Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatsblad 2025, 237 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatsblad 2025, 237 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 26 maart 2025, nr. IenW/BSK-2024/368852, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op artikel 10, eerste lid, van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 mei 2025, nr. W17.25.00067/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 17 juli 2025, nr. IenW/BSK-2025/133264, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 6, onderdeel c, wordt na «de naam, » ingevoegd «de geboortedatum, het burgerservicenummer, ».
B
In artikel 7, onderdeel a, wordt na «de naam, » ingevoegd «de geboortedatum, het burgerservicenummer, ».
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 15 augustus 2025
Willem-Alexander
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman
Uitgegeven de zestiende september 2025
De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten
De Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 (hierna: de wet) geeft het kader voor de tolheffing op de Blankenburgverbinding en de ViA15. De wet bevat enkele delegatiegrondslagen, op basis waarvan onder meer het Besluit tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 (hierna: het besluit) is vastgesteld. De minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft mandaat, volmacht en machtiging verleend aan de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW) en het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: CJIB) voor het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen die verband houden met de tolheffing. Op 7 december 2024 is de tolheffing op de A24 Blankenburgverbinding van start gegaan.
Op basis van de hiervoor genoemde wet- en regelgeving worden bij de tolheffing persoonsgegevens verwerkt. Bij de voorbereiding van de uitvoering van de tolheffing is onduidelijkheid ontstaan over de persoonsgegevens die mogen worden verwerkt. Met dit wijzigingsbesluit is dit hersteld.
Op de A24 Blankenburgverbinding en de ViA15 (hierna ook: de tolplichtige wegvakken) is gekozen voor een «free flow»-tolsysteem. Dit houdt in dat de weggebruiker tijdens de rit niet hoeft te stoppen om te betalen. In plaats daarvan worden voertuigen geregistreerd via automatische nummerplaatherkenning (ANPR). Betaling van het toltarief vindt separaat plaats. De houder van een voertuig kan rechtstreeks (online) betalen aan de tolheffer1 of een dienstverleningsovereenkomst sluiten met een dienstaanbieder die het tolgeld afdraagt aan de tolheffer. Als de houder het toltarief niet tijdig betaalt, wordt op grond van de wet een aanmaning verstuurd en kan een bestuurlijke boete worden opgelegd.
In artikel 6 en 7 van het besluit is geregeld welke gegevens mogen worden verwerkt voor de inning van het toltarief, de controle op tijdige betaling daarvan en de handhaving. Dit betreft onder meer het kenteken van een motorrijtuig dat van een tolplichtig wegvak gebruikmaakt en de naam, het adres, de woonplaats (NAW-gegevens) en de contactgegevens van de houder van een dergelijk motorrijtuig.
In deze opsomming van gegevens ontbraken het burgerservicenummer (BSN) en de geboortedatum van een houder. Deze te verwerken persoonsgegevens zijn met dit besluit alsnog toegevoegd. De reden om deze gegevens van een houder te verwerken is dat het van belang is om voorafgaand aan de inning en incasso van aanmaningen en bestuurlijke boetes de juiste persoon als debiteur vast te kunnen stellen. Het CJIB (dat de innings- en incassotaken namens de minister van IenW uitvoert) gebruikt daarbij een set van persoonsgegevens uit de Basisregistratie Personen (BRP), waaronder het BSN, de geboortedatum en de NAW-gegevens van een houder. Indien het een voertuig met een buitenlands kenteken betreft, worden de gegevens niet uit de BRP verkregen, maar aangeleverd door de RDW (die deze opvraagt in EUCARIS2). RDW verwerkt de gegevens in dat geval dus ook.
De beschreven werkwijze is een standaard werkwijze die het CJIB hanteert voor verschillende van zijn opdrachtgevers en tot doel heeft persoonsverwisselingen, datalekken en dubbele registraties in de administratie zoveel mogelijk te voorkomen. Zonder de mogelijkheid om bij de tolheffing de geboortedatum van een houder te verwerken, kunnen het CJIB en, indien nodig, de RDW hun gebruikelijke werkwijze niet hanteren.
Een belangrijk voordeel van deze werkwijze is dat een persoonsgerichte aanpak mogelijk is. Zo kan bij klantcontact inzicht worden geboden in alle openstaande vorderingen van een persoon, kan de Betalingsregeling Rijk3 worden gebruikt, kan het Vorderingenoverzicht Rijk4 worden gebruikt en kan bundeling van verschillende vorderingen plaatsvinden bij de eventuele inzet van een deurwaarder (wat leidt tot minder betekeniskosten voor de betrokkene). Een dergelijke persoonsgerichte aanpak is daarmee in het belang van de betrokkene.
Voor het BSN geldt dat op grond van artikel 10 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Wabb) reeds een algemene wettelijke grondslag bestaat voor de verwerking door overheidsorganen in het kader van de uitvoering van hun taak. In de toelichting bij het besluit is opgemerkt dat het BSN om die reden niet in het besluit opgenomen hoeft te worden. In het onderhavige besluit wordt het BSN, ter verduidelijking, alsnog toegevoegd aan de persoonsgegevens die in het kader van artikel 6 en 7 mogen worden verwerkt. Zo is duidelijk dat het BSN onderdeel is van de persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de tijdelijke tolheffing.
Specifiek ten aanzien van het verwerken van de geboortedatum geldt dat de betreffende gegevens al vooruitlopend op de vaststelling van het onderhavige besluit zijn verwerkt. Dit is gedaan aangezien dat in het belang is van zowel de betrokkene als de uitvoering. De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) heeft een autorisatiebesluit afgegeven zodat onder meer de geboortedatum kan worden opgevraagd uit de BRP.5 Bij de verlening van het autorisatiebesluit is de RvIG ervan uitgegaan dat de grondslag voor het verwerken van de geboortedatum binnen een redelijke termijn aan het besluit wordt toegevoegd.
Dit besluit heeft beperkte gevolgen. De algemene grondslag voor het verwerken van het BSN was er al. Nu is ook geregeld dat in de tolwetgeving wordt aangegeven dat het BSN wordt verwerkt. Het toevoegen van de geboortedatum in artikel 6 en 7 van het besluit heeft positieve gevolgen voor de betrokkenen en de uitvoering. De verwerking van dit persoonsgegeven zorgt ervoor dat CJIB haar reguliere werkwijze kan hanteren, die gericht is op het zoveel mogelijk voorkomen van persoonsverwisselingen en datalekken, een persoonsgerichte aanpak mogelijk maakt en tot besparing van kosten kan leiden bij inzet van een deurwaarder. Zie ook de toelichting in paragraaf 2.
Benadrukt wordt nog dat de geboortedatum en het BSN van een houder alleen mogen worden verwerkt in het geval dat een houder een aanmaning of bestuurlijke boete krijgt voor het niet of niet tijdig betalen van de tolheffing. Naar verwachting zal het overgrote gedeelte van de gebruikers van de tolplichtige wegvakken tijdig betalen, waardoor het verwerken van de genoemde gegevens niet aan de orde is.
Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de regeldruk op burgers en bedrijven.
Voor dit besluit is de relatie met de Europese kaders voor de bescherming van persoonsgegevens (met name artikelen 5 en 6 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)) en de Uitvoeringswet AVG (UAVG) van belang. Dit omdat de (U)AVG het kader bevat over de verwerking van persoonsgegevens, bijvoorbeeld over in welke gevallen persoonsgegevens mogen worden verwerkt, hoe deze mogen worden verwerkt en hoe lang ze mogen worden bewaard.
Voor de verwerking van persoonsgegevens moet worden voldaan aan het proportionaliteitsvereiste en het vereiste van subsidiariteit als bedoeld in artikel 5 van de AVG.6 Dat wil zeggen: het doel van de verwerking moet in verhouding staan tot de privacyinbreuk en het doel moet niet op een andere, minder ingrijpende manier kunnen worden bereikt. Voor de tijdelijke tolheffing geldt dat alleen die gegevens zijn toegevoegd waarmee het doel – het innen en incasseren van niet tijdig betaalde tolgelden op een maatschappelijk verantwoorde manier – bereikt kan worden. Met de verwerking van de geboortedatum is een persoonsgerichte aanpak mogelijk (zie ook paragraaf 2 van deze toelichting). De voordelen van deze persoonsgerichte aanpak (en als onderdeel daarvan het verwerken van de geboortedatum) wegen op tegen de privacyinbreuk die dit met zich meebrengt. Daarnaast is zonder de geboortedatum het koppelen van personen (en daarmee de persoonsgerichte aanpak) niet in alle gevallen mogelijk. Het BSN is niet altijd toereikend omdat niet alle opdrachtgevers van het CJIB deze aanleveren. In dat geval wordt voor de koppeling gebruik gemaakt van andere persoonsgegeven waaronder de geboortedatum. Hetzelfde resultaat kan dus ook niet op een minder ingrijpende manier worden bewerkstelligd.
Voor de verwerking van de persoonsgegevens moet tevens worden voldaan aan in ieder geval één van de voorwaarden uit artikel 6, eerste lid, AVG. Voor het BSN geldt dat deze verwerkt mag worden op basis van artikel 6, eerste lid, onderdeel e, in samenhang met artikel 87 AVG, artikel 46 UAVG en artikel 10 Wabb. Omdat de verwerking van BSN niet nieuw wordt geregeld met dit besluit, maar slechts ter verduidelijking is toegevoegd, wordt hier niet nader op ingegaan. Voor de geboortedatum geldt ook dat deze verwerkt mag worden op basis van artikel 6, eerste lid, onderdeel e, AVG. De geboortedatum wordt verwerkt om de taak van het innen van het tolgeld en de boetes goed te kunnen vervullen. Onder het goed vervullen van de taak wordt mede verstaan het op een verantwoorde manier innen en incasseren van niet tijdig betaalde tolgelden. Zoals eerder uitgelegd is hiervoor het verwerken van de geboortedatum noodzakelijk.
