Selectielijst Raad van State inzake advisering over wet- en regelgeving in hoogste en laatste instantie

Besluit van 18 september 2003, nr. 03.003838 houdende vaststelling van een selectielijst van de Raad van State in verband met de advisering door de Raad over wet- en regelgeving in hoogste en laatste instantie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, M.C. van der Laan, van 12 september 2003, nr. WJZ/2003/41696(8139), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met de Raad van State;

Gelet op artikel 5, tweede lid, aanhef en onder a, van de Archiefwet 1995;

Gezien het advies van de Raad voor cultuur van 13 augustus 2001, nr. arc-2001.2806/2;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De bij dit besluit gevoegde `Selectielijst Raad van State inzake advisering over wet- en regelgeving in hoogste en laatste instantie' en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 18 september 2003.
Beatrix.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,M.C. van der Laan.

Selectielijst Raad van State inzake advisering over wet- en regelgeving in hoogste en laatste instantie

1. Leeswijzer bij de handelingen

a. Handelingnummer

De handelingen zijn genummerd overeenkomstig de volgorde die in het RIO is aangehouden. Daardoor is eenduidigheid gewaarborgd en wordt het naast elkaar gebruiken van RIO en BSD vergemakkelijkt.

b. Handeling

Een handeling is een complex van activiteiten, gericht op het tot stand brengen van een product, dat een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. De formulering van de handelingen is in de regel toegespitst op het product. Echter, een handeling als zodanig omvat alle activiteiten die leiden tot het product. Dientengevolge is de neerslag van een handeling niet beperkt tot het (eind)product, maar omvat ze alle archiefbescheiden die in verband daarmee zijn voortgebracht.

c. Periode

Een periode is in beginsel het tijdvak waarbinnen de handeling (ongeacht de frequentie) is of kan zijn uitgevoerd, gelet op de wettelijke grondslag daarvoor of gezien de gebruikte bronnen.

d. Grondslag

De grondslag betreft de formele wettelijke basis op grond waarvan een handeling binnen een bepaalde periode wordt of kan worden verricht.

e. Product

Zie onder b. De handeling resulteert in een product.

f. Waardering

De afkorting `B' staat voor `bewaren', dat wil zeggen het na afloop van de wettelijke overbrengingstermijn overdragen aan de Algemene Rijksarchiefbewaarplaats van de documentaire neerslag (ongeacht de gegevensdrager) van de handeling, in overeenstemming met de geldende archiefwettelijke bepalingen en conform de normen van de Rijksadviesdienst voor de goede en geordende staat. Bij een B-handeling is achter de selectiebeslissing aangegeven welk selectiecriterium is toegepast.

De afkorting `V' staat voor `vernietigen (op termijn)' oftewel `niet overbrengen'. Bij de desbetreffende handelingen wordt de vernietigingstermijn vermeld. Deze termijn betreft het aantal volle jaren dat - sinds het einde van het jaar waarin een archiefbestanddeel (dossier) dat de neerslag van de handeling bevat, is afgesloten - dient te zijn verlopen voordat tot vernietiging wordt overgegaan.

2. Handelingen

Handelingnummer: 1

Actor: Raad van State (volle raad)

Handeling: Het adviseren over alle voorstellen van wet door de regering aan de Staten-Generaal te doen of door de Staten-Generaal aan de regering gedaan.

Periode: 1945-

Grondslag:

- artikelen 21 en 33, eerste lid, van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129);

- artikel 77, eerste lid, van de Grondwet 1938 (1948);

- artikel 84, eerste lid, van de Grondwet 1953 (1956/1963/1972);

- artikelen 15, eerste lid, (zoals gewijzigd bij artikel I, onderdelen E en F, van de Wet van 21 juni 1989; Stb. 293) en 24, eerste lid, van de Wet op de Raad van State;

- artikel 4.1, eerste lid, van de rijkswet van 19 januari 1983 (Stb. 29);

- artikel 73, eerste lid, van de Grondwet 1983 (1987).

Product: Advies

Waardering: B 1

Handelingnummer: 2

Actor: Raad van State (volle raad)

Handeling: Het adviseren over ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur.

Opmerking: Hieronder zijn met name te verstaan de koninklijke besluiten ter nadere uitvoering van wetten, waarin algemeen verbindende voorschriften worden afgekondigd.

Periode: 1945-

Grondslag:

- artikelen 21 en 33, eerste lid, van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129);

- artikel 77, eerste lid, van de Grondwet 1938 (1948);

- artikel 84, eerste lid, van de Grondwet 1953 (1956/1963/1972);

- artikelen 15, eerste lid (zoals gewijzigd bij artikel I, onderdeel E, de wet van 21 juni 1989; Stb. 293), en 24, eerste lid, van de Wet op de Raad van State;

- artikel 4.1, eerste lid, van de rijkswet van 19 januari 1983 (Stb. 29);

- artikel 73, eerste lid, van de Grondwet 1983 (1987).

Product: Advies

Waardering: B 1

Handelingnummer: 3

Actor: Raad van State (volle raad)

Handeling: Het adviseren in gevallen waarin de wet of een algemene maatregel van bestuur dit voorschrijft.

