Besluit van 6 november 2025 tot wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement in verband met het invoeren van een tijdelijke aanstelling als militair in het kader van het Dienjaar Defensie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 14 juli 2025, nr. D2025-001400, MINDEF20250024771;

Gelet op artikel 12, onder a en f, van de Wet ambtenaren defensie;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 13 augustus 2025, no W07.25.00200/II;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 31 oktober 2025, nr. D2025-001400, MINDEF20250033108;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a

  • 1. In andere gevallen dan bedoeld in artikel 11, kan een tijdelijke aanstelling bij het beroepspersoneel voor de duur van één jaar plaatsvinden.

  • 2. Deze aanstelling kan op aanvraag van de militair met maximaal één jaar worden verlengd.

  • 3. Bij een tijdelijke aanstelling als bedoeld in het eerste lid kan worden afgeweken van de bij en krachtens artikel 5, eerste lid, gestelde voorwaarden.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de aanstelling, bedoeld in dit artikel.

B

Aan artikel 39, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel n, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • o. wanneer de militair tijdelijk is aangesteld op grond van artikel 11a, zodra de duur van de aanstelling is verstreken.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2026.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 6 november 2025

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Defensie, G.P. Tuinman

Uitgegeven de achtentwintigste november 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Ter invulling van de motie Boswijk c.s. van 21 april 2022 over voorstellen voor innovatieve vormen van diensttijd bij Defensie1 is met de Contourenbrief «Behouden, binden en inspireren»2 uiteengezet welke maatregelen nodig zijn om voldoende personeel voor de krijgsmacht te binden en te behouden. Eén van die nieuwe maatregelen is het invoeren van het Dienjaar Defensie (Dienjaar). In de kamerbrief «Dienjaar Defensie» van 1 november 2022 is uiteengezet dat het dienjaar een innovatief concept is voor het binden van jonge mensen en zij-instromers aan een toekomstbestendige krijgsmacht die gedurende een jaar worden opgeleid en ingezet op een militaire functie met als doel het bijdragen aan de personele gereedheid van de krijgsmacht.3 In de Defensienota 2022 «Sterker Nederland, veiliger Europa» van 11 juni 2024 is het belang van het Dienjaar voor de krijgsmacht nogmaals benadrukt en tevens aangegeven dat de bijzondere kenmerken van het Dienjaar vragen om een passende rechtspositie door het tot stand brengen van een op het Dienjaar toegesneden aanstellingsvorm.4 Vervolgens zijn in de kamerbrief «Ontwikkelingen op personeelsgebied» van 15 oktober 2024 de verschillen tussen de positie van beroepsmilitairen en dienjaarmilitairen uiteengezet: dienjaarmilitairen worden aangesteld als reservist en daarmee verschilt hun rechtspositie per definitie met die van beroepsmilitairen. Tegelijkertijd is aangegeven dat de aanstelling van een dienjaarmilitair als reservist minder passend is gezien de specifieke positie van de dienjaarmilitair.5

Defensie is daarom in overleg getreden met de centrales van overheidspersoneel binnen de sector Defensie om voor dienjaarmilitairen een andere aanstellingsgrond in te richten. Op 12 december 2024 is met de centrales van overheidspersoneel overeenstemming bereikt over de rechtspositionele borging van het Dienjaar door het opnemen van een nieuw artikel 11a in het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR).6 Hiermee is voor de deelnemers aan het dienjaar een op hen toegesneden, tijdelijke aanstellingsgrond in de vorm van een meer algemeen toepasbare tijdelijke aanstelling, gecreëerd. Dienjaarmilitairen kunnen voor de duur van één jaar worden aangesteld bij het beroepspersoneel met de mogelijkheid om deze aanstelling met maximaal één jaar te verlengen. Het Dienjaar kan een opmaat zijn naar een reguliere functie. Na het Dienjaar kunnen de deelnemers, eventueel na verdere scholing, doorstromen naar een vaste aanstelling als militair of burgermedewerker. Ze kunnen ook uitstromen op grond van de nieuw toegevoegde ontslaggrond in artikel 39 van het AMAR en, indien gewenst, als reservist aan Defensie verbonden blijven. Onderhavig wijzigingsbesluit ziet op bovenstaande wijzigingen in het AMAR.

Regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het – behoudens eenmalige kennisnemingskosten voor burgers – geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Dienjaarmilitairen zijn momenteel nog aangesteld als reservist in werkelijke dienst en vervullen functies in de gehele organisatie, inclusief in operationele eenheden. De aanstelling als reservist biedt weliswaar voldoende flexibiliteit om dienjaarmilitairen snel te kunnen aanstellen, maar is gezien de aard van de aanstelling niet passend. Het kenmerkende verschil tussen een beroepsmilitair en een reservist is dat reservisten niet doorlopend in werkelijke dienst zijn, maar in werkelijke dienst worden opgeroepen voor de gevallen waarin en voor zo lang als zij daartoe bij hun aanstelling een verplichting hebben opgenomen en in geval van buitengewone omstandigheden. Anders dan het beroepspersoneel zijn reservisten in de regel dus niet onafgebroken in werkelijke dienst. Een langdurige aaneengesloten inzet voor de duur van één jaar van een reservist ligt dan ook niet voor de hand. Ook zou een ongewenste situatie zich kunnen voordoen, omdat een dienjaarmilitair met een aanstelling als reservist op ieder moment kan besluiten te stoppen met het Dienjaar. Voorts zijn de arbeidsvoorwaarden (bijvoorbeeld salaris, verlof, ziektekostenverzekering) voor reservisten (administratief) anders geregeld dan voor beroepsmilitairen, terwijl ze wel minimaal één jaar voltijds in dienst zijn. Om die reden is gezocht naar een alternatief om de deelnemers van het Dienjaar tijdelijk aan de organisatie te binden.

