Wijziging Ontslagbesluit

20 december 2001

AV/RV/2001/86987

Directie Arbeidsverhoudingen,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 6, derde en vierde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945;

Besluit:

Artikel 1

In het Ontslagbesluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. Centrale organisatie werk en inkomen: de Centrale organisatie werk en inkomen, bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;.

2. De onderdelen b tot en met f worden vernummerd tot c tot en met g.

3. Na onderdeel a wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

b. Functionaris juridische zaken: de functionaris die namens de Centrale organisatie werk en inkomen de beslissing neemt over het verlenen van toestemming voor de opzegging van de arbeidsverhouding in het op grond van artikel 24, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen aangewezen district van die organisatie;.

2. Het nieuwe onderdeel c komt te luiden:

c. werkgebied: een district vastgesteld krachtens artikel 24 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

3. Het nieuw onderdeel e wordt gewijzigd als volgt:

1. `krachtens artikel 30, zesde en zevende lid, van de Arbeidsvoorzieningswet 1996' vervalt;

2. `de desbetreffende regio' wordt vervangen door: het werkgebied.

4. Het nieuwe onderdeel g komt te luiden:

h. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

B

Artikel 1:2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. In het eerste lid wordt `de Regionaal Directeur' vervangen door: de functionaris juridische zaken.

2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

a. In de eerste volzin vervalt: van meer dan één Regionaal Directeur.

b. In de eerste volzin wordt `het gebied' vervangen door: meer dan één werkgebied.

c. In de eerste en tweede volzin wordt `de Regionaal Directeur' telkens vervangen door: de functionaris juridische zaken.

3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. `welke Regionaal Directeur' wordt vervangen door: welke functionaris juridische zaken.

b. `de Regionaal Directeur' wordt vervangen door: de functionaris juridische zaken.

4. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. `verschillende Regionale Directeuren' wordt vervangen door: functionarissen juridische zaken van verschillende werkgebieden.

b. `de Regionaal Directeur' wordt vervangen door: de functionaris juridische zaken.

C

Artikel 1:3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De werkgebieden, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet melding collectief ontslag zijn gelijk aan de werkgebieden, zoals deze krachtens artikel 24 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen zijn vastgesteld.

2. `Regionaal Directeur' wordt vervangen door: functionaris juridische zaken.

D

In de artikelen 2:1, 2:2, eerste en tweede lid, 2:3, eerste en tweede lid, 2:4, 2:5, 2:6, derde lid, 2:7, eerste lid, 4:1, eerste lid, 4:5, 5:1, tweede lid, 5:2, tweede lid, en 7:1 wordt `de Regionaal Directeur' telkens vervangen door: de functionaris juridische zaken.

E

In de artikelen 2:3, derde lid, 2:6, tweede en vijfde lid, 3:1 en 4:3 wordt `De Regionaal Directeur' telkens vervangen door: De functionaris juridische zaken.

F

Artikel 4:2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Per categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging worden de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking gebracht.

2. Aan de eerste zin van het derde lid wordt onder vervanging van de punt door een komma toegevoegd: waarbij de onderlinge verhouding van het aantal werknemers dat per leeftijdsgroep voor ontslag in aanmerking wordt gebracht voor zover mogelijk overeenkomt met de onderlinge verhouding van het aantal werknemers in elk van de leeftijdsgroepen binnen de gehele bedrijfsvestiging.

3. In het vierde lid, wordt `de Regionaal Directeur' vervangen door: de functionaris juridische zaken.

4. In het vijfde lid, wordt `De Regionaal Directeur' vervangen door: De functionaris juridische zaken.

G

In de artikelen 5:1, het tweede lid, en 5:2 tweede lid wordt `Landelijk instituut sociale verzekeringen' telkens vervangen door: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

H

In bijlage B wordt `de regionaal directeur' vervangen door: de functionaris juridische zaken.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 20 december 2001.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,W.A. Vermeend.

Toelichting

Algemeen

Het overgrote deel van de wijzigingen van het Ontslagbesluit zijn technische aanpassingen die voortvloeien uit het op 1 januari 2002 in werking treden van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI). Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het dienstjaren- en afspiegelingsbeginsel te verduidelijken.

De Wet SUWI bepaalt in artikel 24 dat de Centrale organisatie werk en inkomen zelf een gebiedsindeling maakt en deze ter goedkeuring voorlegt aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Na goedkeuring moet de CWI de gebiedsindeling publiceren in de Staatscourant. De Centrale organisatie werk en inkomen kan ook voorstellen bepaalde wettelijke taken alleen door bepaalde Centra voor werk en inkomen (vestigingen) te laten verrichten. Ook hiervoor geldt dat goedkeuring van de minister nodig is en dat de Centrale organisatie werk en inkomen dit moet publiceren. Aangezien de Wet SUWI op 1 januari 2002 in werking treedt, kan een en ander voor die datum niet gerealiseerd zijn. Ter overbrugging van de tijd die nodig is om dit wel te realiseren wordt gebruik gemaakt van een overgangsregeling op basis van artikel 127, derde lid 3, Invoeringswet SUWI nodig. Deze overgangsregeling is neergelegd in de Regeling SUWI. Geregeld is dat tot de vaststelling van de gebiedsindeling door de Centrale organisatie werk en inkomen zelf, de gebiedsindeling blijft gelden zoals hij luidde vóór het vervallen van het Tijdelijk besluit samenwerking CWI. Dit besluit vervalt met het in werking treden van de Wet SUWI. Voor de ontslagtaak geldt dat tot het tijdstip waarop de Centrale organisatie werk en inkomen de gebiedsindeling vaststelt, dit is geregeld in de Regeling SUWI.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdelen A, B, C, onder 2, D, E, F, onder 3 en 4, G en H