Opmerking: Als voorbeeld kunnen hier worden genoemd koninklijke besluiten betreffende onteigening.

Periode: 1945-

Grondslag:

- artikelen 24 en 33, eerste lid, van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129);

- artikelen 15, derde lid, (zoals gewijzigd bij artikel I onderdeel E van de wet van 21 juni 1989; Stb. 293) en 24, eerste lid, van de Wet op de Raad van State.

Product: Advies

Waardering: B 1

Handelingnummer: 4

Actor: Raad van State (volle raad)

Handeling: Het adviseren in zaken van algemeen of bijzonder belang waaromtrent de regering het nodig oordeelt.

Periode: 1945-

Grondslag:

- artikelen 24 en 33, eerste lid, van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129);

- artikel 77, derde lid, van de Grondwet 1938 (1948);

- artikel 84, derde lid, van de Grondwet 1953 (1956/1963/1972);

- artikelen 15, derde lid, (zoals gewijzigd bij artikel I, onderdeel E, van de wet van 21 juni 1989; Stb. 293) en 24, eerste lid, van de Wet op de Raad van State.

Product: Advies

Waardering: B 1

Handelingnummer: 5

Actor: Raad van State (volle raad)

Handeling: Het adviseren over overeenkomsten met andere mogendheden en volkenrechtelijke organisaties.

Periode: 1945-

Grondslag:

- artikelen 24 en 33 van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129);

- artikel 84, derde lid, van de Grondwet 1956 (1963/1972);

- artikelen 15, tweede lid, (zoals gewijzigd bij artikel I, onderdeel E, van de wet van 21 juni 1989 (Stb. 293) en 24, eerste lid, van de Wet op de Raad van State;

- artikel 4.1, eerste lid, van de rijkswet van 19 januari 1983 (Stb. 29);

- artikel 73, eerste lid, van de Grondwet 1983 (1987).

Product: Advies

Opmerking: Sedert 1989 wordt ook geadviseerd over het voornemen tot opzegging van een verdrag. Sedert 1989 kan het adviseren van de Raad van State achterwege blijven, indien het verdrag of het voornemen tot opzegging van het verdrag eerder ter stilzwijgende goedkeuring aan de Staten-Generaal was voorgelegd (wet van 21 juni 1989, Stb. 293).

Waardering B 1

Handelingnummer: 6

Actor: Raad van State (volle raad)

Handeling: Het adviseren inzake ontwerpen van krachtens enige wet te nemen besluiten tot vernietiging.

Periode: 1945-

Grondslag:

- artikel 22 van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129);

- artikel 15, vierde lid, van de Wet op de Raad van State.

Product: Advies

Opmerking: De Afdeling Geschillen van Bestuur is belast met de voorbereiding van de uit te brengen adviezen omtrent vernietiging van besluiten. Zie RIO betreffende het taakgebied van de administratieve rechtsbescherming.

Waardering: B 1

Handelingnummer: 7

Actor: Raad van State (volle raad)

Handeling: Het doen van voordrachten betreffende onderwerpen van wetgeving of bestuur waaromtrent de Raad van State het doen van voorstellen aan de Staten-Generaal of uitvaardiging van algemene maatregelen van bestuur nodig acht.

Periode: 1945-

Grondslag:

- artikel 25 van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129);

- artikel 16, eerste lid, van de Wet op de Raad van State.

Product: Voordracht

Waardering: B 1

Handelingnummer: 8

Actor: Raad van State (volle raad)

Handeling: Het doen van voordrachten aan de Koning inzake deskundigen die door de Koning kunnen worden opgeroepen om de volle raad of één der afdelingen van advies en voorlichting te voorzien.

Periode: 1945-1962

Grondslag: artikel 14 van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129)

Product: Voordracht

Opmerking: Bij de vaststelling van de nieuwe Wet op de Raad van State in 1962 is het voordragen door de volle raad komen te vervallen. Het oproepen kan sinds 1962, bij machtiging van de Koning, door de vice-president. Zie actor vice-president, handeling 19.

Waardering: B 1

Handelingnummer: 9

Actor: Raad van State (volle raad)

Handeling: Het adviseren aan de Koning inzake de benoeming van de vice-president van de Raad van State.

Periode: 1976-

Grondslag: artikel 3, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, zoals gewijzigd bij artikel I, onderdeel B van de wet van 1 mei 1975 (Stb. 283)

Product: Advies

Waardering: B 4

Handelingnummer: 10

Actor: Raad van State (volle raad)

Handeling: Het doen van een aanbeveling inzake de benoeming van staatsraden.

Periode: 1976-

Grondslag: artikel 3, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, zoals gewijzigd bij artikel I, onderdeel B, van de wet van 1 mei 1975 (Stb. 283)

Product: Advies

Waardering: B 4

Handelingnummer: 11

Actor: Raad van State (volle raad)

Handeling: Het regelen van de werkzaamheden van de algemene vergadering en de afdelingen met betrekking tot overige aangelegenheden.

Periode: 1962-

Grondslag: artikel 19 van de Wet op de Raad van State

Product: Regels

Opmerking: Voorgaande heeft zijn beslag gekregen in de regeling, bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Raad van State. Die regeling is opgenomen in Stcrt. 1963, 35.

Waardering: B 4

Handelingnummer: 12

Actor: Raad van State (volle raad)

Handeling: Het verdelen van de Raad van State in afdelingen die ieder betrekking hebben op een departement.

Periode: 1945-

Grondslag:

- artikel 13, eerste lid, van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129);

- artikel 17 van de Wet op de Raad van State.

Product: Afdeling/ regels

Opmerking: De regeling en indeling naar departementen van de afdelingen van de Raad van State is opgenomen in Stcrt. 1963, 35.

Waardering: B 4

Handelingnummer: 13

Actor: Raad van State (volle raad)

Handeling: Het adviseren aan de Koning met betrekking tot de aanwijzing van de leden der afdelingen.

Periode: 1945-1962

Grondslag: artikel 13, derde lid, van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129)

Product: Advies

Opmerking: Sedert de Wet op de Raad van State is deze bepaling vervallen en wijst de volle raad zelf de leden aan.

Waardering: B 4

Handelingnummer: 14

Actor: Raad van State (volle raad)

Handeling: Het `met Onze magtiging' opdragen van het voorbereidend onderzoek aan staatsraden of staatsraden in buitengewone dienst, die niet behoren tot de afdeling die met het onderzoek zou zijn belast.

Periode:1945-

Grondslag: artikelen 13, vijfde lid, en 29, vierde lid, van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129)

Product: Opdracht

Opmerking: Aan de staatsraden in buitengewone dienst worden sedert 1962 alleen nog werkzaamheden gedelegeerd door de vice-president. Tot 1975 met `Onze machtiging', na 1975 zonder `Onze machti-ging'. Zie actor vice-president, handeling 24.

Waardering: B 1

Handelingnummer: 15

Actor: Raad van State (volle raad)

Handeling: Het benoemen van afgevaardigden naar internationale bijeenkomsten.

Periode: 1945-

Bron: Jaaroverzichten en jaarverslagen van de Raad van State

Product: Benoeming, besluit

Waardering: V, 10 jaar na benoeming

Handelingnummer: 16

Actor: Raad van State (afdeling van de Raad)

Handeling: Het uitbrengen van een verslag in de volle raad.

Periode: 1945-

Grondslag:

- artikel 29, eerste en tweede lid, van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129);

- artikel 18, eerste lid, van de Wet op de Raad van State;

- artikel 7, eerste lid, van de regeling, bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Raad van State. Die regeling is opgenomen in Stcrt. 1963, 35.

Product: Verslag

Waardering: B 3

Handelingnummer: 17

Actor: Raad van State (afdeling van de Raad)

Handeling: Het uitbrengen van een advies aan de volle raad.

Periode: 1945-

Grondslag:

- artikel 29, eerste en tweede lid, van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129);

- artikel 18, eerste lid, van de Wet op de Raad van State;

- artikel 7, tweede lid, van de regeling, bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Raad van State. Die regeling is opgenomen in Stcrt. 1963, 35.

Product: Advies

Waardering: B 1

Handelingnummer: 18

Actor: Raad van State (afdeling van de Raad)

Handeling: Het geven van voorlichting aan ministers in zaken van wetgeving en bestuur.

Periode: 1945-

Grondslag:

- artikel 26 van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129);

- artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State.

Product: Voorlichting

Waardering: B 1

Handelingnummer: 19

Actor: Raad van State (vice-president)

Handeling:Het oproepen van deskundigen teneinde de Raad van State of één van zijn afdelingen van voorlichting en advies te voorzien.

Periode: 1962-

Grondslag:artikel 21, derde lid, van de Wet op de Raad van State

Product: Oproep

Opmerking: Deze handeling heeft in de praktijk nooit plaatsgevonden.

Waardering: B 1

Handelingnummer: 20

Actor: Raad van State (vice-president)

Handeling: Het geven van toestemming aan staatsraden om zich buiten de gemeente te vestigen.

Periode: 1945-1962

Grondslag: artikel 11, eerste lid, van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129)

Product: Toestemming

Opmerking: Vanaf 1962 tot 1976 verleende de Koning deze toestemming. In 1976 verviel dit voorschrift.

Waardering: V, 10 jaar na toestemming

Handelingnummer: 21

Actor: Raad van State (vice-president)

Handeling: Het geven van toestemming aan staatsraden om zich langer dan één maand buitenlands te begeven.

Periode: 1962-

Grondslag: artikel 9, derde lid, van de Wet op de Raad van State

Product: Toestemming

Waardering: V, 10 jaar na toestemming

Handelingnummer: 22

Actor: Raad van State (vice-president)

Handeling: Het aanwijzen van staatsraden tot het doen van voorbereidend onderzoek, verslag en advies, uit de afdeling van de Raad van State, welke een zaak betreft.

Periode: 1945-

Grondslag:

- artikel 29, tweede lid, van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129);

- artikel 7, tweede lid, van de regeling, bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Raad van State. Die regeling is opgenomen in Stcrt. 1963, 35.

Product: Aanwijzing, benoeming

Waardering: B 4

Handelingnummer: 23

Actor: Raad van State (vice-president)

Handeling: Het aanwijzen van staatsraden tot deelname aan een onderzoek bij een andere afdeling dan de afdeling waar de desbetreffende staatsraad deel van uitmaakt.

Periode: 1945-

Grondslag:

- artikel 29, derde lid, van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129);

- de artikelen 7, tweede lid, en 13 van de regeling, bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Raad van State. Die regeling is opgenomen in Stcrt. 1963, 35.

Product: Aanwijzing, benoeming

Waardering: B 4

Handelingnummer: 24

Actor: Raad van State (vice-president)

Handeling: Het oproepen van staatsraden in buitengewone dienst om deel te nemen aan werkzaamheden van de Raad van State.

Opmerking: Wettelijk bestaat de mogelijkheid om staatsraden in buitengewone dienst deel te laten nemen aan de wetgevende arbeid van de afdelingen of de volle raad. In de praktijk roept de vice-president de staatsraden in buitengewone dienst voornamelijk op om deel te nemen aan de werkzaamheden van de Afdeling Geschillen van Bestuur of de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State. Zie het PIVOT-rapport betreffende het taakgebied van de administratieve rechtsbescherming.

Periode: 1962-

Grondslag:

- artikel 4, derde lid, van de Wet op de Raad van State;

- artikel I, onderdeel D, van de wet van 1 mei 1975 (Stb. 283).

Product: Oproep

Opmerking: Bij de wet van 1 mei 1975 (Stb. 283) zijn de woorden `door Ons of krachtens door Ons te verlenen machtiging' komen te vervallen. Het oproepen van staatsraden in buitengewone dienst om deel te nemen aan bepaalde werkzaamheden gebeurde voor 1962 door de Koning, of bij machtiging, door de volle raad. Zie handeling 14.

Waardering: V, 10 jaar

Handelingnummer: 25

Actor: Raad van State (vice-president)

Handeling: Het bijeenroepen van de Raad van State in een buitengewone vergadering.

Periode: 1963-

Grondslag: artikel 2 van de regeling, bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Raad van State. Die regeling is opgenomen in Stcrt. 1963, 35

Product: Correspondentie

Waardering: B 6

Handelingnummer: 26

Actor: Raad van State (vice-president)

Handeling: Het uitbrengen van advies als persoonlijk (constitutioneel) adviseur van de Koning en de regering.

Opmerking: Hoewel de vice-president zowel als adviseur van het staatshoofd als van de regering kan optreden, ligt het accent bij deze taak het meest op het adviseren van het staatshoofd. Zo zijn diverse vice-presidenten door de Koning geconsulteerd terzake kabinetsformaties en kabinetscrises alsook inzake persoonlijke aangelegenheden van het staatshoofd. De adviezen die gegeven worden als persoonlijk adviseur zijn `interne adviezen' en dus ook na 1980 (Wet openbaarheid van bestuur) niet openbaar.

Periode: 1982-

Bron: Jaarverslag 1982; G. Beelen, `De Raad van State, de Vice-President, de kabinetsformatie. Het einde van een Beeliaanse traditie?' Doctoraalscriptie staatsrecht (Amsterdam: 1984)

Product: Advies

Waardering: B 1

Handelingnummer: 27

Actor: Raad van State (vice-president)

Handeling: Het, in overleg met de president van de Hoge Raad der Nederlanden en de president van de Algemene Rekenkamer, doen van een aanbeveling aan de Tweede Kamer betreffende de benoeming van een Nationale ombudsman.

Periode: 1981-

Grondslag: artikel 2, tweede lid, van de Wet Nationale ombudsman

Product: Advies

Opmerking: In 1981 is bij wet het ambt van Nationale Ombudsman ingesteld. De Nationale ombudsman wordt benoemd door de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Voorafgaand aan deze benoeming is een adviserende functie voor de vice-president van de Raad van State vastgelegd.

Waardering: B 4

Handelingnummer: 29

Acto: Raad van State (staatsraden)

Handeling: Het uitbrengen van advies aan de volle raad.

Periode: 1945-

Grondslag:

- artikel 29, tweede lid, van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129);

- artikel 7, tweede lid, van de regeling, bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Raad van State. Die regeling is opgenomen in Stcrt. 1963, 35.

Product: Advies

Waardering: B 1

Handelingnummer: 30

Actor: Raad van State (staatsraden)

Handeling: Het uitbrengen van een minderheidsadvies, toegevoegd aan het advies van de Raad van State.

Periode: 1945-

Grondslag:

- artikel 33, tweede lid, van de Wet van den 21sten December 1861 (Stb. 129);

- artikel 24, tweede lid, van de Wet op de Raad van State.

Product: Advies

Waardering: B 1

Toelichting

1. Inleiding

De Archiefwet 1995 en het Archiefbesluit 1995 verplichten de overheid haar archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van de daarvoor in aanmerking komende bescheiden. Onder `archiefbescheiden' is niet alleen papier te verstaan. Alle bescheiden, ongeacht de vorm, die door een overheidsorgaan zijn ontvangen of opgemaakt (en naar hun aard bestemd zijn daaronder te berusten) behoren daartoe. Bijvoorbeeld ook digitaal vastgelegde informatie.

Het in goede en geordende staat bewaren van archiefbescheiden houdt mede in dat een overheidsarchief op gezette tijden wordt geschoond. In dat verband geldt zowel een verplichting tot vernietiging als een overbrengingsplicht. Beide rusten op degene die de bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt voor het beheer van het desbetreffende archief, de zorgdrager. De vernietigingsplicht van de zorgdrager is in artikel 3 van de Archiefwet 1995 neergelegd. De verplichting tot overbrenging in artikel 12 van die wet. Artikel 12 bepaalt dat de zorgdrager zijn archiefbescheiden die niet voor vernietiging in aanmerking komen, ter blijvende bewaring overbrengt naar een archiefbewaarplaats wanneer zij ouder zijn dan 20 jaar.

De zorgdrager is verplicht selectielijsten op te stellen waarin wordt aangegeven welke archiefbescheiden voor vernietiging, welke voor blijvende bewaring in aanmerking komen (artikel 5, eerste lid, van de Archiefwet 1995). Voorts dient een selectielijst de termijnen aan te geven, waarna de te vernietigen bestanddelen inderdaad moeten worden vernietigd.

Bij het ontwerpen van een selectielijst dient ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Archiefbesluit 1995 rekening te worden gehouden met:

- de taak van het betrokken overheidsorgaan;

- zijn verhouding tot andere overheidsorganen;

- de waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultureel erfgoed;

- het belang van de in de bescheiden voorkomende gegevens voor de overheidsorganen, voor recht- of bewijszoekenden en voor historisch onderzoek.

Verder moeten ingevolge artikel 3 van het Archiefbesluit 1995 bij het ontwerpen van een selectielijst ten minste betrokken zijn een deskundige op het gebied van de organisatie en taken van het betrokken overheidsorgaan, een deskundige ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van dat orgaan en (een vertegenwoordiger van) de algemene rijksarchivaris: dit is het zogeheten (archiefwettelijke) driehoeksoverleg.

In het onderhavige besluit wordt een selectielijst vastgesteld ten behoeve van de Raad van State voorzover het betreft advisering door de Raad inzake wet- en regelgeving in hoogste en laatste instantie. Aangezien de Raad van State één van de Hoge Colleges van Staat is, dient deze selectielijst bij koninklijk besluit te worden vastgesteld (artikel 5, tweede lid, onder a, van de Archiefwet 1995). Met dit besluit wordt aan dit vereiste voldaan.

2. Organisatie

De Raad van State in pleno, in de wandelgangen de volle raad genoemd, wordt in de praktijk gevormd door de vice-president en de staatsraden. De omvang van de volle raad is thans, naast de vice-president, ten hoogste achtentwintig leden. De volle raad vergadert als regel eenmaal per week. In de vergadering van de volle raad nemen de staatsraden (en na hen de staatsraden in buitengewone dienst) zitting naar rang van benoeming.

De volle raad wordt gehoord in wet- en regelgeving. In de vergadering van de volle raad wordt het uiteindelijk te geven advies over onder meer wetsvoorstellen en ontwerpen van een algemene maatregel van bestuur vastgesteld. De adviezen, met redenen omkleed, die de volle raad uitbrengt worden geheel schriftelijk afgedaan. Sedert 1 mei 1980 worden de adviezen openbaar gemaakt.

De Raad van State is verdeeld in afdelingen die ieder in relatie staan tot één of meer departementen. Een afdeling doet het voorbereidend onderzoek ten aanzien van een onderwerp betrekking hebbend op het departement waartoe zij in relatie staat, brengt verslag uit in de volle raad en doet dit vergezeld gaan van een concept-advies.

De afdelingen bestaan thans uit minimaal drie en maximaal vijf staatsraden. Gelet op het aantal afdelingen dat correspondeert met het aantal departementen, hebben de staatsraden vaak in meer dan één afdeling zitting. In elke afdeling treedt een der leden als voorzitter op.

Op basis van de Grondwet en de Wet op de Raad van State is de Koning voorzitter van de Raad van State. In de praktijk wordt het voorzitterschap door de vice-president uitgeoefend. De Vorst woont namelijk zelden de reguliere vergaderingen van de Raad van State bij. Daarnaast is formeel vastgelegd dat de vice-president leiding geeft aan de werkzaamheden van de Raad van State. Voorts is hij het bevoegde gezag ten aanzien van de ambtenaren. Naast zijn formeel vastgelegde bevoegdheden heeft de vice-president een belangrijke bevoegdheid die niet formeel is vastgelegd. De vice-president treedt van oudsher op als persoonlijk (constitutioneel) adviseur van het staatshoofd en de regering. De vice-president wordt benoemd door de Koning. Sinds 1975 wordt hij, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken, in overeenstemming met de Minister van Justitie en de Raad van State benoemd voor het leven, met dien verstande dat hem (thans) ontslag wordt verleend bij het bereiken van de zeventigjarige leeftijd.

Sinds 1975 worden staatsraden, net als de vice-president, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken, in overeenstemming met de Minister van Justitie en op aanbeveling van de Raad van State, benoemd voor het leven. Ook aan hen wordt (thans) bij het bereiken van de 70-jarige leeftijd ontslag verleend.

Tot de staatsraden kunnen ook de Staatsraden in buitengewone dienst worden beschouwd voorzover deze door de Koning zijn aangewezen om een deel van de taak van een lid van de Raad van State te vervullen, of indien zij door de vice-president worden opgeroepen om deel te nemen aan werkzaamheden van de Raad.

Momenteel bestaat de Raad van State, buiten de vice-president, uit ten hoogste achtentwintig staatsraden. Tezamen vormen zij de volle raad waarin zij ieder een stem hebben met betrekking tot advisering inzake wet- en regelgeving. Heeft een staatsraad in vergadering van de plenaire Raad van State een mening kenbaar gemaakt die afwijkt van de mening van de meerderheid, dan kan hij of zij die mening kenbaar maken door een afzonderlijk advies uit te brengen dat bij het advies van de Raad van State wordt gevoegd. Verder hebben de individuele staatsraden zitting in de afdelingen waarin de volle raad is verdeeld. Bij de samenstelling van de afdelingen werd en wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de deskundigheid en de persoonlijke voorkeur van de diverse staatsraden. Als lid van een afdeling kunnen zij, na aanwijzing door de vice-president, individueel voorbereidend onderzoek doen, verslag en advies uitbrengen aan de actor volle raad. Ten slotte verrichten de staatsraden ook de rechtsprekende taak van de Raad van State.

Net zoals voor de andere Hoge Colleges van Staat is de Algemene Rijksarchiefbewaarplaats in Den Haag de aangewezen archiefplaats voor de archiefbescheiden van de Raad van State.

3. Taakgebied

Het onderhavige besluit heeft betrekking op een van de taakgebieden van de Raad van State, te weten de advisering door de Raad inzake wetgeving in hoogste en in laatste instantie. Deze advisering is sedert 1814 in de Grondwet vastgelegd. In de grondwettelijke verplichting en in de begrippen `hoogste' en `laatste' ligt de bijzonderheid van het taakgebied en de afgrenzing naar andere adviesorganen besloten. Opgemerkt moet worden dat, op basis van de Grondwet, advisering door de Raad van State op een breder gebied kan plaatsvinden dan alleen bij de totstandkoming van wetten en algemene maatregelen van bestuur. Zo adviseert de Raad van State, sinds 1956, ook over verdragen met andere mogendheden en volkenrechtelijke organisaties. Het blijft echter altijd advisering in hoogste en laatste instantie.

4. Basisselectiedocument

De selectie voor vernietiging of voor bewaring van de archiefbescheiden van de Raad van State geschiedt aan de hand van selectiecriteria die zijn vastgelegd in een zogenoemd basisselectiedocument (verder: BSD). Een BSD is een selectiedocument ten behoeve van een bepaald beleidsterrein van de overheid. Het bezit een aantal specifieke kenmerken. Ten eerste heeft een BSD in de regel niet zozeer betrekking op de archiefbescheiden van een (enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald terrein. Het BSD in het kader van het onderhavige besluit ziet echter alleen op de Raad van State en wel voor zover het betreft diens advisering inzake wetgeving in hoogste en laatste instantie. De aan het BSD gegeven titel luidt dan ook: `Advisering inzake wet- en regelgeving in hoogste en laatste instantie van de Raad van State 1945-2000'.

Ten tweede is in een BSD het niveau waarop wordt geselecteerd niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Daarbij is elke handeling voorzien van een waardering en (indien van toepassing) een vernietigingstermijn.

Ten derde is een BSD altijd gebaseerd op een rapport dat is opgesteld volgens de zogenoemde methode institutioneel onderzoek. Deze methode is ontwikkeld in het kader van het Project invoering verkorting overbrengingstermijn (verder: het PIVOT) en houdt in dat de handelingen van overheidsorganen op een bepaald terrein worden beschreven. Door die beschrijving wordt duidelijk in welke context het archiefmateriaal tot stand is gekomen. De resultaten van het institutioneel onderzoek worden vastgelegd in een Rapport institutioneel onderzoek (verder: RIO). Ook voor het onderhavige beleidsterrein is een RIO tot stand gekomen: het rapport `Driemaal 's Raads Recht. Een drietal institutionele onderzoeken op taakgebieden van de Raad van State' ('s-Gravenhage 1994; PIVOT-rapport nr. 17).

5. Actor

In het BSD wordt de Raad van State als enige actor opgevoerd. Bij de diverse handelingen in het BSD is wel steeds aangegeven of die handelingen betrekking hebben op de volle raad dan wel op de afdelingen, de vice-president of de staatsraden van de Raad. In dit verband kan nog het volgende worden opgemerkt. Zoals in punt 2 is aangegeven, brengen de afdelingen verslag uit aan de volle raad onder bijvoeging van een concept-advies. De afdelingen zijn in die zin te beschouwen als actoren met de formele bevoegdheid tot het uitbrengen van een advies aan een andere actor, namelijk de volle raad. De afdelingen treden ook anderszins als actor op. Zo dienen zij, desgevraagd, `Onze Ministers' van voorlichting in zaken van wetgeving en bestuur. Afdelingsadviezen zijn de afgelopen decennia in de meest uiteenlopende situaties door de ministers gevraagd. Behalve de afdelingen hebben ook de vice-president en de staatsraden van de Raad van State als zodanig een aantal bevoegdheden. Ook zij zouden dus als actor kunnen worden aangemerkt. Mede op grond van de opvatting dat de Raad van State als eenheid functioneert, is echter niet gekozen voor een constructie met verschillende actoren, maar is volstaan met de Raad van State als enige actor, waarbij bij de desbetreffende handelingen wel is vermeld welk orgaan of welke persoon met deze handelingen is belast.

6. Selectiedoelstelling en selectiecriteria

Zowel aan het RIO als aan het BSD ligt de selectiedoelstelling ten grondslag, zoals die door de toenmalige Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur bij de behandeling van het ontwerp van de Archiefwet 1995 in de Tweede Kamer op 13 april 1994 is verwoord. De selectiedoelstelling luidt: het mogelijk maken van een reconstructie van de hoofdlijnen van het handelen van de overheid. Door het Convent van rijksarchivarissen is deze doelstelling als volgt gepreciseerd: het selecteren van handelingen van de overheid om bronnen voor de kennis van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig te stellen voor blijvende bewaring.

De juist genoemde selectiedoelstelling is geoperationaliseerd voor onder meer het terrein van de advisering door de Raad van State inzake wet- en regelgeving in hoogste en laatste instantie. Dat wil zeggen dat de handelingen zijn gewaardeerd op de bijdrage die zij leveren aan de verwezenlijking van de selectiedoelstelling. De selectie geldt de vraag ten aanzien van welke handelingen de administratieve neerslag noodzakelijk zou zijn om een reconstructie mogelijk te maken van de hoofdlijnen van het handelen op het beleidsterrein van de advisering door de Raad van State.

Uitgaande van de selectiedoelstelling en met gebruikmaking van het RIO is in het BSD een lijst van algemene selectiecriteria geformuleerd. Met behulp van die algemene criteria is vervolgens in het BSD een waardering toegekend aan de handelingen die door middel van het institutioneel onderzoek in kaart zijn gebracht.

De algemene selectiecriteria op basis van PIVOT zijn positief geformuleerd. Het zijn bewaarcriteria. Is een handeling op grond van een criterium gewaardeerd met `B' (`blijvend te bewaren'), dan betekent dit dat de administratieve neerslag van die handeling te zijner tijd geheel dient te worden overgebracht naar de Algemene Rijksarchiefbewaarplaats in Den Haag. De neerslag van een handeling die niet aan een van de selectiecriteria voldoet, wordt dus in principe niet overgebracht. De waardering van de desbetreffende handeling luidt dan `V' (`op termijn te vernietigen'), onder vermelding van de periode waarna de vernietiging dient plaats te vinden. In dat laatste geval wordt de neerslag die uit dehandeling voortvloeit, niet noodzakelijk geacht voor een reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen.

De gehanteerde algemene bewaarcriteria betreffen:

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen;

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen;

3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren;

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen;

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt;

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten.

De criteria zijn vooral ontwikkeld door de selectiedoelstelling te koppelen aan het uit de bestuurskunde afkomstige model van de beleidscyclus als voorstelling van feitelijk overheidshandelen. De fasen van de cyclus zijn achtereenvolgens: beleidsvoorbereiding (inclusief agendavorming), beleidsbepaling, beleidsuitvoering en beleidsevaluatie en -terugkoppeling. De toepassing van het model bij de selectie van overheidsarchief is uiteengezet in de PIVOT-brochure Handelend optreden (Rijksarchiefdienst/PIVOT, 's-Gravenhage 1993).

Naast algemene criteria kunnen, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstelling, in een BSD specifieke criteria worden geformuleerd voor handelingen die met behulp van de algemene criteria niet kunnen worden gewaardeerd. Daar in dit geval de noodzaak hiertoe niet aanwezig werd geacht, is (ook) in dit BSD de mogelijkheid om specifieke selectiecriteria te formuleren niet benut.

7. De totstandkoming van het BSD

Nadat het BSD in concept gereed was, heeft in de loop van het jaar 2000 archiefwettelijk driehoeksoverleg plaatsgevonden tussen de Rijksarchiefdienst, vertegenwoordigers van Raad van State en een deskundige op het beleidsterrein. Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is door de vertegenwoordiger van de algemene rijksarchivaris een verslag opgesteld dat in november 2000 is vastgesteld.

Naar aanleiding van het driehoeksoverleg is de waardering van een viertal handelingen in het concept-BSD aangepast. Bij drie van deze handelingen is de waardering `vernietigen' gewijzigd in de waardering `bewaren'. Deze handelingen betreffen ten eerste het doen van voordrachten aan de Koning inzake deskundigen die deze kan oproepen ter advisering en voorlichting van de Raad van State (handeling 8), ten tweede het oproepen zelf van de juist bedoelde deskundigen (handeling 19) en ten derde de aanwijzing van staatsraden bij andere afdelingen dan de afdeling waarvan zij deel uitmaken (handeling 23). De reden voor deze wijziging was dat de bijzondere omstandigheden waaronder de advisering en voorlichting in casu plaatsvinden (handelingen 8 en 19), en de specifieke situaties waarin de staatsraden ook bij andere afdelingen worden aangewezen (handeling 23) de waardering `bewaren' in plaats van `vernietigen' rechtvaardigen.

De vierde gewijzigde handeling (handeling 11), ten slotte, betreft een correctie van een onjuistheid in de handeling over de regeling van de werkzaamheden van de algemene vergadering en de afdelingen van de Raad van State met betrekking tot overige aangelegenheden. Ten onrechte was vastgelegd dat bekendmaking van de hierbedoelde regels steeds in de Staatscourant plaatsvindt. Deze onjuistheid is hersteld.

Na wijziging van het BSD is dit tezamen met het verslag van het driehoeksoverleg aangeboden aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen met het verzoek te willen meewerken aan de voorgeschreven vaststelling van een selectielijst.

Aansluitend is het ingediende BSD met het bijbehorende rapport `Advisering inzake wet- en regelgeving in hoogste en laatste instantie van de Raad van State 1945-2000' voor een periode van acht weken (1 februari 2001 tot 29 maart 2001) ter inzage gelegd bij de Algemene Rijksarchiefbewaarplaats alsmede in de bibliotheken van de betrokken zorgdragers en de rijksarchieven in de provincie. Deze terinzagelegging was vooraf aangekondigd in de Staatscourant. De terinzagelegging heeft niet geresulteerd in reacties.

Na afloop van de terinzagelegging is het BSD bij brief van 27 april 2001 (kenmerk: R&B/osa.2001/1317) met de hierbovengenoemde stukken door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen om advies toegezonden aan de Raad voor cultuur.

Het verzochte advies, voorbereid door de Bijzondere Commissie Archieven, is uitgebracht op 13 augustus 2001 (kenmerk: arc-2001.2806/2). Het advies heeft de Raad voor cultuur aanleiding gegeven tot een aantal opmerkingen. Ten eerste acht de Raad het wenselijk dat de verslagen van het driehoeksoverleg en de adviesaanvragen of de daaraan als bijlage toegevoegde vaststellingsverzoeken expliciet vermelden welke de betrokken actoren zijn. Naar het oordeel van de Raad is dat nu niet gebeurd. De Raad merkt daarbij op dat het BSD, naar het zich laat aanzien, overigens geen handelingen bevat van actoren die niet onder de zorg van de Raad van State vallen.

In zijn algemeenheid kan de opvatting van de Raad worden onderschreven. Evenals zijn opmerking dat het BSD geen handelingen van actoren bevat buiten de zorg van de Raad van State. In dit verband kan worden verwezen naar punt 5, waarin is uiteengezet dat weliswaar wordt volstaan met de Raad van State als enige actor, maar dat bij iedere handeling wordt vermeld welk orgaan of welke persoon of personen van de Raad van State bij die handeling is of zijn betrokken.

Ten tweede is het de Raad voor cultuur niet duidelijk op welk tijdvak de lijst betrekking heeft. De Raad vraagt zich daarbij af of in de periode sinds de totstandkoming van het RIO (1992) aanvullend institutioneel onderzoek heeft uitgewezen dat de ontwerp-lijst dekkend is voor alle neerslag die tot 2000 is geproduceerd.

Met de Raad van State heeft nader overleg plaatsgehad. Daaruit is naar voren gekomen dat de taakgebieden van de Raad van State sinds 1992 niet zijn veranderd. Ook wat betreft de verrichte handelingen hebben zich geen wijzigingen voorgedaan. Het BSD is daarom dekkend en bruikbaar voor de neerslag van alle documenten in de periode 1945-2000. Ook voor de periode na 2000 is het BSD en daarmee de daarvan afgeleide selectielijst te gebruiken, namelijk zolang zich geen wijzigingen voordoen en zolang er niet een zodanige termijn is verstreken dat krachtens de wet een nieuwe selectielijst moet worden vastgesteld. Doen die zich tussentijds wel wijzigingen voor, dan vergt dat de afkondiging van een gewijzigde selectielijst.

Ten slotte stelt de Raad voor cultuur voor om de waardering van handeling 24 te wijzigen van `V, 10 jaar' in `B4'. De Raad doet dit voorstel, omdat hij niet inziet waarom aan handeling 23 een waardering `bewaren' wordt toegekend en aan handeling 24 een waardering `vernietigen', terwijl beide handelingen 23 en 24 naar het oordeel van de Raad in hoge mate vergelijkbaar zijn.

Zoals in de opmerking onder handeling 24 van de selectielijst is aangegeven betreft de oproep van de vice-president voornamelijk een oproep om deel te nemen aan de werkzaamheden van de Afdeling Geschillen van bestuur of de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State. Het gaat dus niet om deelneming aan de andere taken van de Raad. Gelet op de mogelijke neerslag van handeling 24 en rekening houdend met de selectiedoelstelling van de Rijksarchiefdienst is besloten aan de handeling 24 de waardering `V, 10 jaar' toe te kennen. De waardering van handeling 24 is dan ook niet gewijzigd.

Naar boven