Besluit geheimverklaring overheidsopdrachten woon- en werkverblijven leden koninklijk huis

Besluit van de Minister van Justitie van 9 maart 2006, tot geheimhouding van diensten, leveringen en werken ten behoeve van bouw-, onderhouds- en inrichtingswerkzaamheden aan de woon- en werkverblijven van de leden van het koninklijk huis (Besluit geheimverklaring overheidsopdrachten woon- en werkverblijven leden koninklijk huis)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 13 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten;

Besluit:

Artikel 1

Geheim worden verklaard diensten, leveringen en werken ten behoeve van bouw-, onderhouds- en inrichtingswerkzaamheden aan woon- en werkverblijven van leden van het koninklijk huis.

Artikel 2

Het besluit van 22 maart 2004 tot geheimhouding van diensten, leveringen en werken ten behoeve van bouw- onderhouds- en inrichtingswerkzaamheden aan koninklijke paleizen en objecten (Stcrt. 2004, 66) wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 december 2005.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit geheimverklaring overheidsopdrachten woon- en werkverblijven leden koninklijk huis.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 maart 2006.
De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Toelichting

Doel

De in dit besluit genoemde woon- en werkverblijven worden bewoond door of zijn in gebruik bij leden van het koninklijk huis en andere hoogwaardigheidsbekleders. Bij andere hoogwaardigheidsbekleders kan gedacht worden aan buitenlandse staatshoofden en hun gevolg bij staatsbezoeken. In verband met deze bewoning en dit gebruik is het van belang om inbreuk op het veiligheidsregime van deze objecten tot een minimum te beperken. Dit veiligheidsrisico kan worden beperkt door diensten, leveringen en werken ten behoeve van bouw-, onderhouds- en inrichtingswerkzaamheden aan de woon- en werkverblijven geheim te verklaren.

De kwetsbaarheid van de veiligheid ligt onder andere in de gedetailleerde kennis die derden op zouden kunnen doen aan de hand van bestekken, documenten over beveiligingsinstallaties en andere gevoelige informatie aangaande bouwkundige-, installatietechnische- en inrichtingsaspecten.

Onderhavig besluit ziet, evenals het voorheen geldende besluit van 22 maart 2004, op deze geheimverklaring op grond waarvan een aanbestedende dienst kan beslissen dat een overheidsopdracht met bijzondere veiligheidsmaatregelen gepaard moet gaan.

Grondslag

Reden voor de vervanging van het besluit van 22 maart 2004 door het onderhavige besluit, is gelegen in nieuwe regelgeving waardoor de grondslagen van het besluit van 22 maart 2004 zijn komen te vervallen. Het besluit van 22 maart 2004 was gegrond op het Besluit overheidsaanbestedingen en de drie richtlijnen, te weten nr. 92/50/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (PbEG L 209), nr. 93/36/EEG van de Raad van de Europese Unie van 14 juni 1993 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen (PbEG L 199) en nr. 93/37/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1993 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (PbEG L 199).

Deze aanbestedingsrichtlijnen zijn met ingang van 1 december 2005 vervangen door richtlijn nr. 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PbEG L 134).

Het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten is op 1 december 2005 in werking getreden en vervangt het Besluit overheidsaanbestedingen. Aangezien het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten op 1 december 2005 in werking is getreden, wordt aan het onderhavige besluit terugwerkende kracht tot en met die datum verleend.

Woon- en werkverblijven

In het besluit van 22 maart 2004 werden de paleizen afzonderlijk genoemd. In het onderhavige besluit worden de afzonderlijke paleizen en objecten niet in het artikel benoemd, maar veralgemeniseerd naar koninklijke woon- en werkverblijven van de leden van het koninklijk huis. Aan de veralgemenisering van het besluit liggen twee redenen ten grondslag. Ten eerste wordt het niet opportuun geacht dat de adressen van de koninklijke woon- en werkverblijven bekend raken. Ten tweede hoeft het besluit bij een eventuele verhuizing van de leden van het koninklijk huis of de aanschaf van bijvoorbeeld een nieuwe woning, niet opnieuw te worden aangepast.

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

Naar boven