Besluit van 4 oktober 2012, houdende regels omtrent de doeleinden waarvoor de politie en de rijksrecherche, met inachtneming van de Wet politiegegevens, gegevens verwerken, de categorieën van gegevens die daartoe worden verwerkt, de terbeschikkingstelling en verstrekking van gegevens alsmede de wijze van verwerking (Besluit verplichte politiegegevens)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 18 november 2011, nr. 5716361/11/6;

Gelet op de artikelen 21, 24 en 54 van de Politiewet 2012 en de artikelen 6, zesde lid, 11, derde lid, 15, tweede lid, van de Wet politiegegevens;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 januari 2012, nr. W03.11.0501/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 28 september 2012, nr. 251196;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. centrale verwijzingsindex:

de door Onze Minister aangewezen systeem- en toepassingsprogrammatuur met behulp waarvan een overzicht kan worden verkregen van de herkenningsdienstgegevens van de politie of diensten waarin een geregistreerde voorkomt en met behulp waarvan rechtstreekse toegang tot die onderlinge gegevensverwerking kan worden verkregen;

b. signalering:

een in verband met de uitvoering van de politietaak noodzakelijke kennisgeving over een persoon of een goed;

c. criminele-inlichtingeneenheid:

een onderdeel van de regionale eenheid, van een landelijke eenheid als bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 2012 onderscheidenlijk van de rijksrecherche, belast met het, ten behoeve van de recherchefunctie, verwerken van gegevens die noodzakelijk zijn voor de opsporing van misdrijven als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens;

d. nationale criminele-inlichtingeneenheid:

een dienst van een landelijke eenheid als bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 2012, belast met het, ten behoeve van de recherchefunctie, verwerken van gegevens die noodzakelijk zijn voor de opsporing van misdrijven als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens;

e. informantgegevens:

gegevens omtrent een persoon als bedoeld in artikel 12, zevende lid, van de Wet politiegegevens;

f. criminele-inlichtingen:

gegevens die in aanmerking komen voor verwerking op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens;

g. verantwoordelijke:

de verantwoordelijke, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, onder 1° en 2°, van de Wet politiegegevens.

Artikel 2

  • 1. De politie verwerkt gegevens met het oog op de informatievoorziening in het kader van de uitvoering van de politietaak in verband met:

    • a. de opsporing en vervolging van verdachten van misdrijven;

    • b. de verificatie van namen van verdachten van misdrijven;

    • c. het vaststellen van de mate van recidive van verdachten van misdrijven;

    • d. het vaststellen van de mate van recidive van verdachten van misdrijven of overtredingen, die in aanmerking komen voor een voorstel tot deelneming aan een project als bedoeld in artikel 77e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;

    • e. het opsporen van vermiste- of ontvreemde goederen;

    • f. het opsporen van vermiste personen;

    • g. de identificatie van onbekende personen;

    • h. de bejegening van personen ter voorkoming van ernstig gevaar voor leven en gezondheid voor henzelf of bij de uitoefening van de politietaak betrokken personen.

  • 2. De korpschef draagt ervoor zorg dat de krachtens het eerste lid verwerkte gegevens langs geautomatiseerde weg aan de Koninklijke marechaussee beschikbaar kunnen worden gesteld. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de centrale verwijzingsindex.

Artikel 3

De politie verwerkt terstond gegevens omtrent signaleringen met het oog op de informatievoorziening in het kader van de uitvoering van de politietaak in verband met:

  • a. de identificatie, verificatie en bejegening van gesignaleerde personen;

  • b. de identificatie en verificatie van goederen;

  • c. de juiste uitvoering van de met de signalering verbonden taakopdracht.

Artikel 4

De politie verwerkt terstond dactyloscopische signalementen, dactyloscopische sporen en gedeelten daarvan met het oog op de informatievoorziening in het kader van de uitvoering van de politietaak in verband met:

  • a. de opsporing en vervolging van verdachten van strafbare feiten,

  • b. de bewijsvoering in strafzaken;

  • c. de identificatie van overleden personen of personen die anderszins niet in staat zijn inlichtingen omtrent hun identiteit te verschaffen.

Artikel 5

  • 1. De criminele-inlichtingeneenheden verrichten met het oog op het verkrijgen van inzicht in de betrokkenheid van personen bij het beramen of plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens in ieder geval de volgende werkzaamheden:

    • a. het verzamelen en verifiëren van criminele-inlichtingen;

    • b. het verwerken van criminele-inlichtingen in een bestand, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet politiegegevens;

    • c. het bevorderen van het gericht inwinnen en aanvullen van criminele-inlichtingen en andere gegevens die in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde in aanmerking komen voor verwerking op grond van de Wet politiegegevens;

    • d. het analyseren van criminele-inlichtingen en het aan de hand daarvan:

      • 1°. signaleren van criminaliteitsontwikkelingen, voor zover het betreft misdrijven als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens;

      • periodiek verslag doen ten behoeve van criminaliteitsbeelden;

    • e. het ter beschikking stellen van criminele-inlichtingen overeenkomstig artikel 10, vijfde lid, van de Wet politiegegevens.

  • 2. Ten behoeve van de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, maken criminele-inlichtingeneenheden gebruik van de centrale verwijzingsindex.

  • 3. De uitvoering van de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, met medewerking van informanten als bedoeld in artikel 12, zevende lid, van de Wet politiegegevens wordt uitsluitend verricht door de criminele-inlichtingeneenheid.

Artikel 6

Criminele-inlichtingeneenheden verwerken informantgegevens als bedoeld in artikel 12 van de Wet politiegegevens onder gelijktijdige codetoekenning.

Artikel 7

  • 1. Criminele-inlichtingeneenheden wisselen onderling, gevraagd en ongevraagd, criminele-inlichtingen uit voor zover zij deze behoeven voor de uitvoering van hun taak. Daartoe wordt gebruikgemaakt van het modelformulier, bedoeld in bijlage 1 van dit besluit.

  • 2. Twee ambtenaren van de criminele-inlichtingeneenheid worden aangewezen met het oog op de autorisatie als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van het Besluit politiegegevens ten aanzien van het bestand met criminele-inlichtingen bij de overige criminele-inlichtingeneenheden.

  • 3. De verantwoordelijke draagt ervoor zorg dat aan de ingevolge het tweede lid aangewezen en hem bekendgemaakte ambtenaren van andere criminele-inlichtingeneenheden autorisatie wordt verleend.

Artikel 8

  • 1. Criminele-inlichtingeneenheden stellen de nationale criminele-inlichtingeneenheid in kennis van:

    • a. criminele-inlichtingen die van nationale of internationale betekenis zijn;

    • b. personalia of bedrijfsgegevens van overeenkomstig artikel 10, tweede lid, onderdelen a en b, van de Wet politiegegevens geregistreerde personen in de door Onze Minister aangewezen geautomatiseerde verwijzingsindex;

    • c. codes als bedoeld in artikel 6;

    • d. overige informatie die van belang kan zijn voor de landelijke en internationale coördinatie en ondersteuning door de nationale criminele-inlichtingeneenheid.

  • 2. Ter uitvoering van het eerste lid, onderdeel b, en met het oog op de verstrekking van de gegevens als opgenomen in bijlage 2 van dit besluit maken de criminele-inlichtingeneenheden gebruik van de centrale verwijzingsindex.

Artikel 9

  • 1. De nationale criminele-inlichtingeneenheid verwerkt:

    • a. criminele-inlichtingen, voor zover deze gegevens van nationale of internationale betekenis zijn;

    • b. personalia of bedrijfsgegevens van overeenkomstig artikel 10, tweede lid, onderdelen a en b, van de Wet politiegegevens geregistreerde personen in de centrale verwijzingsindex;

    • c. codes die zijn toegewezen in het kader van de verwerking, bedoeld in artikel 6.

  • 2. De nationale criminele-inlichtingeneenheid analyseert de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verstrekt mede aan de hand daarvan de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, aan hen die daarop bij of krachtens de Wet politiegegevens aanspraak kunnen maken.

Artikel 10

  • 1. De ambtenaar die deel uitmaakt van een criminele-inlichtingeneenheid voldoet aan de eindtermen van de door Onze Minister aan te wijzen vervolgopleiding.

  • 2. De verantwoordelijke draagt ervoor zorg dat de kennis en vaardigheden van hem ondergeschikte ambtenaren die deel uitmaken van een criminele-inlichtingeneenheid, worden onderhouden op minimaal het niveau van de aan de in het eerste lid bedoelde eindtermen.

Artikel 11

  • 1. De verantwoordelijke bepaalt de termijn gedurende welke de ambtenaar die is belast met de werkzaamheden, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, ononderbroken deel uitmaakt van een criminele-inlichtingeneenheid.

  • 2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, is ten hoogste vier jaar en kan tweemaal met twee jaar worden verlengd.

  • 3. Voor de ambtenaar die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit is aangesteld, gaat de termijn, bedoeld in het eerste lid, in op die datum.

Artikel 12

  • 1. De bij de criminele-inlichtingeneenheid in gebruik zijnde vertrekken zijn afsluitbaar en beveiligd. Tot deze vertrekken hebben slechts toegang ambtenaren die deel uitmaken van de criminele-inlichtingeneenheid, personen die door deze ambtenaren worden begeleid en de als zodanig aangewezen officier van justitie die verantwoordelijk is voor de taakuitoefening van de criminele-inlichtingeneenheid.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, tweede volzin, kan de korpschef aan anderen toegang zonder begeleiding toestaan, indien het betreden van de vertrekken alleen kan plaatsvinden nadat identiteitsgegevens elektronisch zijn vastgelegd en de toegang noodzakelijk is vanuit de verantwoordelijkheid voor de ambtenaren van de criminele-inlichtingeneenheid.

  • 3. Bij afwezigheid van ambtenaren van de criminele-inlichtingeneenheid zijn de vertrekken deugdelijk afgesloten.

Artikel 13

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verplichte politiegegevens.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 4 oktober 2012

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Uitgegeven de twaalfde oktober 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

BIJLAGE 1 ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, EERSTE LID, VAN HET BESLUIT VERPLICHTE POLITIEGEGEVENS

Criminele inlichtingenrapport

Het criminele inlichtingenrapport dient de volgende verplichte rubrieken te bevatten:

Algemeen

Uniek registratienummer

Datum van registratie

Naam/nummer rapporteur

Naam van de CIE

Regionummer (PL-code)

Telefoonnummer CIE

Herleidbaarheidsinformatie

HERKOMSTBRON

TEKSTVELD

Open bron

Welke bron + datum

Verkennend onderzoek

Korps / eenheid + Landelijk parket nummer en/of naam onderzoek

Opsporingsonderzoek

Korps / eenheid + PV nummer en/of naam onderzoek

Buitenlandse opsporingsonderzoek

Land+ uniek nummer en/of naam onderzoek + ontvangst regio

Informant

Geen veld, niet relevant

Anonieme bron

Naam opsporingsambtenaar die bericht ontvangt en PV-nummer

Getuige

Naam + geboortedatum + bedrijf/instelling, tenzij de identiteit van de getuige afgeschermd wordt. In dat geval worden geen gegevens vermeld.

Waarneming opsporingsambtenaar buiten Opsporingsonderzoek

Verbalisantennaam en PV-nummer

Afhandelingscodes

11

Operationaal te gebruiken

01

Alleen te gebruiken na overleg met de afzender

00

Informatie met zware beperkingen voor gebruik

200

Kan niet operationeel gebruikt worden, maar kan onder bepaalde voorwaarden wel voor coördinatie- en analyse doeleinden worden gebruikt + informatie met verhoogd afbreukrisico

300

Kan niet operationeel gebruikt worden, maar kan onder bepaalde voorwaarden wel voor coördinatie- en analyse doeleinden worden gebruikt + informatie met bronbescherming

Inhoud van de informatie

De CIE-informatie:

In CIE-informatie genoemde herleidbare persoon:

– Achternaam

– Voornaam

– Geboortedatum

– Status (zwacri-subject, relatie, voorl.subject)

In Cie-informatie genoemde herleidbare rechtspersoon:

– Bedrijfs/handelsnaam

– KvK-code/inschrijvingsnummer

– Adres

– Vestigingsplaats

De volgende twee rubrieken (evaluatiecode informant en evaluatiecode informatie afkomstig van informanten) zijn voor de eigen administratie van de CIE. Deze gegevens worden niet verstrekt buiten de CIE structuur.

Evaluatiecode informant

A

Betrouwbaar

B

Meestal betrouwbaar

C

Minder betrouwbaar tot niet betrouwbaar

D

Niet te beoordelen

Evaluatiecode informatie afkomstig van informant

1

Waargenomen (door bron zelf)

2

Gehoord (van iemand die erbij is geweest)

3

Indirect gehoord (via via)

BIJLAGE 2 ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8, TWEEDE LID, VAN HET BESLUIT VERPLICHTE POLITIEGEGEVENS

Verwijsindex-gegevens

Overzicht van de digitaal aan te leveren aan de nationale criminele inlichtingen eenheid

CIE-Subjecten Index

 

CIE-Subjecten Index

Natuurlijke personen

Achternaam

Voorvoegsel

Voornaam

Roepnaam

Bijnaam

Alias

Status (zwacri/voorl-register subject)

Geboorteplaats

Geboorteland

Geslacht

Nationaliteit

Hoofdgroepcode

 

Rechtspersonen

Bedrijfsnaam

Handelsnaam

Belastingnummer

KvK code

KvK dossiernummer

KvK inschrijvingsnummer

Status (zwacri/voorl-register subject)

Straatnaam

Huisnummer

Toevoeging

Postcode

Vestigingsplaats

Land

Rechtsvorm

Hoofdgroepcode

Meldingen recherche onderzoeken Algemeen

 

Meldingen recherche onderzoeken Locaties

 

Meldingen recherche onderzoeken Organisaties

Naam onderzoeksteam

 

Straatnaam

 

Bedrijfsnaam

Startdatum onderzoek

 

Huisnummer

 

Naam organisatie

Sluitingsdatum onderzoek

 

Toevoeging huisnummer

 

Belastingnummer

Afhandelingscode

 

Postcode

 

KvK code

Hoofdgroepcode

 

Plaats

 

KvK dossiernummer

Contact

 

Land

 

KvK inschrijvingsnummer

Telefoonnr contact

       

Fax-nr contact

       

Doelstelling onderzoek

       

Status (lopend/afgesloten)

       

Meldingen recherche onderzoeken Personen

 

Meldingen recherche onderzoeken Telecom

 

Meldingen recherche onderzoeken Vervoer

Achternaam

 

Telecommunicatienummer

 

Land

Voorvoegsel

     

Soort vervoer

Voornaam

     

Registratienummer

Geboortedatum

     

Merk

Geboorteplaats

     

Voertuigtype

Geslacht

     

Vaartuignaam

       

Radio call sign

Identificatiegegevens

Korpscode

Mutatiedatum

Registratie/Projectnummer

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

Het Besluit verplichte politiegegevens is gebaseerd op artikel 24 van de Politiewet 2012 wat betreft de politie en artikel 54 wat betreft de rijksrecherche, alsmede artikel 21 van de Politiewet 2012 en de artikelen 6, zesde lid, 11, derde lid, 15, tweede lid, van de Wet politiegegevens (Wpg). Het besluit heeft betrekking op de verwerking van gegevens die behulpzaam kunnen zijn bij de opsporing van strafbare feiten.

De Wpg biedt een dekkend stelsel voor de verwerking van politiegegevens. Met de zinsnede «met inachtneming van de Wet politiegegevens» in de artikelen 24 en 54 van de Politiewet 2012 wordt dan ook bedoeld dat deze artikelen er slechts toe strekken de bevoegdheid te verlenen om daar waar de politie en rijksrecherche op grond van de Wpg een eigen afweging kunnen maken, voorschriften te geven. Een juiste uitvoering van de politietaak vereist immers de verwerking van een veelheid aan gegevens. Om zeker te stellen dat bepaalde gegevens beschikbaar en opvraagbaar zijn, bieden voornoemde artikelen de mogelijkheid vast te stellen welke gegevens door de politie en de rijksrecherche in ieder geval verwerkt worden en op welke wijze deze dienen te worden verwerkt met het oog op een goede uitvoering van de politietaak.

De verwerking van de politiegegevens geschiedt op de voet van de artikelen 8 (uitvoering van de dagelijkse politietaak), 9 (onderzoek in verband met de handhaving van de rechtsorde in een bepaald geval) of 10 (inzicht in de betrokkenheid van personen bij bepaalde ernstige bedreigingen van de rechtsorde) van de Wpg. Voor zover de politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig voornoemde artikelen verder worden verwerkt ten behoeve van de ondersteuning van de politietaak, is dit uitsluitend toegestaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 13 van de Wpg. Voorts is op de verstrekking van politiegegevens aan anderen dan de politie en de Koninklijke marechaussee paragraaf 3 van de Wpg van toepassing.

Onder verwerking in de zin van de Wpg wordt overigens niet alleen verstaan het verzamelen, vastleggen en bewaren van politiegegevens, maar ook het uitwissen, verwijderen of vernietigen ervan (zie artikel 1, onderdeel c, van de Wpg). De zinsnede «met inachtneming van de Wet politiegegevens» in de artikelen 24 en 54 van de Politiewet 2012 brengt dan ook mee dat de in de Wpg neergelegde regels omtrent het vernietigen en verwijderen van toepassing zijn (zie de artikelen 8, zesde lid, 9, vierde lid, 10, zesde lid, en 12, zesde lid, van de Wpg).

Nationale politie

Op de datum waarop de Politiewet 2012 in werking treedt, wordt de nationale politie in juridische zin opgericht. Feitelijk zullen de tot die datum bestaande criminele-inlichtingeneenheden van de regionale politiekorpsen en de nationale criminele-inlichtingeneenheden van het Korps landelijke politiediensten vallen onder de nationale politie. Zoals in de brief van 23 juni 2011 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer is aangegeven, is de opzet van de Minister van Veiligheid en Justitie erop gericht één landelijke informatiehuishouding bij de politie te realiseren ten behoeve van het verbeteren van de prestaties van de recherche, alsmede de werkzaamheden van de ambtenaren van politie op straat (Kamerstukken II 2010/11, 29 350, nr. 11). Eén landelijke informatiehuishouding zal op de datum van inwerkingtreding van het voorliggende besluit nog niet zijn gerealiseerd. Om die reden wordt in dit besluit nog uitgegaan van de desbetreffende krachtens de Politiewet 1993 vastgestelde regels, voorheen neergelegd in de Regeling opsporingsinformatie regionale politiekorpsen en de Regeling criminele inlichtingen eenheden, met dien verstande dat deze regels op grond van de Politiewet 2012 bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld.

Laatst genoemde regeling had naast de criminele-inlichtingeneenheden bij de politie en bij de rijksrecherche mede betrekking op de criminele-inlichtingeneenheid bij de Koninklijke marechaussee. De artikelen 24 en 54 van de Politiewet 2012 hebben geen betrekking op de Koninklijke marechaussee. In de krachtens artikel 5 van de Politiewetwet 2012 te stellen regels over de samenwerking van de politie met de Koninklijke marechaussee zal worden bepaald dat de artikelen 5 tot en met 12 van dit besluit van overeenkomstige toepassing zijn op de criminele-inlichtingeneenheid bij de Koninklijke marechaussee.

Uitgebracht advies van het College bescherming persoonsgegevens

Een ontwerp van dit besluit is met toepassing van artikel 51 van de Wet bescherming persoonsgegevens voor advies voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens (CBP). Het CBP heeft op 11 oktober 2011, nr. z2011-00806, advies uitgebracht.

Het CBP wijst erop dat de bijlage van de Regeling criminele inlichtingeneenheden (het zogenoemde Zwacri-informatierapport) met daarin onder meer de afhandelingscodes en de evaluatiecodes niet terugkomt in het ontwerpbesluit, zoals dat aan het CBP is aangeboden, en evenmin op een andere wijze inzicht wordt gegeven in de te gebruiken coderingen. Het CBP geeft aan dat in de Wpg het transparantiebeginsel niet is verwerkt hetgeen te maken heeft met de bijzondere aard van de uitvoering van de politietaak. Voorwaarde hiervoor is dat de verwerkingsprocessen voldoende duidelijk zijn voor betrokkenen. Het inzichtelijk maken van de wijze waarop de coderingen worden toegepast draagt hieraan bij. Het CBP adviseert om die reden de bijlage te behouden dan wel op andere wijze inzicht te geven in de te hanteren coderingen. Het advies van het CBP om de bijlage te handhaven is gevolgd.

Het CBP adviseert voorts het artikel inzake maatregelen in het kader van de informatiebeveiliging te handhaven. Dit advies wordt overgenomen. Hetgeen in artikel 12 van de Regeling criminele inlichtingen eenheden is geregeld, vindt zijn grondslag in artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 2012 en zal worden opgenomen in de op dat artikel gebaseerde Regeling informatiebeveiliging politie.

De tekstuele opmerkingen van het CBP zijn overgenomen, met uitzondering van het voorstel om in artikel 1 de definitie van het begrip informant op te nemen. In plaats daarvan wordt in artikel 5, derde lid, verwezen naar artikel 12, zevende lid, van de Wpg.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel geeft voor de toepassing van dit besluit enkele definitiebepalingen.

Criminele-inlichtingeneenheid

Gelet op de wettelijke grondslag om regels te stellen, ziet dit besluit op de criminele-inlichtingeneenheden van de politie en de rijksrecherche. De criminele-inlichtingeneenheid van de rijksrecherche neemt een andere positie in dan de criminele-inlichtingeneenheden van de politie, omdat de rijksrecherche is belast met het doen van onderzoek naar feiten, waarbij veelal het (strafbaar) handelen van overheidsfunctionarissen centraal staat. De werkzaamheden van de criminele-inlichtingeneenheid van de rijksrecherche dient dan ook in het licht van de algemene taakstelling van de rijksrecherche te worden bezien.

Artikel 2

Op de datum van inwerkingtreding van de Politiewet 2012 die voorziet in de invoering van de nationale politie, zal er binnen de politie nog geen sprake zijn van één landelijke informatiehuishouding. De krachtens de Politiewet 1993 bestaande centrale verwijzingsindex waarin de afzonderlijke regionale politiekorpsen gegevens verwerkten, zal na die datum blijven bestaan. Met artikel 2 wordt veilig gesteld dat de politie gehouden is om met behulp van de centrale verwijzingsindex herkenningsdienstsysteemgevens te verwerken alsmede deze gegevens te verstrekken aan de Koninklijke marechaussee.

Artikel 24, onderdeel a, van de Politiewet 2012 bepaalt dat bij de verwerking van politiegegevens met het oog op de in dit besluit genoemde doeleinden de Wpg in acht wordt genomen. De verwerking van de in artikel 2 genoemde doeleinden geschiedt op grond van de artikelen 8 (de dagelijkse politietaak) en 9 (handhaving van de rechtsorde in een bepaald geval) van de Wpg.

Artikelen 3 en 4

De artikelen 3 en 4 schrijven dwingend voor dat gegevens omtrent signaleringen, dactyloscopische signalementen, dactyloscopische sporen en gedeelten daarvan worden verwerkt. Net als bij artikel 2, geldt dat de verwerking van de politiegegevens geschiedt op grond van de artikelen 8 en 9 van de Wpg.

Artikel 5

De ministeriële regeling op grond van artikel 30, tweede lid, van de Politiewet 2012 bepaalt dat er criminele-inlichtingeneenheden bij de politie zijn. Artikel 5 van het Besluit verplichte politiegegevens bepaalt welke werkzaamheden de criminele-inlichtingeneenheden van de politie en van de rijksrecherche moeten verrichten in het kader van de verwerking van gegevens. De reikwijdte van dit artikel wordt bepaald door artikel 10, eerste lid, onder a, van de Wpg. Het betreft politiegegevens met betrekking tot georganiseerde criminaliteit, misdrijven waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld of bij algemene maatregelen van bestuur omschreven misdrijven die gezien hun aard of samenhang met andere door de betrokkene begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren.

In het eerste lid, onderdeel a, is opgenomen het verzamelen en verifiëren van criminele-inlichtingen. Op grond van artikel 1, onderdeel f, wordt onder criminele-inlichtingen verstaan gegevens die in aanmerkingen komen voor verwerking op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wpg. Op het moment van het verzamelen en het (zo mogelijk) verifiëren behoeft overigens nog geen zekerheid te bestaan omtrent de mogelijkheid tot het vastleggen van de gegevens. Het kan immers zijn dat elders beschikbare en op te vragen gegevens in combinatie met de in eerste instantie ingewonnen gegevens pas tot de conclusie kunnen leiden dat vastlegging gerechtvaardigd is. Veelal zal de hier bedoelde verzameltaak inhouden dat gegevens worden opgevraagd uit open bronnen, politieregisters en andere registraties en mede omvatten het nauwkeurig tegen het licht houden van tips, meldingen en dergelijke die op een andere wijze bij de criminele-inlichtingeneenheid terecht zijn gekomen.

De onderdelen b en e van het eerste lid worden hier tezamen toegelicht, aangezien zij beide op het verwerken van politiegegevens. Ten aanzien van onderdeel e wordt erop gewezen dat de Wpg (artikel 15, eerste lid) uitgaat van het beginsel van vrije verstrekking aan andere verantwoordelijken in de zin van artikel 1, onderdeel f, van de Wpg. Daaronder vallen ook de verantwoordelijken ten aanzien van de bijzondere opsporingsdiensten (artikel 46 van de Wpg en artikel 1, onderdeel c, van het Besluit politiegegevens bijzondere opsporingsdiensten). Slechts in bijzondere gevallen kan, indien dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de politietaak, de terbeschikkingstelling van politiegegevens worden geweigerd of kunnen beperkende voorwaarden worden gesteld aan de verdere verwerking (artikel 15, tweede lid, van de Wpg).

Onderdeel c omvat het inwinnen van criminele-inlichtingen en andere opsporingsrelevante informatie door middel van het runnen van informanten. Onder informant wordt verstaan een persoon die heimelijk aan een opsporingsambtenaar informatie verstrekt omtrent strafbare feiten of ernstige schendingen van de openbare orde, die door andere zijn of worden gepleegd of verricht, welke verstrekking gevaar voor deze persoon of voor derde oplevert (artikel 12, zevende lid, van de Wpg). Hieronder vallen zowel de informanten die opereren op basis van artikel 3 van de Politiewet 2012 als informanten die medewerking verlenen aan de opsporing uit hoofde van artikel 126v van het Wetboek van Strafvordering.

De in dit onderdeel bedoelde vorm van informatie-inwinning ziet in beginsel op beide genoemde categorieën van informanten. De criminele-inlichtingeneenheid onderhoudt contacten met informanten die gegevens kunnen aanleveren die in aanmerking kunnen komen voor verwerking. Contacten met informanten die medewerking verlenen aan de opsporing uit hoofde van artikel 126v van het Wetboek van Strafvordering geschiedt in beginsel door de Unit Werken Onder Dekmantel, maar kan ook geschieden door een criminele-inlichtingeneenheden. In dat geval zal ten aanzien van de criminele-inlichtingeneenheden steeds sprake zijn van een ondersteunende en louter uitvoerende taakuitvoering onder gezag en toezicht van de betrokken officier van justitie, geïnitieerd in het kader van een opsporingsonderzoek.

Ten aanzien van onderdeel d, de analysewerkzaamheden, wordt erop gewezen dat het analyseren van criminele-inlichtingen niet alleen dient voor het signaleren van criminaliteitsontwikkelingen en de periodieke verslaglegging ten behoeve van criminaliteitsbeelden. Het analyseren van criminele-inlichtingen geldt ook als een losstaande werkzaamheid die bijvoorbeeld tot verrijking van geregistreerde informatie kan leiden of kan uitmonden in gegevens die zich direct lenen voor operationeel gebruik.

Het tweede lid legt vast dat criminele-inlichtingeneenheden bij de uitoefening van hun werkzaamheden, waar nodig, gebruik maken van de door de minister aangewezen verwijzingsindex. Met een dergelijke verwijzingsindex kan bijvoorbeeld worden bezien of bepaalde personen bij andere criminele-inlichtingeneenheden reeds bekend zijn, hetgeen aanleiding kan zijn tot onderling overleg.

In het derde lid is bepaald dat het runnen van informanten uitsluitend geschiedt door de criminele-inlichtingeneenheid. Ten aanzien van de rijksrecherche wordt opgemerkt dat deze dienst het runnen van informanten zelfstandig ter hand kan nemen indien dit valt binnen de taakuitvoering van deze dienst.

Artikel 6

Dit artikel draagt de criminele-inlichtingeneenheden op informantgegevens te verwerken. Uit de Wpg volgt dat dit overeenkomstig de regels, gesteld in artikel 12, dient te geschieden.

Artikel 7

Dit artikel wordt deels overlapt door artikel 15, eerste lid, van de Wpg. Dat artikel bepaalt dat de verantwoordelijke politiegegevens ter beschikking stelt aan personen die door hemzelf dan wel door een andere verantwoordelijke zijn geautoriseerd voor de verwerking van politiegegevens, voor zover zij deze behoeven voor de uitvoering van hun taak. Voor zover andere gegevens door criminele-inlichtingeneenheden worden verwerkt, bepaalt artikel 7 dat ook deze gegevens worden uitgewisseld.

Aan de uitwisseling van (politie)gegevens wordt voorts toegevoegd dat deze uitwisseling op een bepaalde gestandaardiseerde wijze dient te geschieden. Het tweede en derde lid strekken ertoe twee ambtenaren van elke criminele-inlichtingeneenheid rechtstreekse toegang te verlenen tot het bestand met criminele-inlichtingen. Dit biedt de mogelijkheid tot snellere en effectievere aanvulling en verificatie van mogelijk relevante gegevens.

Artikel 8

Dit artikel geeft aan welke gegevens criminele-inlichtingeneenheden aan de nationale criminele-inlichtingeneenheid dienen te verstrekken. De voorschriften komen overeen met die van artikel 7 van de Regeling criminele inlichtingen eenheden. Uit het tweede lid volgt dat criminele-inlichtingeneenheden verplicht zijn de desbetreffende gegevens via de geautomatiseerde verwijzingsindex aan de nationale criminele-inlichtingeneenheid te verstrekken.

Artikel 9

De nationale criminele-inlichtingeneenheid vervult een coördinerende en initiërende rol bij de samenwerking tussen de criminele-inlichtingeneenheden van de politie en de rijksrecherche. Om deze rol goed te kunnen vervullen, is het nodig te beschikken over de gegevens die de criminele-inlichtingeneenheden uit hoofde van artikel 8 dienen te verstrekken. In dit artikel wordt vervolgens bepaald dat de verstrekte informatie ook daadwerkelijk wordt bijgehouden en zo nodig geanalyseerd. Zo verwerkt de nationale criminele-inlichtingeneenheid criminele-inlichtingen van nationale en internationale betekenis. Verder draagt deze eenheid ervoor zorg dat de personalia of bedrijfsgegevens van alle personen die op grond van artikel 10, tweede lid, onderdelen a en b, van de Wpg geregistreerd zijn, worden opgenomen in een verwijzingsindex die voor de criminele-inlichtingeneenheid toegankelijk is. Tot slot houdt de nationale criminele-inlichtingeneenheid de codes bij die zijn toegewezen aan informanten die voor de criminele-inlichtingeneenheden werkzaam zijn.

Naast deze verwerking van gegevens vervult de nationale criminele-inlichtingeneenheid ook een informerende taak, enerzijds in het kader van de coördinatie van de samenwerking tussen de criminele-inlichtingeneenheden en anderzijds ook zelfstandig, bijvoorbeeld naar aanleiding van een rechtshulpverzoek. Overigens worden door de nationale criminele-inlichtingeneenheid ook buitenlandse gegevens getoetst aan de criteria voor verwerking op grond van de Wpg. Indien dergelijke gegevens daaraan voldoen, kan tot verwerking worden overgegaan, mits ook andere feiten en omstandigheden (bijv. geen toestemming van het verstrekkende land) zich daartegen niet verzetten.

Artikelen 10 en 11

Deze artikelen bieden de mogelijkheid om nadere eisen te stellen aan de vereiste deskundigheid van het personeel dat werkzaam is bij de criminele-inlichtingeneenheid (artikel 10). Daarnaast wordt het dienstverband bij deze eenheid gekoppeld waar het gaat om de functie waarbinnen de taak als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, wordt uitgevoerd, vanwege de kwetsbaarheid van de functie, gekoppeld aan een maximale periode van acht jaar. Dit sluit aan bij het integriteitbeleid van de politie.

Artikel 12

Artikel 12 bevat enkele regels over de wijze waarop de criminele-inlichtingeneenheid gegevens verwerkt. Zij hebben betrekking op het treffen van adequate beschermingsmaatregelen tegen onbevoegde kennisneming van informatie.

Wat betreft de informatiebeveiliging zijn de krachtens artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 2012 gestelde regels van toepassing.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven