Besluit van 26 maart 2024 tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten ten behoeve van de implementatie van richtlijn 2023/959 met het oog op het aanwijzen van activiteiten die vallen onder het emissiehandelssysteem

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Klimaat en Energie van 6 februari 2024, nr. WJZ / 44687564, gedaan mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op richtlijn nr. (EU) 2023/959 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 mei 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en Besluit (EU) 2015/1814 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten (PbEU 2023, L130) en de artikelen 16.1, eerste lid, onder de begripsbepaling gereglementeerde entiteit, en tweede lid, en 16.39a, eerste lid, onder d, van de Wet milieubeheer;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 februari 2024, nr. W18.24.00021/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Klimaat en Energie van 22 maart 2024, nr. WJZ / 45743996, gedaan mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit handel in emissierechten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. de categorieën van activiteiten die in de bij dit besluit behorende bijlage I zijn genoemd en de daar genoemde broeikasgassen;

2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de broeikasgasinstallatie waarin de activiteiten worden verricht, bestemd is voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen;

3. Het tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:

  • d. de totale broeikasgasemissies van de broeikasgasinstallatie in de voorgaande desbetreffende periode van vijf jaar als bedoeld in artikel 11, eerste lid, tweede alinea, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten gemiddeld voor meer dan 95% uit emissies bestaat die het gevolg is van de verbranding van biomassa die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria;

4. In het derde lid, onderdeel a, vervalt «of van huishoudelijk afval, tenzij de activiteit een integraal deel uitmaakt van een andere activiteit binnen een broeikasgasinstallatie».

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 6. Indien een broeikasgasinstallatie, die als gevolg van de exploitatie van verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW onder het toepassingsgebied van het Europese emissiehandelssysteem valt, haar productieprocessen wijzigt om haar broeikasgasemissies te verminderen en niet langer aan die drempel voldoet, kan de exploitant van de broeikasgasinstallatie het bestuur van de emissieautoriteit verzoeken om de broeikasgasinstallatie alleen tot het einde van de huidige of ook de volgende periode van vijf jaar als bedoeld in artikel 11 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten na de wijziging van de productieprocessen binnen het toepassingsgebied te laten vallen van afdeling 16.2.1 van de wet.

  • 7. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop het verzoek, bedoeld in het zesde lid, kan worden gedaan.

B

Het opschrift van Hoofdstuk 2, paragraaf 2.2, komt te luiden:

Paragraaf 2.2. Luchtvaartactiviteiten en maritiem vervoer

C

Artikel 12c komt te luiden:

Artikel 12c

Als broeikasgas, veroorzaakt door luchtvaartactiviteiten, als bedoeld in artikel 16.39a, eerste lid, onder d, van de wet, wordt CO2 aangewezen.

D

Artikel 12g vervalt.

E

Na artikel 12c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12h

  • 1. Als broeikasgas veroorzaakt door maritiem vervoer als bedoeld in artikel 16.39a, eerste lid, onder d, van de wet, wordt CO2 aangewezen.

  • 2. Vanaf 1 januari 2026 worden in aanvulling op het eerste lid, als broeikasgassen veroorzaakt door maritiem vervoer als bedoeld in artikel 16.39a, eerste lid, onder d, van de wet, CH4 en N2O aangewezen.

F

Aan hoofdstuk 2 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

Paragraaf 2.3. Gereglementeerde entiteiten

Artikel 13

Als gereglementeerde activiteit als bedoeld in artikel 16.1, eerste lid, van de wet wordt aangewezen de activiteit die in de bij dit besluit behorende bijlage II is genoemd.

G

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. Categorie A, onder 1 en 2, komt te luiden:

1. Verbranden van brandstof in verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 megawatt per broeikasgasinstallatie en verbranden van brandstoffen in installaties voor de verbranding van stedelijk afval met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 megawatt per broeikasgasinstallatie

CO2

2. Raffinage van olie waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 megawatt worden gebruikt

CO2

2. In Categorie B, onder 5, wordt «ruwijzer» vervangen door «ijzer».

3. Categorie B, onder 7, komt te luiden:

7. Productie van primair aluminium of aluminiumoxide

CO2 en perfluorkoolwaterstoffen

4. Categorie C, onder 15, komt te luiden:

15. Drogen of calcineren van gips of het produceren van gipsplaten en andere gipsproducten, met een productiecapaciteit van gecalcineerd gips of droog secundair gips van meer dan 20 ton per dag

CO2

5. Categorie D, onder 18, komt te luiden:

18. Productie van roet waarbij organische stoffen zoals olie, teer en kraak- en destillatieresiduen worden verkoold, met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag

CO2

6. Categorie D, onder 24, komt te luiden:

24. Productie van waterstof (H2) en synthesegas met een productiecapaciteit van meer dan 5 ton per dag

CO2

7. In Categorie D, onder 26, wordt «op grond van hoofdstuk 3 van die richtlijn» vervangen door «krachtens hoofdstuk 3 van die richtlijn».

8. Categorie D, onder 27, komt te luiden:

27. Transport van broeikasgassen voor geologische opslag in een opslaglocatie waarvoor krachtens Richtlijn 2009/31/EG een vergunning is verleend, met uitzondering van de emissies die onder een andere activiteit uit hoofde van deze richtlijn vallen

CO2

9. In Categorie D, onder 28 wordt «op een opslaglocatie» vervangen door «in een opslaglocatie».

10. In de Samentelregel vervalt «en eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken».

H

Er wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

Bijlage II behorende bij het Besluit handel in emissierechten

Activiteit:

Broeikasgassen

Uitslag tot verbruik van brandstoffen die worden gebruikt voor verbranding in de gebouwensector, de wegvervoerssector en aanvullende sectoren. Buiten deze activiteit vallen:

a. de uitslag tot verbruik van brandstoffen die worden gebruikt bij de in bijlage I opgesomde activiteiten, behalve wanneer zij worden gebruikt voor verbranding bij de activiteiten voor het vervoer van broeikasgassen voor geologische opslag als opgenomen in de tabel, rij zevenentwintig, van die bijlage of wanneer zij worden gebruikt voor verbranding in installaties die worden uitgezonderd krachtens artikel 27 bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten;

b. de uitslag tot verbruik van brandstoffen waarvoor de emissiefactor nul is;

c. de uitslag tot verbruik van gevaarlijk of stedelijk afval dat als brandstof wordt gebruikt.

CO2

   

De gebouwensector en de wegvervoerssector komen overeen met de volgende emissiebronnen, zoals gedefinieerd in de IPCC-richtsnoeren inzake nationale broeikasgasinventarissen van 2006, met de hiernavolgende noodzakelijke wijzigingen van die definities:

a. Warmtekrachtkoppeling (WKK) (broncategoriecode 1A1a ii) en warmtecentrales (broncategoriecode 1A1a iii), voor zover zij warmte produceren voor de in punten c) en d) van deze alinea genoemde categorieën, hetzij rechtstreeks, hetzij via stadsverwarmingsnetten;

b. Wegvervoer (broncategoriecode 1A3b), met uitzondering van het gebruik van landbouwvoertuigen op verharde wegen;

c. Commercieel / Institutioneel (broncategoriecode 1A4a);

d. Voor bewoning bestemd (broncategoriecode 1A4b).

 
   

Aanvullende sectoren komen overeen met de volgende emissiebronnen, zoals gedefinieerd in de IPCC-richtsnoeren inzake nationale broeikasgasinventarissen van 2006:

a. Energie-industrieën (broncategoriecode 1A1), met uitzondering van de in de tweede alinea, punt a), van deze bijlage gedefinieerde categorieën;

b. Be- en verwerkende industrie en bouw (broncategoriecode 1A2).

