Provinciaal blad van Flevoland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Flevoland | Provinciaal blad 2019, 8050 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Flevoland | Provinciaal blad 2019, 8050 | Verordeningen |
Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland houdende regels omtrent nautisch beheer (Nadere regels Nautisch beheer Flevoland)
Gedeputeerde Staten van Flevoland maken overeenkomstig artikel 3:42, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 136 van de Provinciewet dat zij op 3 december 2019 onder nummer 2465906 hebben besloten de nadere regels Nautisch beheer Flevoland vast te stellen.
Dit besluit treedt in werking op 17 december 2019 en luidt als volgt;
NADERE REGELS NAUTISCH BEHEER FLEVOLAND
Gedeputeerde Staten van Flevoland
Overwegende dat met het besluit van 3 december 2019 de nadere regels nautisch beheer Flevoland zijn vastgesteld.
Overwegende dat het doel van deze nadere regels om de voorwaarden voor het gebruik van de provinciale vaarten en objecten in één kader nader vast te stellen.
Gelet op artikel 4.81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht
Het nautisch beheer richt zich op de zorg voor een veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer. De provincie Flevoland is nautisch beheerder van ongeveer 169 kilometer vaarweg. Het betreft de vaarwegen die voor de beroepsvaart van belang zijn. Daarnaast voert de provincie nautische taken uit op enkele recreatieve vaarwegen die niet in eigendom van de provincie zijn. In de vaarwegen liggen ook diverse bruggen en sluizen. Het provinciale vaarwegennet met haar oevers wordt gebruikt door de beroepsvaart en de recreatievaart (zeil- en motorboten, kano’s en roeiboten). Daarnaast is er recreatief medegebruik van de oevers (vissen) en particulier gebruik van de oevers (aanwonenden).
De provincie is als nautisch beheerder verantwoordelijk voor een goede regulering van het gebruik van haar vaarwegen en objecten. Deze verantwoordelijkheid omvat onder andere:
Daarnaast speelt het toezicht op het gebruik van de vaarweg en indien nodig ook handhaving van de regels hierbij een rol.
Het doel van deze nadere regels is het eenduidig en in één document vastleggen van de aspecten met betrekking tot het nautisch beheer van de provincie Flevoland.
Het nautisch beheer moet niet worden verward met het vaarwegbeheer. Het vaarwegbeheer omvat alle maatregelen die nodig zijn om een vaarweg in stand te houden. Het nautisch beheer richt zich op de zorg voor een veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer.
De voorliggende nadere regels nautisch beheer geeft een overzicht van het nautisch beleid zoals de provincie dit toepast op de vaarten, waar de provincie het nautisch beheer uitvoert. Tevens vormt het de basis voor het toezicht en de handhaving.
Dit besluit treedt in werking op 17 december 2019
Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels nautisch beheer Flevoland
De notitie is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Hoofdstuk 1 beschrijft het juridische en wettelijke kader van het vaarwegbeheer. Hoofdstuk 2 beschrijft de regels en geeft een toelichting op de regels op de provinciale vaarwegen. Hoofdstuk 3 beschrijft de regels en geeft een toelichting op de regels over de provinciale bruggen en sluizen. Hoofdstuk 4 bevat de regels met betrekking tot het gebruik van de oevers. Hoofdstuk 5 beschrijft het toepassingskader van het nautisch beleid en hoofdstuk 6 beschrijft het toezicht en de handhaving van het nautisch beheer op de provinciale vaarwegen.
1 JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE KADERS
Het doel van het nautisch beheer is in de eerste plaats een veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer en het gebruik van de oevers. Om deze regels te borgen is een juridisch kader nodig. Dit kader is neergelegd in diverse landelijke wetten en regels. Als nautisch beheerder is de provincie gehouden om aan deze wetten te voldoen.
Gedeputeerde Staten heeft, mede op basis van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR), aanvullend enkele nadere regels opgesteld. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste wetgeving die op de provinciale vaarwegen van kracht zijn. De inhoudelijke tekst van deze wetten is na te lezen op www.wetten.overheid.nl.
De Scheepvaartverkeerswet (SVW) is een raamwet. In de SVW staan algemene regels voor het veilige en vlotte verloop van het scheepvaartverkeer. Deze regels zijn verder uitgewerkt in scheepvaartreglementen. De wet is van toepassing op het verkeer van alle type schepen en andere vaartuigen, inclusief de recreatievaart. De SVW regelt onder meer de veiligheid en de doorstroming van het scheepvaartverkeer, het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan onder andere oevers, dijken, bruggen en sluizen, het voorkomen of beperken van verontreiniging door scheepvaart. Verder vormt de wet ook de basis voor het aanbrengen van verkeerstekens en stelt regels voor de bevoegdheidstoedeling voor het nautisch beheer en de bevoegdheid tot toezicht en opsporing.
Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer
Voor het plaatsen van een verkeersteken moet op grond van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (BABS) een verkeersbesluit worden genomen. Het BABS stelt onder meer regels voor de totstandkoming van het verkeersbesluit, de bekendmaking en bezwaar en beroep.
Het Binnenvaart Politiereglement (BPR) bevat de verkeersregels over het gebruik van de binnenwateren. Er staan o.a. regels in over:
Het BPR is van kracht op alle binnenwateren in het Rijk dus ook alle provinciale wateren.