De huidige tijdelijke aanstelling op grond van artikel 11 van het AMAR is gezien het karakter van deze bijzondere aanstellingsgrond ook niet geschikt voor het aanstellen van dienjaarmilitairen. In de nota van toelichting op dit artikel is uiteengezet dat «deze grond niet moet worden beschouwd als een vorm van aanstelling die dient voor de reguliere personeelsvoorziening, maar juist wordt gebruikt in situaties waarin het noodzakelijk is om voor een beperkte periode te beschikken over een zeer specifieke deskundigheid voor de vervulling van functies en het niet doelmatig is om voor dergelijke kortdurende situaties de benodigde specifieke deskundigheid permanent in de organisatie beschikbaar te hebben en te houden dan wel op het vereiste kennisniveau te houden».7 Zoals eerder aangegeven worden dienjaarmilitairen na een korte initiële opleiding ingezet op vacante functies, hoofdzakelijk in het operationele domein, en draaien zij als volwaardig collega mee. Daarom worden zij in tegenstelling tot degenen die zijn aangesteld op grond van artikel 11 van het AMAR, wel beschouwd als een onderdeel van de reguliere personeelsvoorziening. Om die reden is deze grond niet geschikt voor de aanstelling van dienjaarmilitairen.

Als gevolg van het ontbreken van een passende aanstellingsgrond voor dienjaarmilitairen is met het nieuwe artikel 11a van het AMAR een nieuwe aanstellingsvorm in de rechtspositie opgenomen om een militair op tijdelijke basis aan de organisatie te binden. Hoewel dit artikel algemeen is geformuleerd, is deze aanstellingsgrond initieel bedoeld om de deelnemers van het Dienjaar aan te stellen. De tijdelijke aanstelling geldt voor de duur van één jaar dat overeenkomt met de duur van het programma van het Dienjaar.

Het tweede lid biedt de mogelijkheid om de tijdelijke aanstelling op aanvraag van de militair te verlengen met maximaal één jaar. Deze verlenging is met name bedoeld om de aansluiting op een opleiding of een andere functie, intern of extern Defensie, voor de dienjaarmilitair zo soepel mogelijk en direct aansluitend te laten verlopen.

Op grond van het derde lid kan bij deze aanstelling worden afgeweken van de aanstellingseisen die bij en krachtens artikel 5, eerste lid, van het AMAR zijn gesteld (bijvoorbeeld het Nederlanderschap, een bepaalde vooropleiding of eisen van lichamelijke en geestelijke geschiktheid). Indien de dienjaarmilitair na afloop van de tijdelijke aanstelling wil doorstromen naar een vaste aanstelling bij het beroepspersoneel, zullen de aanstellingseisen op grond van artikel 5, eerste lid, van het AMAR wel onverkort gelden. Het kan dan ook zijn dat een dienjaarmilitair dan opnieuw een medische keuring dient te ondergaan.

In het vierde lid is voorzien in een grondslag om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen met betrekking tot de aanstelling in tijdelijke dienst. Ter invulling hiervan is met de centrales van overheidspersoneel de Regeling tijdelijke aanstelling militairen overeengekomen. Deze regeling treedt pas in werking op het moment dat onderhavig besluit inwerking treedt.8

Artikel I, onderdeel B

Vanwege het ontbreken van een ontslagrond voor het nieuwe artikel 11a van het AMAR is met de toevoeging van onderdeel o aan het tweede lid van artikel 39 van het AMAR hierin voorzien. De tijdelijke aanstelling kan worden beëindigd, indien de duur van de aanstelling (met of zonder verlenging) is verstreken.

De Staatssecretaris van Defensie, G.P. Tuinman


X Noot
1

Kamerstukken II 2021-22, 35 925 X, nr.67.

X Noot
2

Kamerstukken II 2022/23, 36 200-X, nr.6.

X Noot
3

Kamerstukken II 2022/23, 36 200-X, nr. 16.

X Noot
4

Kamerstukken II 2023/24, 36 124, nr.45.

X Noot
5

Kamerstukken II 2024/25, 33 763, nr. 157

X Noot
6

Zie brief van 3 december 2024 «Schaalbare krijgsmacht: rechtspositionele borging Dienjaar» aan de werkgroep Algemeen Personeelsbeleid van het georganiseerd overleg sector Defensie (AP/24.0744, zaaknummer ZD.200.3).

X Noot
7

Stb. 1989, 386.

Naar boven