Besluit van 5 februari 2013 tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (vijfde tranche)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 15 oktober nr. 311670, gedaan mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 1.2, 2.2, eerste lid, 2.4, eerste lid, en 2.18 van de Crisis- en herstelwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 december 2012, nr. W01.12.0438/1);

Gezien het nader rapport van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 28 januari 2013, nr. 3120241, uitgebracht mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt «Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

B

Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel q door een puntkomma worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:

  • r. Havengebied Rotterdam inclusief de Tweede Maasvlakte zoals aangegeven op de kaart in bijlage 24;

  • s. Dijklaan Bergambacht zoals aangegeven op de kaart in bijlage 25;

  • t. Blokhoeve Nieuwegein zoals aangegeven op de kaart in bijlage 26;

  • u. Haarlemmermeer Masterplan Badhoevedorp-Centrum zoals aangegeven op de kaart in bijlage 27.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. In een omgevingsvergunning ten behoeve van het bevorderen van duurzame en innovatieve toepassingen binnen:

    • a. het plangebied Spoorzone in de gemeente Eindhoven of

    • b. het CHV-terrein in de gemeente Veghel,

    die met toepassing van artikel 2.12, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan worden verleend, wordt in afwijking van artikel 5.18, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht bepaald dat zij geldt voor een in de vergunning opgenomen termijn van ten hoogste vijftien jaar.

2. In het tweede lid wordt «het gebied Strijp-S» vervangen door: het plangebied Spoorzone.

3. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Een omgevingsvergunning voor een windturbine in de provincie Flevoland, die met toepassing van artikel 2.12, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt verleend, geldt in afwijking van artikel 5.18, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht voor een daarin aangegeven termijn van ten hoogste vijfentwintig jaar.

D

In artikel 6a, onderdeel c, wordt «het gebied Strijp-S» vervangen door: het plangebied Spoorzone.

E

In artikel 6e wordt het zinsdeel «gemeente Almere zijn voor de duur van vijf jaar» vervangen door: gemeenten Almere, Castricum en Den Haag zijn tot 25 oktober 2017.

F

In paragraaf 3 wordt na artikel 6f een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6g

  • 1. Dit artikel is voor een periode van vijf jaar van toepassing in de gemeenten Almere, Delft, Eindhoven, Haarlem, Haarlemmermeer, Schijndel en Zoetermeer.

  • 2. Artikel 2.10, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet van toepassing, indien een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van die wet betrekking heeft op:

    • a. een op de grond staand bijbehorend bouwwerk als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, mits niet hoger dan 5 meter;

    • b. een dakkapel;

    • c. een dakraam, daklicht, lichtstraat of soortgelijke daglichtvoorziening in een dak;

    • d. een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking;

    • e. een kozijn, kozijninvulling of gevelpaneel;

    • f. een zonwering, rolhek, luik of rolluik aan of in een gebouw;

    • g. tuinmeubilair;

    • h. een sport- of speeltoestel voor uitsluitend particulier gebruik, mits uitsluitend functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens;

    • i. een erf- of perceelafscheiding;

    • j. een vlaggenmast.

  • 3. Op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in het tweede lid is artikel 2.2 van de Regeling omgevingsrecht niet van toepassing.

G

In artikel 7, tweede lid, wordt na «artikel 17b, eerste lid» ingevoegd: , van het Stortbesluit bodembescherming.

H

Artikel 11, tweede lid, en artikel 12, tweede lid, worden als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel a wordt «, en» vervangen door een puntkomma.

2. Onderdeel b wordt geletterd onderdeel c.

3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, en.

I

De in bijlage 5 opgenomen kaart van het lokale project met nationale betekenis FlorijnAs te Assen wordt vervangen door de desbetreffende kaart, opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

J

De in bijlage 14 opgenomen kaart van het innovatieve experiment Eindhoven Strijp S wordt vervangen door de desbetreffende kaart, opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

K

Er worden vier bijlagen toegevoegd zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit:

  • 1. Bijlage 24 Havengebied Rotterdam inclusief de Tweede Maasvlakte;

  • 2. Bijlage 25 Dijklaan Bergambacht;

  • 3. Bijlage 26 Blokhoeve Nieuwegein;

  • 4. Bijlage 27 Haarlemmermeer Masterplan Badhoevedorp-Centrum.