Binnenvaartwet, Binnenvaartbesluit en de regeling
Hierin worden eisen gesteld aan de bouw, de inrichting en de uitrusting van een (vracht)schip. Ook regelt de wet de eisen die aan de vakbekwaamheid van een schipper worden gesteld, bijvoorbeeld wanneer een groot vaarbewijs is vereist.
De wrakkenwet regelt dat een vaarwegbeheerder voorwerpen zoals vaartuigen, overblijfselen van vaartuigen en alle andere voorwerpen die in openbare wateren zijn gezonken of aan de grond zijn geraakt kan verwijderen, zonder dat deze door belanghebbenden van het vaartuig aansprakelijk kan worden gesteld voor door die opruiming aan hen toegebrachte schade. Tevens mag de vaarwegbeheerder onder voorwaarden het geborgene verkopen, als vergoeding van de kosten van de berging.
De Waterwet regelt onder meer de toedeling van het vaarwegbeheer door provincies. In het kader van deze wet hebben provincies rond de invoering ervan in 2009 een traject doorlopen, waarbij ze hebben vastgesteld welke wateren vaarwegen zijn en wie de beheerder van dat vaarwater is. Dit als gevolg van een omissie van de wet, waarin de mogelijkheid dat ook provincies vaarwegbeheerder zijn onvoldoende was opgenomen.
Sinds 1 april 2015 is het Basisnet water in werking getreden. Hierin zijn risicoplafonds voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water vastgesteld. Het beleid is er opgericht om voldoende afstand te houden naar risicobronnen en kwetsbare objecten. Het basisnet ligt in Flevoland op het Markermeer, IJsselmeer en Ketelmeer, dus buiten de provinciale vaarten. Voor bedrijven langs de provinciale vaarroutes zijn de gemeente in eerste instantie verantwoordelijk om er op toe te zien dat er geen situaties ontstaan die vanuit externe veiligheidsrisico’s onwenselijk zijn. Er is geen specifiek provinciaal beleid hierover.
Omgevingsverordening Flevoland
In de omgevingsverordening Flevoland staat in artikel 6.4 dat de provincie Flevoland is belast met het vaarwegbeheer van een aantal nadere genoemde provinciale wateren
(zie bijlage 1). Hoofdstuk 15 stelt regels ter instandhouding van de bij de provincie Flevoland in beheer zijnde vaarwegen en ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik van die vaarwegen (art. 15.1). De basis is dat het is verboden gebruik te maken van een openbare weg of vaarweg, anders dan waartoe deze is bestemd (art. 15.3). Het college van gedeputeerde Staten (GS) zijn bevoegd om ontheffingen te verlenen en nadere regels op te stellen indien de belangen bedoeld in artikel 15.1 zich daar niet tegen verzetten.
In dit kader zijn er nadere regels voor ligplaatsen en afmeervoorzieningen opgesteld.
Het doel van de nadere regels voor ligplaatsen en afmeervoorzieningen is om vast te leggen of en zo ja waar de oevers van de provinciale vaarten gebruikt kunnen worden om bijvoorbeeld schepen af te meren. Daarbij gaat het om drie aspecten:
De Keur van het waterschap Zuiderzeeland is een wettelijke regeling die o.a. van toepassing is op de schouw, veranderingen in het watersysteem, het aanleggen van duikers, dammen of werkzaamheden bij de dijken. Hierdoor heeft deze ook invloed op de provinciale sluizen en vaarwegen. De provinciale vaarwegen spelen een grote rol in het waterkwantiteitsbeheer van Flevoland. Voor het waterkwantiteitsbeheer heeft het waterschap middels de legger de vereiste profielen van de watergangen vastgelegd.
Diverse besluiten provincie Flevoland
De provincie heeft als vaarwegbeheerder in de loop der jaren diverse besluiten genomen over het gebruik van de vaarwegen. In deze notitie zijn alle besluiten over het gebruik van de vaarwegen bij elkaar gebracht, zodat er één overzicht wordt geboden van de regels en voorwaarden van het gebruik van de provinciale vaarten en bruggen en sluizen.
Naast de juridische kaders zijn er ook beleidsmatige kaders die invloed hebben op het nautisch beheer.
De mobiliteitsvisie geeft een doorkijk naar de ontwikkeling van de mobiliteit met als horizon 2030. Ten aanzien van de vaarwegen is beschreven dat:
Als hoofddoel voor de vaarwegen is gedefinieerd het ontwikkelen van aantrekkelijke vaarwegen die bijdragen aan recreatieve ontwikkelingen in Flevoland.
Als uitwerking op de mobiliteitsvisie is een programma mobiliteit en ruimte gemaakt waarin de volgende doelstellingen voor de vaarwegen zijn opgenomen:
De nota nautisch beleid voorziet in een behoefte om de regels over het gebruik van de provinciale vaarwegen zoveel mogelijk in één nota te verzamelen en hiermee een duidelijk kader te stellen voor het gebruik van de provinciale vaarwegen, passend binnen de huidige kaders en indien nodig in de toekomst aan te passen indien de uitwerking van het programma hiertoe aanleiding toe geeft.