De wijzigingen in artikel 1, onderdelen A t/m E, F, onder 3 en 4, G en H vloeien voort uit de Wet SUWI. Op grond van artikel 21 Wet SUWI heeft de Centrale organisatie werk en inkomen tot taak het uitvoeren van taken die bij of krachtens de Wet SUWI of enige andere wet aan de Centrale organisatie werk en inkomen zijn toebedeeld. Via een wijziging van artikel 6 Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 in artikel 86 Invoeringswet SUWI is de ontslagtaak van de Regionaal Directeur van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie overgegaan naar de Centrale organisatie werk en inkomen. Op grond van artikel 24 Wet SUWI moet de Centrale organisatie werk en inkomen de taken van de Centra voor werk en inkomen regelen. De ontslagtaak wordt namens de Centrale organisatie voor werk en inkomen uitgevoerd door de functionaris juridische zaken.

Artikel 1, onderdeel C, onder 1

Op grond van artikel 24 Wet SUWI verdeelt de Centrale organisatie werk en inkomen het land in districten voor de Centra voor werk en inkomen. Het gaat in totaal om zes districten. De nieuwe in artikel 1:3, eerste lid, bewerkstelligt dat de districten van de Centra voor werk en inkomen tevens de werkgebieden zijn van artikel 1, onder d, Wet melding collectief ontslag.

Artikel I, onderdeel F, onder 1 en 2

Het eerste lid van artikel 4:2 is opnieuw geformuleerd. Hierdoor wordt verduidelijkt dat het dienstjarenbeginsel dient te worden toegepast per categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging.

Onder bedrijfsvestiging moet in beginsel worden verstaan: elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband. Of er sprake is van een dergelijke zelfstandige eenheid kan bijvoorbeeld blijken uit het voeren van een eigen naam en/of uit de bevoegdheid van de dagelijkse leiding om personeel aan te nemen en te ontslaan.

Deze omschrijving dient slechts als een handvat. In de praktijk zal namelijk steeds moeten worden nagegaan of in de gegeven situatie in ieder geval aan de bedoeling van hetgeen in artikel 4:2 is voorgeschreven wordt voldaan. Voorbeeld: een onderneming heeft een tweetal bedrijfsvestigingen, waar dezelfde producten worden gefabriceerd. Door een teruglopende omzet worden uit een oogpunt van kostenbesparing beide bedrijfsvestigingen samengevoegd. Een redelijke toepassing van artikel 4:2 brengt met zich dat daar waar het gaat om een ontslag op grond van bedrijfseconomische redenen het dienstjarenbeginsel in dit geval wordt toegepast op de personeelsbestanden van beide vestigingen tezamen. Een ander voorbeeld: een onderneming heeft een tweetal bedrijfsvestigingen, waar dezelfde soort werkzaamheden worden uitgevoerd en die binnen een redelijke afstand van elkaar zijn gelegen. Omdat de hoeveelheid werkzaamheden van tijd tot tijd nogal verschilt, wordt het personeel van beide vestigingen - naar gelang de toe- en afname van die werkzaamheden - onderling uitgewisseld. In de praktijk betekent dit, dat het productiepersoneel regelmatig in de beide bedrijfsvestigingen werkzaam is. Ook in dit voorbeeld is het in lijn met de bedoeling van artikel 4:2 dat, daar waar het gaat om een ontslag op grond van bedrijfseconomische redenen, het dienstjarenbeginsel wordt toegepast op de personeelsbestanden van beide vestigingen tezamen.

Ook het derde lid van artikel 4:2, dat een nuancering van het dienstjarenbeginsel in geval van groepsontslagen van 10 of meer werknemers tegelijkertijd bevat, wordt verduidelijkt. Ingevolge artikel 4:2, derde lid kan de werkgever, indien hij van oordeel is dat de leeftijdsopbouw binnen het personeelsbestand bij onverkorte toepassing van het dienstjarenbeginsel te onevenwichtig zou worden, het personeelsbestand onderverdelen in de in dat lid aangegeven leeftijdsgroepen, en het dienstjarenbeginsel per leeftijdsgroep binnen de diverse categorieën uitwisselbare functies toepassen. Met de aanpassing van het derde lid wordt verduidelijkt dat het aantal werknemers dat vervolgens per leeftijdsgroep binnen de verschillende categorieën uitwisselbare functies voor ontslag wordt voorgedragen, zoveel mogelijk een afspiegeling moet zijn van de onderlinge verhouding van het totale aantal werknemers in elk van de leeftijdsgroepen binnen de gehele bedrijfsvestiging. Aldus kan worden bereikt dat de afvloeiing naar evenredigheid van de omvang van het gehele personeelsbestand in die leeftijdsgroepen plaatsvindt.

Volledige afspiegeling aan de leeftijdsopbouw van het gehele personeelsbestand is niet in alle gevallen mogelijk, bijvoorbeeld indien in een bepaalde leeftijdsgroep binnen de betreffende categorie uitwisselbare functies te weinig werknemers zijn. In dit geval brengt dit met zich dat een of meer werknemers in een andere leeftijdsgroep binnen dezelfde categorie uitwisselbare functies extra voor ontslag in aanmerking worden gebracht, voor zover dit op basis van de afspiegeling aan de onderlinge verhouding tussen de leeftijdsgroepen op het niveau van de gehele bedrijfsvestiging mogelijk is.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W.A. Vermeend.

Naar boven