 

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2024, met uitzondering van artikel I, onderdeel G, subonderdeel 10, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2026.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 maart 2024

Willem-Alexander

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Uitgegeven de negentwintigste maart 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Inleiding

Deze algemene maatregel van bestuur strekt tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten (hierna: het besluit). Aanleiding hiervoor vormt richtlijn (EU) 2023/959 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en Besluit (EU) 2015/1814 (PbEU 2023, L130) (hierna: richtlijn 2023/959). Gezien de noodzaak van tijdige implementatie is gekozen voor zuivere implementatie van de bindende bepalingen uit de EU-richtlijnen waarbij geen andere regels opgenomen zijn dan voor deze implementatie noodzakelijk. Richtlijn 2023/959 is een wijziging van de oorspronkelijke ETS-richtlijn uit 2003 (hierna: EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten), die het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) heeft geïntroduceerd. Het EU ETS is een marktinstrument waarmee de EU de uitstoot van broeikasgassen kosteneffectief wil verminderen om de klimaatdoelstellingen te behalen.

Richtlijn 2023/959 bevat een herziening van het EU ETS en is onderdeel van het Europese Fit for 55 pakket dat invulling geeft aan de klimaatdoelstellingen in de Europese klimaatwet van tenminste 55% netto broeikasgasemissiereductie in 2030 ten opzichte van 1990 en klimaatneutraliteit uiterlijk in 2050. De herziening van het EU ETS draagt bij aan het bereiken van deze doelstellingen op meerdere manieren. Ten eerste door een snellere daling van de emissieruimte, en ten tweede door het toepassingsbereik van het EU ETS te vergroten.

In het bestaande emissiehandelssysteem voor de grote industrie, elektriciteitssector en luchtvaart (hierna: ETS1) worden enkele bestaande activiteiten aangepast en aanvullende activiteiten toegevoegd, waaronder de internationale zeevaart. Daarnaast wordt er een tweede emissiehandelssysteem geïntroduceerd voor de broeikasgasemissies van de verbranding van brandstoffen in de gebouwde omgeving, het wegvervoer, en overige sectoren zoals de kleinere industrie (hierna: ETS2), met uitzondering van brandstoffen ingezet voor activiteiten onder het ETS1.

2. Inhoud

2.1. Broeikasgasinstallaties (ETS1)
2.1.1. Drempelwaarde 20 MW

Richtlijn 2023/959 introduceert de mogelijkheid voor exploitanten van broeikasgasinstallaties om te verzoeken tot het einde van de lopende of volgende periode van vijf jaar als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten in het EU ETS te blijven wanneer zij hun productieproces wijzigen om hun broeikasgasemissies te verminderen en hierdoor niet langer voldoen aan de drempel van ten minste 20 megawatt totaal nominaal thermisch ingangsvermogen. Hiertoe kan de exploitant een verzoek indienen bij de emissieautoriteit. Deze optie wordt exploitanten van broeikasgasinstallaties geboden om broeikasgasemissiereductie te stimuleren. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een broeikasgasinstallatie CO2-efficiënter is dan de EU-benchmark en daarom meer emissierechten kosteloos krijgt toegewezen dan noodzakelijk voor de eigen broeikasgasemissies.

Implementatie

Bovenstaand is uitgewerkt in artikel 2, zesde lid en zevende lid.

2.1.2. Verbranding van biomassa

Richtlijn 2023/959 introduceert een drempelwaarde met betrekking tot het gebruik van biomassa waarboven broeikasgasinstallaties in het ETS1 worden uitgesloten. Voorheen werden enkel installaties die uitsluitend biomassa verbranden uitgesloten. De drempel is vastgesteld op 95% om een evenwicht te bewerkstelligen tussen de voor- en nadelen voor broeikasgasinstallaties om onder het toepassingsbereik van het ETS1 te blijven vallen. Broeikasgasinstallaties waar gedurende de voorgaande periode van vijf jaar als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten gemiddeld meer dan 95% van de totale gemiddelde broeikasgasemissies bestaat uit emissies als gevolg van de verbranding van biomassa, worden uitgesloten uit het ETS1.

Wanneer het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van een broeikasgasinstallatie wordt berekend met het oog op opname in het ETS1, worden verbrandingseenheden die uitsluitend biomassa gebruiken, voorts niet meer buiten beschouwing gelaten.

Implementatie

Bovenstaand is uitgewerkt in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, en bijlage I (samentelregel).

2.1.3. Afvalverbrandingsinstallaties

Installaties voor de verbranding van stedelijk afval met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 megawatt, zullen enkel onder het EU ETS vallen voor de toepassing van de artikelen 14 en 15 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten. Hiertoe moet de definitie broeikasgasinstallatie worden verbreed naar deze installaties.

Implementatie

Bovenstaand is uitgewerkt in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, en derde lid, en bijlage I (categorie A, eerste rij).

2.1.4. Aanpassingen overige ETS1-activiteiten

Om te zorgen voor een gelijk speelveld voor installaties waarbij gebruikgemaakt wordt van nieuwe technologieën die de broeikasgasemissies geheel tenietdoen of gedeeltelijk verminderen en voor installaties die gebruikmaken van bestaande technologieën, wijzigt richtlijn 2023/959 enkele van de beschrijvingen van activiteiten in bijlage I van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten. De beschrijving van activiteiten in bijlage I bepalen het toepassingsgebied van het ETS1. De wijzigingen hebben als voornaamste doel de onafhankelijkheid te bevorderen van de gebruikte grondstof en productieproces en hebben betrekking op onder andere raffinage van olie, ijzer, gips, roet, en waterstof. Hierdoor zullen hoofdzakelijk installaties die innovatieve, groene productieprocessen uitvoeren onderdeel worden van het EU ETS, zoals elektrolyse-installaties voor de productie van groene waterstof, waarmee zij op gelijke voet kunnen concurreren in het EU ETS met de conventionele productiemethoden.

Implementatie

Bovenstaand is uitgewerkt in bijlage I (rijen 1, 2, 5, 15, 18, 24 en 27).

2.2. Gereglementeerde entiteiten (ETS2)

Richtlijn 2023/959 introduceert een handelssysteem voor de broeikasgasemissies die vrijkomen bij de verbranding van brandstoffen in de gebouwde omgeving, het wegvervoer en aanvullende sectoren (ETS2). Het ETS2 zal de aankomende jaren op een geharmoniseerde wijze in de hele EU worden ingevoerd. De entiteiten die voor deze broeikasgasemissies worden aangesproken zijn de energie- en brandstofleveranciers (de gereglementeerde entiteiten), niet de eindgebruikers zelf. Het toepassingsbereik van ETS2 ziet toe op alle gereglementeerde entiteiten die de activiteit uitvoeren zoals gedefinieerd in bijlage III van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissies. Deze bijlage is in dit besluit overgenomen zonder verdere wijzigingen (zuivere implementatie). Voor een uitgebreidere beschrijving van het ETS2, inclusief het toepassingsbereik, wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het voorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer ter implementatie van het EU ETS1.

Artikel 30 undecies van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissies is een optionele bepaling welke een procedure stelt voor lidstaten om het toepassingsbereik van ETS2 eenzijdig uit te breiden naar eindgebruikerssectoren die niet zijn opgenomen in bijlage III, de zogenaamde opt-in. Het kabinet heeft op 26 april de Tweede Kamer geïnformeerd over de inzet om het ETS2 zo breed mogelijk in te voeren2. Hiervoor wil het kabinet gebruik maken van deze opt-in, waarmee alle fossiele brandstoffen in Nederland onder het nieuwe handelssysteem zullen vallen. Dit zou betekenen dat bijlage II bij dit besluit zou moeten worden aangepast. Gezien de noodzaak van tijdige implementatie van richtlijn 2023/959 is gekozen voor zuivere implementatie, wat betekent dat de opt-in nog niet is meegenomen.

Implementatie

Bovenstaande is uitgewerkt in artikel 13 en bijlage II.

3. Regeldruk

In dit hoofdstuk zijn de verwachte gevolgen voor de regeldruk voor bedrijven beschreven naar aanleiding van dit besluit, welke voornamelijk toeziet op uitwerking van de term broeikasgasinstallatie en gereglementeerde entiteit.

Door dit besluit zullen er naar verwachting meer broeikasgasinstallaties in het EU ETS bij komen door verbreding van de definities van de activiteiten dan er worden uitgesloten van het EU ETS door de verlaging van de drempelwaarde uitsluiten door verbranding van biomassa. Het gaat om maximaal enkele tientallen bedrijven. Dit zijn voornamelijk bedrijven met afvalverbrandingsinstallaties en elektrolyse-installaties voor de productie van waterstof. Afvalverbrandingsinstallaties zijn op basis van de Regeling CO2-heffing industrie reeds verplicht om hun broeikasgasemissies te monitoren, rapporteren en verifiëren (MRV). Gezien de MRV-verplichtingen van de regeling CO2-heffing sterk lijken op die van het EU ETS, is het niet de verwachting dat het voor deze groep leidt tot significante aanvullende regeldruk. Voorwaarde hiervoor is wel dat de Regeling CO2-heffing wordt aangepast naar aanleiding van de herziening van het EU ETS, opdat de verplichtingen weer zo veel mogelijk worden gelijkgetrokken. Kleine producenten van waterstof middels elektrolyse kunnen worden geclassificeerd als laagcomplexe installaties, omdat zij geen emissies hebben en MRV-taken daarom niet leiden tot complexe handelingen. In eerder onderzoek (Actal IV: Administratieve Lasten NOx- en CO2- emissiehandel, Onderzoek naar de Administratieve Lasten voortvloeiend uit de regelgeving voor de NOx- en CO2-emissiehandel) is berekend dat de ETS-richtlijn voor laagcomplexe installaties gemiddeld € 8.500 per jaar aan administratieve lasten veroorzaakt.

Dit besluit regelt welke entiteiten worden aangemerkt als gereglementeerde activiteiten, door het uitwerken van de term gereglementeerde activiteit in de Wet milieubeheer (artikel 16.1, eerste lid). Gereglementeerde entiteiten zullen hierdoor regeldruk ervaren, omdat voor deze entiteiten de verplichtingen uit het EU ETS zullen gaan gelden. In Nederland zullen er naar schatting ca. 248 gereglementeerde entiteiten zijn in het ETS2. De regeldrukkosten komen per gereglementeerde entiteiten naar verwachting uit op éénmalig ca. € 9.823 en structureel ca. € 4.467 per jaar. Voor de berekening en nadere uitleg hiervan wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het voorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer ter implementatie van het EU ETS.

Op grond van het feit dat sprake is van één-op-één-implementatie zonder beleidsruimte is het voorstel niet ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR).

II. Artikelen

Artikel I, onderdeel A

De reikwijdte van het EU ETS wordt bepaald door een combinatie van een bepaalde categorie van broeikasgasinstallaties en een bepaald broeikasgas. Uit artikel 2 en de bijlage bij het besluit volgt welke broeikasgasinstallaties onder het EU ETS vallen, de categorieën van activiteiten waar het om gaat zijn aangewezen in de bijlage. In artikel 2, eerste lid, onderdeel a, is de omschrijving van de aanwijzing van de activiteiten die binnen de scope van het EU ETS vallen aangepast overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van richtlijn 2023/959. Reden hiervoor is om te waarborgen dat installaties die een activiteit uitoefenen uit bijlage I en die aan de capaciteitsdrempel van die activiteit voldoen maar geen broeikasgassen uitstoten, onder het EU ETS vallen. Bijvoorbeeld waterstofproductie uit elektrolyse. In de omschrijving van sommige activiteiten wordt daarom geen directe link meer gelegd met broeikasgas, omdat anders emissieloze activiteiten onterecht worden uitgesloten van het EU ETS.

In artikel 2, tweede lid, onderdeel b, en, derde lid, onderdeel a, is de verbranding van huishoudelijk afval geschrapt. Dit is een implementatie van bijlage 1, regel 1, van richtlijn 2023/959. Installaties voor de verbranding van huishoudelijk afval vallen wel onder de activiteiten als bedoeld onder 16.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer, maar zijn uitgezonderd van bepaalde bepalingen. Dit is uitgewerkt in de artikelen 16.28, eerste lid, onderdeel c, en 16.37 van de Wet milieubeheer.

Het zesde en zevende lid implementeren artikel 2, eerste lid, van richtlijn 2023/959.

Artikel I, onderdeel D

Artikel 12g komt te vervallen, omdat de artikelen waarnaar verwezen wordt in artikel 12g, te weten artikel 16.39f van de wet en artikel 12 van het besluit, bij eerdere wijzigingen zijn komen te vervallen.

Artikel I, onderdeel E

Met de wijziging van artikel 16.39a, eerste lid, onder d, van de Wet milieubeheer worden bij algemene maatregel van bestuur de emissies van broeikasgassen aangewezen die door luchtvaartactiviteiten en door het maritiem vervoer worden veroorzaakt en waarop het systeem van handel in emissierechten van toepassing is. In artikel 12h zijn de broeikasgasemissies die door het maritiem vervoer worden veroorzaakt aangewezen. In eerste instantie betreft dit alleen CO2. Per 1 januari 2026 wordt dit uitgebreid met CH4 en N2O. Het tweede lid van artikel 12h voorziet in deze uitbreiding.

Artikel I, onderdeel G

Bijlage I is in lijn met richtlijn 2023/959 aangepast. Zie ook paragraaf 2.1.4. van de algemene toelichting.

Artikel I, onderdeel H

Bijlage II bevat de gereglementeerde activiteiten als bedoeld in artikel 13 van dit besluit. Zie ook paragraaf 2.1. van de algemene toelichting.

Artikel II

Voor de inwerkingtredingstermijnen is aangesloten bij die van richtlijn 2023/959.

III. Transponeringstabel

Onderstaande transponeringstabel bevat enkel de bepalingen van richtlijn 2023/959 die (deels) met het voorliggende besluit zijn geïmplementeerd. De meeste bepalingen van richtlijn 2023/959 zijn geïmplementeerd middels het voorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer. De memorie van toelichting bijgaand aan dat wetsvoorstel bevat een volledige transponeringstabel van richtlijn 2023/9593.

Richtlijn 2023/959

Te implementeren in

Reden, bijzonderheden

2 (artikel 2)

Artikel 2, zesde en zevende lid, van het besluit.

 

3, a (artikel 3)

Artikelen 16.39a en 16.1, tweede lid, van de wet.

Artikel 12c, Bijlage I en II bij het besluit.

Nadere uitwerking term activiteit.

3, d (artikel 3 (a sexies))

Artikel 16.1 van de wet. Artikel 13 en bijlage II bij het besluit.

Nadere uitwerking term activiteit.

29 (artikel 30 bis)*

Artikel 16.39x van de wet.

Artikel 13 en bijlage II bij het besluit.

Toepassingsgebied ETS2. Nieuwe afdeling 16.2.2a van de wet en paragraaf 2.3 in het besluit.

Bijlage I, a

Artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van het besluit

 

Bijlage I, b

Bijlage I bij het besluit (samentelregel).

 

Bijlage I, c, I tot viii

Artikel 2, tweede lid, onderdeel b, en het derde lid, onderdeel a, van het besluit.

Bijlage I bij het besluit (rij 1, 2, 5, 15, 18, 24 en 27).

 

Bijlage III

Bijlage II bij het besluit.

 

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten


X Noot
1

Kamerstukken II, 2022/23, 36 407, nr. 3

X Noot
2

Zie de Voorjaarsnota (Kamerstukken II, 2022/23, 36 350 nr. 1) en de kamerbrief Voorjaarsbesluitvorming Klimaat (Kamerstukken II, 2022/23, 32 813 nr. 1230).

X Noot
3

Kamerstukken II, 2022/23, 36 407, nr. 3.

Naar boven