Richtlijnen Vaarwegen 2017 (RVW 2017)
Een landelijk kader voor de inrichting van bruggen, sluizen en vaarwegen zijn de Richtlijnen Vaarwegen 2017. Deze Richtlijnen zijn uitgegeven door Rijkswaterstaat en gelden als richtlijn voor de uitgangspunten die aan (nieuwe) bruggen, sluizen en vaarwegen worden gesteld. Doel van de richtlijnen zijn een kader te bieden voor uniforme en veilige voorwaarden voor de vaarwegen.
Beleidsafspraken Nautisch beheer
De provincie voert naast het nautische beheer op haar watergangen in eigendom, ook nautisch beheer op de volgende trajecten (zie bijlage 1):
De Hoge Dwarsvaart is de verbinding tussen de provinciale sluis De Blauwe Dromer en de Hoge Vaart. Deze vaart is in beheer en eigendom van het Waterschap. De behoefte aan nautisch beheer is ontstaan nadat de provincie met de aanleg van de sluis de Blauwe Dromer een vaarverbinding heeft gecreëerd tussen de Hoge Vaart en het Veluwemeer.
De Larservaart is de verbinding tussen de Hoge en Lage Vaart. Deze vaart is in beheer en eigendom van het Waterschap. De behoefte aan nautisch beheer is ontstaan nadat de provincie met de aanleg van de Larsersluis een recreatieve vaarverbinding heeft gecreëerd tussen de Hoge en de Lage Vaart.
Blauwe Diamant (3,5 km gerealiseerd, 2,8 km nog aan te leggen)
De Blauwe Diamant bestaat uit twee recreatieve vaarverbindingen tussen de Hoge Vaart en het Wolderwijd. Van deze verbinding is de sluis bij Zeewolde en een vaart nog in aanleg. Voor de vaarverbinding Hoge Vaart – Blauwe Diamant (tot aan het viaduct met de Spiekweg) is in 2007 door GS besloten dat de provincie het nautisch beheer uitvoert, zijnde:
Deze vaart is in beheer en eigendom van het Waterschap.
Een volgende stap in het nautisch beheer is de afstemming met de eigenaren van andere vaarwateren om te komen tot duidelijkere en uniforme regels voor de vaarweggebruiker op de Flevolandse wateren.
2 NADERE REGELS NAUTISCH BEHEER PROVINCIALE VAARWEGEN
2.1 Besluit nadere regels provinciale vaarwegen
2.2 Toelichting op de nadere regels provinciale vaarwegen
2.2.1 Toelichting op artikel 1 Toepasselijkheid
De provincie is eigenaar van acht provinciale vaarwegen met in totaal 168,8 kilometer lengte (zie bijlage 1). Een overzicht van deze vaarwegen met kenmerken staat in tabel 2.1. De nadere regels provinciale vaarwegen hebben betrekking op deze vaarwegen. In bijlage 2 is een kaart met toegestane maten voor de scheepvaart per vaart opgenomen.
Tabel 2.1 Overzicht provinciale vaarwegen
2.2.2 Toelichting op artikel 2 Vaarverbod wegens te grote afmetingen of diepgang
De maximale afmetingen van de schepen op de provinciale vaarten gelijk aan de maximaal toegelaten afmetingen van de sluizen. Alleen via de provinciale sluizen kunnen de provinciale vaarten bereikt worden. Uitzondering hierop is het Vollenhoverkanaal, hiervoor wordt als enige een nieuwe maximale scheepsafmeting voorgesteld.
In bijlage 2 is een kaart met toegestane maten voor de scheepvaart per vaart opgenomen.
Tabel 2.2 Maximale afmetingen scheepvaart per vaart.
2.2.2.1 Ontheffing voor het afwijken van de maximaal toelaatbare afmetingen
Het college van GS kan een ontheffing verlenen voor het afwijken van de maximaal toelaatbare afmetingen op de vaarwegen. Het gaat hierbij over een incidenteel bijzonder transport over de provinciale vaarten. Aan een ontheffing worden specifieke voorwaarden gesteld, die per ontheffing kunnen verschillen. De procedure staat beschreven in bijlage 3.
2.2.3 Toelichting op artikel 3 Vaarverbod wegens overschrijden maximale snelheid
Volgens artikel 6.20 van het BPR moet een schip zijn snelheid zodanig regelen, dat hinderlijke waterbeweging waardoor schade aan een varend of een stilliggend schip of drijvend voorwerp of aan een werk (of oevers) zou kunnen worden veroorzaakt wordt vermeden. Daarnaast bepaalt artikel 8.06 BPR, dat een snel varend schip niet sneller mag varen dan 20 km per uur. Het college van GS heeft echter besloten om de maximale vaarsnelheid van 20 km/u uit het BPR (artikel 8.06) te verlagen naar 12 km per uur. Het college van GS kan ook trajecten benoemen waar een andere vaarsnelheid toegestaan is. Op dit moment zijn die nog niet toegewezen. Een overzicht van de maximum snelheden staat aangegeven in tabel 2.4 en op de kaart in bijlage 4 .
Tabel 2.4 Toegestane maximumsnelheden
2.2.3.1 Ontheffing voor het afwijken van de maximaal toelaatbare snelheid
Het college van GS kan een ontheffing verlenen voor het afwijken van de maximaal toelaatbare snelheid. Aan een ontheffing worden specifieke voorwaarden gesteld, die per ontheffing kunnen verschillen. De ontheffingsmogelijkheid is met name bedoeld voor handhavings- en hulpdiensten.
De procedure staat beschreven in bijlage 3.
2.2.4 Toelichting op Artikel 4 Tijdelijke maatregelen
Het college van GS kan in geval van bijzondere omstandigheden de doorvaart tijdelijk beperken of nader regelen.
2.2.4.1 Tijdelijke maatregelen ten aanzien van stremmingen door extreem weer e.d.
Het college van GS heeft de afdeling Infrastructuur gemachtigd tot het nemen van besluiten omtrent het opleggen van een (tijdelijk) vaarverbod bij de extreme weersomstandigheden. Hierbij kan gedacht worden aan bijv. ijsvorming:
Een stremming door ijsvorming wordt zo snel mogelijk bekend gemaakt middels een melding aan de Waterkamer van RWS. De Waterkamer plaatst alle meldingen op de site Externe link: http://vaarweginformatie.nl en verstuurt alle meldingen naar geregistreerde gebruikers.
De ontwikkeling van de ijsgroei wordt periodiek doorgegeven aan RWS, waarbij op Externe link: http://vaarweginformatie.nl de actuele ijsinformatie wordt weergegeven. De procedure staat in bijlage 5 uitgewerkt.
2.2.4.2 Stremmingen bij calamiteiten
Het college van GS heeft de afdeling Infrastructuur gemachtigd tot het nemen van besluiten omtrent het opleggen van een vaarverbod bij calamiteiten. Bij een ernstige calamiteit kan het nodig zijn om een vaarverbod op het desbetreffende vaarwegdeel uit te vaardigen. Dit vaarverbod zal duren zolang als dit voor het afhandelen van de calamiteit, eventueel nader onderzoek en/of het repareren van schade nodig is.
2.2.4.3. Stremmingen bij aanleg- en onderhoudswerkzaamheden
Het college van GS heeft de afdeling Infrastructuur gemachtigd tot het nemen van besluiten omtrent stremmingen bij werkzaamheden in haar vaarwegen. In het kader van aanleg- en onderhoudswerkzaamheden kan een gedeelte van een vaarweg worden gestremd. De meeste onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder stremmingen worden uitgevoerd, maar in het geval van bijzondere werkzaamheden waarbij de scheepvaart niet meer mogelijk is, kan er een scheepvaartverbod worden afgekondigd voor een bepaalde periode.
Stremmingen bij aanleg- en onderhoudswerkzaamheden
|
|||
|
2.2.4.4 Stremmingen bij evenementen
Het college van GS heeft de afdeling Infrastructuur gemachtigd tot het nemen van besluiten omtrent tijdelijke afsluitingen of gebruik van de vaarwegen ten behoeve van evenementen. Voor het houden van een evenement op of langs het water dient, 8 weken voor het evenement, een ontheffing te worden aangevraagd, waarin specifieke voorwaarden kunnen worden gesteld. Uitgangspunt is dat de provincie geen werkzaamheden uitvoert of voorzieningen treft ten behoeve van het evenement.
Het stremmen van de vaarweg voor een evenement kan slechts op zeer beperkte schaal plaatsvinden indien:
Een stremming voor een evenement wordt door de provincie van te voren bekend gemaakt middels een melding aan de Waterkamer. De Waterkamer plaatst alle meldingen op de site Externe link: http://vaarweginformatie.nl en verstuurt alle meldingen naar geregistreerde gebruikers. Voor een publicatie gelden de volgende termijnen:
|
2.2.5 Toelichting op Artikel 5 Specifieke maatregelen
Het college van GS kan op basis van artikel 15.13 van de Omgevingsverordening Flevoland nadere regels stellen, indien de belangen bedoeld in artikel 15.1 van de Omgevingsverordening Flevoland zich daar niet tegen verzetten. Artikel 15.1 stelt dat regels ten doel moeten hebben ‘de instandhouding van de bij de provincie Flevoland in beheer zijnde wegen en vaarwegen en ‘ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik van die openbare wegen en vaarwegen moeten zijn’.
Daarnaast biedt het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) mogelijkheden om als bevoegd gezag van een vaarweg specifieke maatregelen te treffen.
Het college van GS heeft de volgende specifieke maatregelen vastgesteld:
Het is niet gewenst dat schepen kunnen ankeren in de provinciale vaarten, omdat dit gevaarlijke situaties kan opleveren en het gewenst is dat er dan direct kan worden opgetreden. Derhalve is dit verboden.
2.2.5.1.1 Ontheffing voor het af te mogen wijken van het ankerverbod
Het college van GS heeft de afdeling infrastructuur gemachtigd om middels een werkopdracht (eigen werkzaamheden) of een ontheffing voor een werk (uitvoering werken derden) een tijdelijke ontheffing van dit verbod op te nemen in de voorwaarden van de ontheffing, indien het ankeren voor de uitvoering van de werkzaamheden nodig is. Hieraan zullen voorwaarden worden verbonden ten aanzien van veiligheid en het voorkomen van schade. Aan een ontheffing worden specifieke voorwaarden gesteld, die per ontheffing kunnen verschillen. De procedure staat beschreven in bijlage 3.
2.2.5.2 Watersport zonder schip
Conform het Binnenvaartpolitiereglement (artikel 8.08 BPR) is het zwemmen, watersport zonder gebruik te maken van een schip en onderwatersport verboden:
a. op een wachtplaats of in de onmiddellijke nabijheid van een brug, een sluis of een stuw;
b. in gedeelten van de vaarweg bestemd voor de doorgaande scheepvaart;
d. in havens en nabij de ingangen daarvan;
e. in de nabijheid van meergelegenheden;
f. in gebieden aangewezen voor snelvaren of waterskiën;
g. in de door de bevoegde autoriteit aangewezen gebieden.
Conform artikel 8.08 sub g BPR kan het college van GS aanvullende locaties aanwijzen waar zwemmen c.q. watersport zonder gebruik te maken van een schip en onderwatersport verboden is. Rondom bruggen en sluizen is een vaste afstand gewenst de gevaarzetting van het zwemmen e.d. vanaf of rondom een brug of sluizen te voorkomen. Daarnaast maakt de Oostervaart deel uit van de relatief intensief gebruikte vaarroute voor de beroepsvaart Noordersluis-Industrieterrein Oostervaart. De Oostervaart is in deze vaarroute het smalste gedeelte, waarbij het vanuit veiligheidsoogpunt niet gewenst is dat er wordt gezwommen of watersport zonder schip wordt beoefend.
2.2.5.3 Verbod op varend ontgassen
Provinciale staten hebben op 18 april 2018 middels de 6e wijziging van de verordening voor de fysieke leefomgeving besloten op een verbod op het zgn. varend ontgassen.
3 NADERE REGELS NAUTISCH BEHEER PROVINCIALE BRUGGEN EN SLUIZEN
3.1 Besluit nadere regels provinciale bruggen en sluizen
3.2 Toelichting op de nadere regels provinciale bruggen en sluizen
3.2.1 Toelichting op artikel 1 Toepasselijkheid
De provincie is eigenaar van 14 beweegbare objecten in de provinciale vaarten. Een overzicht van deze objecten staat in tabel 3.1. De nadere regels provinciale bruggen en sluizen hebben betrekking op deze objecten. Daarnaast bedient de provincie een aantal objecten voor andere overheden. Deze staan vermeld in tabel 3.2. De nadere regels provinciale bruggen en sluizen hebben ook betrekking op deze objecten.
Niet alle bruggen in de provinciale vaarwegen worden bediend door de provincie. De bruggen die worden bediend door de gemeenten vallen niet onder de voorwaarden zoals beschreven in deze notitie. Per gemeente kunnen de voorwaarden en regels verschillen. In tabel 3.3 staat een overzicht van deze bruggen.
Tabel 3.1 Objecten in provinciaal beheer en eigendom
Tabel 3.2 Gemeentelijk object door de provincie bediend
Tabel 3.3 Gemeentelijke beweegbare bruggen niet in provinciaal beheer
3.2.2 Toelichting op Artikel 2 Vaarverbod wegens te grote afmetingen of diepgang
Per object zijn de maximale afmetingen van een te passeren schip vastgelegd. In tabel 3.4 staan de maten per object vermeld. Indien een schip niet voldoet aan de in tabel 3.4 gestelde afmetingen mag het niet de sluis of brug passeren, tenzij er sprake is van een ontheffing.
|
||||||
|
||||||
|
||||||
|
||||||
|
||||||
|
||||||
|
||||||
|
||||||
|
||||||
|
||||||
Tabel 3.4 Maximale afmetingen scheepvaart per sluis of brug
Ingevolge artikel 6.26 BPR mag de bevoegde autoriteit, teneinde de veiligheid of de goede orde van de scheepvaart dan wel het zonder oponthoud doorvaren van de doorvaartopening van een beweegbare brug te verzekeren, wanneer een schip de brug nadert of de doorvaartopening daarvan doorvaart, aan de schipper een verkeersaanwijzing geven.
Artikel 6.28 lid 15 BPR: de bevoegde autoriteit kan, teneinde de veiligheid of de goede orde van de scheepvaart, dan wel het zonder oponthoud doorvaren van de sluis en het doelmatig gebruik daarvan, te verzekeren, wanneer een schip zich in een sluis of op een wachtplaats daarvan bevindt, aan de schipper een verkeersaanwijzing geven. Daarbij kan dit artikel worden aangevuld, dan wel daarvan worden afgeweken. De schipper is verplicht aan deze verkeersaanwijzing gevolg te geven.
3.2.2.1 Ontheffing voor het afwijken van de maximaal toelaatbare afmetingen.
Het college van GS kan een ontheffing verlenen voor het afwijken van de maximaal toelaatbare afmetingen. Aan een ontheffing worden specifieke voorwaarden gesteld, die per ontheffing kunnen verschillen.
In dit kader heeft het college van GS de volgende besluiten vastgesteld:
3.2.3 Toelichting op Artikel 3 Bediening van sluizen en bruggen voor de scheepvaart
Het college van GS heeft bedieningstijden van provinciale sluizen en bruggen vastgesteld. Deze staan vermeld in tabel 3.6.
Als feestdagen zijn gedefinieerd: Nieuwjaarsdag (1 jan), 1e en 2e Paasdag, Hemelvaartsdag, 1e en 2e Pinksterdag, Koningsdag (27 apr), 1e en 2e Kerstdag. |
Tabel 3.6 Bedientijden Bruggen en Sluizen
3.2.3.1 Vastgestelde afwijkingen op bedientijden bruggen en sluizen
Het college van GS kan in geval van bijzondere omstandigheden het schutten of de doorvaart op bepaalde tijdstippen beperken of nader regelen. Vastgestelde uitzonderingen op de bedientijden staan in tabel 3.7.
Vastgestelde afwijkingen op bedientijden bruggen en sluizen 1. Arie de Witbrug ( Urkervaart ) De Arie de Witbrug op Urk is dicht voor de scheepvaart op werkdagen tussen 12.45 en 13.15 uur en tussen 13:45 en 14:15 uur in verband met het woon-werkverkeer tussen de middag op Urk. 2. Brug in de Urkersluis ( Urkervaart ) De brug in de Urkersluis op Urk is dicht voor de scheepvaart op werkdagen tussen 12.45 en 13.15 uur en tussen 13:45 en 14:15 uur in verband met het woon-werkverkeer tussen de middag op Urk. De sluis wordt wel bediend, mits de brug niet open hoeft. 3. De brug van de Marknessersluis De brug van de Marknessersluis in Marknesse is dicht voor de scheepvaart op werkdagen tussen 11:45 en 12:15 uur en tussen 12:45 en 13:15 uur, met uitzondering van de schoolvakanties in het basisonderwijs (Externe link: www.schoolvakanties.nl) in verband met de schoolgaande jeugd. De Vollenhoverbrug gaat op werkdagen tussen 16:00 en 18:00 uur twee keer open (om 16.30 en 17.30 uur) voor de beroepsscheepvaart in verband met de verkeersdrukte op de Vollenhoverweg. Indien de brug opent mag recreatief verkeer meevaren. De brug van de Noordersluis gaat op werkdagen tussen 16:00 en 18:00 uur twee keer open (om 16.30 en 17.30 uur) voor de beroepsscheepvaart in verband met de verkeersdrukte op de Oostvaarderdijk. Indien de brug opent mag recreatief verkeer meevaren. De Elburgerbrug gaat op werkdagen tussen 16:00 en 18:00 uur twee keer open (om 16.30 en 17.30 uur) voor de beroepsscheepvaart in verband met de verkeersdrukte op de Elburgerweg. Indien de brug opent mag recreatief verkeer meevaren. Voor de Elburgerbrug geldt ook een beperkte bediening van de brug voor de scheepvaart bij grote evenementen, waarbij de doorstroomcapaciteit van de weg noodzakelijk is (bijv. een evenement zoals Lowlands). Het gaat hier dan om een beperking van de bediening om de brug zo te bedienen dat de piek van het wegverkeer goed kan doorstromen. De provincie zal dit conform de termijnen in paragraaf 2.2.4.3 bekend maken. 8. Kerstavond en oudejaarssluiting Op 24 december en 31 december worden alle objecten op werkdagen tot 18.00 uur bediend in plaats van 22.00 uur. Als deze dagen op een zaterdag vallen wordt er normaal tot 12.00 uur bediend. |
Tabel 3.7 Vastgestelde uitzonderingen op de bedientijden Bruggen en Sluizen
3.2.3.2 Vaststelling afwijkingen op bedientijden bruggen en sluizen
3.2.3.2.1 Ontheffing voor het schutten buiten de bedientijden.
Het college van GS heeft de afdeling Infrastructuur gemachtigd tot het nemen van besluiten omtrent het incidenteel schutten buiten de reguliere bedieningstijden in geval van een bijzondere noodzaak. Om een ontheffing te kunnen krijgen moet een verzoek hiertoe worden gericht aan de provincie Flevoland.
1. De provincie toetst of een ontheffing mogelijk is en onder welke voorwaarden;
2. Eventuele meerkosten van de schutting zijn voor kosten van de aanvrager;
3. Een ontheffing dient minimaal 8 weken voor een passage te worden aangevraagd.
3.2.3.2.2 Ontheffing voor het schutten met extra capaciteit
Het college van GS heeft de afdeling Infrastructuur gemachtigd tot het nemen van besluiten omtrent het inzetten van extra capaciteit om op een specifieke locatie continu bediening te garanderen bijvoorbeeld de doorvaart bij een bijzonder evenement te garanderen. Om een schriftelijke ontheffing te kunnen krijgen moet een verzoek hiertoe worden gericht aan de provincie Flevoland.
1. De provincie toetst of een ontheffing mogelijk is en onder welke voorwaarden;
2. Eventuele meerkosten van de schutting zijn voor kosten van de aanvrager;
3. Een ontheffing dient minimaal 8weken voor een passage te worden aangevraagd.
3.2.4 Toelichting op Artikel 4 Tijdelijke maatregelen
Het college van GS kan in geval van bijzondere omstandigheden het schutten of de doorvaart tijdelijk beperken of nader regelen.
3.2.4.1 Tijdelijke maatregelen ten aanzien van stremmingen door extreem weer e.d.
Het college van GS heeft besloten dat onder de volgende weersomstandigheden tijdelijk niet meer wordt bediend:
Bij windsnelheden boven de 6 bft voor bruggen (windsnelheid > 14,0 m/s) en boven de 8 bft voor sluizen (windsnelheid > 20 m/s) wordt er niet meer bediend.
Indien het zicht op een object minder is dan 50 meter door mist of andere extreme weersomstandigheden wordt er niet meer bediend.
