Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 21 mei 2012, nr. WJZ/12061523, houdende wijziging van de Subsidieregeling innoveren en van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2012

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op artikelen 4, 5, 16, 19, eerste lid, en 25 van het Kaderbesluit EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling innoveren wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 4.1 wordt toegevoegd:

  • topsectoren: de negen sectoren plus de drie doorsnijdende thema’s, genoemd in de brief van de minister en van de staatssecretarissen van Financiën en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 13 september 2011, Kamerstukken II, 2010/2011, 32 637, nr. 15, blz. 7.

B

Artikel 4.3, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een IPC-penvoerder voor het verkennen van de mogelijkheden voor samenwerking van MKB-bedrijven met een of meer ondernemingen of publieke kennisinstellingen binnen een of meer topsectoren resulterend in een rapportage waarin zijn opgenomen innovatieonderwerpen waarop met een of meer ondernemingen of publieke kennisinstellingen binnen een of meer topsectoren kan worden samengewerkt, een inventarisatie van mogelijke IPC-deelnemers en een voorstel voor samenwerkingsprojecten.

C

Artikel 4.7, onderdeel a, vervalt.

D

Artikel 4.23 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. uit het innovatieplan onvoldoende blijkt dat de IPC-deelnemer activiteiten verricht die gericht zijn op innovatie van zijn producten, diensten of processen.

E

Artikel 4.24 komt te luiden:

Artikel 4.24

  • 1. De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate:

    • a. er sprake is van meer innovatie;

    • b. de kwaliteit van de samenwerking hoger is;

    • c. er sprake is van een betere aansluiting bij de topsectoren.

  • 2. Voor de rangschikking telt het criterium a voor 40 procent en de criteria b en c elk voor 30 procent.

F

Bijlage 4.1 bij de Subsidieregeling innoveren wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

G

Bijlage 4.2 bij de Subsidieregeling innoveren wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

In de tabel in artikel 1 van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2012 komen onderdelen 2.3 en 2.5 te luiden:

           

2.3

Subsidieregeling innoveren (innovatieprestatiecontracten)

4.3

 

13-06 t/m 13-11-12

700.000,–

2.5

Subsidieregeling innoveren (innovatieprestatiecontracten)

4.18

 

13-06 t/m 13-09-12

17.000.000,–

Artikel III

Op aanvragen om subsidie, die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend en op subsidies die voor die datum zijn verstrekt, blijft hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling innoveren van toepassing, zoals dat onmiddellijk voor dat tijdstip luidde.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 13 juni 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 mei 2012

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen.

BIJLAGE

Aanvraagformulier Subsidie Uitvoering IPC-project 2012

Aanvraag Subsidie Verkenning samenwerking 2012

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

Ingevolge hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling innoveren worden subsidies verstrekt voor innovatieprestatiecontracten (hierna: IPC-projecten). Met deze wijziging van de Subsidieregeling innoveren en van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2012 worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • de verkenning van samenwerking is volledig toegesneden op samenwerking met de topsectoren;

  • de tendercriteria voor IPC-projecten zijn aangepast. De criteria die samenwerking betreffen zijn samengevoegd, evenals de criteria innovatie en economisch perspectief. Daarnaast is een nieuw criterium toegevoegd dat ingaat op de samenwerking met topsectoren. Door deze wijzigingen wordt de Subsidieregeling innoveren, onderdeel IPC’s, toegesneden op het topsectorenbeleid van het kabinet.

Ten slotte worden de datum en het budget voor een nieuwe tender voor IPC-projecten en verkenningen van samenwerking vastgesteld door een wijziging van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2012.

2. Staatssteun

Bij deze wijzigingsregeling is rekening gehouden met de Europese regels betreffende staatssteun. De begunstigden van de te verstrekken subsidie op grond van paragraaf 4 zijn de IPC-deelnemers, zijnde de MKB-ondernemers die deelnemen aan een IPC-verband, alsmede de IPC-penvoerder. Zij ontvangen door de subsidie een financieel voordeel dat selectief uitwerkt. Er is derhalve sprake van staatssteun aan de IPC-penvoerder en de IPC-deelnemers. Echter, de goedkeuring van de Europese Commissie bij beschikking van 15 december 2008, C (2008)8326 (steunmaatregel nr. N312/2008-Nederland), onderdeel 3.1, steun voor O&O-projecten, is van toepassing op IPC-deelnemers.

De begunstigde van de te verstrekken subsidie onder paragraaf 2 en 3 is de desbetreffende IPC-penvoerder. Deze partij ontvangt dan een financieel voordeel dat selectief uitwerkt. Hoewel de IPC-penvoerder een rechtspersoon zonder winstoogmerk is, is niet uit te sluiten dat deze partij toch economische activiteiten uitoefent. Er is sprake van staatssteun, maar deze kan worden verstrekt als de-minimissteun indien de IPC-penvoerder voldoet aan de voorwaarden van de de-minimisverordening (Nr. 1998/2006 van 15 december 2006).

3. Administratieve lasten

De administratieve lasten voor de verkenning van samenwerking komen met 1,44% iets lager uit dan in 2011. Dat wordt veroorzaakt door het feit dat er iets minder aanvragen worden verwacht. De totale administratieve lasten voor de verkenning van samenwerking komen op € 10.800 uit.

De administratieve lasten voor de IPC-projecten blijven op het zelfde niveau en bedragen voor deze tender 1,19%. De totale administratieve lasten komen voor de IPC’s uit op € 202.200.

4. Publicatie en inwerkingtreding

Deze wijzigingsregeling treedt op 13 juni 2012 in werking. Daarmee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten als bepaald in het Kabinetsbeleid inzake Vaste Verandermomenten. De reden hiervoor is dat dit in het belang is van de betrokken bedrijven. Dit is een van de uitzonderingsgronden voor afwijking van de vaste verandermomenten als genoemd in het beleid inzake vaste verandermomenten. De betrokken bedrijven zijn in hoofdlijnen al op de hoogte van de wijzigingen.

II Artikelen

Artikel I, onderdeel B

Het Kabinet zet in op negen topsectoren, namelijk Agrofood, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, Creatieve industrie, Chemie, Water, Energie, Life Sciences en Health, High Tech Systemen en Materialen, Logistiek, plus drie doorsnijdende thema’s Biobased Economy, ICT en Nanotechnologie.

Het Kabinet hecht er veel belang aan dat het MKB aansluiting vindt bij deze topsectoren. De Subsidieregeling innoveren, onderdelen verkenning van samenwerking en IPC-pojecten, wordt daarom aangepast. Om brancheorganisaties en andere penvoeders de mogelijkheid te geven om samenwerking met topsectoren voor te bereiden en vorm te geven, wordt de verkenning van samenwerking opengesteld voor aanvragen die verband houden met het voorbereiden van deze samenwerking. Daarnaast wordt de mate van aansluiting met de topsectoren als apart tendercriterium toegevoegd aan de Subsidieregeling innoveren, onderdeel IPC-projecten.

Artikel I, onderdeel C

Het is van belang dat elke penvoerder de mogelijkheid krijgt een aanvraag in te dienen voor verkenning van samenwerking met een topsector. Daarom wordt (voor nu) de bepaling geschrapt dat afwijzend op een aanvraag voor verkenning van samenwerking wordt beslist als de penvoerder minder dan drie jaar geleden subsidie voor een verkenning heeft gekregen die betrekking had op eenzelfde of vergelijkbaar onderdeel van het bedrijfsleven.

Artikel I, onderdeel D

De extra afwijzingsgrond die met deze wijziging wordt doorgevoerd, is opgenomen om te bewerkstelligen dat als uit het innovatieplan blijkt dat activiteiten die de IPC-deelnemer verricht onvoldoende zijn gericht op innovatie van zijn producten, diensten of processen de aanvraag wordt afgewezen. Voorkomen dient te worden dat de subsidie wordt aangewend voor projecten die niet duidelijk te relateren zijn aan innovatie en te weinig risico nemen om tot innovatie te komen. De additionaliteit van de subsidie zou daarmee anders in gevaar komen.

Artikel I, onderdeel E

De tendercriteria zijn ten opzichte van de vorige tender (22 november 2011 tot 17 januari 2012) gewijzigd. Het aantal criteria is teruggebracht van zeven naar drie. De criteria die samenhangen met samenwerking zijn ondergebracht in één overkoepelend criterium ‘samenwerking’ (onderdeel b). Het criterium `economisch perspectief’ is ondergebracht bij het criterium ‘innovatie’. Ten slotte is het criterium ‘aansluiting met de topsectoren’ toegevoegd teneinde de Subsidieregeling innoveren, onderdeel IPC-projecten, aan te sluiten op het kabinetsbeleid voor topsectoren.

Het overkoepelend plan en de plannen gericht op collectieve activiteiten vormen samen het IPC-project en worden in samenhang met elkaar beoordeeld, waarbij de nadruk ligt op het overkoepelend plan. Het overkoepelend plan zal dus de benodigde informatie moeten leveren.

De drie nieuwe tendercriteria worden als volgt toegelicht:

  • a. Mate van innovatie

Een IPC-project en de onderliggende activiteiten moeten gericht zijn op de ontwikkeling van producten, diensten of productieprocessen die nieuw zijn voor de bedrijven. Een IPC-project moet een duidelijk innovatief aspect bevatten.

Er wordt met name gekeken naar de volgende aspecten:.

Naarmate het verschil tussen het met het IPC-project te bereiken innovatieniveau en het huidige innovatieniveau van de bedrijven groter is, zal de aanvraag hoger gerangschikt worden.

Daarnaast zal de impact van het IPC-project groter zijn als er structurele voorzieningen zijn getroffen om het innovatieve proces in de bedrijven, de branche en de regio te verankeren. Als het innovatieproces structureel in de organisaties wordt ingebed, zal de aanvraag hoger scoren dan als innovatie een tijdelijk initiatief is.

Niet alleen de verankering van innovatie, maar ook de verspreiding van kennis die opgedaan is in het proces heeft invloed op de grootte van de economische impuls.

Ook wordt er gekeken naar de kennis die binnen het IPC-project wordt ontwikkeld. Naarmate deze onder een grotere groep bedrijven ter beschikking wordt gesteld, zal de IPC-aanvraag hoger scoren.

Ten slotte wordt er gekeken naar de impact van deze innovatie op het bedrijf en de sector. Hierbij wordt gekeken naar de creatie van economische waarde maar ook naar de realiseerbaarheid van de innovatie en het gegeven marktperspectief.

  • b. Kwaliteit van de samenwerking

Innovatie wordt gestimuleerd door over de eigen grenzen te kijken. Samenwerking met andere bedrijven, andere branches en andere instellingen kan tot nieuwe ideeën en producten leiden. Daarom is samenwerking een belangrijk aspect van een IPC-project.

Er wordt met name gekeken naar de volgende aspecten:

Aanvragen met deelnemers uit verschillende branches of uit de gehele kolom of keten scoren hoger dan IPC-verbanden die bestaan uit bedrijven uit dezelfde branche. Met branche wordt bedoeld een groep bedrijven die gelijksoortige activiteiten uitoefenen in een bepaalde categorie producten of diensten, bijvoorbeeld de schildersbranche of bedrijven in de logistieke dienstverlening. Samenwerkingsverbanden waarbij er sprake is van een grote complementariteit tussen deelnemers op het gebied van activiteiten (bijvoorbeeld ketensamenwerking) of in de inbreng van kennis, scoren daarnaast hoger dan aanvragen waarin dit niet het geval is.

Samenwerking met publieke kennisinstellingen is ook van belang, omdat daar met publieke middelen veel kennis wordt ontwikkeld die het MKB kan gebruiken bij het ontwikkelen van nieuwe producten/diensten. Het valoriseren van deze kennis wordt dan ook door EL&I gestimuleerd door de samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven te bevorderen. Naarmate de samenwerking intensiever en concreter is (van louter kennisoverdracht tot volledig gezamenlijke ontwikkeling), scoort de aanvraag hoger.

Bij de intensiteit van de samenwerking wordt ook gekeken naar de huidige intensiteit van de samenwerking. De aanvraag zal hoger gerangschikt worden naarmate het verschil groter is tussen de met het IPC-project te bereiken samenwerkingsintensiteit en de huidige samenwerkingsintensiteit van de bedrijven.

Het is van belang dat de verschillende activiteiten in een IPC-project geen op zichzelf staande projecten vormen, maar dat er samenhang bestaat tussen de verschillende individuele en collectieve activiteiten. Hoe groter de samenhang binnen een IPC-project en tussen de verschillende activiteiten, hoe hoger de aanvraag kan scoren.

De samenwerking wordt gecoördineerd en begeleid door de penvoerder. De aanvraag scoort hoger naarmate de kwaliteit van de begeleiding en de projectorganisatie, en daarmee de kwaliteit van de samenwerking, rond het IPC-project door de penvoerder beter zijn. Het komt de kwaliteit van de samenwerking ten goede als de penvoerder affiniteit heeft met de groep bedrijven in het IPC-project en expertise heeft opgedaan met het begeleiden van innovatieplannen. Ook de intensiteit van de begeleiding en de vorm die de begeleiding aanneemt is daarbij van belang.

  • c. aansluiting bij topsectoren

Het Kabinet zet in op negen topsectoren, namelijk Agrofood, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, Creatieve industrie, Chemie, Water, Energie, Life Sciences en Health, High Tech Systemen en Materialen, Logistiek, plus drie doorsnijdende thema’s Biobased Economy, ICT en Nanotechnologie.

Daarom is aan de IPC-regeling een tendercriterium toegevoegd dat ingaat op de mate van aansluiting van een IPC-project bij het topsectorenbeleid. Naarmate een IPC-project beter aansluit bij de ambities van de topsectoren en er meer wordt samengewerkt met (partijen binnen) een topsector zal de aanvraag hoger scoren. Ook scoort een IPC-project hoger naarmate er meer sprake is van valorisatie van kennis die bij de topsectoren door publieke kennisinstellingen of bedrijven ontwikkeld is. Aansluiting kan op verschillende manieren plaatsvinden b.v. door het aansluiten bij de thema’s of onderwerpen van een topsectoragenda of doorsnijdend thema, het actief uitwisselen van kennis met de (partijen binnen de) topsector, het actief aansluiten van het IPC-project met andere projecten of programma’s binnen een topsector, het afstemmen van onderzoek en ontwikkeling binnen het IPC-project met onderzoek en ontwikkeling in de topsector e.d. .

Artikel I, onderdelen F en G

Bijlagen 4.1, het model aanvraagformulier voor verkenning van samenwerking, en 4.2, het model aanvraagformulier voor de uitvoering van een IPC-project, worden opnieuw met enkele wijzigingen vastgesteld.

Artikel II

Met deze wijzigingen van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2012 worden de indieningsperioden en de bijbehorende subsidieplafonds voor de diverse subsidies op grond van hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling innoveren vastgesteld.

De aanvraagperiode met betrekking tot de verkenning van samenwerking (paragraaf 2) wordt per 13 juni 2012 opengesteld en sluit op 13 november 2012, 17.00 u. De aanvraagperiode met betrekking tot IPC-projecten (paragraaf 4) wordt per 13 juni 2012 opengesteld en sluit op 13 september 2012, 17.00 u.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen.

Naar boven