ARTIKEL II

Aan categorie Aa Gebiedsontwikkeling met nationale uitstraling van bijlage II van de Crisis- en herstelwet wordt het volgende project toegevoegd:

17

Flevokust Lelystad

Terrein van 115 ha aan de noordzijde van Lelystad, gelegen aan de kust van het IJsselmeer

Flevokust wordt ontwikkeld tot een multimodaal bedrijventerrein met een haven, een overslag- en transportcentrum. De ontwikkeling vindt plaats in samenwerking met onder meer het Havenbedrijf Amsterdam en de provincie Flevoland.

ARTIKEL III

Het Besluit van 18 maart 2011 tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, tweede tranche) vervalt.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 5 februari 2013

Beatrix

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de vijfde maart 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit vormt de zogenaamde vijfde tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.1

Met deze vijfde tranche is een aantal nieuwe ontwikkelingsgebieden als bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 1, van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) aangewezen (Artikel I, onderdeel B):

  • Havengebied Rotterdam,

  • Dijklaan Bergambacht

  • Blokhoeve Nieuwegein en

  • Haarlemmermeer Masterplan Badhoevedorp-Centrum.

Voorts is een aantal nieuwe innovatieve projecten als bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 2, van de Chw benoemd (Artikel I, de onderdelen C, E en F):

  • Spoorzone Eindhoven;

  • CHV-terrein Veghel;

  • opschalen en saneren windturbinepark provincie Flevoland;

  • Tijdelijke huisvesting in de gemeenten Almere, Delft, Eindhoven, Haarlem, Haarlemmermeer, Schijndel en Zoetermeer;

  • Particulier opdrachtgeverschap in de gemeenten Castricum en Den Haag.

Eén plangebied van een project met nationale betekenis (FlorijnAs te Assen) wordt uitgebreid (Artikel I, onderdeel I).

Tenslotte wordt een project (Flevokust Lelystad) toegevoegd aan de lijst met projecten van de categorie Gebiedsontwikkeling met nationale uitstraling (Artikel II).

De aanwijzing van de ontwikkelingsgebieden en projecten vindt plaats op verzoek van de betrokken gemeenten of provincie.

Dit besluit schept geen verplichtingen voor bedrijven of burgers en heeft derhalve geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Op grond van artikel 5.2a van de Chw is het ontwerpbesluit op 5 juni 2012 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt nr. 10645). Naar aanleiding van de voorpublicatie is een zienswijze ontvangen van de gemeente Eindhoven. Naar aanleiding van deze zienswijze is de tekst van artikel I, onderdeel C, gewijzigd en is een nieuw onderdeel toegevoegd (artikel I, onderdeel D).

Op grond van artikel 5.2a van de Chw is het ontwerpbesluit door de Minister van Infrastructuur en Milieu bij brief van 5 juni 2012 (IenM/BSK-2012/88488 resp. 84886) voorgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal (Kamerstuk 32 127, nr. 161). Naar aanleiding van de voorhang is op 9 juli 2012 door de vaste Kamercommissie van Infrastructuur en Milieu een verslag van een schriftelijk overleg opgesteld (Kamerstuk II 2011/12, 32 127, nr. 162).

In de Nota naar aanleiding van het nader verslag met betrekking tot het voorstel van wet tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht (ontvangen 22 juni 2012)2 is aan de Tweede Kamer een wijziging van de artikelen 11 en 12 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet toegezegd. Die toezegging heeft geresulteerd in een nieuw onderdeel (artikel I, onderdeel G).

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (wijziging artikel 1)

In artikel 1 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet is de omschrijving van het begrip «Onze Minister» geactualiseerd aan de nieuwe departementale indeling en naamgeving.

Artikel I, onderdeel B (Gebiedsontwikkelingsplannen)

Rotterdam: Havengebied inclusief Maasvlakte 2 (artikel 2, eerste lid, onderdeel r)

De gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam N.V. willen komen tot integraal en gebiedsgericht beheer en exploitatie van de milieugebruiksruimte van het haven- en industriecomplex (hierna: HIC) van Rotterdam. Het klassieke bestemmingsplan is een ruimtelijk instrument dat niet geschikt is als beheerinstrument voor de emissies van de haven- en bedrijfsactiviteiten in het HIC. De vergunningverlening wordt gestuurd door de aanvraag voor afzonderlijke activiteiten. Dit leidt tot een reactieve en versnipperde behandeling.

Het instrumentarium op grond van de Chw maakt het wel mogelijk om de milieugebruiksruimte in het HIC op het juiste schaalniveau en proactief te beheren. De gemeente en het havenbedrijf kunnen daarmee beter planmatig sturen en de milieugebruiksruimte optimaliseren voor het hele HIC. De aanwijzing tot ontwikkelingsgebied sluit aan op de herziening van de bestemmingsplannen die thans worden voorbereid voor Botlek-Vondelingenplaat, Europoort en Maasvlakte 1 (samen het grootste deel van het HIC). De informatie uit het milieueffectrapport voor deze bestemmingsplannen kan benut worden om invulling te geven aan het instrumentarium uit de Chw. Daarbij valt te denken aan effectiever beheer van de beschikbare geluidruimte en aan regels voor het beheer van de externe veiligheid.

In het algemeen geldt dat aanwijzing van een gebied tot ontwikkelingsgebied gericht is op optimalisering van de milieugebruiksruimte met het oog op het versterken van een duurzame ruimtelijke en economische ontwikkeling van dat gebied, in samenhang met het tot stand brengen van een goede milieukwaliteit. Die ambitie sluit aan bij gedachten die ten grondslag liggen aan eerdere ideeën omtrent koepelvergunningen voor het Rotterdamse havengebied en geeft daar invulling aan op planniveau. Toepassing van de Chw op het HIC doet, evenals bij de andere ontwikkelingsgebieden onder de Chw, geen afbreuk aan de bestaande vergunningplicht voor bedrijven. Het tast evenmin de noodzaak en invulling van een zorgvuldige procedure voor de besluitvorming over de bestemmingsplannen en vergunningen aan. De gemeente Rotterdam is verantwoordelijk voor de invulling van de milieugebruiksruimte, op planniveau. Om tot de gewenste planmatige, integrale en gebiedsgerichte aanpak te komen, beslaat het aangewezen gebied de gehele mainport Rotterdam. Aanwijzing van een deel of onderdelen van het gebied zou afbreuk doen aan deze aanpak. De gemeente zoekt bij de aanwijzing dus flexibiliteit in de wijze van de vergunningverlening, in principe niet in de normen zelf. In het verlengde hiervan heeft de gemeente ervoor gekozen om gedurende de looptijd van de aanwijzing als ontwikkelingsgebied de randvoorwaarde te hanteren dat aan nationale en internationale milieuwetgeving wordt voldaan.

Bergambacht: woningbouw Dijklaan (artikel 2, eerste lid, onderdeel s)

De structuurvisie van de gemeente Bergambacht wijst het gebied aan de Dijklaan (83–87) aan als te ontwikkelen woongebied. Op deze percelen waren van oudsher drie fabrieken gevestigd. Twee fabrieken hebben rond 2000 hun productie gestaakt en de terreinen zijn aangekocht door een ontwikkelaar. De gebouwen staan leeg en het gebied vertoont een verpauperde aanblik. De beoogde ontwikkeling met 80 tot 100 woningen komt niet op gang doordat het middelste bedrijf, een timmerfabriek, nog aanwezig is. Hoewel deze fabriek maar weinig activiteit kent, blokkeert de (grotendeels theoretische) geluidcontour het tot stand komen van de nieuwbouw. Daarnaast ondervindt een deel van het gebied enige geluidoverlast van een meubelfabriek vlak buiten het te ontwikkelen gebied.

De gemeente wil de al tien jaar durende stagnatie doorbreken. Door bij het bestemmingsplan een gebiedsontwikkelingsplan op te stellen kan de gemeente tot een herverdeling komen van de milieugebruiksruimte. Het gebiedsontwikkelingsplan geeft de gemeente een (extra) instrument in handen om te sturen op de ruimtelijke economische ontwikkeling in dat gebied in samenhang met het tot stand brengen van een goede milieukwaliteit. Het bestemmingsplan kan tot stand komen vooruitlopend op de voorgenomen verwerving van de timmerfabriek.

Nieuwegein: Blokhoeve (artikel 2, eerste lid, onderdeel t)

In de wijk Blokhoeve in Nieuwegein is woningbouw gepland op korte afstand van bestaande bedrijven. Deze bedrijven zorgen voor een belasting van muziekgeluid tot 65 dB(A) op de gevel, terwijl een maximale geluidbelasting geldt van 50 dB(A). Aangezien in de regio Utrecht een tekort is aan woningen wil de gemeente de woningbouw ter plaatse toch mogelijk maken. Om tot een goede ruimtelijke ordening te komen is een pallet aan maatregelen mogelijk zoals: het treffen van bronmaatregelen (isolatie, bedrijfsvoering), het beperken van de overdracht van geluid (afschermende bebouwing), het treffen van maatregelen aan de woningen (minder bouwlagen, dove gevels) en het hanteren van maatwerkvoorschriften . Met de aanwijzing tot ontwikkelingsgebied krijgt de gemeente mogelijkheden om uit dit pallet de meest geëigende maatregelen flexibel in te zetten en daarop aansluitend de bouw gefaseerd uit te voeren. Aanwijzing als ontwikkelingsgebied biedt de gemeente de benodigde manoeuvreerruimte om de gewenste ontwikkelingen te realiseren.

Haarlemmermeer Masterplan Badhoevedorp-Centrum (artikel 2, eerste lid, onderdeel u)

Het huidige tracé van rijksweg A9 zorgt door zijn ligging midden door Badhoevedorp voor milieu-, leefbaarheidsproblemen en congestie. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft in het Tracébesluit Omlegging A9 besloten het tracé van de A9 te wijzigen, waardoor het woon- en leefklimaat in Badhoevedorp sterk zal verbeteren en ruimte ontstaat voor nieuwe functies. De gemeente Haarlemmermeer heeft in aansluiting op dit tracébesluit een Masterplan Badhoevedorp-Centrum vastgesteld dat voorziet in een gebiedsontwikkeling met de bouw van woningen, vernieuwing van het winkelcentrum, een dorpshuis, sportvelden en uitbreiding van het bedrijvenpark.

De omlegging van de A9 is gepland voor de periode 2013–2017 en de realisatie van het gemeentelijke masterplan voor de periode 2013–2023. Tot 2017 loopt de A9 nog volgens het huidige tracé met de daarbij behorende overlast voor het gebied van het masterplan. Dit leidt tot belemmeringen voor de realisatie voor het woningbouwprogramma in relatie tot de geluidnormen en voor de realisatie van het dorpshuis en een kinderdagopvang ten aanzien van het Besluit gevoelige bestemmingen (normen luchtkwaliteit).3

Om meer beweegruimte te verkrijgen in de fasering van het woningbouwprogramma en de realisatie van de gebiedsontwikkeling Badhoevedorp volgens planning tot stand te kunnen brengen, wil de gemeente Haarlemmermeer gebruik maken van het instrumentarium van het gebiedsontwikkelingsplan van de Chw. Uiteraard blijft de gemeente hierbij gebonden aan Europese regelgeving, zoals de normen voor luchtkwaliteit. De gemeente wil het gebiedsontwikkelingsplan parallel met het bestemmingsplan voor Badhoevedorp en met het op te stellen milieueffectrapport in procedure brengen. De gemeente voorziet deze plannen medio 2012 in ontwerp vast te stellen.

Artikel I, onderdeel C (wijziging artikel 6)

Spoorzone Eindhoven

Strijp S is als onderdeel van het plangebied Spoorzone Eindhoven in de eerste tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet aangewezen als innovatief experiment (artikel 6 van genoemd besluit).4 In de derde tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet is via toevoeging van een tweede lid aan artikel 6 in het gebied Strijp-S de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op omgevingsvergunningen waarbij tijdelijk wordt afgeweken van het bestemmingsplan. Met deze vijfde tranche wordt de werkingsfeer van artikel 6 van Strijp S verruimd tot de gehele Spoorzone in Eindhoven.

De gemeente Eindhoven heeft de Spoorzone, inclusief Strijp-S, aangemerkt als geprioriteerd te ontwikkelen gebied. Hoewel de omvang van de transformatie van dit gebied minder «massief in één keer» is dan het gebied Strijp-S, zijn de kenmerken overeenkomstig. Het is derhalve gewenst dezelfde instrumenten toe te kunnen passen in de hele Spoorzone. Dit biedt een gelijk speelveld in het hele gebied en bevordert de ontwikkeling van deze centrale vervoersas binnen de gemeente Eindhoven met een gemengd stedelijk gebruik voor werken, winkelen, wonen, educatie, uitgaan en mogelijk nog andere nieuwe functies.

Met het «bevorderen van duurzame en innovatieve toepassingen in het gebied Spoorzone» wordt gedoeld op duurzame en innovatieve projecten, alsmede op andere activiteiten in de Spoorzone die direct of indirect een bijdrage leveren, bijvoorbeeld vanuit een economische of maatschappelijke insteek, aan de verdere duurzame en innovatieve ontwikkeling van dit gebied.

Zoals bij alle andere experimenten is deze wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet op verzoek van de gemeente opgesteld. De wijziging met betrekking tot de Spoorzone Eindhoven gaat uit van een vergelijkbare benadering als voorzien met de wijzigingen van artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo in het wetsvoorstel tot wijziging van de Chw en diverse andere wetten in verband met het permanent maken van de Chw en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht5, alsmede de in verband daarmee voorgenomen wijzigingen van het Besluit omgevingsrecht, zoals toegelicht in de memorie van toelichting bij dat wetsvoorstel. Kort samengevat zullen deze wijzigingen ertoe strekken om voor het nemen van de beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het tijdelijk afwijken van een bestemmingsplan tot een termijn van maximaal tien jaar, generiek de reguliere procedure voor te schrijven. Omdat het in het kader van artikel 6 van het Besluit uitvoering CHW echter niet gaat om een maximale termijn van tien, maar van vijftien jaar, blijft er een meerwaarde bestaan om voor Eindhoven over te gaan tot aanwijzing als experiment.

CHV-terrein Veghel

In de gemeente Veghel krijgt het voormalige CHV-terrein (Coöperatief Handelsvereniging: het gebied van het Heilige Hartplein en de Noordkade) volgens een in 2011 vastgesteld masterplan een nieuwe bestemming. Dit industrieel erfgoed wordt duurzaam herbestemd en krijgt een bedrijfsmatige, educatieve en recreatieve invulling, specifiek gekoppeld aan de thema’s food, kunst en cultuur.

Het gebied is in de derde tranche Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet aangemerkt als ontwikkelingsgebied (hoofdstuk 2, afdeling 1, van de Chw). De gemeente acht het echter niet mogelijk om het gebied binnen de tien jaar waarvoor het regiem van een ontwikkelingsgebied geldt in één keer te ontwikkelen met behoud en hergebruik van de aanwezige oude waardevolle industriële gebouwen. Vanwege de complexiteit en grootschaligheid van het project en de financiële crisis wordt de transformatie gefaseerd.

Met de aanwijzing als innovatief project kan de gemeente Veghel de organische ontwikkeling van het gebied, die zij voorstaat, realiseren. De gemeente kan hiermee voor de duur van vijftien jaar in plaats van vijf jaar afwijken van artikel 2.23 van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht. Hierdoor hebben initiatiefnemers langer de tijd om de investeringen in de kale voormalige industriële panden terug te verdienen. Voordeel hiervan is dat door het plaatsvinden van activiteiten nieuwe activiteiten worden aangetrokken en al maatschappelijke waarde wordt opgebouwd. Het gaat hier dus niet om een technisch experiment maar om een innovatief experiment naar de mogelijkheid om in het bestemmingsplan flexibeler om te gaan met de fasering en de eisen, opdat een duurzame ontwikkeling kan plaatsvinden.

Provincie Flevoland: opschalen en saneren windturbines

De provincie Flevoland is samen met de gemeenten in zuidelijk en oostelijk Flevoland en de windondernemers een regionaal planproces gestart om bestaande, verouderde windturbines te saneren en moderniseren.

Dat kan boven de al geplande uitbreiding met 125 windturbines in 2015 leiden tot een extra groei van het opgewekte vermogen met 600 MW in 2025. Deze extra groei komt tot stand door 600 verouderde windturbines te slopen en daarvoor in de plaats circa 250–300 moderne turbines te plaatsen met een totaal investeringsbedrag van circa 1,5 miljard euro.

Om de programmatische aanpak door te kunnen voeren moet de provincie kunnen beschikken over aanvullende wettelijke mogelijkheden die zekerheid bieden aan de participanten. De sanering en modernisering vergt een gefaseerde sloop. De nieuw te bouwen turbines moeten na maximaal 25 jaar (fysieke of economische levensduur) worden verwijderd. Op grond van artikel 6, derde lid (nieuw), van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet krijgen omgevings-vergunningen die afwijking mogelijk maken van het bestemmingsplan voor het plaatsen van de nieuwe turbines daarom, in afwijking van artikel 5.18, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht, een looptijd tot maximaal 25 jaar.

Artikel I, onderdeel D (wijziging artikel 6a)

Deze wijziging hangt samen met artikel I, onderdeel B. Kortheidshalve wordt naar dat onderdeel verwezen.

Artikel I, onderdeel E (wijziging artikel 6e)

Castricum en Den Haag: ruimte voor particulier opdrachtgeverschap

Bij uitvoering van het Bouwbesluit 2012 blijkt dat de daarin opgenomen bouwregels beperkingen opleggen aan particulieren die een eigen huis (laten) bouwen met betrekking tot de inrichting en afwerking van die eigen woning. In de vierde tranche van het Besluit Crisis- en herstelwet is op verzoek van de gemeente Almere een experiment toegestaan om de regels van het Bouwbesluit 2012 beperkt toe te passen bij woningbouw in particulier opdrachtgeverschap in Almere.

In aanvulling op deze eerste aanwijzing is op verzoek van de gemeenten Castricum en Den Haag het experiment met vrijstelling van een aantal artikelen van het Bouwbesluit 2012 voor dezelfde looptijd ook van toepassing verklaard voor grondgebonden woningen en bedrijfsruimten en andere kleinschalige gebouwen die vallen onder het particulier opdrachtgeverschap binnen deze gemeenten.

Onder «particulier opdrachtgeverschap» worden die vormen van woningbouwontwikkeling verstaan waarbij de kopers zelf hun grondkavel kopen of pachten en een architect kiezen om zo met maximaal particulier initiatief een woning te realiseren. Aanwijzing als innovatief project onder de Chw bevordert de keuzevrijheid van de particuliere opdrachtgevers en stimuleert daarmee de bouw van woningen. Aangezien niet alle regels van het Bouwbesluit behoeven te worden nageleefd ontstaat de ruimte voor innovatie die ook anderen tot inspirerend voorbeeld kan dienen.

Castricum

Met aansluiting bij deze regeling kan de gemeente Castricum meer lokale keuzevrijheid bieden in bouwregelgeving. Daarbij wordt vooruitgelopen op de komende deregulering in de Omgevingswet. Het experiment biedt ruimte voor de inrichting en afwerking van de gebouwen. Wel zal altijd moeten worden voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012 voor bijvoorbeeld constructieve veiligheid en brandveiligheid. Ook blijven de voorschriften voor bestaande bouw – de minimale eisen uit het Bouwbesluit 2012, waaraan alle bestaande gebouwen moeten voldoen – van toepassing. De gemeente Castricum zal het experiment monitoren en evalueren. Hierbij zal centraal staan of de verschuiving van verantwoordelijkheden leidt tot veranderingen in het bouwen. Tevens zal worden meegenomen wat de relatie is tot de voorschriften voor bestaande bouw.

Den Haag

In aansluiting bij deze regeling kan de gemeente Den Haag binnen haar project «kleinschalig opdrachtgeverschap» meer lokale keuzevrijheid bieden in bouwregelgeving. Nieuw is dat het in Den Haag gaat om een experiment in de bestaande stad, waar het in Almere gaat om nieuwbouw in een uitleggebied. De gemeente brengt de mogelijkheden van duurzaam bouwen actief onder de aandacht van de particuliere opdrachtgevers. Het experiment biedt ruimte voor de inrichting en afwerking van de gebouwen. Wel zal altijd moeten worden voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012 voor bijvoorbeeld constructieve veiligheid en brandveiligheid. Ook blijven de voorschriften voor bestaande bouw – de minimale eisen uit het Bouwbesluit 2012, waaraan alle bestaande gebouwen moeten voldoen – van toepassing.

Ook de gemeente Den Haag zal het eigen experiment monitoren en op de bovengenoemde punten evalueren. Specifiek aandachtspunt is de inpassing van het experiment in de bestaande stad.

Castricum en Den Haag zijn met dit besluit toegevoegd aan het experiment, zodat op meer plaatsen dan alleen Almere ervaring kan worden opgedaan om op een andere manier om te gaan met bepaalde aspecten van het Bouwbesluit. Op basis van dit experiment worden deze aspecten van het Bouwbesluit op een later tijdstip opnieuw bezien. Gezien de omvang dan de bouwproductie wordt het echter zinvol geacht om het in april 2012 in Almere gestarte experiment op beperkte schaal uit te breiden. Om die reden is er ook voor gekozen om de experimenten in de gemeenten Den Haag en Castricum tegelijk met het experiment in Almere te laten eindigen. Na afronding van de drie projecten zullen de opgedane ervaringen worden gebruikt om te zien in hoeverre de versoepeling van de voorschriften heeft geleid tot de beoogde keuzevrijheid voor de eigenaar-bewoner.

Artikel I, onderdeel F (artikel 6g)

Op grond van artikel 6g (nieuw) van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet zijn in de gemeenten Almere, Delft, Eindhoven, Haarlem, Haarlemmermeer, Schijndel en Zoetermeer voor een periode van vijf jaar artikel 2.10, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht en artikel 2.2 van de Regeling omgevingsrecht niet van toepassing op aanvragen om omgevingsvergunning die betrekking hebben op de in het tweede lid genoemde bouwwerken. Met dit experiment wordt het verkrijgen van een vergunning voor deze bouwwerken vereenvoudigd.

Op grond van artikel 2.10, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen getoetst aan het Bouwbesluit 2012. Artikel 2.2 van de Regeling omgevingsrecht bevat indieningsvereisten voor een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit om de toetsing van de aanvraag aan het Bouwbesluit 2012 te kunnen verrichten.

Binnen het experiment wordt niet langer meer vooraf, in het kader van de vergunningprocedure, door het bevoegd gezag beoordeeld of het desbetreffende bouwwerk voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012. Dit wordt, net zoals dat bij vergunningvrij bouwen het geval is, overgelaten aan de initiatiefnemer zelf. Deze is te allen tijde op grond van artikel 1b van de Woningwet verplicht om bij het bouwen aan het Bouwbesluit 2012 te voldoen. Mocht hij deze verplichting schenden, dan kan het bevoegd gezag daartegen uitsluitend achteraf handhavend optreden.

Doel van dit experiment is een vermindering van de regeldruk alsmede lastenverlichting. De in het tweede lid opgesomde bouwwerken zijn bouwwerken die, mits deze aan bepaalde maatvoerings- of situeringseisen voldoen, vergunningvrij kunnen worden gebouwd op grond van artikel 2 of 3 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Voor zover deze bouwwerken niet aan die eisen voldoen, is daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist. Het experiment betreft deze specifieke categorie bouwwerken die onder de reikwijdte van het experiment vallen. Omdat de desbetreffende maatvoerings- en situeringseisen uitsluitend een ruimtelijk motief dan wel welstandsmotief hebben, is er, ten opzichte van de nu al vergunningvrije bouwwerken, geen aanleiding om bouwwerken die niet aan die eisen voldoen wel preventief te toetsen aan de bouwtechnische voorschriften uit het Bouwbesluit 2012. De hoogtemaat bij bijbehorende bouwwerken is wel gehandhaafd, aangezien hier bij een hoger bouwwerk sprake kan van meer dan één bouwlaag waarbij preventieve toetsing aan het Bouwbesluit 2012 wenselijk blijft.

Indien de resultaten van dit experiment positief zijn, ligt het in de rede om met landelijke invoering niet te wachten totdat het experiment is afgerond. Bij landelijke invoering zullen de resultaten van deze experimenten positief kunnen bijdragen aan het uitwerken van een zo effectief mogelijk regeling voor zowel het bevoegd gezag als voor de initiatiefnemer tot een bouwproject.

Artikel I, onderdeel G (aanvulling artikel 7)

De tekst van artikel 7, tweede lid, wordt verduidelijkt. Het in dat artikellid genoemde «artikel 17b, eerste lid,» betreft het – overigens nog niet in werking getreden – artikel 17b, eerste lid, van het Stortbesluit bodembescherming (zie Artikel III van de derde tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, Stb. 2012, nr. 350).

Inwerkingtreding van de Experimentenparagraaf Duurzaam Stortbeheer (DS) uit dit Stortbesluit is afhankelijk van de ondertekening van de Green Deal DS, die naar verwachting in de tweede helft van 2013 wordt afgesloten.

Het tweede lid van artikel 7 stelt dit experiment vrij van de verplichting om jaarlijks de voortgang te rapporteren. Evaluatie van de uitvoering van deze Experimentenparagraaf vindt plaats op grond van artikel 17e, vierde (vijf jaar na aanvang van de looptijd van het experiment) en zevende lid (10 jaar na aanvang van de looptijd van het experiment), Stortbesluit.

Artikel I, onderdeel H (wijziging artikelen 11 en 12)

De wijzigingen in de artikelen 11 en 12 zijn opgenomen naar aanleiding van toezeggingen aan de Tweede Kamer gedaan tijdens de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Chw en diverse andere wetten in verband met het permanent maken van de Chw en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht6 naar aanleiding van aanbevelingen uit het evaluatierapport over hoofdstuk 1 van de Chw die betrekking hebben op de artikelen 1.6 en 1.6a Chw.7 Met deze wijzigingen wordt tegemoetgekomen aan de aanbeveling om expliciet in de rechtsmiddelclausule van besluiten en uitspraken in eerste aanleg erop te wijzen dat aan het niet naleven van artikel 1.6, tweede lid, de sanctie van niet-ontvankelijkheid is verbonden.

Artikel I, onderdeel I (wijziging kaart bijlage 5)

Op grond van artikel 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet is de FlorijnAs in de gemeente Assen aangewezen als lokaal en (boven)regionaal project met nationale betekenis. Een deel van de nieuwe op- en afritten van de A28 in Assen Zuid blijken net buiten het aangewezen gebied te vallen. Om een uniforme aanpak te kunnen waarborgen en eenduidigheid te bieden aan betrokkenen, wordt de volledige aansluiting op de A28 binnen de omgrenzing van het eerder aangewezen projectgebied gebracht. Op de vervangende kaart, opgenomen in de bijlage bij dit besluit, is de nieuwe begrenzing aangebracht.

Artikel I, onderdeel J (wijziging kaart bijlage 14)

Deze wijziging hangt samen met artikel I, de onderdelen C en D. Kortheidshalve wordt naar die onderdelen verwezen.

Artikel I, onderdeel K (kaarten nieuwe bijlagen 24 tot en met 27)

Deze wijziging hangt samen met artikel I, onderdeel B. Kortheidshalve wordt naar die onderdelen verwezen.

Artikel II

Aan bijlage II bij de Chw het project Flevokust in Lelystad toegevoegd met als doel de bevordering van de economische ontwikkeling. Flevokust wordt ontwikkeld tot een multimodaal bedrijventerrein met een haven, een overslag- en transportcentrum. De ontwikkeling vindt plaats in samenwerking met onder meer het Havenbedrijf Amsterdam en de provincie Flevoland.

Artikel III

De tweede tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Stb. 2011, nr. 165) wordt ingetrokken. De tweede tranche heeft als wijzigingsbesluit zijn werking gehad. De looptijd van de overgangsregeling in artikel III (drie maanden) is inmiddels verstreken.

Artikel IV

Gelet op het belang dat gemoeid is met dit besluit (hoge publieke kosten van vertraging), is geen toepassing gegeven aan de in het kabinetsbeleid met betrekking tot vaste verandermomenten en de invoeringstermijn van drie maanden. De gemeenten en provincie die het betreft, hebben verzocht om deze wijzigingen en ondervinden voordeel van de kortere invoeringstermijn.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Bijlage 5 bij Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet

Kaart Assen Florijnas

Kaart Assen Florijnas

Bijlage 14 bij Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet

Kaart Eindhoven – spoorzone

Kaart Eindhoven – spoorzone

Bijlage 24 bij Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet

Kaart Rotterdam – Haven- en industriecomplex

Kaart Rotterdam – Haven- en industriecomplex

Bijlage 25 bij Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet

Kaart Bergambacht – Dijklaan 83–87

Kaart Bergambacht – Dijklaan 83–87

Bijlage 26 bij Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet

Kaart Nieuwegein – Blokhoeve

Kaart Nieuwegein – Blokhoeve

Bijlage 27 bij Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet

Kaart Haarlemmermeer – Badhoevedorp

Kaart Haarlemmermeer – Badhoevedorp

X Noot
1

Deze tranche volgt op de vierde tranche (Stb. 2012, 504).

X Noot
2

Kamerstuk II 2011/12 33 135, nr. 14, blz. 15.

X Noot
4

Artikel 6 van het Besluit van 13 juli 2010, houdende regels ter uitvoering van de Crisis- en herstelwet, eerste tranche (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet), Stb. 2010, 289, blz. 3 en 19.

X Noot
5

Kamerstuk I 2011/12, 33 135, A.

X Noot
6

Kamerstukken II, 2011/12, 33 135, nr. 14, blz. 15 en 17.

X Noot
7

Evaluatieonderzoek procesrechtelijke bepalingen Crisis- en herstelwet (Kamerstukken II, 2011/12, 32 127, nr. 160).

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven