het eerste lid vangt het eerste kalenderkwartaal uiterlijk aan op de eerste dag van het tweede kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.

  • 5. Voor de toepassing van het eerste lid geldt dat, indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan een innovatieve MKB-ondernemer, het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt uiterlijk aanvangt op de eerste dag van het veertiende kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.

  • 6. Voor de toepassing van het eerste lid geldt dat, indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt voor de betaling van de kosten van de stichting of verbouwing van een onroerende zaak, het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt uiterlijk aanvangt op de eerste dag van het zesde kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten.

  • 7. De kredietverstrekker kan de vermindering, bedoeld in het eerste lid, gedurende een periode van ten minste een kalenderkwartaal opschorten indien:

    • a. de kredietverstrekker voor ten minste de duur van de opschorting uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van het bedrijfsborgstellingskrediet,

    • b. de kredietverstrekker uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van alle financieringsfaciliteiten gedurende de duur van de opschorting, dan wel uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van een gedeelte van de financieringsfaciliteiten, waarbij de som van de aflossingsbedragen ten minste even groot is als de som van de aflossingsbedragen waarvoor de kredietverstrekker uitstel verleent als bedoeld onder a, of, indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan:

      • 1°. een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking starter was, ten minste 33,3 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de kredietverstrekker uitstel verleent als bedoeld onder a, of

      • 2°. een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking innovatief MKB-ondernemer was, ten minste 50 procent bedraagt van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de kredietverstrekker uitstel verleent als bedoeld onder a, en

    • c. de kredietverstrekker de opschorting meldt binnen 35 dagen na aanvang van de opschorting onder gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde informatie. De minister bevestigt de melding binnen 35 dagen na ontvangst.

  • 8. De in het zevende lid bedoelde opschorting van de vermindering vindt ten hoogste voor een totaal van acht kalenderkwartalen plaats. De opschorting van de vermindering vindt ten hoogste voor een totaal van twaalf kalenderkwartalen plaats indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan een starter.

  • 9. Indien een bedrijfsborgstellingskrediet wordt aangewend voor herfinanciering van een bedrijfsborgstellingskrediet, dat eerder is gebruikt voor de in het tweede lid, onder a en b genoemde doelen, en tevens is voldaan aan het tweede lid, onder b en c, is de nieuwe periode ten hoogste gelijk aan de periode waarvoor het bedrijfsborgstellingskrediet nog zou hebben gelopen zonder herfinanciering, indien en voor zover deze restperiode meer bedraagt dan zes jaar.

  • 10. Voor de toepassing van het zesde lid wordt onder een onroerende zaak mede begrepen schepen en vliegtuigen, voor zover deze zijn ingeschreven in de registers als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Kadasterwet, alsmede ieder goederenrechtelijk recht dat omvat het uitsluitend gebruik van een onroerende zaak, met inbegrip van bovenbedoelde schepen en vliegtuigen.

Artikel 10. Schorsing vermindering borgstelling
  • 1. De vermindering van de borgstelling, bedoeld in artikel 9, wordt geschorst met ingang van de dag waarop het bedrijfsborgstellingskrediet is opgeëist.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de vermindering van de borgstelling pas geschorst door de aanvang van de uitwinning, indien met die uitwinning geen aanvang is gemaakt binnen twee maanden na de dag waartegen het bedrijfsborgstellingskrediet door de kredietverstrekker is opgeëist.

  • 3. De vermindering van de borgstelling wordt tevens geschorst zolang de MKB-ondernemer in staat van faillissement verkeert of aan hem surseance van betaling is verleend.

Artikel 11. Verzoek om betaling uit hoofde van de bedrijfsborgstellingsovereenkomst
  • 1. De kredietverstrekker dient zo spoedig mogelijk na de voltooiing van de uitwinning of, indien dit eerder is, zo spoedig mogelijk nadat aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet, maar in ieder geval binnen negen maanden na de datum waartegen het bedrijfsborgstellingskrediet is opgeëist of, indien dit eerder is, na de datum van het faillissement, een verzoek in om betaling uit hoofde van de bedrijfsborgstellingsovereenkomst.

  • 2. Het verzoek wordt ingediend onder gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde informatie.

  • 3. De minister bevestigt de ontvangst van het verzoek om betaling binnen 35 dagen na de ontvangst en reageert op het verzoek binnen negen maanden na de bevestiging.

Artikel 12. Berekening omvang borgstelling bij uitbetalen
  • 1. De omvang van de borgstelling bedraagt per MKB-ondernemer 90 procent van hetgeen de MKB-ondernemer ten tijde van het overeenkomstig artikel 11 ingediende verzoek uit hoofde van het bedrijfsborgstellingskrediet of de bedrijfsborgstellingskredieten pro resto verschuldigd is, doch

    • a. ten hoogste 90 procent van de met toepassing van de artikelen 8, 9 en 10 berekende omvang van het bedrijfsborgstellingskrediet of de bedrijfsborgstellingskredieten, en

    • b. ten hoogste de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte financieringsfaciliteiten van de kredietverstrekker voor de MKB-ondernemer.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onder b, bedraagt de omvang van de borgstelling:

    • a. indien sprake is van een starters-borgstellingskrediet: ten hoogste drie maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte financieringsfaciliteiten van de kredietverstrekker voor de MKB-ondernemer;

    • b. indien het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt aan een MKB-ondernemer die ten tijde van de verstrekking een innovatieve MKB-ondernemer was: ten hoogste twee maal de som van de ten tijde van de opzegging van de kredietovereenkomst bestaande en verstrekte financieringsfaciliteiten van de kredietverstrekker voor de MKB-ondernemer.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid en het tweede lid, onderdeel a, worden als financieringsfaciliteiten mede in aanmerking genomen:

    • a. de bedragen die een kredietverstrekker-gelieerde uit hoofde van een overeenkomst aan de MKB-ondernemer ter leen verstrekt of zal verstrekken, en

    • b. de verplichtingen die een kredietverstrekker-gelieerde tegenover een derde, niet zijnde een andere kredietverstrekker-gelieerde of een rechtspersoon waarmee de kredietverstrekker in een groep verbonden is, onherroepelijk is aangegaan om ten laste van de MKB-ondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel g, 3°, indien de zekerheden van de kredietverstrekker-gelieerde ter zake van de hiervoor onder a en b bedoelde bedragen en verplichtingen mede strekken tot zekerheid van de kredietverstrekker.

Artikel 13. Betaling door de Staat
  • 1. De minister betaalt hetgeen de Staat uit hoofde van deze overeenkomst met het oog op de door de kredietverstrekker in haar verzoek bedoelde bedrijfsborgstellingskrediet verschuldigd is.

  • 2. Voor zover de kredietverstrekker bij haar verzoek om betaling aannemelijk maakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het, oordelend zoals een redelijk handelend en bekwaam financier in het kader van een actief en winstgericht beleid zou hebben gedaan zonder borgstelling, noodzakelijk maakten de andere financieringsfaciliteiten sterker in omvang terug te brengen dan de bedrijfsborgstellingskredieten, blijft artikel 12, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid, buiten toepassing.

  • 3. De Staat is niet verplicht tot betaling op het verzoek van de kredietverstrekker:

    • a. indien niet voldaan is aan een verzoek als bedoeld in artikel 20, eerste lid;

    • b. indien de kredietverstrekker in het kader van het verzoek gegevens heeft verstrekt, waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist of onvolledig waren en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beslissing op het verzoek zou hebben geleid;

    • c. indien niet voldaan is aan artikel 21, eerste lid.

  • 4. Betalingen door de Staat aan de kredietverstrekker en door de kredietverstrekker aan de Staat geschieden door debitering respectievelijk creditering door de kredietverstrekker van een rekening die de kredietverstrekker zal aanhouden ten name van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, met vermelding van 'verliesdeclaraties'.

Artikel 14. Inspanningsverplichting tot uitwinning bedrijfsborgstellingskrediet
  • 1. Gedurende vijf jaar nadat de kredietverstrekker uit hoofde van het bedrijfsborgstellingskrediet door de Staat is betaald, is de kredietverstrekker gehouden die pogingen in het werk te stellen om namens de Staat het door de Staat betaalde bedrag in te vorderen, die de kredietverstrekker in het werk zou hebben gesteld indien het krediet voor eigen rekening en risico door de kredietverstrekker zou zijn verstrekt. De Staat machtigt met het oog hierop de kredietverstrekker tot invordering bij de kredietnemer van de door deze aan de Staat verschuldigde bedragen.

  • 2. De kredietverstrekker zendt binnen drie maanden na afloop van de in het eerste lid bedoelde periode de minister een overzicht van de door haar ondernomen activiteiten, waarin de door de minister vastgestelde informatie is opgenomen.

Artikel 15. Verslag voortgang uitwinning bij verzoek om betaling borgstelling
  • 1. Indien een verzoek om betaling als bedoeld in artikel 11 is ingediend op een moment, waarop de uitwinning nog niet is voltooid en ook niet aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet, brengt de kredietverstrekker de minister ten minste jaarlijks verslag uit over de voortgang van de uitwinning.

  • 2. De minister kan over het verloop van de uitwinning binnen een door hem te stellen termijn nadere gegevens van de kredietverstrekker verlangen.

Artikel 16. Terugbetalen
  • 1. De kredietverstrekker betaalt de vanaf het moment van de indiening van een verzoek om betaling als bedoeld in artikel 11 ontvangen opbrengsten die in mindering komen op het bedrijfsborgstellingskrediet binnen twee maanden na ontvangst aan de Staat.

  • 2. Voor zover de opbrengsten na de aanvang van de periode, bedoeld in artikel 14, eerste lid, ontvangen zijn, wordt de in het eerste lid bedoelde betalingsverplichting beperkt tot 80 procent van de ontvangen opbrengsten, tenzij opbrengsten ontvangen zijn uit hoofde van uitwinning van zekerheden.

  • 3. De kredietverstrekker zal de rekening, bedoeld in artikel 13, vierde lid, per de datum van verzending van het verzoek, bedoeld in artikel 11, en binnen twee maanden na die datum, debiteren voor het bedrag waarvoor betaling wordt gevraagd, vermeerderd met een rente over de periode die verstreken is sinds de dag waarop de vermindering, bedoeld in artikel 9, op grond van artikel 10 is geschorst.

  • 4. De kredietverstrekker zal de rekening op de datum van de reactie van de minister, bedoeld in artikel 11, derde lid, en binnen twee maanden na die datum crediteren of debiteren voor respectievelijk het voor de Staat positieve of negatieve verschil tussen het bedrag waarvoor de rekening ingevolge het derde lid is gedebiteerd en het door de Staat blijkens de reactie, bedoeld in artikel 11, verschuldigde bedrag, vermeerderd met een over dat verschil te berekenen rente over de periode die is verstreken sinds de creditering of debitering, bedoeld in het derde lid, en de datum waarop de reactie is ontvangen.

  • 5. De rente, bedoeld in het derde en vierde lid, is gelijk aan de zes maands Euribor op het moment van de indiening van een aanvraag als bedoeld in artikel 11.

Artikel 17. Voorwaarden schuldregeling bedrijfsborgstellingskrediet
  • 1. De kredietverstrekker treft geen schuldregeling die inhoudt of mede inhoudt een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit een kredietovereenkomst, uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt, zonder voorafgaande toestemming van de minister. De minister kan aan zijn toestemming voorwaarden verbinden ten aanzien van de inhoud van een dergelijke regeling.

  • 2. De minister beslist zo spoedig mogelijk op een verzoek om toestemming als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 18. Vervallen verplichtingen van de Staat uit hoofde van deze overeenkomst
  • 1. De verplichtingen van de Staat uit hoofde van deze overeenkomst met betrekking tot een bedrijfsborgstellingskrediet vervallen door schuldvernieuwing, door schuldoverneming en – voor het gedeelte waarin subrogatie plaatsvindt – door subrogatie van derden in de rechten van de kredietverstrekker met betrekking tot het bedrijfsborgstellingskrediet, al dan niet voorafgegaan door verpanding van het bedrijfsborgstellingskrediet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid blijven de verplichtingen van de Staat met betrekking tot een bedrijfsborgstellingskrediet van kracht, indien:

    • a. de MKB-ondernemer aan wie het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt de onderneming en alle voor het drijven van de onderneming bestemde activa en passiva inbrengt of overdraagt aan een door de MKB-ondernemer voor het drijven van die onderneming opgerichte rechtspersoon,

    • b. de kredietverstrekker met de onder a bedoelde rechtspersoon een overeenkomst sluit als gevolg waarvan die rechtspersoon bij de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend de plaats inneemt van de MKB-ondernemer, en

    • c. de MKB-ondernemer zich naast de onder a bedoelde rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming door die rechtspersoon van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst.

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder rechtspersoon mede begrepen twee of meer rechtspersonen, indien die rechtspersonen gezamenlijk voldoen aan de in het tweede lid genoemde voorwaarden en ieder van die rechtspersonen zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt.

Artikel 19. Procedure bij aanleveren onjuiste gegevens door kredietverstrekker

Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra de minister blijkt dat de kredietverstrekker zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat hij op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft, of dat de kredietverstrekker de betalingsverplichting, bedoeld in artikel 16, eerste lid, niet is nagekomen.

Artikel 20. Controle bedrijfsborgstellingskrediet
  • 1. De kredietverstrekker, en indien toepassing is gegeven aan de artikelen 3, tweede lid, en 12, derde lid, de kredietverstrekker-gelieerde, en de MKB-ondernemer voldoen aan hetgeen door door de minister aangewezen bij zijn ministerie werkzame personen wordt verzocht, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het Kaderbesluit EZ-subsidies, hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en deze overeenkomst, en met het oog op de nakoming door de Staat van op de Staat rustende internationaalrechtelijke verplichtingen, en voor zover het betrekking heeft op de uit het besluit of deze overeenkomst voortvloeiende zelfstandige verplichtingen van de kredietverstrekker of de kredietverstrekker-gelieerde, op de MKB-ondernemer aan wie het bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt of op de met deze MKB-ondernemer gesloten kredietovereenkomsten, omtrent:

    • a. het toegang verlenen tot door hen gebruikte plaatsen;

    • b. het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden;

    • c. het maken van kopieën van de onder b bedoelde gegevens en bescheiden;

    • d. het verlenen van medewerking aan het verstrekken van gegevens door anderen en

    • e. het verstrekken van inlichtingen.

  • 2. Alleen in daartoe aanleiding gevende gevallen zal aan de kredietverstrekker, of indien toepassing is gegeven aan de artikelen 3, tweede lid, en 12, derde lid, aan de kredietverstrekker-gelieerde, of aan de MKB-ondernemer, gevraagd worden de in het eerste lid bedoelde inlichtingen ook door haar accountant te doen verstrekken.

  • 3. Van de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder a, zal alleen gebruik worden gemaakt indien een ernstig vermoeden bestaat dat de kredietverstrekker, de kredietverstrekker-gelieerde of de MKB-ondernemer onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt.

  • 4. De kredietverstrekker stelt de minister binnen 35 dagen na kennisname op de hoogte van de volgende feiten en verstrekt daarbij de door de minister vastgestelde informatie:

    • a. vervroegde volledige aflossing van het bedrijfsborgstellingskrediet;

    • b. de verlening van surseance van betaling aan of de faillietverklaring van de MKB-ondernemer;

    • c. opeising van het bedrijfsborgstellingskrediet.

  • 5. De kredietverstrekker meldt de Staat de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan de kredietverstrekker, dan wel een verzoek tot faillietverklaring van de kredietverstrekker.

Artikel 21. Beheer
  • 1. Tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet wordt verstrekt en tijdens de uitwinning zal de kredietverstrekker waken over de belangen van de Staat als borg.

  • 2. De kredietverstrekker zal er voor zorg dragen dat het bedrijfsborgstellingskrediet niet wordt gebruikt voor de nakoming van verplichtingen van de MKB-ondernemer aan de kredietverstrekker die het bedrijfsborgstellingskrediet verstrekt, aan een kredietverstrekker-gelieerde of aan een rechtspersoon waarmee de kredietverstrekker in een groep verbonden is.

  • 3. De kredietverstrekker zal tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een bedrijfsborgstellingskrediet is verleend in de door haar te sluiten overeenkomsten met allen, niet zijnde de Staat, die zich borg willen stellen voor de nakoming door de MKB-ondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het bedrijfsborgstellingskrediet is verleend, een beding ten behoeve van de Staat opnemen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de Staat en de kredietverstrekker zal geen bedingen opnemen, ertoe leidende dat:

    • a. een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de Staat eerst zou moeten worden aangesproken;

    • b. een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de Staat van de omslagregeling van artikel 869, boek 7, Burgerlijk Wetboek.

  • 4. De kredietverstrekker draagt er zorg voor dat de relaties tussen haar en de bij haar onderneming betrokkenen enerzijds, en de ondernemer aan wie een bedrijfsborgstellingskrediet is verstrekt anderzijds transparant zijn.

  • 5. De kredietverstrekker voldoet blijvend aan artikel 24 van het Kaderbesluit EZ-subsidies.

  • 6. De kredietverstrekker informeert de Staat zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken voorafgaand aan de desbetreffende gebeurtenis schriftelijk over wezenlijke wijzigingen in het financieringsbeleid of de organisatie van de kredietverstrekker.

Artikel 22. Hardheidsclausule

Indien naar het oordeel van de minister de kans dat de toepasselijkheid van deze overeenkomst op een bedrijfsborgstellingskrediet of een deel van een bedrijfsborgstellingskrediet wordt ingeroepen in belangrijke mate wordt verkleind of indien naar het oordeel van de minister aannemelijk is dat daardoor het bedrag waarvoor de toepasselijkheid van deze overeenkomst wordt ingeroepen in belangrijke mate wordt verlaagd, kan de minister voor de toepassing van deze overeenkomst met betrekking tot dat krediet instemmen met een gemotiveerd verzoek van de kredietverstrekker om afwijking van deze overeenkomst.

Artikel 23. Communicatie

Waar in deze overeenkomst sprake is van een vorm van communicatie geschiedt deze langs elektronische weg. De aanlevering door de kredietverstrekker kan in afwijking en bij wijze van alternatief en ter keuze van de kredietverstrekker ook geschieden in schriftelijke vorm en door aanlevering van een fysieke gegevensdrager.

Artikel 24. Overige bepalingen
  • 1. De inwerkingtreding van een wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies of hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen leidt te zelfder tijd tot een gelijke wijziging van deze overeenkomst.

  • 2. Deze overeenkomst kan worden gewijzigd door een schriftelijke mededeling van de minister aan de kredietverstrekker.

  • 3. Deze overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd tot en met 31 december 2013 en kan door de minister en de kredietverstrekker tussentijds schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie hele kalendermaanden.

  • 4. In afwijking van het derde lid kan deze overeenkomst door de minister met onmiddellijke ingang worden ontbonden, indien de kredietverstrekker in strijd heeft gehandeld met het gestelde in deze overeenkomst.

  • 5. In afwijking van het derde lid kan de kredietverstrekker deze overeenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen binnen een termijn van een maand na publicatie in het Staatsblad van een wijziging van het Kaderbesluit EZ-subsidies, publicatie in de Staatscourant van een wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen of een schriftelijke mededeling van de minister, inhoudende een wijziging van deze overeenkomst.

  • 6. Deze overeenkomst eindigt van rechtswege door de intrekking van het Kaderbesluit EZ-subsidies of door intrekking van artikel 2.3, eerste lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen.

  • 7. Wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging van deze overeenkomst heeft geen gevolg ten aanzien van bedrijfsborgstellingskredieten, welke ten tijde van de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging overeenkomstig artikel 3 zijn gemeld en ten aanzien van bedrijfsborgstellingskredieten die zijn of zullen worden verstrekt uit hoofde van een kredietovereenkomst die is aangegaan voor de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging.

  • 8. Als het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 2.3, eerste lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen gelijktijdig worden ingetrokken en vervangen door materieel identieke wettelijke voorschriften in een andere algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling dan is het zesde lid niet van toepassing.

Artikel 25. Kredietverstrekker-gelieerde

Kredietverstrekker-gelieerde in de zin van artikel 1, tweede lid, onder a, van deze overeenkomst is (zijn):

  • a. (...) ....................

  • b. (...enz.)

Getekend te ’s-Gravenhage .....

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

(naam en functie vertegenwoordigers kredietverstrekker)

L

Na bijlage 2.6. wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

Bijlage 2.7.

ARTIKEL II

In de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2012 wordt nummer 1.1. van de tabel in artikel 1 als volgt gewijzigd:

1. ‘Bedrijfsborgstellingskredieten’ wordt vervangen door Bedrijfsborgstellingskredieten (banken en kredietinstellingen in de zin van de Wet financiële markten BES) en ‘705.000.000’ wordt vervangen door: 680.000.000.

2. Tussen de groep Bedrijfsborgstellingskredieten (banken en kredietinstellingen in de zin van de Wet financiële markten BES) en de groep Bodemsaneringsborgstellingskredieten, wordt een groep ingevoegd, luidende:

Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (borgstelling MKB-kredieten)

2.3 Bedrijfsborgstellings-kredieten (door de minister aangewezen kredietverstrekkers)

Tijdstip waarop de regeling WJZ/12316813 in werking treedt t/m 31-12

25.000.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 9 oktober 2012

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

Doel en aanleiding

Mede naar aanleiding van een amendement van het Tweede Kamerlid Koppejan heeft de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bij brief van 31 mei 2012 aan de Tweede Kamer1 aangegeven dat het wenselijk is dat nieuwe aanbieders van MKB financiering ontstaan en dat het eveneens wenselijk is dit door middel van bestaande borgstellings- en garantieregelingen inzake bedrijfsfinanciering te stimuleren. Met de onderhavige wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen wordt hieraan uitvoering gegeven door openstelling van de Borgstelling MKB-kredieten (hierna: BMKB) voor andere financiers dan banken, waarbij conform het amendement Koppejan in eerste instantie € 25 mln. uit het budget van de BMKB gereserveerd is voor deze financiers. De uitbreiding van de BMKB strekt zich in eerste instantie uit tot kredietovereenkomsten met MKB-ondernemers die betrekking hebben op bedrijfsborgstellingskredieten. In een later stadium zal bezien worden of de uitbreiding ook betrekking zou moeten hebben op bodemsaneringsborgstellingskredieten.

Een snelle totstandkoming en inwerkingtreding van de regeling is van belang, zodat er op korte termijn voor het MKB nieuwe financieringsmogelijkheden ontstaan. Deze maatregel geldt in beginsel tot ultimo 2013. Indien blijkt dat de maatregelen geen extra risico’s voor de Staat met zich brengen en effectief zijn, kan worden besloten de maatregel – al dan niet in gewijzigde vorm – te handhaven. Daarom zal één jaar na inwerkingtreding van de regeling onderzocht worden wat het effect en de werking daarvan is. Aan de hand van dit onderzoek zal over voortzetting besloten worden. Overigens zal de werking van de maatregelen continu gemonitord worden, zodat snel kan worden ingegrepen indien er sprake is van ongewenste ontwikkelingen.

De minister heeft in reactie op genoemde motie van het Tweede Kamerlid Koppejan onder meer aangegeven dat openstelling er niet toe mag leiden dat de kosten voor de overheid van de BMKB oplopen. In dit verband is het volgende van belang.

Waarborgen BMKB

De BMKB is opgezet om kredietverlening door banken aan MKB bedrijven met onvoldoende zekerheden mogelijk te maken. Wezenlijk element van de regeling is dat bedrijven over voldoende continuïteits- en rendementsperspectief dienen te beschikken alvorens een bank een krediet onder de BMKB mag brengen. De BMKB is voorts enkel gericht op financiering met vreemd vermogen. Dit karakter van de BMKB wordt door de onderhavige openstelling voor nieuwe toetreders niet gewijzigd. Dit sluit uit dat kredieten onder de BMKB worden gebracht die risicovoller zijn dan het risicoprofiel van de bestaande BMKB-portefeuille.

Voorts dienen alle financiers, derhalve ook de nieuwe toetreders, te voldoen aan de eisen gesteld in artikel 22 en 24 van het Kaderbesluit EZ-subsidies. De eisen die artikel 24 stelt, houden verband met de deskundigheid, betrouwbaarheid, integriteit en de financiële draagkracht en stabiliteit van de financier. Een adviescommissie zal de minister adviseren of voldaan wordt aan deze eisen. De samenstelling van de adviescommissie wordt afgestemd op de specifieke eisen die aan de nieuwe financiers gesteld worden. Gezien het specifieke karakter van de financiering met vreemd vermogen van het MKB, waar doorgaans sprake is van grote aantallen financieringen, zal in het bijzonder de wijze waarop de financier is georganiseerd en het financieringsproces bezien worden. Indien organisatie en financieringsproces onvoldoende zijn, wordt niet voldaan aan de eisen van artikel 24 van het Kaderbesluit EZ-subsidies, in het bijzonder aan de eisen inzake deskundigheid en stabiliteit van de financier. In dat geval wordt de financier niet toegelaten tot de BMKB.

Als extra waarborg is, door opname in de met de nieuwe toetreders te sluiten bedrijfsborgstellingsmodelovereenkomst, voorzien dat alle voorgenomen bedrijfsborgstellingskredieten vooraf aan de minister ter goedkeuring moeten worden voorgelegd. Eerst nadat de minister goedkeuring heeft verleend, en aan enkele andere vereisten is voldaan, is de borgstelling tot stand gekomen. Indien Agentschap NL, namens de minister, tot de conclusie komt dat de financieringen die onder de BMKB gebracht zijn, stabiel en conform de kwaliteit zijn, kan het agentschap besluiten om, evenals bij de banken, te volstaan met een voorafgaande melding in plaats van een goedkeuring van de kredietovereenkomsten.

De regels van de BMKB en de daarbij behorende modelovereenkomst blijven voor het overige grotendeels ongewijzigd, met dien verstande dat van het op de begroting beschikbare budget voor de BMKB een deel wordt gereserveerd voor nieuwe MKB financiers die tot de BMKB zijn toegelaten. Ten dien einde wordt een apart subsidieplafond voor deze nieuwe financiers vastgesteld. De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op basis van binnenkomst van aanvragen voor bedrijfsborgstellingskrediet. Daarbij is het moment van melding van de borgstellingsovereenkomst bepalend als moment waarop borgstellingsbudget ter beschikking wordt gesteld. Dit is immers het moment dat er zekerheid bestaat dat de voorgenomen kredietovereenkomst tussen de aangewezen kredietverstrekker en de MKB-ondernemer is gesloten en de aangewezen kredietverstrekker, door middel van de melding, aangeeft die overeenkomst onder de werking van de borgstellingsovereenkomst te brengen. Hierdoor wordt ook voorkomen dat borgstellingsbudget ongebruikt blijft, doordat de aangewezen kredietverstrekker, na toetsing van de voorgenomen kredietovereenkomst niet tot melding van het krediet over gaat.

Staatssteun

De onderhavige regeling leidt niet tot een wijziging van de voorwaarden voor de te financieren bedrijven en heeft derhalve geen effect in verband met staatssteun. De BMKB voldoet derhalve onverminderd aan de van toepassing zijnde Europese regels inzake staatssteun.

Administratieve lasten

De openstelling van de BMKB voor niet-banken zal tijdelijk tot een toename van de administratieve lasten van de BMKB leiden omdat kredietverstrekkers die willen toetreden daartoe een aanvraag moeten doen. Voorts zullen de voorgenomen kredietverstrekkingen door de kredietverstrekker ter toetsing aan het gentschap moeten worden voorgelegd. In verband met de berekening van deze kosten wordt er van uitgegaan dat circa 10 partijen een aanvraag zullen indienen en dat circa 5 daarvan worden toegelaten. Per toegelaten partij zullen circa 100 kredieten ter toetsing aan Agentschap NL worden voorgelegd. Dit leidt tot een eenmalige toename van de administratieve lasten met € 19.000, hetgeen als percentage van het totale borgstellingsbudget neerkomt op ca. 0,002%. De administratieve lasten van de regeling zijn 0,07%.

Adviescommissie

Onafhankelijke advisering over de vraag of financiers die gebruik willen maken van de BMKB aan de eisen voldoen, is gewenst vanwege de zeer specifiek eisen inzake deskundigheid die bij de toelatingsprocedure een rol spelen. Er is gekozen voor een nieuwe, breed samengestelde, adviescommissie vanwege de specifiek benodigde expertise, waar bestaande adviescommissies niet in voorzien.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Deze afwijking is gerechtvaardigd en wenselijk, omdat het van belang is dat er op korte termijn nieuwe financieringsmogelijkheden voor het MKB ontstaan. Zoals hierboven is aangegeven, is deze wijziging reeds eerder aangekondigd, zodat potentiële toetreders op de hoogte zijn van deze wijziging van de regeling. Ook om die reden is er geen bezwaar tegen afwijking van de vaste verandermomenten.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel I, onderdeel A (Artikel 2.2)

Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden naast banken, ook andere door de minister aangewezen kredietverstrekkers, als financier aangewezen. De aanwijzing vindt plaats in het kader van de subsidieverlening (zie artikel I, onderdeel B). Het vereiste dat de financier niet tevens beleggingsonderneming mag zijn, is komen te vervallen.

Artikel I, onderdeel B (Artikel 2.3)

In lijn met het bovenstaande kunnen ook aangewezen kredietverstrekkers voor een subsidie op grond van dit hoofdstuk in aanmerking komen. Voor hen geldt hetzelfde regime als voor banken. Ingevolge artikel 2.3, tweede lid, wordt de subsidie verstrekt in de vorm van een borgstelling voor de terugbetaling van een krediet dat de financier op grond van een kredietovereenkomst aan een MKB-ondernemer heeft verstrekt voor de duur van de kredietovereenkomst. De subsidie wordt met andere woorden verleend in de vorm van een privaatrechtelijke borgstellingsovereenkomst. Dit impliceert dat al hetgeen de omvang van de borgstelling en de rechten en verplichtingen van de borg en de kredietinstelling betreft zullen worden geregeld in die overeenkomst. Deze overeenkomst is opgenomen als bijlage 2.5. bij de regeling.

Artikel I, onderdeel C (Artikel 2.6.)

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een kennelijk vergissing in de regeling te herstellen. Provisiebetaling op grond van dit hoofdstuk gebeurt éénmalig in plaats van jaarlijks. Ook de modelovereenkomst voor banken is in gelijke zin aangepast (zie artikel I, onderdeel I en J).

Artikel I, onderdeel D (Artikel 2.6a)

Hiermee wordt de Adviescommissie Borgstelling MKB-kredieten ingesteld, zoals hierboven reeds is toegelicht.

Artikel I, onderdeel E (Artikel 2.7)

Nadat een aangewezen kredietverstrekker subsidie als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, heeft verkregen en een borgstellingsovereenkomst met de Staat heeft gesloten, kan een kredietverstrekker een krediet onder de werking van de borgstellingsovereenkomst brengen door deze, na toetsing, te melden bij de minister. Hiermee doet de kredietverstrekker een beroep op het subsidieplafond, bedoeld in artikel 2.7, derde lid.

Artikel I, onderdeel G (Artikel 2.10)

De genoemde formulieren zijn eveneens verkrijgbaar bij Agentschap NL, Prinses Beatrixlaan 2, Den Haag of via de website www.agentschapnl.nl

Ingevolge artikel 19, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies gaat de aanvraag, overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

Artikel I, onderdeel H

Deze wijziging is noodzakelijk omdat de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES is ingetrokken en vervangen door de Wet financiële markten BES.

Artikel I, onderdeel I en J (Bijlage 2.1. en 2.2.)

Naast de hierboven onder artikel I, onderdeel C, genoemde wijziging inzake provisiebetaling, zijn enkele (redactionele) verduidelijkingen in de overeenkomst met de banken opgenomen. Vanwege de toetreding van andere financiers dan banken is een aanpassing van artikel 4, eerste lid, onderdeel a, onder 6° noodzakelijk. Dit leidt niet tot een materiële wijziging van de bestaande overeenkomst. Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt een redactionele vergissing te herstellen in de artikelen 12 en 16, tweede lid.

Artikel I, onderdeel K (Bijlage 2.5.)

In dit onderdeel is het model voor een bedrijfsborgstellingsovereenkomst voor de aangewezen kredietverstrekker opgenomen. Deze is nagenoeg gelijkluidend aan de modelovereenkomst voor banken. Dit met uitzondering van enkele aanvullende bepalingen die verband houden met het vereiste dat alle voorgenomen bedrijfsborgstellingskredieten, zoals hierboven reeds toegelicht, vooraf aan de minister ter goedkeuring moeten worden voorgelegd (artikel 6 van de overeenkomst). In artikel 21, vijfde lid, van de overeenkomst is voorts geëxpliciteerd dat blijvend aan de eisen van artikel 24 van het Kaderbesluit EZ-subsidies moet worden voldaan. In artikel 24, derde lid, is aangegeven dat deze overeenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan voor de duur van de pilot, namelijk tot 31 december 2013.

Artikel II

Dit betreft de openstelling van de regeling en de vaststelling van het subsidieplafond. Voor de aangewezen kredietverstrekkers wordt een subsidieplafond van € 25 mln. vastgesteld, onder gelijktijdige verlaging, met eenzelfde bedrag, van het bestaande subsidieplafond voor banken. Het totale budget voor de BMKB blijft derhalve ongewijzigd.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen.


X Noot
1

Kamerstukken II 2011/12, 32 637, nr. 34.

Naar boven