Besluit van 14 maart 2017 tot wijziging van het Besluit stimulering duurzame energieproductie in verband met de uitsluiting van subsidie in het geval van negatieve elektriciteitsprijzen en enkele andere wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 12 december 2016, nr. WJZ / 16188771;

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 25 januari 2017 nr. W.15.16.0414/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 10 maart 2017, nr. WJZ / 17032408;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit stimulering duurzame energieproductie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het eind van onderdeel r een onderdeel toegevoegd, luidende:

s. samenwerkingsverband:

een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten, niet zijnde een vennootschap.

B

In de artikelen 15, tweede lid, en 23, tweede lid, wordt onder vervanging van de komma na «worden gecorrigeerd» door een punt, «bij ministeriële regeling» vervangen door: Bij ministeriële regeling.

C

Artikel 31, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b wordt geletterd: c.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. de waarde van de garanties van oorsprong;.

D

Artikel 39, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «artikel 29» telkens vervangen door: artikel 37.

2. Onderdeel b wordt geletterd: c.

3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. de waarde van garanties van oorsprong;.

E

Aan de artikelen 48, tweede lid, en 55, tweede lid, wordt toegevoegd: Indien de elektriciteitsprijs gedurende een bepaalde periode negatief is, kan het aantal kWh dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt worden gecorrigeerd. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld in welke gevallen en over de wijze waarop deze correctie plaatsvindt.

F

Artikel 56 komt te luiden:

Artikel 56

  • 1. Een aanvraag om subsidieverlening wordt ingediend met gebruikmaking van een middel, dat door Onze Minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen een of meer categorieën productie-installaties worden aangewezen waarvoor een gebundelde aanvraag kan worden ingediend.

  • 3. Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat per openstellingsperiode of per kalenderjaar per adres waarop een productie-installatie is of wordt geplaatst maximaal één aanvraag kan worden ingediend.

  • 4. Een aanvraag tot subsidieverlening bevat gegevens over:

    • a. de subsidie-aanvrager, waaronder naam, adres en rekeningnummer;

    • b. voor zover de subsidie-aanvrager een samenwerkingsverband is, een overzicht van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

    • c. de categorie productie-installatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • d. de locatie waar de productie-installatie wordt geplaatst;

    • e. de hoeveelheid op te wekken en in te voeden kWh van iedere productie-installatie per kalenderjaar gedurende de periode waarover subsidie wordt verstrekt;

    • f. het tijdschema betreffende de ingebruikname van de productie-installatie.

  • 5. Bij ministeriële regeling kan voor categorieën productie-installaties worden bepaald dat aan het vierde lid, onderdeel d, niet behoeft te zijn voldaan, in welk geval bij die regeling aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld aan de documenten die krachtens het vierde lid bij een subsidieaanvraag moeten worden gevoegd.

  • 6. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een haalbaarheidsstudie of de vergunningen die vereist zijn voor de realisatie van de productie-installatie bij een aanvraag worden gevoegd. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt naar categorie productie-installatie, op te wekken vermogen of aan te vragen subsidiebedrag en kunnen eisen worden gesteld waaraan de haalbaarheidsstudie moet voldoen.

  • 7. Bij ministeriële regeling kunnen indien dit noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag andere gegevens die een aanvraag bevat of andere bescheiden die bij een aanvraag moeten worden gevoegd, worden vastgesteld. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt naar categorie productie-installatie, op te wekken vermogen of aan te vragen subsidiebedrag.

G

Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervallen «in drie decimalen omgerekend naar euro» in de eerste volzin en «in drie decimalen» in de tweede volzin.

2. In het vierde lid, onderdeel b, vervalt: in drie decimalen.

H

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel c wordt «het plan, bedoeld in artikel 56, lid 2, onderdeel d» vervangen door: de realisatie van de productie-installatie;

b. In onderdeel d wordt «één of meer vergunningen als bedoeld in artikel 56, tweede lid, onderdeel c» vervangen door: indien van toepassing één of meer vergunningen als bedoeld in artikel 56, vierde lid.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de afwijzingsgronden, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat Onze Minister in ieder geval afwijzend beslist op een aanvraag waarbij het tenderbedrag dusdanig hoog is dat de toekenning ervan bij de rangschikking op tenderbedrag leidt tot een overschrijding van het subsidieplafond.

I

Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt na «het beschikbare subsidieplafond» ingevoegd: of het aantal producenten, bedoeld in het zevende lid,.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties het aantal producenten waaraan subsidie wordt verleend, worden beperkt.

J

Artikel 61, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de beschikking tot subsidieverlening wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat:

    • a. de subsidie-ontvanger verplicht is mee te werken aan het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, of

    • b. een bankgarantie wordt afgegeven tot zekerheid voor de nakoming van de in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen verplichtingen.

    Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels over de uitvoeringsovereenkomst worden gesteld.

K

Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het plan» vervangen door: de gegevens.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere verplichtingen voor de subsidie-ontvanger worden opgelegd in het geval dat:

    • a. de subsidie-aanvrager een samenwerkingsverband is;

    • b. een subsidie-aanvrager, krachtens artikel 56, vijfde lid, niet hoeft te voldoen aan artikel 56, vierde lid, onderdeel d.

L

Na artikel 63 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 63a

  • 1. In de beschikking tot subsidieverlening kan aan de subsidie-ontvanger de verplichting worden opgelegd een private conformiteitsbeoordelingsverklaring te overleggen in verband met de gemiddelde reductie van broeikasgassen door het gebruik van biomassa bij energietoepassingen en de volledigheid van de krachtens artikel 11a.2 van de Wet milieubeheer benodigde conformiteitsbeoordelingsverklaringen.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de private conformiteitsbeoordelingsverklaring.

M

Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien de correcties bedoeld in artikel 14, vierde lid, artikel 22, vierde lid, artikel 31, vierde lid, artikel 39, vierde lid, artikel 47, vierde lid, of artikel 54, vierde lid, voor het laatste jaar waarin de subsidiabele productie heeft plaatsgevonden nog niet zijn vastgesteld op het moment dat de aanvraag bedoeld in artikel 70, eerste lid, is ingediend, wordt de termijn, bedoeld in het eerste lid, opgeschort tot de dag nadat de desbetreffende correcties zijn vastgesteld.

ARTIKEL II

Voor ministeriële regelingen die op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie zijn vastgesteld en die in werking zijn getreden voor de inwerkingtreding van dit besluit, geldt het Besluit stimulering duurzame energie zoals deze luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 14 maart 2017

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Uitgegeven de vierentwintigste maart 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

Met het onderhavige besluit wordt het Besluit stimulering duurzame energieproductie (hierna: het Besluit SDE) op een aantal punten gewijzigd. Met deze wijziging blijft de systematiek SDE+-subsidies die op grond van het Besluit SDE worden opengesteld, gehandhaafd. Gelet op de evaluatie naar de doelmatigheid van de SDE+ in het najaar van 2016, die aanleiding kunnen geven tot nadere wijzigingen, zijn de wijzigingen van onderhavig besluit beperkt tot een aantal wijzigingen in verband met Europese verplichtingen, samenhang met de regelgeving inzake de garanties van oorsprong, de wenselijkheid de toepassing van monomestvergistingsinstallaties te stimuleren en de doelmatigheid van de handhaving van duurzaamheidseisen bij het gebruik van vaste biomassa voor energietoepassingen te verbeteren.

2. Negatieve elektriciteitsprijzen

De SDE+-subsidies betreffen door de Europese Commissie goedgekeurde staatssteun op grond van de zogenaamde Richtsnoeren milieu en energie. Op grond van onderdeel 124 (paragraaf 3.3.2.1.) van deze richtsnoeren dienen maatregelen te zijn uitgewerkt om te garanderen dat producenten geen prikkel krijgen om elektriciteit te produceren tegen negatieve prijzen. Voor wat betreft de installaties voor de opwekking van hernieuwbare elektriciteit (categorie elektriciteit) was hierin in het Besluit SDE als voorzien, maar voor wat betreft de installaties voor de opwekking van hernieuwbare elektriciteit en warmte (categorie elektriciteit en warmte) ontbreekt deze nog. Daarom wordt het mogelijk gemaakt dat het aantal kWh dat jaarlijks in aanmerking komt voor subsidie gecorrigeerd wordt indien de elektriciteitsprijs negatief is. In welke gevallen deze correctie plaatsvindt en op welke wijze, kan bij ministeriële regeling worden bepaald. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2015/16 31 239, nr. 207).

3. Duurzaamheidseisen vaste biomassa

Voor het gebruik van vaste biomassa in energietoepassingen zijn duurzaamheidseisen vastgesteld. De Tweede Kamer is geïnformeerd over het voornemen deze duurzaamheidseisen in de toekomst door middel van certificatie en verificatie te privaat te handhaven (Kamerstukken II, 2015/16 31 239, nr. 212). Met onderhavig besluit wordt voorzien in de bevoegdheid om private conformiteitsverklaringen te eisen ten aanzien van administratieve verplichtingen of ten aanzien van berekeningen die slechts indirect op het milieu betrekking hebben. Het betreft de gemiddelde reductie van koolstofdioxide en koolstofdioxide-equivalenten door de verbranding van biomassa en de verhoudingen in de toegestane vermenging van onderscheiden categorieën biomassa. Ook kan op basis van dit besluit bij ministeriële regeling worden vereist dat de subsidie-ontvanger jaarlijks een verklaring overlegt waarin is neergelegd dat de aanwezige wettelijk vereiste conformiteitsbeoordelingsverklaringen de door de eindgebruiker toegepaste biomassa volledig dekken of – in een mengverhouding – ten minste 70% van de gebruikte biomassa.

4. Monomestvergisting

Om de ingebruikneming van monomestvergistingsinstallaties te stimuleren wordt voorzien in een nieuwe regeling die op de subsidiëring van dergelijke installaties betrekking heeft. Het voornemen tot een dergelijke regeling is aangekondigd aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2016/17 31 239, nr. 222). In de regeling zal worden voorzien in nieuwe samenwerkingsverbanden en de mogelijkheid dat bij de aanvraag geen locatie van de projecten wordt gemeld, onder nadere verplichtingen voor de subsidieontvanger. Onderhavig besluit wijzigt daartoe de bepalingen van het Besluit SDE inzake de aanvraag. Daarbij wordt op grond van ervaringen die bij openstellingen van de SDE+ zijn opgedaan het tevens mogelijk gemaakt om de vereiste gegevens en bescheiden beter toe te spitsen op de behoefte per categorie energieproductie-installaties. Daarbij wordt het mogelijk gemaakt om aanvullende eisen te stellen aan de subsidie-ontvanger die als subsidie-aanvrager is uitgezonderd om de locatie van een project te melden.

5. Waarde garanties van oorsprong

Voor de categorieën gericht op de productie van hernieuwbaar gas bestaat, naast de correctie voor de gemiddelde marktprijzen van hernieuwbaar gas, reeds de mogelijkheid om de hoogte van de subsidie te corrigeren voor effecten voortvloeiend uit maatregelen van de overheid. Analoog aan de categorieën elektriciteit, warmte of «warmte en elektriciteit» wordt bij deze wijziging voor de categorie hernieuwbaar gas ook de waarde van de garanties van oorsprong als bron van correctie opgenomen. Deze specifieke verwijzing naar garanties van oorsprong ontbreekt tot op heden in het Besluit SDE, aangezien garanties van oorsprong voor de productie van hernieuwbaar gas pas sinds 1 januari 2015 zijn opgenomen in de Regeling garanties van oorsprong. Met deze wijziging sluit het Besluit SDE hierop aan.

6. Overig

Op basis van ervaringen opgedaan bij de uitvoering van de SDE+ worden enkele wijzigingen doorgevoerd die de doelmatigheid van de uitvoering verbeteren. Daarnaast wordt de grondslag voor de verlening van subsidie voor windenergie op zee toegespitst. Verduidelijkt wordt dat per kavel in zee een maximum aantal producenten kan worden toegelaten. Tot slot wordt een enkele taalkundige verbetering doorgevoerd.

7. Regeldruk

Om een zinvolle vergelijking te maken van de effecten op regeldruk is de wijziging van het onderhavige besluit in samenhang bekeken met de bepalingen uit de overige regelingen die voortvloeien uit het Besluit SDE, zoals de regelingen aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en de regelingen windenergie op zee die per openstellingsronde worden vastgesteld, alsmede de algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie. Bij de laatste wijziging van het Besluit SDE van 27 januari 2015 (Stb. 2015, nr. 47) is een uitgebreide toelichting van de administratieve lasten voortvloeiend uit de onderliggende regelingen opgenomen.

Vanwege de diversiteit aan aanvragen alleen als een gemiddelde per regeling kan worden weergegeven. De administratieve lasten van de regelingen aanwijzing categorieën duurzame energieproductie zijn in een eerder stadium geraamd op circa 0,06% (zie hiervoor de toelichting bij de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2012, Stcrt. 2012, nr. 3609). De wijzigingen die met het onderhavige besluit worden doorgevoerd hebben geen gevolgen voor de regeldruk voor burgers en bedrijven.

8. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het Besluit SDE wordt met het onderhavige besluit verbeterd. Met het onderhavige besluit worden verplichtingen en rapportagevereisten die voortvloeien uit Europese richtlijnen en de Wet milieubeheer opgenomen in het Besluit SDE, zodat de grondslag voor handhaving wordt verduidelijkt. Tevens is, op grond van ervaringen die bij openstellingen van de SDE+ en de regelingen windenergie op zee zijn opgedaan, de aanvraag- en beoordelingsprocedure gestroomlijnd en verduidelijkt.

9. Staatssteun

De SDE+-subsidies die krachtens het Besluit SDE worden verleend zijn door de Europese Commissie als staatssteun verenigbaar geacht met de interne markt (beschikkingen SA.34411 (2012/N) en SA.39399 (2015/N). Ten aanzien van de subsidies voor monomestvergisters is een verzoek om goedkeuring verstuurd naar de Europese Commissie. De wijzigingen die bij onderhavig besluit worden aangebracht in het Besluit SDE passen binnen de goedkeuringsbeschikkingen van de Europese Commissie.

II. Artikelen

Artikel I

Onderdeel A

In onderdeel A wordt de begripsbepaling van samenwerkingsverband toegevoegd. De bepaling zorgt voor harmonisering omdat de begripsbepaling overeenkomt met de het begrip samenwerkingsverband zoals gebruikt in het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. De zinsnede «ten behoeve van de activiteiten» wordt materieel voldoende afgebakend door de reikwijdte van het besluit.

Onderdelen C en D

In onderdelen C en D wordt het eerste lid van artikel 31 respectievelijk artikel 39 van het Besluit SDE gewijzigd. De waarde van garanties van oorsprong wordt toegevoegd als een van de factoren die aanleiding kan zijn voor het corrigeren van het fasebedrag of het basisbedrag. Hierdoor kan in voorkomend geval de subsidiehoogte worden verlaagd. Daarnaast wordt door onderdeel D een foutieve verwijzing gecorrigeerd.

Onderdeel E

Onderdeel E wijzigt de artikelen 48, tweede lid, en 55, tweede lid, in verband met de Europese eis om de productie van elektriciteit in een periode van overschotten niet te stimuleren. Hierop is nader ingegaan in paragraaf 2 van het algemene deel van deze toelichting.

Onderdeel F

In onderdeel F wordt artikel 56 van het Besluit SDE vervangen. Het nieuwe artikel 56, inzake de subsidieaanvraag, wijzigt op basis van de ervaringen die bij de uitvoering van het Besluit SDE zijn opgedaan de gegevens die de aanvraag bevat en de bijlages die bij aanvraag overgelegd moeten worden. Artikel 56, derde lid, voorziet in de mogelijkheid dat de subsidie-aanvragers ten aanzien van een of meer categorieën productie-installaties onder voorwaarden uitgezonderd kunnen worden van de verplichting om de locatie te vermelden bij de aanvraag. In het nieuwe artikel 56 is gelet op de ervaringen bij de uitvoering van het Besluit SDE tevens een grondslag opgenomen om bij ministeriële regeling nadere gegevens en bescheiden vast te stellen die bij de aanvraag moeten worden ingediend voor zover deze noodzakelijk zijn om een subsidieaanvraag te beoordelen. Bij aanvullende gegevens en bescheiden kan worden gedacht aan de vergunningsaanvragen voor de bouw van productie-installatie.

Onderdeel G

Artikel 58 regelt de wijze van verdeling op volgorde van binnenkomst. Onderdeel G wijzigt artikel 58 van het Besluit SDE. De begrippen «in drie decimalen» en «omgerekend naar euro» komen te vervallen. Hierdoor wordt het mogelijk dat basis- en fasebedragen in meer decimalen worden vastgesteld. Daardoor bestaat de mogelijkheid van meer variatie in de hoogte van subsidie per kwh, hetgeen leidt tot betere mogelijkheden tot rangschikking. Op de dag waarop het subsidieplafond overschreden zou worden als alle aanvragen die desbetreffende dag binnen zijn gekomen zouden worden gehonoreerd, worden de aanvragen met de laagste basis of- fasebedragen als eerder ontvangen worden beschouwd. Door de wijziging van onderdeel G wordt de mogelijkheid gecreëerd om op desbetreffende dag beter te rangschikken.

Onderdeel H

Onderdeel H wijzigt artikel 59 van het Besluit SDE. In artikel 59 staan de afwijzingsgronden voor een aanvraag. Omdat bij de aanvraag, zoals geregeld op basis van artikel 56 van het Besluit SDE geen realisatieplan meer gevraagd wordt, maar dat in voorkomende gevallen een haalbaarheidsstudie moet worden overgelegd en terwijl in andere gevallen kan worden volstaan met een tijdschema betreffende de ingebruikname van een productie-installatie, wordt niet meer het plan op uitvoerbaarheid of haalbaarheid beoordeeld, maar de realisatie van de productie-installatie als zodanig.

Onderdeel H, tweede lid, voegt twee leden toe aan artikel 59 van het Besluit SDE. In het derde lid (nieuw) wordt een bevoegdheid toegevoegd om nadere regels te stellen over de afwijzingsgronden. Hierdoor wordt de grondslag voor de Regeling windenergie op zee verhelderd. Door het vierde lid (nieuw) wordt de bevoegdheid gecreëerd om bij ministeriële regeling te regelen dat voorafgaand aan de rangschikking, aanvragen af te wijzen waarvan het tenderbedrag dusdanig hoog is, dat bij voorbaat duidelijk is dat in geval toekenning van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. Door de wijziging worden de uitvoeringslasten beperkt en daarmee de doelmatigheid van de SDE+ verbeterd.

Onderdeel I

De wijziging van onderdeel I betreft de introductie van de mogelijkheid dat bij de openstelling van de SDE+ wordt geregeld dat per productiecategorie aan een maximaal aantal producenten subsidie wordt verleend. Hierdoor wordt de grondslag verhelderd voor regelingen inzake de subsidiëring van windenergie op zee, waarbij per kavel slechts één subsidie-aanvrager in aanmerking komt.

Onderdeel J

Onderdeel J wijzigt artikel 61 van het Besluit SDE door het derde lid van dit artikel te vervangen. Door de wijziging wordt het mogelijk om bij ministeriële regeling de verplichting op te leggen dat de subsidie-ontvanger zorgt voor de afgifte van een bankgarantie. Door deze grondslag in het Besluit SDE op te nemen, hoeft de verplichting om een bankgarantie te overleggen geen onderdeel te zijn van een uitvoeringsovereenkomst. De handhaving van deze verplichting wordt dan vereenvoudigd. Dit is van belang om te verzekeren dat de productie-installatie van de subsidieontvanger wordt gerealiseerd. De realisatie van installatie is van belang om de doelstellingen inzake de duurzame energie te realiseren zoals deze zijn afgesproken in het Energieakkoord.

Onderdeel K

Onderdeel K wijzigt artikel 62 van het Besluit SDE. Het eerste onderdeel wijzigt het eerste lid van artikel 62 in verband met artikel 56 van het Besluit SDE dat door onderhavig besluit wordt vervangen. De indiening van een plan voor het in gebruik nemen en de exploitatie van een productie-installatie is in bepaalde gevallen niet meer verplicht. Derhalve wordt het voor de subsidie-ontvanger in dergelijke gevallen verplicht om de productie-installatie te realiseren overeenkomstig de door de subsidie-ontvanger bij de subsidie-aanvraag ingezonden gegevens.

Tevens wordt een vijfde lid toegevoegd waarin specifiek de bevoegdheid wordt neergelegd om bij ministeriële regeling nadere verplichtingen op te leggen aan een samenwerkingsverband en voor de subsidie-aanvrager die bij de subsidie-aanvraag nog niet de locatie van de productie-installatie heeft gemeld.

Onderdeel L

Bij onderdeel L wordt een nieuw artikel 63a ingevoegd in het Besluit SDE. Op grond van de nieuwe bepaling kan de minister een subsidie-ontvanger die subsidie ontvangt voor de bij- en meestook van biomassa of voor de productie van ketelindustriële stoom uit houtpellets verplichten een private conformiteitsbeoordelingsverklaring, zoals een certificaat of een verificatieverklaring, te overleggen in verband met de gemiddelde koolstofdioxidereductie die is bereikt. Ook kan een dergelijke verklaring gevraagd worden ten aanzien van de volledigheid van verificatieverklaringen en certificaten die een subsidie-ontvanger krachtens de Wet milieubeheer verplicht zijn.

Onderdeel M

Onderdeel M wijzigt artikel 71 van het Besluit SDE. De termijn van dertien weken na ontvangst van de aanvraag om subsidievaststelling, wordt overschreden als de subsidietermijn afloopt voor het einde van het kalenderjaar waarover de correctiebedragen nog vastgesteld moeten worden. Deze worden vastgesteld in de maand maart volgend op het kalenderjaar waarop de correctiebedragen betrekking hebben. Zonder dat de correctiebedragen bekend zijn, kan een subsidie niet vastgesteld worden. De wijziging van onderdeel M treft een voorziening doordat de termijn in dergelijke gevallen wordt opgeschort.

Artikel III

Artikel III betreft de inwerkingtredingsbepaling. Onderhavig besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Het is wenselijk dat onderhavig besluit in werking treedt in samenhang met subsidieregelingen die op het Besluit SDE worden gebaseerd.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven