Besluit van 7 juli 2021, houdende vaststelling van het tijdstip van de inwerkingtreding van de Wet toetreding zorgaanbieders, de gedeeltelijke inwerkingtreding van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders en de inwerkingtreding van een aantal op die wetten gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en van het vervallen van artikel 5b van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Medische Zorg, mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 5 juli 2021, kenmerk 3219471-1006686-WJZ;

Gelet op artikel 21 van de Wet toetreding zorgaanbieders, artikel XXIV van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders, artikel 12 van het Uitvoeringsbesluit Wtza, artikel II van het Besluit van 17 maart 2021, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WTZi in verband met de invoering van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (Stb. 2021, 157), artikel VII van het Besluit van 17 maart 2021, houdende wijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (Stb. 2021, 158), artikel III van het Besluit van 15 juni 2021, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz, het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG in verband met het stellen van eisen omtrent de voorbereiding, beschikbaarheid en bereikbaarheid van acute zorg (Stb. 2021, 291), artikel II van het Besluit van 7 juli 2021, houdende wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG ter beperking van de werkingssfeer van de artikelen 40a en 40b van de Wet marktordening gezondheidszorg (Stb. 2021, 343) en artikel 5b, tweede lid, van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Met ingang van 1 januari 2022 treden in werking:

  • a. de Wet toetreding zorgaanbieders;

  • b. de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders, met uitzondering van het in artikel II, onderdeel C, opgenomen artikel 40b, vijfde lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg, artikel II, onderdeel E, artikel V, artikel XVB, artikel XVI en artikel XX;

  • c. het Uitvoeringsbesluit Wtza;

  • d. het Besluit van 17 maart 2021, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WTZi in verband met de invoering van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (Stb. 2021, 157);

  • e. het Besluit van 17 maart 2021, houdende wijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (Stb. 2021, 158);

  • f. het Besluit van 15 juni 2021, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz en het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG in verband met het stellen van eisen omtrent de voorbereiding, beschikbaarheid en bereikbaarheid van acute zorg (Stb. 2021, 291);

  • g. het Besluit van 7 juli 2021, houdende wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG ter beperking van de werkingssfeer van de artikelen 40a en 40b van de Wet marktordening gezondheidszorg (Stb. 2021, 343).

Artikel 2

Met ingang van 1 januari 2023:

  • a. treedt het in artikel II, onderdeel C, van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders opgenomen artikel 40b, vijfde lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg in werking;

  • b. vervalt artikel 5b van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG.

Onze Minister voor Medische Zorg is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 juli 2021

Willem-Alexander

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Uitgegeven de veertiende juli 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel 1, onderdelen a en c, van dit koninklijk besluit regelt de inwerkingtreding van de Wet toetreding zorgaanbieders en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit Wtza, beide met ingang van 1 januari 2022.

De overige onderdelen van artikel 1 regelen, met ingang van 1 januari 2022, de gedeeltelijke inwerkingtreding van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (AWtza) en de gehele inwerkingtreding van vier algemene maatregelen van bestuur (amvb’s) die tot stand zijn gebracht in verband met de in de AWtza opgenomen bepalingen.

Wat betreft de gedeeltelijke inwerkingtreding van de AWtza wordt het volgende opgemerkt.

De wijzigingen die zijn opgenomen in artikel II, onderdeel E, en artikel V, onderdeel B, AWtza zijn inmiddels overbodig ten gevolge van andere wijzigingen die reeds in de betrokken wetten hebben plaatsgevonden. De wijziging die is opgenomen in artikel V, onderdeel A, AWtza, is achterhaald en daarom niet uit te voeren. De wijzigingen in artikel XVI AWtza zijn eveneens achterhaald omdat het wetsvoorstel waar dat artikel betrekking op heeft, is ingetrokken1. De in artikel XX AWtza opgenomen samenloopbepalingen zijn deels achterhaald, terwijl het wetsvoorstel waar artikel XX betrekking op heeft, nog zal worden aangepast. Zo nodig kunnen de in artikel XX, tweede lid, opgenomen wijzigingen worden aangebracht via een aanpassing van het betrokken wetsvoorstel. Voornoemde bepalingen van de AWtza dienen daarom niet in werking te treden; het is de bedoeling dat zij worden geschrapt bij de eerstvolgende verzamelwet op het terrein van VWS.

De wijziging in artikel XVB AWtza behoeft aanpassing alvorens deze in werking kan treden; die aanpassing zal worden opgenomen in de eerstvolgende verzamelwet, waarna het artikel alsnog in werking kan treden.

Het in artikel II, onderdeel C, AWtza opgenomen vijfde lid van artikel 40b van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), zal niet op 1 januari 2022 in werking treden, maar op 1 januari 2023; dit laatste is geregeld in artikel 2, onderdeel a, van dit koninklijk besluit. De reden hiervoor is dat de in artikel 40b Wmg geregelde verplichting voor zorgaanbieders om verantwoording af te leggen over het voorafgaande kalenderjaar, in werking treedt met ingang van 1 januari 2022. Zorgaanbieders moeten zich daardoor vóór 1 juni 2022 verantwoorden over het boekjaar 2021, en wel op een krachtens artikel 40b Wmg bij ministeriële regeling bepaalde wijze. Op grond van het vijfde lid van artikel 40b Wmg mogen in die ministeriële regeling geen afwijkende bepalingen worden opgenomen voor zorgaanbieders als bedoeld in dat artikellid (kortweg: micro-ondernemingen). Omdat de regeling waarin wordt geregeld waar de verantwoording aan moet voldoen, pas gedurende het jaar 2021 bekend wordt gemaakt, is vanuit het rechtszekerheidsbeginsel voor de verantwoording over dat jaar voorzien in een overgangsregime. Dat overgangsregime houdt in dat zorgaanbieders zich over het jaar 2021 moeten verantwoorden overeenkomstig de regeling zoals die gold vóór 1 januari 2022. Aangezien in die regeling nog wel afwijkende bepalingen zijn opgenomen voor micro-ondernemingen, dient artikel 40b, vijfde lid, Wmg pas met ingang van 1 januari 2023 in werking te treden.

Tot slot is in artikel 2, onderdeel b, geregeld dat artikel 5b van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG (Bub WMG) met ingang van 1 januari 2023 vervalt. Artikel 5b is ingevoegd via de amvb, genoemd in artikel 1, onderdeel g, van dit koninklijk besluit. Die amvb bepaalt de omvang van de groep zorgaanbieders die aan de verantwoordingsplicht moet voldoen. Aangezien die groep breder is dan de groep die vóór 1 januari 2022 verantwoordingsplichtig was, is vanuit het rechtszekerheidsbeginsel en omwille van een zorgvuldige implementatie in artikel 5b een overgangsbepaling opgenomen die ertoe strekt dat alleen de groep zorgaanbieders verantwoordingsplichtig is die ook onder het oude recht (de artikelen 15 en 16 van de Wet toelating zorginstellingen) verantwoordingsplichtig was. Dat overgangsartikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip; in het onderhavige koninklijk besluit wordt geregeld dat artikel 5b vervalt met ingang van 1 januari 2023. Dat is ook reeds aangekondigd in de toelichting op dat artikel. Dit betekent dat de nieuwe (bredere) doelgroep zich voor de eerste maal vóór 1 juni 2023 moet verantwoorden, en wel over het boekjaar 2022.

Deze nota van toelichting wordt uitgebracht mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark


X Noot
1

Brief van 25 oktober 2019, Kamerstukken II 2019/20, 33 168, nr. 30.

Naar boven