Besluit van 12 juli 2019, houdende het geven van een aanwijzing aan het bestuur van Curaçao tot aanpassing van de begroting 2019, rekening houdend met de in artikel 15 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten genoemde normen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 12 juli 2019, kenmerk 2019-0000256089, DGKR-Directie Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de conclusie van de raad van ministers van het Koninkrijk van 12 juli 2019.

Overwegingen

Overwegende dat:

  • gezonde overheidsfinanciën, zoals neergelegd in de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, van groot belang zijn voor de economische ontwikkeling en stabiliteit van Curaçao;

  • de inkomsten en uitgaven van het bestuur niet in evenwicht zijn en het financieel beheer niet op orde is;

  • uit de conceptjaarrekening 2017 een tekort van ANG 116,8 miljoen is gebleken;

  • op basis van voorlopige realisatiecijfers over 2018 een tekort van ANG 52,7 miljoen wordt verwacht;

  • de inschatting is dat het begrotingsjaar 2019 met een tekort van ANG 98 miljoen zal worden afgesloten;

  • er diverse risico’s zijn die kunnen leiden tot een verdere toename van dit tekort;

  • cumulatief de tekorten over 2017, 2018 en 2019 volgens de huidige inzichten ANG 267,5 miljoen bedragen.

  • het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten het bestuur meermalen heeft geadviseerd de begroting in overeenstemming te brengen met de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten en ook overigens te voldoen aan de wettelijke bepalingen zoals neergelegd in de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten;

  • hoewel het bestuur enkele betekenisvolle stappen heeft genomen, daarmee echter niet wordt voorkomen dat ook 2019 weer met een tekort zal eindigen en voor het derde achtereenvolgende jaar niet aan de wettelijke norm van een sluitende gewone dienst voldaan wordt;

  • het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten alle wettelijke instrumenten die het ingevolge de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten ten dienste staan heeft benut;

  • het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten zijn bericht van 1 april 2019 aan de Rijksministerraad vergezeld heeft laten gaan van het advies tot het geven van een aanwijzing op grond van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten;

  • het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten het advies van 1 april 2019 op 27 mei 2019 heeft voorzien van geactualiseerde cijfers;

  • de staatssecretaris van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties het bestuur op 5 juni 2019 per brief, kenmerk 2019-0000275075, in de gelegenheid heeft gesteld om zijn visie te geven, inzake de voorgenomen aanwijzing;

  • het bestuur per brief 7 juni 2018, kenmerk 2019/022412 zijn visie kenbaar heeft gemaakt;

  • de Rijksministerraad op 12 juli 2019 heeft vastgesteld dat het bestuur in gebreke blijft en de normen, zoals gesteld in artikel 15 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, niet leidend heeft gemaakt in de opstelling van de begroting;

Besluit

Gelet op de artikelen 13, vijfde lid, en 18, achtste lid, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten;

Gezien het advies van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, kenmerk Cft 201900040 van 1 april 2019;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Het bestuur van Curaçao een aanwijzing te geven tot:

  • 1. Het compenseren van de tekorten ten bedrage van 112 miljoen ANG op de gewone dienst van 2019;

  • 2. Het compenseren van de tekorten ten bedrage van 169,5 miljoen ANG op de gewone dienst van 2017 en 2018 met overschotten in 2020, 2021 en 2022;

  • 3. Het per 31 december 2022 aflossen van de kortlopende schulden aan APC en SVB waarvan de betalingstermijn is verstreken.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit, dat zal worden geplaatst in het Staatsblad en in het Publicatieblad van Curaçao.

Warmond, 12 juli 2019

Willem Alexander

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Uitgegeven de vijfde augustus 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De inkomsten en uitgaven van het bestuur zijn niet in evenwicht en het financieel beheer is niet op orde. Dit heeft geresulteerd in tekorten in 2017 en 2018. Hoewel uit de brief van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten van 1 april 2019, kenmerk Cft 201900040, blijkt dat het bestuur bereidheid heeft getoond om enkele betekenisvolle stappen te zetten is de verwachting dat ook 2019 met een aanzienlijk tekort wordt afgesloten. Daar komt bij dat de schuldquote van Curaçao in 2018 naar 46% BBP is gestegen, ruim boven het houdbaar geachte niveau van 40% BBP, en dat de liquiditeitspositie tot een zorgelijk niveau is gedaald. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten voorziet diverse risico’s en acht aanvullende maatregelen noodzakelijk om meerjarig te voldoen aan de normen van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten.

Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten heeft, alvorens zijn advies uit te brengen, verschillende hoor- en wederhoortrajecten doorlopen, op basis van artikel 12 Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Daarbij is gewezen op de te optimistische opbrengstenramingen, gebreken in het financieel beheer en een gebrek aan budgetdiscipline, waardoor de uitgaven niet binnen de begroting blijven. Op 17 oktober 2018 zijn er met het bestuur afspraken gemaakt om te komen tot houdbare overheidsfinanciën. Ondanks deze stappen heeft het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten geconcludeerd dat het bestuur er niet in is geslaagd het tij te keren en heeft het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten derhalve aan de Rijksministerraad geadviseerd om over te gaan tot het geven van een aanwijzing.

De Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten heeft als doel om de gezonde startpositie van de landen Curaçao en Sint Maarten te handhaven en financiële problemen, zoals het voormalige land Nederlandse Antillen kende, te voorkomen. Een sluitende gewone dienst en een leenmogelijkheid alleen voor kapitaaluitgaven, garanderen immers dat het vermogen in stand blijft of groeit. Tekorten op de gewone dienst van de begroting dienen gecompenseerd te worden in lopende (en eventueel toekomstige) begrotingsjaren, ongeacht het moment waarop deze tekorten zichtbaar worden (tijdens de begrotingsvoorbereiding, -uitvoering of -verantwoording). Compensatie van gebleken tekorten kan alleen plaatsvinden door in de lopende (en eventueel toekomstige) begrotingsjaren díe maatregelen te treffen die leiden tot een overschot op de gewone dienst ter omvang van de gebleken tekorten. Het idee hierbij is dat de gezonde startpositie, waarmee de nieuwe landen in het Koninkrijk per 10 oktober 2010 gestart zijn, ook daadwerkelijk behouden blijft.

Tweede uitvoeringsrapportage 2016

Al in 2016 gaf het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten bij zijn advies op de tweede Uitvoeringsrapportage (UR) aan om rekening te houden met de tegenvallende belastinginkomsten en merkte daarbij op dat de niet-belastinginkomsten achterliepen op de prognose. In het advies op de derde UR 2016 heeft het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten nadrukkelijk zijn zorg uitgesproken en geadviseerd om maatregelen te nemen om het jaar 2016 met een sluitende begroting af te ronden. Met name de belastingopbrengsten en de opbrengsten op de begrotingspost verkoop van goederen en diensten over 2016 vielen tegen, ten opzichte van de vastgestelde begroting, terwijl de lasten juist hoger uitkwamen dan begroot. Uiteindelijk presenteerde het bestuur een sluitende begroting, maar dit was met name gebaseerd op het binnenkomen van een incidentele meevaller van ANG 110,8 miljoen aan (extra) dividendopbrengsten. De problematiek bij de achterblijvende belasting- en niet-belastinginkomsten werd niet adequaat aangepakt.

Uitvoering 2017

Dezelfde situatie, zoals beschreven voor het jaar 2016, deed zich vervolgens in 2017 voor. Bij de eerste UR uitte het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten al zijn zorgen over de begrotingsuitvoering en vroeg het bestuur om met maatregelen te komen om zo de begroting weer in balans te brengen. Ook bij de tweede UR 2017 waren er zorgen over het realisatiebeeld van de eerste helft van het jaar. De baten bleven fors achter op de prognose, mede waardoor de gewone dienst met een negatief saldo sloot. De overheidsfinanciën lieten een zichtbare verslechtering zien ten opzichte van een toch al niet rooskleurig beeld van het eerste kwartaal. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten heeft het bestuur daarom geadviseerd om adequate maatregelen te treffen om de begroting weer in evenwicht te brengen. Ook waren de negatieve ontwikkeling van de liquiditeitspositie en de ontwikkeling in het schommelfonds belangrijke aandachtspunten. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten adviseerde een verplichtingenstop en gaf aan dat als de compliance verhogende maatregelen onvoldoende effect zouden sorteren, de baten (en ook de lasten) met een begrotingswijziging naar beneden moesten worden bijgesteld. Echter, ook het derde kwartaal van 2017 liet een verdere verslechtering van de overheidsfinanciën zien. Waar bij het resultaat tot en met het tweede kwartaal nog sprake was van een voorlopig tekort op de gewone dienst van ANG 31,7 miljoen was het voorlopig tekort tot en met september toegenomen tot ANG 57,0 miljoen. Daar kwam nog een bedrag van ANG 50,2 miljoen bij voor reeds aangegane verplichtingen. Dit resulteerde in een voorlopig tekort van ANG 107,2 miljoen. In de derde UR werden voor het oplossen van het verwachte tekort over 2017 twee stelposten van in totaal ANG 102,5 miljoen opgevoerd. ANG 52,5 miljoen door verlaging van de lasten, en ANG 50,0 miljoen aan extra te verwachten belastingontvangsten. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten achtte de toelichting bij deze twee stelposten echter te summier en gaf in zijn advies van 22 november 2017 (Cft 201700288) aan dat er onvoldoende vertrouwen in het realiteitsgehalte van de stelposten was. Met dit advies werd een eerste stap gezet in het hoor- en wederhoortraject op basis van artikel 12 jo. artikel 13 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten verzocht het bestuur om met een concrete uitwerking te komen van de genoemde stelposten, aan te geven of een sluitende gewone dienst voor 2017 nog realistisch en haalbaar was en hoe het tekort op de gewone dienst van 2017 in 2018 gecompenseerd zou worden. In zijn reactie gaf het bestuur aan te beseffen dat de begroting moest worden bijgestuurd. Het voorafgaand toezicht werd geïntensiveerd en het traject belasting compliance zou met het «projectplan belasting compliance» een extra impuls worden gegeven.

Om de tegenvallende opbrengsten op te vangen had de regering een verplichtingenstop ingevoerd en werden een aantal kostenbesparende -en inkomstenverhogende maatregelen voorgesteld, waaronder de aanpassing van de tarieven «Niet Belasting Opbrengsten», het aanpakken van overwerk en de introductie van een vacaturestop. Ook het financieel beheer was een belangrijk onderwerp van gesprek. Het bestuur gaf aan dat er stappen werden gezet op dit gebied en dat er begin 2018 met het plan van de auditdienst Stichting Overheidsaccountantsbureau Curaçao zou worden gestart ter versterking van het financieel beheer. Ten aanzien van dividenden was het onvoldoende duidelijk of het bestuur de begrote dividenden ook daadwerkelijk zou ontvangen. De reactie van het bestuur was naar het oordeel van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten nog altijd onvoldoende. Op 8 januari 2018 (201800008) volgde dan ook, op grond van artikel 12, vijfde lid, Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, een bericht van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten met de volgende aanbevelingen:

  • 1. De verlaging van de (structurele) kosten met ANG 28,0 miljoen in 2018 en ANG 51,0 miljoen in 2019 en 2020 is onvoldoende onderbouwd. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten verzoekt het bestuur om een concretere onderbouwing van deze maatregelen te geven, zodat het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten de haalbaarheid hiervan beter kan toetsen.

  • 2. De verhoging van de (belasting-)compliance van ANG 50,0 miljoen is onvoldoende onderbouwd en is naar de opvatting van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten slechts gedeeltelijk een structurele maatregel. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten verzoekt een splitsing te maken tussen de incidentele component van deze ANG 50,0 miljoen en het structurele deel en eventueel aanvullende maatregelen te formuleren voor het incidentele deel.

  • 3. De economische groei dient gebaseerd te zijn op cijfers van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) en naar beneden te worden bijgesteld.

  • 4. Het geraamde rentevoordeel van ANG 7,0 miljoen in 2018 en ANG 15,0 miljoen in 2019 en 2020 vanwege herfinanciering van de gehele leningenportefeuille is niet realistisch.

Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten verzocht in aanvulling daarop voor de hierboven vermelde punten 3 en 4 om alternatieve (concrete) maatregelen te formuleren. De door het bestuur voorgestelde maatregelen waren naar het oordeel van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten onvoldoende specifiek onderbouwd en het geheel aan gekozen maatregelen was ontoereikend om zowel het incidentele als het structurele tekort op een realistische wijze om te buigen. De aangeboden vastgestelde begroting deed hieraan niet af.

Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten noemde tevens een aantal risico’s die de omvang van het geraamde tekort uit 2017 verder konden beïnvloeden. Het ging hierbij onder meer om Cpost, de uitwerking van de verplichtingenstop, de onduidelijkheden rondom de schuld van Fundashon Kas Popular (FKP), de financiële consequenties van de mee- en tegenvallers van het nieuwe ziekenhuis HNO voor de (meerjarige) begroting, de afwikkeling van de restschuld van het oude ziekenhuis Sehos, de ontwikkelingen rondom de raffinaderij, de onduidelijkheid rondom de totale schuld in verband met de reguliere betaling van de duurtetoeslag, van zowel het land als de entiteiten, de mogelijke oninbaarheid van de dividenduitkering van UTS geboekt in de jaarrekening van 2016 van het land en de ontwikkelingen binnen het financieel beheer.

Op 29 januari 2018 stuurde het bestuur zijn reactie (artikel 13, eerste lid, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten) op dit advies van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. De inkomsten in de laatste helft van 2017 waren, ondanks de tegenvallende prestaties van de economie, beduidend verbeterd ten opzichte van de eerste helft van 2017. Aan de lastenkant was er meer helderheid gekomen in het beeld van de verwachte uitkomsten van de begroting. De verwachting was dat het structurele tekort zou uitkomen op ANG 60 miljoen. Daarnaast was er sprake van enkele incidentele tegenvallers. Ten aanzien van de maatregelen om de lasten te verlagen, met name de personeelslasten, werd een nadere onderbouwing gegeven. Ten aanzien van de effecten van compliance werd om nadere toelichting verzocht. Voor wat betreft de tekortcompensatie stelde het bestuur voor om het tekort in drie jaren te compenseren, waarbij in 2018 ten minste een derde deel zou worden gecompenseerd. Aangegeven werd dat er zo snel mogelijk een suppletoire begroting zou worden opgesteld die naar verwachting uiterlijk half april 2018 aan de Staten zou worden aangeboden.

Tijdens het bezoek van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten in januari 2018 benadrukte hij dat duurzame maatregelen noodzakelijk waren om het begrotingsevenwicht te herstellen (persbericht 31 januari 2018 www.cft.cw). De verwachting was op dat moment dat de begroting 2017 een tekort van ANG 116 miljoen zou hebben. Dit tekort moest zo snel mogelijk worden gecompenseerd en structurele oorzaken moesten worden aangepakt. Naast de achterblijvende belastinginkomsten en een overschrijding van de uitgaven waren er ook diverse andere risico’s die het resultaat 2017 en de begroting 2018 negatief konden beïnvloeden. Het bestuur had een pakket aan maatregelen voorbereid. De Minister van Financiën en het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten kwamen tijdens dit bezoek tot afspraken over de monitoring van het effect en de implementatie van deze maatregelen. Ook werd afgesproken dat er een risicoanalyse zou worden opgesteld, waarin de belangrijkste risico’s voor de begroting van Curaçao uiteen zouden worden gezet. Deze afspraken werden door het bestuur schriftelijk bevestigd. Hiertoe leverde het bestuur een aangepast cijferoverzicht aan en een aangepaste tabel, waarin de kostenverlagende maatregelen stonden opgenomen. Ter verzekering van de ontvangst van de dividenden werd een aantal brieven bijgesloten, waarin de betreffende overheidsentiteit uitkering van het afgesproken dividend, over de jaren 2013–2016, toezegde. Ten aanzien van de kostenverlagende maatregelen werd een gewijzigd plan bijgevoegd. Voor FKP werd nu een voorziening opgenomen in de begroting van ANG 13 miljoen. Een en ander zou worden verwerkt in de suppletoire begroting. Ook het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten bevestigde de afspraken schriftelijk. Hierbij werd aangegeven dat de door het bestuur aangedragen structurele oplossingen voor de structurele tegenvallers op de volgende vier punten als ontoereikend beschouwd werden:

  • 1. De verlaging van de (structurele) kosten met ANG 28,0 miljoen in 2018 en ANG 51,0 miljoen in 2019 en 2020 is onvoldoende onderbouwd.

  • 2. De verhoging van de (belasting-) compliance van ANG 50,0 miljoen is onvoldoende onderbouwd en is naar de opvatting van het Cft slechts gedeeltelijk een structurele maatregel.

  • 3. De economische groei dient gebaseerd te zijn op cijfers CBCS;

  • 4. Het geraamde rentevoordeel van ANG 7,0 miljoen in 2018 en ANG 15,0 miljoen in 2019 en 2020 vanwege herfinanciering van de gehele leningenportefeuille is niet realistisch.

Daarnaast werd aangegeven dat, in het kader van houdbare overheidsfinanciën, het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten het wenselijk achtte dat tenminste 1/3e deel van het tekort van 2017 in 2018 zou worden gecompenseerd. Afgesproken werd dat het bestuur:

  • Een plan van aanpak levert om te komen tot kostenbesparingen, waarin de implementatie van de maatregelen wordt verduidelijkt.

  • Een onderbouwing van de (aanvullende) dividendopbrengsten in 2016 en in 2017 geeft, zodat kan worden vastgesteld of het geprognosticeerde tekort in 2017 nog zal wijzigen.

  • De gewijzigde cijferreeksen van de tegenvallers bij de belastingen nader toelicht.

  • Een voorstel doet voor de maandelijkse monitoring van de voortgang van de door het bestuur voorgestelde maatregelen.

  • Een risicoanalyse opstelt waarin de voornaamste risico’s voor de begroting 2018 zijn opgenomen.

Zodra de begrotingswijziging (BW) was ontvangen zou worden beoordeeld of voldoende invulling was gegeven aan bovengenoemde punten en of een advies tot het geven van een aanwijzing achterwege kon blijven. Ten aanzien van de aanvullende monitoring van de effecten van de kostenverlagende maatregelen en compliance verhogende maatregelen leek onduidelijkheid te bestaan tussen het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten en het bestuur. Daar waar het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten van mening was dat er heldere afspraken waren gemaakt, gaf het bestuur aan een andere perceptie te hebben en dat bovendien een wettelijke grondslag ontbrak voor dergelijke afspraken. Bij de ontwerp BW 2018 hadden de ingevulde formats met betrekking tot de kostenverlagende maatregelen opgenomen moeten worden. Op 21 maart 2018 werd de ontwerp BW 2018 formeel aangeboden voor advies, artikel 11, eerste lid, Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Op 6 april 2018 (Cft 201800093) gaf het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten hierop zijn advies en ging daarbij in op de wijze waarop het bestuur invulling gaf aan de gemaakte afspraken. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten ging niet, op grond van artikel 13, eerste lid, Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, over tot het berichten van de Rijksministerraad. Het hoor- en wederhoortraject dat was opgestart naar aanleiding van de derde UR werd daarmee geacht te zijn beëindigd.

Begroting 2018

In de begroting 2018 werd ANG 48 miljoen van het tekort 2017 gecompenseerd. Hiermee werd conform het advies van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten in 2018 minimaal 1/3e deel van het tekort van 2017 gecompenseerd, namelijk 36%. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten gaf aan dat als de hieronder omschreven aanvullende informatie ontvangen en beoordeeld zou zijn, de Rijksministerraad zou worden geadviseerd om in te stemmen met het voornemen van het bestuur om het tekort 2017 meerjarig te compenseren. Hierbij werd ANG 48 miljoen als de ondergrens voor de tekortcompensatie in 2018 gehanteerd.

Ook was aan de eerdere aanbeveling van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, om de groeiramingen neerwaarts bij te stellen en het rentevoordeel van te herfinancieren leningen niet op te nemen, inmiddels voldaan. Ten aanzien van de haalbaarheid- en controleerbaarheid van de begroting stonden echter nog enkele punten open. Het ging om de volgende aanvullende informatie die noodzakelijk was om aan de vastgestelde BW een positief oordeel te kunnen geven, op grond van artikel 12 Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten:

  • De formats, waarin per ministerie de kostenbesparende en compliance verhogende maatregelen zijn uitgewerkt, moeten worden verwerkt in de vastgestelde BW en conform bestuurlijke afspraak worden gedeeld met het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten.

  • De dividenduitkeringen van CAH en CPA voor begrotingsjaar 2017 moeten alsnog nader worden onderbouwd, inclusief toerekening naar de betreffende jaarschijven en er moet een aanvullend besluit voor de dividenden Curoil worden overgelegd.

  • De besluitvorming inzake het door het bestuur in de jaarrekening 2016 verantwoorde dividend van UTS dient aan het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten te worden verstuurd.

  • De eenmalige opbrengst, verwacht uit overreserves bij niet nader gespecificeerde overheidsentiteiten van ANG 15 miljoen, moest nader worden onderbouwd.

Deze aanvullende informatie diende uiterlijk bij de vastgestelde BW te worden aangeleverd. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten gaf verder aan dat de opgave voor het bestuur in 2018 fors zou worden. In dat kader herinnerde het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten het bestuur aan de afspraken die tijdens het collegebezoek op 31 januari 2018 waren gemaakt, namelijk dat maandelijks voortgangsinformatie beschikbaar zou worden gesteld en dat het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten op de hoogte zou worden gehouden van de werkzaamheden en resultaten van de Program board en de Taskforce. Ook herinnerde het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten het bestuur aan de gemaakte afspraak om vóór 1 mei 2018 een risicoanalyse aan te leveren en op de geconstateerde risico’s te sturen.

Uitvoering 2018

Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten constateerde (Cft 201800124) dat in de eerste UR de baten over 2018 met ANG 29,5 miljoen achterbleven op de jaarprognose, waarvan ANG 10,3 miljoen bij de belastingen. Ook de lasten bleven achter op de prognose (ANG 25,9 miljoen), waarmee het voorlopig nadelig saldo uitkwam op ANG 3,6 miljoen ten opzichte van de prognose voor 2018. Conform afspraak compenseerde het bestuur minimaal een derde deel van het tekort 2017 in de begroting 2018. In de begroting 2018 was rekening gehouden met een tekortcompensatie van ANG 48 miljoen. De marges om tegenvallers op te vangen in deze begroting waren daarmee beperkt en werden door het voorlopig nadelig saldo op basis van de prognose voor het eerste kwartaal nog kleiner.

Mede bezien in het licht van het doorlopen van het hoor- en wederhoortraject, naar aanleiding van de uitvoering in 2017, sprak het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten in zijn reactie op de UR zijn zorgen uit over de realisatie 2018. Er was sprake van achterblijvende belastingopbrengsten en de verwachting op basis van de analyse van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten was dat dit nadelig saldo niet meer (volledig) zou worden ingelopen. Daarnaast ontbrak in de eerste UR het inzicht in de voortgang van de compliance verhogende en de kostenbesparende maatregelen. Aan de toezegging om over de voortgang hiervan te rapporteren op «de op de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten gebaseerde wijze», was naar inzicht van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten onvoldoende invulling gegeven. Ook aan de afspraak om maandelijks over de uitvoering van deze maatregelen te rapporteren, zodat tegenvallers tijdig in beeld komen, was geen gehoor gegeven. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten gaf aan van mening te zijn dat deze maandelijkse rapportages zo spoedig mogelijk alsnog aangeleverd moesten worden, zodat het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten zicht kon krijgen op het effect van de geïmplementeerde maatregelen en de sturing daarop van het bestuur. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten constateerde dat met de eerste UR onvoldoende in beeld was gebracht hoe het bestuur erop stuurde dat de realisatie binnen de begroting blijft en sloot daarom een nieuw tekort eind 2018 niet uit. Hierbij speelde mogelijke tegenvallers bij HNO/Sehos een belangrijke rol. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten adviseerde het bestuur dan ook om maatregelen voor te bereiden waarmee ruimte gecreëerd zou worden in de begroting om tegenvallers op te vangen, zodat een tekort voor 2018 voorkomen kon worden en aan de afgesproken minimale tekortcompensatie 2017 kon worden voldaan.

Op 25 mei 2018 leverde het bestuur de verzochte risicoanalyse aan. Hierop reageerde het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (8 juni 2018, kenmerk Cft 201800135). De analyse miste ten aanzien van een aantal risico’s diepgang om daadwerkelijk de impact voor de begroting te kunnen kwantificeren. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten adviseerde om de analyse te completeren en concreter te maken, zodat de effectieve impact op de begroting zichtbaar zou worden. Verzocht werd de risicoanalyse integraal onderdeel te laten vormen van de uitvoeringsrapportage.

In juni 2018 vond er (opnieuw) een bezoek van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten plaats, waarbij ook afspraken werden gemaakt met de minister van Financiën (persbericht 20 juni 2018 www.cft.cw). Het bestuur werd in de gelegenheid gesteld om op uiterlijk 11 juli 2018 opnieuw een aantal belangrijke stukken aan te leveren. Dit ging onder andere om de stand van zaken van de kostenbesparende en compliance maatregelen bij de belastingontvangsten, die conform de eerdere afspraken waren weergegeven in de toegezegde formats, en de complete informatie over de nog te ontvangen dividenden van UTS, Curoil, CAH en CPA. Het ging om de Algemene Aandeelhouders besluiten, de toerekening van de baten naar de betreffende jaarschijven en een toelichting op de dividenden 2018 per entiteit inclusief de additionele 15 miljoen uit de BW 2018. Ook werd relevante informatie van de SVB over de kostenbesparende maatregelen in het kader van HNO verzocht.

Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten gaf aan dat de vastgestelde BW en de tweede UR cruciale momenten zouden zijn om te beoordelen of het bestuur aan de normen van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten voldeed. Binnen de gestelde termijn leverde het bestuur een gedeelte van de ontbrekende informatie aan, waaronder de vastgestelde BW 2018. Het bestuur verzocht op 10 juli 2018 om uitstel voor het aanleveren van de nog ontbrekende informatie. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten ging hiermee akkoord en gaf het bestuur tot 15 augustus 2018 de tijd om de nog ontbrekende informatie en de tweede UR aan te leveren.

Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten gaf aan dat er op korte termijn ook een gesprek zou plaatsvinden met de Ministeriële Regisseur en Toezichthouder (MRT) van het nieuwe ziekenhuis HNO om meer duidelijkheid over dit risico voor de begroting te verkrijgen. Op 15 augustus 2018 werden de vastgestelde BW en de tweede UR aangeleverd. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten reageerde op 29 augustus 2018 (Cft 201800183) en moest opnieuw vaststellen dat werd voorzien dat niet aan de normen van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten zou worden voldaan. Door het achterblijven van resultaten uit kostenbesparende maatregelen (ANG 15 miljoen), compliance verhogende maatregelen (ANG 30 miljoen) en door grote onzekerheid over de vordering op UTS (ANG 37 miljoen) beval het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten aan dat aanvullende maatregelen zouden worden genomen. Naar de mening van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten was een aantal mogelijke risico’s (FKP, RdK, HNO en Sehos) voor de begroting onvoldoende controleerbaar door het uitblijven van de benodigde informatie. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten gaf hierop acht aanbevelingen waarop het bestuur weer diende te reageren. Opnieuw werd het hoor- en wederhoortraject opgestart.

Ondertussen was ook de ontwerpbegroting voor 2019 aangeboden voor advies aan het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Deze leek een sluitend beeld te presenteren, maar wel gaf het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten aan dat een nadere toelichting noodzakelijk was op de ontwikkeling van een aantal specifieke lasten. Ook werd aangegeven dat de wijze waarop dividendopbrengsten werden opgenomen in de begroting niet passend was. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten adviseerde deze inkomsten voorzichtiger te begroten.

Op 12 september 2018 reageerde het bestuur op de brief van 29 augustus 2018 (Cft 201800183). Ook in dit schrijven slaagde (Cft 201800183) er niet in om het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten te overtuigen. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten bleef van mening dat op een aantal essentiële onderdelen onvoldoende invulling was gegeven aan de aanbevelingen van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Er werd een reactie op basis van artikel 12, vijfde lid, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten verzonden (Cft 201800198) en het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten berichtte de Rijksministerraad over de zorgwekkende financiële situatie in Curaçao. De reactie van het bestuur volgde op 9 oktober 2018. Dit vormde aanleiding voor het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten om met het bestuur op 17 oktober 2018 tot een set van afspraken te komen, gericht op het wegnemen van de onzekerheden en het bevorderen van duurzame overheidsfinanciën. Over zowel de directe tekortkomingen in de begroting als de onderliggende problematiek werden concrete afspraken gemaakt. Het bestuur zei vervolgens toe met de gemaakte afspraken de noodzakelijke verbetering te realiseren. Aanvullend werden er afspraken gemaakt om de onderliggende problematiek structureel aan te pakken en zei het bestuur toe met daadkracht invulling te zullen geven aan deze afspraken. Met deze afspraken heeft het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten het hoor- en wederhoortraject afgerond en zag op dat moment af van het geven van een advies tot een aanwijzing. Overigens merkte het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten hierbij op dat het ervan uitging dat de derde UR niet tot nieuwe inzichten en onzekerheden zou leiden. Aangezien er wel nog onzekerheden bestonden ten aanzien van het (meerjarig) voldoen aan de normen, werd de Rijksministerraad bericht op 23 oktober 2018 op basis van artikel 13, eerste lid, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (kenmerk Cft 201800224) over deze afspraken en de financiële situatie zoals hiervoor geschetst.

Nu deze afspraken waren gemaakt en naar mening van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten er vooralsnog aan de normen van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten werd voldaan, gaf het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten een positief advies met betrekking tot voornemen tot het aangaan van een lening voor het bedrag van 69,1 ANG miljoen. Kort hierop volgde de derde UR. Hieruit bleek een veel negatiever beeld dan door het bestuur geprognosticeerd.

Het beeld uit de derde UR liet in tegenstelling met de eerdere verwachtingen een zeer negatief beeld zien. Anders dan gesteld werd in de derde UR, verwachtte het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten dat de begroting 2018, inclusief de reservering van ANG 40,6 miljoen voor de tekortcompensatie 2017, niet meer sluitend zou zijn en dat niet meer zou worden voldaan aan de normen van artikel 15 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten voorzag op basis van de informatie in de derde UR een tekort aan het einde van het jaar van minimaal ANG 23,8 miljoen. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten startte hierop opnieuw het hoor- en wederhoortraject (Cft 201800259) en verzocht het bestuur binnen veertien dagen te reageren en de volgende informatie aan te leveren:

  • Een concrete uitwerking van de nog mogelijk additioneel te nemen maatregelen die het dreigende tekort in 2018 kunnen beperken. Daarbij een bijgestelde eindejaar prognose en een concreet voorstel ten aanzien van de compensatie van het tekort uit 2017.

  • Een beschrijving van de overige meevallers die voor 2018 worden verwacht naast de reeds gemelde ANG 16,2 miljoen uit de Belastingregeling Koninkrijk.

  • Een overzicht van de verwachte dividendopbrengsten 2018 per overheidsentiteit die gezamenlijk optellen tot de begrote ANG 35,8 miljoen. Het realiteitsgehalte van deze opbrengsten dient ook te worden onderbouwd.

  • Een uitgebreide rapportage over de inrichting van de beheersstructuur voor overheidsentiteiten en de voortgang in de ontwikkeling hiervan, zodat deze toegepast kan worden voor de begroting 2019.

  • Informatie over de nog ontbrekende betaalafspraken naar aanleiding van dividendvorderingen met Curaçao Airport Holding, Curinde, Bureau Intellectuele Eigendommen en het Kadaster.

Naar aanleiding van dit advies stelde het bestuur een bijstelde prognose op waaruit een fundamenteel ander financieel beeld bleek dan zoals aanvankelijk gepresenteerd. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten sprak zijn zorgen uit over de betrouwbaarheid van de cijfers en het gebrek aan budgetdiscipline. Uit de voorliggende cijfers bleek dat ook een tekort voor 2018 van ANG 39,1 miljoen onontkoombaar was. Een reactie op grond van artikel 12, vijfde lid, volgt (Cft 201800003).

Op 5 maart 2019 reageerde het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten op de vierde UR van het bestuur. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten gaf aan op basis van de vierde UR voor het 2018 een tekort van ANG 52,7 miljoen te verwachten. Als gevolg hiervan werd niet voldaan aan de normen van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Het in de vierde UR 2018 gepresenteerde verwachte tekort van ANG 52,7 miljoen was verder verslechterd ten opzichte van het verwachte tekort dat in de reactie van het bestuur van 20 december 2018 werd aangegeven (ANG 39,1 miljoen). Deze verslechtering van ANG 13,6 miljoen werd met name veroorzaakt door extra tegenvallers bij de belastingen. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten gaf aan dat er nog meer risico’s waren, onder meer bij de baten uit niet belastingopbrengsten, die het definitieve resultaat 2018 negatief konden beïnvloeden. Op basis van de vierde UR werd het te compenseren tekort over 2017 en 2018 in totaliteit ANG 169,5 miljoen. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten gaf aan de Rijksministerraad te zullen berichten, na afloop van het lopende hoor- en wederhoortraject, op basis van de vastgestelde begroting 2019. Daarbij zou ook ingegaan worden op de tekortcompensatietermijn en het ieder jaar te compenseren bedrag.

In haar bericht van 27 mei 2019 (kenmerk Cft 201900071) geeft het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten aan dat het verwacht dat uit de jaarrekening 2018 zal blijken dat 2018 met een hoger tekort zal worden afgesloten dan het op 1 april jl. aan de Rijksministerraad gecommuniceerde verwachte tekort van ANG 52,7 miljoen.

Begroting 2019

Ten aanzien van het begrotingsjaar 2019 werd het bestuur gevraagd de ontwerpbegroting (OB) naar aanleiding van de gemaakte afspraken in oktober 2018 aan te passen. De OB werd dan ook met een Nota van Wijziging (NvW) aangeboden voor advies. Ook hier moest het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten weer constateren dat nog niet voldoende invulling was gegeven aan de aanbevelingen die het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten had gedaan in zijn advies bij de afronding van het hoor- en wederhoortraject en zijn advies bij de OB 2019. De extra kostenbesparing op de materiele budgetten van ANG 11,1 miljoen was niet volledig meerjarig verwerkt. Wel was budgettaire ruimte gecreëerd voor verhoging van de compliance en verbetering van het financieel beheer. In oktober 2018 paste het bestuur de verwachte belastingopbrengsten voor 2018 neerwaarts aan. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten adviseerde de effecten hiervan te verwerken in de meerjarige begroting. In de NvW 2019 was echter een verhoging van de totale verwachte belastingopbrengsten te zien van ANG 5,2 miljoen. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten adviseerde specifiek de verwachte opbrengsten uit omzetbelasting voor 2019 verder te verlagen tot het niveau van de realisatie in 2018. Tevens was in de NvW 2019 nog geen reactie gegeven op de verzoeken en vragen van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten uit het advies bij de OB 2019. Zo was het belangrijk dat een onderbouwing van de geraamde dividendinkomsten werd gegeven. Aanvullend op deze adviezen kon de reactie op de derde UR 2018 implicaties geven voor de aanpassing van de begroting 2019. De vastgestelde begroting 2019 werd door het bestuur tijdig aangeleverd. In het advies bij de vastgestelde begroting 2019 nam het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten vier aanbevelingen op. Deze aanbevelingen betroffen het bijstellen van de begroting op basis van de beschikbare gegevens over de realisatie 2018, het gelijkmatig verdelen van de compensatie van de tekorten uit 2017 en 2018 over drie jaren en het per direct versterken van het financieel beheer en de budgetdiscipline, en ten slotte zou de BW volgens het advies uiterlijk 1 maart 2019 ingediend moeten worden bij de Staten. De aanbevelingen van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten moesten ertoe leiden dat de begroting 2019 inclusief de tekortcompensatie in overeenstemming zou komen met de normen van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Het bestuur werd daarom verzocht om aan te geven welke aanpassingen er in de begroting 2019 verwerkt zouden worden. In dit verband werd het bestuur erop gewezen dat als zij er niet in zou slagen om de begroting op een realistische wijze in overeenstemming met de normen te brengen, dit uiteindelijk zou leiden tot een bericht aan dat de Rijksministerraad, met de mogelijkheid tot een advies van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten tot het geven van een aanwijzing.

Op 30 januari 2019 ontving het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten de reactie van het bestuur. In dit bericht gaf het bestuur aan de problematiek te erkennen en deed hij een aantal voorstellen die tot doel hadden de begroting weer in evenwicht te brengen. Het bestuur gaf aan de belastingopbrengsten met ANG 91,6 miljoen te willen bijstellen. Voor wat betreft de compensatie van de tekorten over 2017 en 2018 deed de het bestuur geen aanvullend voorstel. Aangezien het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten met de reactie van het bestuur niet kon concluderen dat was voldaan aan de aanbevelingen van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, stuurde het op 13 februari 2019 een reactie op basis van artikel 12, vijfde lid, Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Cft 201900016).

Op basis van de meegestuurde herziene prognose 2019, constateerde het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten dat het bestuur voornemens was om de belastingramingen (inclusief erfpacht) naar beneden bij te stellen met ANG 91,6 miljoen. Deze bijstelling werd onderschreven. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten vroeg om ook de niet-belastingopbrengsten neerwaarts bij te stellen. Conform het advies bij de vastgestelde begroting 2019 d.d.16 januari 2019 (CFT 20190116) verwachtte het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, op basis van de realisatie 2018 tot en met het derde kwartaal, lagere niet-belastingopbrengsten van minimaal ANG 35,2 miljoen. Het betrof lagere dividendopbrengsten van ANG 11,9 miljoen en lagere inkomsten van verkopen ten bedrage van 23,3 miljoen. Het bestuur werd ook verzocht om aan te geven of zich bij de in de brief van 16 januari 2019 benoemde risico’s met betrekking tot Sehos, Cpost en de betalingsregeling van UTS al tegenvallers voordeden en hoe deze risico’s in de begrotingsuitvoering zou worden beheerst. De Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten schrijft voor dat de begroting sluitend moet zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de ramingen reëel moeten zijn, dus geen te hoge ontvangstenramingen of te lage uitgavenramingen. Voor de vastgestelde begroting 2019 betekende dit dat er voor minimaal ANG 126,8 miljoen aan lagere uitgaven en/of hogere inkomsten moesten worden verwerkt om de begroting 2019 sluitend te krijgen. Daarbij was nog niet volledig rekening gehouden met de compensatie van een derde deel van de som van het tekort van ANG 116,8 miljoen uit 2017 en het voorlopige tekort van ANG 39,1 miljoen in 2018.

Ten aanzien van de meerjarige begroting sprak het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten ook nadrukkelijk zijn zorgen uit. In dat verband maakte het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten zich in toenemende mate zorgen over de (meerjarige) financiële ontwikkelingen in de zorg en sociale zekerheid.

In 2019 zal het nieuwe ziekenhuis HNO in gebruik worden genomen met – naar verwachting – fors hogere exploitatielasten. Eerder was met het bestuur afgesproken dat deze gecompenseerd zouden worden door een hogere efficiëntie in de ziekenhuiszorg en dat zij voor 1 februari 2019 met maatregelen zou komen die ter toetsing aan het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten zouden worden voorgelegd. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten moest constateren dat deze afspraak niet is nagekomen. Het bestuur gaf aan dat zij een commissie wilde instellen om een grondig onderzoek naar de sociale fondsen uit te voeren teneinde de houdbaarheid te kunnen garanderen. Naar het oordeel van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten was gelijk actie noodzakelijk, zodat maatregelen in deze kabinetsperiode nog geïmplementeerd konden worden. Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten verzocht het bestuur te reageren, in het bijzonder met betrekking tot een tweetal concrete aanbevelingen van het IMF tot aanpassing van de ziekte- en werkloosheidsuitkeringen, waarvan werd gesteld dat die ook de werking van de arbeidsmarkt aanzienlijk zullen verbeteren. Het bestuur reageerde op 13 maart 2019. Hierin kondigde het bestuur enkele betekenisvolle stappen aan. Echter, ondanks deze stappen is het bestuur er niet in geslaagd het tij te keren. Derhalve is door het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten aan de Rijksministerraad geadviseerd om over te gaan tot het geven van een aanwijzing.

Uit het bericht van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten van 27 mei 2019 (kenmerk Cft 201900071) met de geactualiseerde cijfers van Curaçao blijkt dat de financieel-economische situatie van Curaçao verder is verslechterd. Op basis van de BW voorziet het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten een tekort van ANG 112 miljoen in 2019. Zoals hierboven reeds vermeld, zal ook het tekort van 2018 waarschijnlijk hoger uitvallen dan op 1 april 2019 voorzien.

Conclusie

Het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten heeft in zijn brief van 1 april 2019, kenmerk Cft 201900040, de raad van ministers van het Koninkrijk geadviseerd om het bestuur van Curaçao een aanwijzing te geven op grond van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten.

Dit advies heeft de raad van ministers van het Koninkrijk vertaald in de aanwijzing zoals opgenomen in dit besluit. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten meerdere suggesties doet. Met het oog op de uit de artikelen 13, vijfde lid, 17, derde lid en 18, achtste lid, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten voortvloeiende bevoegdheid, heeft de vertaling door de raad van ministers van het Koninkrijk geleid tot de navolgende punten in de aanwijzing;

  • 1) Het compenseren van de tekorten ten bedrage van 112 miljoen ANG op de gewone dienst van 2019;

  • 2) Het compenseren van de tekorten ten bedrage van 169,5 miljoen ANG op de gewone dienst van 2017 en 2018 met overschotten in 2020, 2021 en 2022;

  • 3) Het per 31 december 2022 aflossen van de kortlopende schulden aan APC en SVB waarvan de betalingstermijn is verstreken.

Het eerste punt van de aanwijzing ziet op de realisatie van begrotingsevenwicht op de gewone dienst van 2019. Daarbij zijn de geactualiseerde cijfers overgenomen uit het bericht van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten van 27 mei 2019 (kenmerk Cft 201900071). Dit onderdeel ziet op de naleving van de norm van een sluitende gewone dienst zoals neergelegd in artikel 15 Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Mocht onverhoopt blijken dat het realiseren van een sluitende gewone dienst voor het begrotingsjaar 2019 niet haalbaar is gebleken, dan dient het bestuur in navolging van artikel 18, zesde lid Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, aan te kondigen welke maatregelen er worden voorgenomen ter compensatie van het tekort.

Bij punt twee van de aanwijzing is conform het advies van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten van 1 april 2019, kenmerk Cft 201900040,uitgegaan van een tekort van ANG 116,8 miljoen in 2017 en ANG 52,7 miljoen in 2018. Blijkens zijn bericht van 27 mei 2019 (kenmerk Cft 201900071) verwacht het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten dat het tekort 2018 hoger uitvalt dan ANG 52,7 miljoen. De jaarrekening 2018 zal het definitief te compenseren tekort tonen. Indien het bedrag daadwerkelijk hoger uitvalt volgt uit Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten dat Curaçao de te behalen overschotten in de periode 2020–2022 hieraan zal moeten aanpassen. Voor wat betreft punt 3 acht de raad van ministers van het Koninkrijk het noodzakelijk dat het bestuur per onmiddellijk voorkomt en bewerkstelligt dat de betalingsachterstanden, waarvan de betalingstermijn is verstreken en het definitief oplossen van de bestaande betalingsachterstanden opdat die niet verder oplopen. Het langlopende en oplopende karakter van de betalingsachterstanden aan APC en SVB is strijdig met artikel 15 Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten waarbij is bepaald dat geen leningen mogen worden afgesloten voor de dekking van uitgaven binnen de gewone dienst. Door het langdurig niet-uitbetalen van de afdrachten aan de APC en SVB worden exploitatietekorten impliciet gefinancierd door oplopende schulden aan de APC en de SVB waardoor de financiering van uitgaven van de gewone dienst het karakter krijgen van een lening. De kortlopende schulden aan APC en de SVB waarvan de betalingstermijn is verstreken dienen derhalve voor 31 december 2022 te worden afgelost middels de liquiditeiten uit de overschotten uit de periode 2020–2022.

De wijze waarop het bestuur uitvoering geeft aan de aanwijzing behoort tot de autonomie van Curaçao. De raad van ministers van het Koninkrijk constateert dat de overige punten uit het advies van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten van meerwaarde kunnen zijn bij de gezondmaking van de overheidsfinanciën en geeft het bestuur in overweging deze over te nemen en hier uitvoering aan te geven. Het betreft de navolgende punten:

  • De hervormingsmaatregelen zoals vastgelegd in de brief van het bestuur van 13 maart jl. moeten voor 1 juli 2019 zijn geëffectueerd.

  • De verplichtingenstop en het voorafgaand toezicht zoals ingesteld door het bestuur op 23 januari 2019 moeten strikt worden gehandhaafd. Aanvullend dient de budgetdiscipline te worden verbeterd zodat nieuwe afwijkingen in de uitgaven ten opzichte van de begroting worden voorkomen. Een strikte toepassing van sancties bij ongeregistreerde en ongeoorloofde verplichtingen is hierbij van doorslaggevende betekenis.

  • De belastinginkomsten van het bestuur moeten worden bestendigd door uiterlijk per 1 januari 2020 een belastinghervorming door te voeren. Deze hervorming moet budgetneutraal zijn en de toekomstige groei van de economie van het land faciliteren. Het ligt hierbij in de rede in ieder geval over te gaan tot een versterking van de invorderingsinstanties en de invoering van een algemene bestedingsbelasting, hetgeen moet leiden tot een hogere compliance.

  • Er moeten maatregelen worden genomen om het overheidsapparaat en de daaraan gelieerde entiteiten verder te versterken en de productiviteit en efficiency te verhogen. Dit houdt in ieder geval in dat de personeelskosten binnen de collectieve sector de komende jaren moeten worden verlaagd. Bevindingen van het IMF in de meest recente artikel 4 rapportage ondersteunen dit.

  • Het bevriezen van de salarissen van ambtenaren en trendvolgers. Dit conform eerdere voorstellen van het bestuur en het advies van de CB. Ten aanzien van de gelieerde entiteiten dient het subsidiebeleid te worden herzien, waarbij de jaarlijkse uitbetaling van de subsidies geschiedt na aftrek van de begrote bedragen voor belastingen en premies voor sociale fondsen en pensioenen.

  • Het inzetten van de na tekortcompensatie resterende baten, primair voor het creëren van randvoorwaarden voor economische groei, uitgaven in het onderwijs en educatie en het afbouwen van lastenverhogende maatregelen.

  • De voorgenomen maatregelen (met betrekking tot de fondsen BZV en AVBZ) op de beleidsgebieden medisch specialisme, uitzendingen en geneesmiddelen moeten onverkort worden uitgevoerd om het exploitatietekort van het Curaçao Medical Centre te dekken.

  • Het nemen van maatregelen om de zorg- en sociale zekerheidsvoorzieningen betaalbaar te houden en het voorkomen van uitputting van het schommelfonds. Hierbij heeft de CB een aantal hervormingen voorgesteld die naar het oordeel van het Cft vanaf 2020 door het bestuur dienen te worden doorgevoerd. De CB noemt concreet de volgende maatregelen: de verhoging van AOV-pensioenleeftijd tot 66 jaar, het beperken van de basiskorting en de ouderentoeslag daarop, het maximeren en het verder beperken van de duurtetoeslag en het verlagen van de loonderving. Deze maatregelen zullen de meerjarige tekorten in de zorgfondsen (BZV en AVBZ) niet oplossen. Het is daarom noodzakelijk om aanvullende maatregelen te treffen waarbij onder meer vormen van eigen betalingen in de zorg moeten worden overwogen.

De ministerraad van het Koninkrijk heeft kennisgenomen van de onderhandelingen tussen de regering van Curaçao en de regering van Nederland om te komen tot een onderlinge regeling. Deze ziet op het bieden van substantiële, concrete en directe hulp aan Curaçao op de domeinen waar hervormingen noodzakelijk zijn. De ministerraad van het Koninkrijk moedigt de regeringen van bovengenoemde landen aan om goed gevolg te geven aan die onderhandelingen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Naar boven