Regeling tot wijziging van de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen in verband met de tweejaarlijkse revisie van internationale voorschriften en de inwerkingtreding van de richtlijn nr. 2008/68/EG

25 maart 2009

Nr. CEND/HDJZ-2009/223

Sector I&O

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op richtlijn nr. 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (PbEU L 260), artikel 9 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. richtlijn nr. 2008/68/EG:

richtlijn nr. 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (PbEU L 260).

B

In artikel 4 wordt de zinsnede ‘het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor van en naar de republieken van de voormalige Sovjet-Unie die geen partij zijn bij het COTIF’ vervangen door:

het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor van en naar landen die partij zijn bij de Organisation for Cooperation of Railways (OSJD).

C

Bijlage 1 wordt gewijzigd overeenkomstig de wijzigingen opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

D

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1 vervalt.

2. Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2. Ontheffingen

De Minister verleent een ontheffing als bedoeld in artikel 9 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen slechts op voorwaarden dat de veiligheid niet in gevaar komt en het vervoer waarvoor de ontheffing wordt verleend duidelijk is gespecificeerd en van tijdelijke aard is.

E

Bijlage 3 wordt vervangen door bijlage 2 bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van bijlage 1, die ter inzage wordt gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

BIJLAGE 2

Bijlage 3 als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen

Erkende instanties

Artikel 1. Erkende instanties

  • 1. In de onderstaande tabel zijn de instanties opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover bedoelde handelingen worden uitgevoerd door Nederlandse instanties.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de uitvoering van de voorschriften in de vermelde randnummers van bijlage 1 voor zover deze betrekking hebben op drukhouders en tanks als bedoeld in de Regeling vervoerbare drukapparatuur voorbehouden aan de op grond van die regeling aangewezen instanties.

Tabel 1.

Randnummer

Instanties

1.4.2.2.4, 1.8.1.1, 1.8.1.2. 1.8.1.3, 1.8.1.4, 1.8.2.2, 1.8.2.3, 1.8.3.5, 1.8.5.1

IVW

1.8.3.7, 1.8.3.8, 1.8.3.10, 1.8.3.14, 1.8.3.16

CBR

1.9.4

DGMo

1.10.3.2.2, Opmerking

politie

2.2.1.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria

TNO DV

2.2.1.1.3

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

2.2.1.1.7.2

IVW

2.2.1.3, Opmerking bij UN-nummer 0190

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

2.2.41.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.41.1.13

2.2.51.1, voor zover het betreft de autoriteit, genoemd in het Handboek beproevingen en criteria, 2.2.52.1.8

TNO DV

2.2.62.1.9, Opmerking, 2.2.62.1.12

LNV of VWS

3.1.2.6

LRN

3.3.1, bijzondere bepalingen 16 en 178

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

3.3.1, bijzondere bepalingen 181, 237, 239, 266, 271, 272 en 278

TNO DV

3.3.1, bijzondere bepaling 283

LRN

3.3.1, bijzondere bepalingen 288, 309, 311

TNO DV

3.3.1, bijzondere bepaling 637

VROM

3.3.1, bijzondere bepaling 645

IVW

4.1.1.15

TNO C in overeenstemming met DGMo

4.1.3.6

LRN

4.1.4.1, P099, P101

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

4.1.4.1, P200, P201, P203

LRN

4.1.4.1, P405 (2) b)

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

4.1.4.1, P601 (3) g)

TNO C

4.1.4.1, P620, P650

LNV of VWS

4.1.4.1, P902, 4.1.4.1, P905

LRN

4.1.4.2 IBC99, 4.1.4.2 IBC520, 4.1.4.3 LP99

TNO DV

4.1.4.3 LP902

LRN

4.1.5.15, 4.1.5.18

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

4.1.8.7

LNV of VWS

4.1.7.2.2

TNO DV

4.1.10.4, MP21

TNO DV of Defensie, laatstgenoemde voor zover het betreft uitsluitend voor de krijgsmacht bestemde munitie

4.2.1.7, 4.2.1.9.1

LRR/LRN/klassenbureau

4.2.1.13.1, 4.2.1.13.3

LRR in overeenstemming met TNO DV

4.2.3.7.1, 4.2.5.1.1

LRR/LRN

4.2.5.3 TP4, TP9, TP10, TP16, TP24

LRR/LRN/klassenbureau

4.3.2.1.5, voetnoot 2

LRR/LRN

4.3.2.1.7

LRR/LRN/klassenbureau

4.3.3.2.5

LRR/LRN

4.3.5, TU39

LRR in overeenstemming met TNO DV

5.2.2.1.9

TNO DV

6.1.1.2, 6.1.1.4

TNO C in overeenstemming met DGMo

6.1.3.1, 6.1.3.8

TNO C

6.1.4.8.8, 6.1.4.13.7

TNO C in overeenstemming met DGMo

6.1.5.1.1, 6.1.5.1.3, 6.1.5.1.5, 6.1.5.1.10

6.1.5.2.5, 6.1.5.8.2

TNO C

6.2.1.4.1, 6.2.1.4.2, 6.2.1.5.1 g), 6.2.1.6.1, 6.2.1.7.2, 6.2.2.1.1, Opmerking 2, 6.2.2.5.2, 6.2.2.5.3, 6.2.2.5.4, 6.2.2.5.5, 6.2.2.6.2, 6.2.2.6.3, 6.2.2.6.4, 6.2.2.7.1d), 6.2.2.7.3, 6.2.2.7.6, 6.2.2.7.7, 6.2.2.9, 6.2.3.4.2, 6.2.3.5, 6.2.3.6.1, 6.2.5.4.2, 6.2.6.3.2.2, 6.2.6.3.3

LRN

6.3.2.1, 6.3.2.2

TNO C in overeenstemming met DGMo

6.3.4.2, 6.3.4.3, 6.3.5.1.1, 6.3.5.1.3, 6.3.5.1.5, 6.3.5.1.7, 6.3.5.1.8, 6.3.5.5.2

TNO C

6.5.1.1.2

TNO C in overeenstemming met DGMo

6.5.1.1.3

TNO C

6.5.4.1

TNO C in overeenstemming met DGMo

6.5.2.1.1, 6.5.2.2.4, 6.5.2.2.5, 6.5.4.4.1, 6.5.6.1.1, 6.5.6.2.1, 6.5.6.2.3, 6.5.6.3.4, 6.5.6.14.2.

TNO C

6.6.1.2, 6.6.1.3

TNO C in overeenstemming met DGMo

6.6.3.1, 6.6.5.1.1, 6.6.5.1.3, 6.6.5.1.5, 6.6.5.1.7, 6.6.5.1.8, 6.6.5.4.3

TNO C

6.7.1.2

LRR/LRN

6.7.2.2.1, 6.7.2.2.10, 6.7.2.2.14

LRR/LRN/klassenbureau

6.7.2.3.1, 6.7.2.3.3.1

LRR/LRN

6.7.2.4.3, 6.7.2.6.2, 6.7.2.6.3, 6.7.2.6.4, 6.7.2.7.1, 6.7.2.8.3, 6.7.2.10.1, 6.7.2.12.2.4, 6.7.2.18.1, 6.7.2.19.5, 6.7.2.19.9, 6.7.2.19.10

LRR/LRN/klassenbureau

6.7.3.2.1, 6.7.3.2.11, 6.7.3.3.3.1, 6.7.3.7.3, 6.7.3.8.1.2, 6.7.3.14.1, 6.7.3.15.3, 6.7.3.15.5, 6.7.3.15.9, 6.7.3.15.10, 6.7.4.2.1, 6.7.4.2.8.1, 6.7.4.2.8.2, 6.7.4.2.14, 6.7.4.3.3.1, 6.7.4.5.10

6.7.4.6.4, 6.7.4.7.4, 6.7.4.13.1, 6.7.4.14.3, 6.7.4.14.6 b)

LRR/LRN

6.7.4.14.10, 6.7.4.14.11

LRR/LRN/klassenbureau

6.7.5.2.9, 6.7.5.4.1, 6.7.5.4.3, 6.7.5.11.1

LRR/LRN

6.7.5.12.3, 6.7.5.12.7

LRR/LRN/klassenbureau

6.8.2.1.4, 6.8.2.1.16, 6.8.2.1.19

LRR/LRN/klassenbureau

6.8.2.1.20

LRR/LRN

6.8.2.1.23, 6.8.2.2.2

LRR/LRN/klassenbureau

6.8.2.2.10

LRR

6.8.2.3.1, 6.8.2.4.1 voetnoot 9, 6.8.2.4.2 voetnoot 9, 6.8.2.4.5

LRR/LRN/klassenbureau

6.8.2.4.6

LRR, voor zover het betreft de deskundige in de zin van 6.8.2.4.5

6.8.2.7

LRR/LRN/klassenbureau

6.8.3.2.16, 6.8.3.2.26, 6.8.3.4.4

LRR/LRN

6.8.3.4.6 b)

LRR/LRN/klassenbureau

6.8.3.4.12, 6.8.3.4.16, 6.8.3.7

LRR/LRN

6.8.4 TA4, TT2, TT7, TT9

LRR

6.8.4 TA2

LRR in overeenstemming met TNO DV

6.8.5.2.2

LRR/LRN

6.9.1.1, 6.9.2.1, 6.9.2.5, 6.9.2.13, 6.9.2.14.4, 6.9.2.14.5, 6.9.4.2.4, 6.9.4.4.1, 6.9.5.3

LRR

6.11.2.4, 6.11.4.4 (Code BK1)

LRR

7.3.2.6.2

IVW

7.3.3, VW12, VW13

LRR

7.5.2.2 voetnoot a)

LRR

Artikel 2

In de tabel in artikel 1 wordt verstaan onder:

CBR: Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen;

Defensie: Minister van Defensie;

DGMo: Minister, namens deze de Directeur Mobiliteit;

IVW: Minister, namens deze de Inspecteur-Generaal Verkeer en Waterstaat;

klassenbureau: privaatrechtelijke organisatie die keuringen van tankcontainers of transporttanks uitvoert in opdracht van de fabrikant, de eigenaar of de gebruiker van tankcontainers of transporttanks en die is erkend overeenkomstig artikel 3 van deze bijlage;

LNV: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

LRN: Lloyd’s Register Nederland B.V.;

LRR: Lloyd’s Register Rail Europe B.V.;

LRR/LRN:

  • 1°. Lloyds’s Register Rail Europe B.V., of

  • 2°. inzake reservoirs voor gassen (RID-klasse 2): Lloyd’s Register Nederland B.V.;

LRR/LRN/klassenbureau:

  • 1°. Lloyd’s Register Rail Europe B.V.;

  • 2°. inzake reservoirs voor gassen (RID-klasse 2): Lloyd’s Register Nederland B.V., of

  • 3°. klassenbureau, voor zover het betreft tankcontainers of transporttanks voor gevaarlijke stoffen, met uitzondering van gassen van klasse 2 (behoudens de dichtheidsproef);

politie: Korps landelijke politiediensten dan wel de regiopolitie in de desbetreffende regio;

TNO DV: kerngebied Defensie en Veiligheid van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek;

TNO C: TNO Certification B.V. van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek;

VROM: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

VWS: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 3. Erkenningsvoorwaarden

  • 1. De Minister kan een instantie erkennen voor het uitvoeren van een of meer taken als bedoeld in artikel 1 van deze bijlage.

  • 2. Een aanvraag om erkenning, gedaan door een ander dan een orgaan van de rijksoverheid, wordt slechts ingewilligd indien de aanvrager naar het oordeel van de Minister:

    • a. rechtspersoonlijkheid heeft;

    • b. redelijkerwijs onafhankelijk is van de betrokken opdrachtgever;

    • c. beschikt over voldoende vakbekwaamheid voor de desbetreffende taak op ten minste MBO-niveau;

    • d. beschikt over een geschikt kwaliteitsborgingssysteem; en

    • e. voldoet aan andere door de Minister met het oog op het behoorlijk uitvoeren van de desbetreffende taak te stellen nadere voorschriften.

  • 3. Bij de aanvraag overlegt de aanvrager bewijzen of verklaringen waaruit genoegzaam blijkt, dat hij voldoet aan het tweede lid.

  • 4. Aan de erkenning kan de Minister voorschriften of beperkingen verbinden.

  • 5. De Minister kan een erkenning intrekken of schorsen, indien naar zijn oordeel niet wordt voldaan aan dit artikel.

  • 6. De instantie verstrekt de Minister binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar een overzicht van de in dat jaar verrichte keuringen, bevattende goedkeuringen, weigeringen tot goedkeuring, alsmede de redenen voor weigeringen tot goedkeuring.

  • 7. De instantie verstrekt alle inlichtingen die namens de Minister verlangd worden door de Inspecteur-Generaal Verkeer en Waterstaat en die betrekking hebben op het eerste, tweede, derde en vierde lid voor zover betreffende handelingen met betrekking tot wagens en tanks als bedoeld in bijlage 1.

TOELICHTING

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen (VSG) in verband met de implementatie van de tweejaarlijkse revisie van het Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen (RID). Daarnaast dient deze wijziging ter implementatie van richtlijn nr. 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (PbEU L 260). Met deze richtlijn is één gemeenschappelijke regeling tot stand gebracht die van toepassing is op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, het spoor en de binnenwateren. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor is in deze richtlijn de verplichting opgenomen om het RID te implementeren voor het nationaal vervoer en het vervoer binnen de Europese Unie. Deze plicht was ook reeds opgenomen in richtlijn nr. 96/49/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor, die door de richtlijn nr. 2008/68/EG wordt vervangen. Voor Nederland leidt implementatie van de richtlijn nr. 2008/68/EG wat het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor betreft in zoverre dan ook niet tot een nieuwe situatie. Wel brengt de nieuwe richtlijn aanpassing van een aantal bepalingen uit bijlage 2 met zich.

De technische voorschriften van het RID zijn in het Nederlands vertaald opgenomen in bijlage 1 bij de VSG. De revisie van het RID heeft daarom ook aanpassing van deze bijlage tot gevolg. Gezien de omvang van die bijlage is er voor gekozen deze niet in de Staatscourant te publiceren. In het slotformulier is, zoals gebruikelijk, bepaald dat bijlage 1 bij de regeling wordt bekendgemaakt door terinzagelegging. Terinzagelegging vindt plaats in de bibliotheek van de Hoofddirectie Juridische Zaken van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Koningskade 4, 2500 EX Den Haag. Ook is de bijlage te raadplegen via de internetsite van de Inspectie voor Verkeer en Waterstaat, www.ivw.nl.

De wijziging van bijlage 1 hangt deels samen met de 15e editie van de VN-Aanbevelingen voor het Vervoer van Gevaarlijke Goederen. Bijlage 2 bevat voorschriften in aanvulling op bijlage 1. In bijlage 3 bij de VSG zijn de instanties opgenomen die als bevoegde autoriteit zijn aangewezen om de taken en bevoegdheden uit te voeren, zoals deze zijn opgenomen in de internationale voorschriften.

Nu de wijziging van de VSG rechtstreeks verband houden met de wijzigingen van internationale voorschriften en de implementatie van richtlijn nr. 2008/68/EG is de ontwerpregeling niet voorgelegd aan het Adviescollege voor de toetsing van administratieve lasten.

De wijzigingen van het RID zijn reeds op 1 januari 2009 in werking getreden. In verband met achterstanden in de vertalingen was het niet mogelijk de wijzigingen reeds voor die datum in de VSG op te nemen. Ingevolge de richtlijn hoeven de gewijzigde voorschriften van het RID ook eerst 1 juli 2009 in het nationale recht opgenomen te worden. En op grond van het overgangsrecht als opgenomen in het RID kan nog tot 1 juli 2009 gebruik gemaakt worden van het RID, versie 2007.

Implementatie richtlijn nr. 2008/68/EG

Richtlijn nr. 2008/68/EG bepaalt wat het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor betreft met name dat het RID van toepassing is op dat vervoer binnen het grondgebied van de Europese Unie. Voor Nederland brengt dit geen nieuwe situatie met zich, aangezien het RID reeds sinds jaar en dag van toepassing is op het vervoer over Nederlands grondgebied. Ook voor de aanvullende voorschriften, zoals opgenomen in bijlage 2 van de VSG, brengt deze richtlijn nauwelijks wijzigingen met zich, aangezien bij het vaststellen van deze voorschriften gebruik is gemaakt van de daarvoor geboden ruimte in met name hoofdstuk 1.9 van het RID. Deze voorschriften zijn ook overeenkomstig de daarbij vermelde procedure gemeld aan de internationale organisatie voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, het OTIF. Nu ook dit hoofdstuk ingevolge de richtlijn van toepassing is op het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor, staat de richtlijn aan het opnemen van deze aanvullende voorschriften niet in de weg. Dit volgt ook uit de overwegingen bij de richtlijn (zie in dit verband met name overwegingen 5 en 10).

Met deze implementatie worden overigens niet de in de richtlijn, onder verwijzing naar de voorschriften van het RID, opgenomen voorschriften voor het vervoer van radio-actieve stoffen geïmplementeerd. Dat vervoer wordt namelijk niet gereguleerd via de Wvgs, maar via de Kernergiewet. Zie in dit kader het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radio-actieve stoffen.

In de richtlijn wordt voorts het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en de binnenwateren gereguleerd. Ten behoeve van die implementatie worden de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen respectievelijk de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen bij afzonderlijke regelingen gewijzigd.

Onderstaand wordt een overzicht gegeven van de wijze waarop de daarvoor in aanmerking komende bepalingen van richtlijn nr. 2008/68/EG zijn geïmplementeerd. De niet genoemde bepalingen van de richtlijn zijn ofwel niet relevant voor de situatie in Nederland ofwel behoeven geen implementatie.

Richtlijn

Wijze van implementatie

Art. 1, lid 1

Is reeds geïmplementeerd door middel van artikel 2 van de Wvgs

Art. 1, lid 4, onder a

Wordt niet toegepast

Art. 1, lid 4, onder b

Wordt niet toegepast

Art. 2, onderdeel 5

Is reeds geïmplementeerd door middel van artikel 1van de Wvgs

Art. 3

Verbod en voorwaardelijk toegelaten vervoer is reeds gereguleerd in de artikelen 3, 4 en 5 van de Wvgs juncto artikel 2 van het Bvgs juncto artikel 3 van de VSG

Art. 4

Is reeds geïmplementeerd door het toepassingsbereik als opgenomen in artikel 2 van de Wvgs, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen tussen lidstaten of derde landen

Art. 5, eerste lid

Wordt niet toegepast

Art. 6, eerste lid

Wordt reeds toegepast in artikel 3 van bijlage 2

Art. 6, tweede lid

Wordt niet toegepast

Art. 6, vijfde lid

Ontheffingsmogelijkheid is opgenomen in artikel 9 van de Wvgs juncto artikel 2 van bijlage 2 van de VSG

Art. 7, eerste lid

Wordt toegepast met betrekking tot artikel 4 van de VSG

Artikelsgewijs

Artikel I

B

Met deze wijziging wordt aangesloten bij de formulering in bijlage II, deel II.2 van de richtlijn nr. 2008/68/EG.

C

Bijlage 1 bij de VSG wordt gewijzigd conform de wijzigingen die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling en volgen de internationale wijzigingen. De omvang van de wijzigingen is dusdanig dat zij evenals voorheen ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

D

Artikel 1 van bijlage 2 was gebaseerd op de expliciete afwijkingsmogelijkheid in richtlijn nr. 96/49/EG om, na raadpleging van de Commissie, toestemming te verlenen voor het vervoer van gevaarlijke goederen in afwijking van de technische voorschriften van het RID op welbepaalde trajecten en dat deel uitmaakt van een welbepaald industrieel proces. De richtlijn nr. 2008/68 kent deze specifieke afwijkingsmogelijkheid niet. Nu voorts ook geen gebruik is gemaakt van deze afwijkingsmogelijkheid, kan deze bepaling vervallen.

De wijziging van artikel 2 van bijlage 2 houdt verband met de vervanging van richtlijn nr. 96/49/EG door richtlijn nr. 2008/68/EG. Artikel 2 was gebaseerd op de in richtlijn nr. 96/49/EG expliciet opgenomen afwijkingsmogelijkheid voor proefnemingen. In de praktijk plegen proefnemingen en de daarvoor noodzakelijke afwijkingen van het RID thans plaats te vinden via de in het RID (bijlage 1) zelf geboden mogelijkheden tot tijdelijke afwijking van de voorschriften. Het expliciet opnemen van deze bevoegdheid in bijlage 2 is dan ook overbodig.

Voor het overige wordt met de wijziging aangesloten bij de wijze waarop de ontheffingsmogelijkheid is geformuleerd in richtlijn nr. 2008/68/EG.

E

In bijlage 3 is met artikel 1, tweede lid, geregeld dat met betrekking tot drukapparatuur en tanks die vallen onder de Regeling vervoerbare drukapparatuur alleen de instanties bevoegd zijn die op grond van die regeling zijn erkend. Dit heeft te maken met richtlijn nr. 99/36/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1999 betreffende vervoerbare drukapparatuur. Ingevolge die richtlijn zijn alleen de instanties die op grond van die richtlijn en overeenkomstig de daarin vermelde procedure zijn erkend bevoegd keuringen te verrichten met betrekking tot drukapparatuur en tanks als bedoeld in die richtlijn.

De wijzigingen in tabel 1 van bijlage 3 zijn voorts conform de wijzigingen in het RID en brengen geen inhoudelijke wijzigingen in bevoegdheden met zich.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

Naar boven