Voor de gegevens die worden verwerkt is een Privacy Impact Assessment (PIA) opgesteld7. Deze PIA is ter aanvulling op het al eerder ten behoeve van de wet opgestelde PIA8 opgenomen. In de PIA is geconcludeerd dat met de verwerking van de aanvullende gegevens geen nieuwe risico’s worden geïntroduceerd. Deze PIA is aan de Functionaris Gegevensbescherming voorgelegd.
Specifiek voor de tolheffing geldt dat in de wet (met name artikel 4a en paragraaf 2.3) en het besluit (artikelen 6 t/m 8) is geregeld welke persoonsgegevens mogen worden verwerkt en hoe lang deze mogen worden bewaard. Met dit wijzigingsbesluit zijn twee persoonsgegevens toegevoegd. De al bestaande bewaartermijnen zijn ook op die gegevens van toepassing.9
Op grond van artikel 10, achtste lid, van de wet dient het ontwerp van een krachtens artikel 10, eerste lid, van de wet vast te stellen algemene maatregel van bestuur aan de beide Kamers der Staten-Generaal overlegd te worden. Uit de voorhang zijn geen opmerkingen voortgekomen.
Bij de voorbereiding van dit besluit zijn de Dienst Wegverkeer (RDW) en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) betrokken. De RDW en het CJIB hebben aangegeven geen noodzaak te zien om een uitvoeringstoets uit te voeren.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) is om advies gevraagd. ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is om advies gevraagd. De AP heeft in haar advies geen aanmerkingen op het concept.
Voor dit besluit heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden, aangezien consultatie niet in betekenende mate had kunnen leiden tot aanpassing van het voorstel.
Artikel 6, onderdeel c, van het besluit regelt de persoonsgegevens die worden verwerkt om een aanmaning aan de houder van het motorrijtuig te kunnen sturen. Artikel 7, onderdeel a, van het besluit regelt de gegevens die worden verwerkt om een bestuurlijke boete op te kunnen leggen aan de houder van het motorrijtuig. Beide taken worden uitgevoerd door het CJIB. Zoals beschreven in het algemeen deel van de toelichting heeft het CJIB deze gegevens nodig om de juiste persoon te kunnen identificeren. In het geval van een houder van een motorrijtuig met een buitenlands kenteken zal de RDW de benodigde gegevens aanleveren vanuit EUCARIS.
Op basis van artikel 10 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer mag het BSN van een houder van een motorrijtuig worden verwerkt. In de opsomming van de gegevens die de minister verwerkt in het kader van het versturen van de aanmaning en het opleggen van de boete miste het BSN. Om duidelijk te maken dat de minister ook dit persoonsgegeven verwerkt voor de beide taakuitoefeningen is het BSN aan artikel 6, onderdeel c, en in artikel 7, onderdeel a, van het besluit toegevoegd.
Daarnaast is bij de voorbereiding van de uitvoering van de tolheffing tussen de betrokken partijen onduidelijkheid ontstaan over de grondslag voor het verwerken van de geboortedatum van een houder. Om deze onduidelijkheid weg te nemen, is dit persoonsgegeven toegevoegd aan artikel 6, onderdeel c, en in artikel 7, onderdeel a, van het besluit (de gegevens die mogen worden verwerkt bij het versturen van een aanmaning en het opleggen van een bestuurlijke boete).
Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie ervan in het Staatsblad. Een spoedige inwerkingtreding is gewenst om het hierboven al aangehaalde autorisatiebesluit van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens zo snel mogelijk te voorzien van de benodigde grondslag om de betreffende persoonsgegevens te verwerken. Hiermee wordt afgeweken van de voor algemene maatregelen van bestuur vastgestelde inwerkingtredingsmoment alsmede van de daarvoor vastgestelde minimuminvoeringstermijn (zie aanwijzingen voor de regelgeving nr. 4.17, vijfde lid, onder b en c).
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman
Op grond van artikel 5a van de wet is de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de tolheffer. Het grootste gedeelte van de tolhefferstaken is gemandateerd aan RDW.
Met de Betalingsregeling Rijk wordt de mogelijkheid geboden voor een gezamenlijke betalingsregeling voor alle openstaande vorderingen bij de aangesloten overheidsorganisaties. De meest recente versie is vastgelegd in de «Beleidsregels betalingsregelingen Rijk 2025».
Met het Vorderingenoverzicht Rijk wordt een eenvoudig, veilig en actueel overzicht gegeven in de financiële verplichtingen van een betrokkene aan overheidsorganisaties.
Het autorisatiebesluit is te raadplegen via publicaties.rvig.nl of via officielebekendmakingen.nl (Stcrt 2024, 38655).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://www.officielebekendmakingen.nl/stb-2025-237.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.