Bij besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10
april 2007, nr.UAW/CAV/05-14986, is op grond van artikel 10, eerste lid, van
de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 het besluit
van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 maart
1962, nr. 1116, Stcrt. 1962, nr. 63 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 februari 2004,
nr. CAV/99-73692, Stcrt. 2004, nr. 29) zodanig gewijzigd, dat de deelneming
in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie zoals in dat
besluit is bepaald onder II is verplicht gesteld voor:
de mannelijke en vrouwelijke werknemers van 20 jaar tot en met 61 jaar
die op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn in een onderneming
in de Drankindustrie, met uitzondering van:
- de werknemers welke werkzaam zijn in onderdelen van ondernemingen
in welke onderdelen uitsluitend of in hoofdzaak het bierbrouwerijbedrijf wordt
uitgeoefend;
- de werknemers, die krachtens de Wet verplichte deelneming in een
bedrijfstakpensioenfonds 2000 (21 december 2000, Staatsblad 628) verplicht
zijn tot deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Groenten-
en Fruitverwerkende Industrie;
- de directeur-grootaandeelhouder van een naamloze of besloten vennootschap,
zijn/haar echtgeno(o)t(e), partner en overige familieleden indien zij op grond
van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn, maar niet verplicht verzekerd zijn
voor de sociale werknemersverzekeringen, met dien verstande dat niet als werknemer
in de zin van deze verplichtstelling wordt beschouwd degene die als vakantiewerker
gedurende de schoolvakantieperiode in dienst is van een onderneming in de
drankindustrie.
Als werknemer in de zin van deze verplichtstelling wordt niet beschouwd
degene die als vakantiewerker gedurende de schoolvakantieperioden in dienst
is van een onderneming in de drankindustrie.
Wordende ten deze verstaan onder:
drankindustrie:
a. de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen waarin uitsluitend
of in hoofdzaak het bedrijf wordt uitgeoefend van het bereiden, verwerken,
aan de handel verkopen of aan de handel afleveren van:
- gedistilleerde dranken en/of
- likeur en/of
- limonadesiroop en/of
- zwakalcoholhoudende, al dan niet koolzuurhoudende dranken en/of
- alcoholvrije, koolzuurhoudende dranken en/of
- alcoholvrije, niet koolzuurhoudende limonades en/of
- verpakte, al dan niet koolzuurhoudende waters.
b. de ondernemingen, waarin uitsluitend of in hoofdzaak de groothandel
in wijn wordt uitgeoefend;
c. de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen, waarin, uitsluitend
of in hoofdzaak, de groothandel in de onder a. genoemde dranken, gearomatiseerde
melkdranken, vruchtensappen, koolzuur en ruw ijs wordt uitgeoefend, een en
ander met dien verstande, dat ondernemingen, waarin uitsluitend het bierbrouwerijbedrijf
wordt uitgeoefend, niet tot de drankindustrie worden gerekend te behoren.
Eerstgenoemd besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na
de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.