Indien er op de site waterinfo.rws.nl een bepaalde waterstand verwacht wordt, dan dienen de puntdeuren van het bovenhoofd gesloten te worden en de bediening te worden gestaakt. Indien de puntdeuren van het bovenhoofd door een technisch mankement op dat moment niet kunnen sluiten, dient de noodkering of waaierdeuren gesloten te worden. De waterstanden verschillen per object. In onderstaande tabel staan de betreffende waterstanden per object.
Indien er in tijden van droogte een lage waterstand aanwezig is kan de provincie besluiten om de bediening van de objecten te staken in verband met het risico aan schade aan de drempel van de sluis. Dit gebeurd bij een minimale beschikbare waterstand van 2,70 m (maximale diepgang 2,40 m en 0,30 cm marge) boven de drempel. Voor de recreatiesluis de Blauwe Dromer wordt een beschikbare waterstand van minimaal 1,60 m (maximale diepgang 1,40 en marge 20 cm) boven de drempel gehanteerd.
Er vindt geen ijsbestrijding ten behoeve van de doorgang van de scheepvaart plaats. Het college kan besluiten om bij strenge vorst de bediening van de objecten te stoppen ter voorkoming van schade aan de provinciale eigendommen.
De beschikbaarheid van de objecten wordt periodiek doorgegeven aan RWS, waarbij op Externe link: http://vaarweginformatie.nl de actuele informatie wordt weergegeven. De interne procedure staat in bijlage 6 uitgewerkt.
Specifieke weersomstandigheden
In bijzondere weersomstandigheden, waarbij de bedienmedewerkers aangeven niet verantwoord te kunnen bedienen, kan de bediening, met opgaaf van reden gestaakt worden.
Een stremming door extreem weer wordt zo snel mogelijk bekend gemaakt middels een melding aan de Waterkamer. De Waterkamer plaatst alle meldingen op de site Externe link: http://vaarweginformatie.nl en verstuurt alle meldingen naar geregistreerden.
3.2.4.2 Stremmingen bij calamiteiten
Het college van GS heeft de afdeling Infrastructuur gemachtigd tot het nemen van besluiten omtrent het opleggen van een stremming bij calamiteiten.
3.2.4.3 Stremmingen bij aanleg- en onderhoudswerkzaamheden
Het college van GS heeft de afdeling Infrastructuur gemachtigd tot het nemen van besluiten omtrent onderhoudswerkzaamheden aan haar objecten. Hierbij worden dezelfde termijnen gehanteerd als bij de provinciale vaarten (par. 2.2.4.3).
Voor een stremming voor aanleg- en onderhoudswerkzaamheden wordt van te voren een ontheffing aangevraagd bij de vaarwegbeheerder en indien deze ontheffing is verleend, plaatst de vaarwegbeheerder een melding aan de Waterkamer. De Waterkamer plaatst alle meldingen op de site Externe link: http://vaarweginformatie.nl en verstuurt alle meldingen naar geregistreerden. Voor een publicatie gelden dezelfde termijnen als bij de provinciale vaarten (par 2.2.4.3). Voor onderhoudswerkzaamheden met een spoedeisend karakter geldt de publicatietermijn niet.
2.2.4.4 Stremmingen bij evenementen
Het college van GS heeft de afdeling Infrastructuur gemachtigd tot het nemen van besluiten omtrent tijdelijke afsluiting van de doorvaart ten behoeve van evenementen. Bij de bruggen en sluizen worden dezelfde voorwaarden gehanteerd als bij de afsluiting van een provinciale vaarweg (par 2.2.4.4). Alleen het aantal afsluitingen is per object gedefinieerd.
Het stremmen van de brug of sluis voor een evenement kan slechts op zeer beperkte schaal plaatsvinden indien:
|
3.2.5 Toelichting op Artikel 5 Specifieke maatregelen
Het college van GS kan op basis van artikel 15.13 van de Omgevingsverordening Flevoland nadere regels stellen, indien de belangen bedoeld in artikel 15.1 van de VFL zich daar niet tegen verzetten. Artikel 15.1 stelt dat regels ten doel moeten hebben ‘de instandhouding van de bij de provincie Flevoland in beheer zijnde wegen en vaarwegen en ‘ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik van die openbare wegen en vaarwegen moeten zijn’.
Daarnaast biedt het Binnenvaartpolitiereglement mogelijkheden om als bevoegd gezag van een vaarweg specifieke maatregelen te treffen.
Het college van GS heeft de volgende specifieke maatregelen vastgesteld:
3.2.5.1 Kano, roeiboten en andere niet aangedreven voertuigen
Het passeren van de Flevolandse hoogvervalsluizen is af te raden voor niet-ervaren kanoërs. Voor ervaren kanoërs geldt dat het passeren is toegestaan, maar dat dit te allen tijde geschied op eigen risico.
3.2.5.2 Gebruik voorzieningen nabij de objecten
In de door het college van GS vastgestelde nadere regels voor ligplaatsen en afmeervoorzieningen is opgenomen dat:
4 NADERE REGELS NAUTISCH BEHEER PROVINCIALE OEVERS
Het college van GS heeft nadere regels voor ligplaatsen en afmeervoorzieningen in provinciale vaarwegen van Flevoland vastgesteld. Dit hoofdstuk beschrijft een samenvatting van deze regels om zo een compleet beeld te geven van het nautisch beheer van de provinciale vaarwegen.
Het is niet toegestaan om langs de provinciale vaarwegen af te meren anders dan aan daartoe ingerichte afmeervoorzieningen. Daartoe ingerichte afmeervoorzieningen zijn:
|
4.1 Provinciale passantensteigers voor de recreatietoervaart
De provincie heeft een aantal passantensteigers (zie tabel 4.1) aangelegd waar afgemeerd mag
worden. Hiervoor geldt dat er niet langer dan een periode van 3 x 24 uur mag worden afgemeerd. Deze beperkte ligduur is gekozen om zo veel mogelijk passanten de gelegenheid te geven daar af te kunnen meren. Deze regeling is gebruikelijk in Nederland voor passantensteigers.
Tabel 4.1 Overzicht provinciale passantensteigers
Medegebruik door bijvoorbeeld te vissen is toegestaan, maar de functie voor de recreatievaart gaat boven andere gebruiksmogelijkheden. Gebruik door een recreatievaartuig van de steiger gaat dus voor overig gebruik.
4.2 Gemeentelijke passantensteigers voor de recreatietoervaart
Binnen de bebouwde kom mag worden aangelegd aan openbare afmeervoorzieningen. Deze kunnen zowel van de gemeente als van de provincie zijn. De gemeenten hebben een aantal passantensteigers in deze zones aangelegd waar afgemeerd mag worden (zie tabel 4.2). Hiervoor geldt dat er niet langer mag worden afgemeerd dan een periode van 3 x 24 uur.
Tabel 4.2 Overzicht gemeentelijke passantensteigers
4.3 Nabij recreatieve voorzieningen voor de recreatievaart
Grootschalige recreatieve functies worden ook gezien als economische bedrijvigheid, zoals musea en campings. Dit betekent dat onder genoemde voorwaarden ook daar afmeervoorzieningen zijn toegestaan. Maar ook daar gaat het dan om het tijdelijk afmeren van schepen en niet om permanente ligplaatsen; deze steigers staan aangegeven in tabel 4.3.
Tabel 4.3 Steiger met vergunning in provinciaal water
4.4 Particuliere (recreatieve) aanlegvoorzieningen binnen de bebouwde kom
Het afmeren van een eigen boot achter het eigen huis (in geval de achtertuin grenst aan de provinciale vaart of beheerstrook) is verboden, tenzij er een ontheffing is verleend.
De voorwaarden voor de verlening van een ontheffing zijn:
In de ontheffing zijn de volgende voorwaarden opgenomen:
|
Tabel 4.5 Voorwaarden voor een ontheffing particuliere aanlegvoorziening
4.5 Langs bedrijfsterreinen voor de beroepsscheepvaart
De bestaande afmeervoorzieningen bij bedrijventerreinen zijn alleen bedoeld als tijdelijke ligplaats voor de beroepsvaart, gekoppeld aan de naastgelegen bedrijvigheid. De vastgestelde zones met bedrijventerrein staan vermeld in tabel 4.6.
Tabel 4.6 Vastgestelde zones met bedrijventerrein
4.6 Overige voorzieningen in de provinciale oever
De provinciale vaarten bieden ook ruimte voor het gebruik door de watersport in de vorm van bijv. roeien, kanoën en vissen. Indien de gemeenten (of vertegenwoordigers van watersportbeoefening) de nut en noodzaak kunnen aantonen, kan er onder nadere voorwaarden een verzoek worden gedaan tot het aanleggen van kleine bouwwerken (als steigers, vlonders etc.). De kosten voor aanleg en voor het beheer en onderhoud komen voor rekening van de eigenaar. In tabel 4.7 staat een overzicht van aanwezige voorzieningen op dit gebied.
Tabel 4.7 Overzicht overige openbare voorzieningen langs of in de provinciale oevers
5 TOEPASSINGSKADER NAUTISCH BEHEER VAARWEGEN
In dit hoofdstuk wordt de toepassing van het nautisch beheer door de provincie beschreven. Dit is gebaseerd op de vastgestelde kaders uit de uitvoeringsstrategie Vaarwegen en op technische richtlijnen uit de RVW 2017.
5.1 Uitvoeringsstrategie vaarwegen
In 2013 is het ambitieniveau voor het onderhoud aan de vaarwegen vastgesteld door PS. Uitgangspunten in de uitvoeringstrategie Vaarwegen zijn een kosteneffectief onderhoud gericht op de instandhouding van de vaarten waarbij veiligheid en de economische functie van de vaarten is geborgd. De economische functie omvat de beroeps- en de recreatievaart. Medegebruik van de vaarten en oevers door bijvoorbeeld vissers is toegestaan, maar de beroeps- en recreatievaart heeft de prioriteit. Tevens vervullen de vaarten een belangrijke functie voor waterberging en natuur. Relevante onderdelen die in de uitvoeringstrategie zijn vastgesteld zijn:
De provincie houdt als maximale diepgang voor de scheepvaart 2.40 meter. De vaarten hebben doorgaans een diepte van 2.80 m of meer. Het waterschap is verantwoordelijke voor het op diepte houden van de provinciale vaarwegen in verband met de functie voor de waterberging. De provincie meet jaarlijks de waterdiepte en bij kleine plaatselijke ondieptes neemt zij zelf maatregelen om deze te verwijderen.
De oevers worden door de provincie instant gehouden, zodat er geen onveilige situaties voor de scheepvaart ontstaan en erosie aan de oever wordt tegengegaan. Dit gebeurt door oeverbescherming aan te brengen in de vorm van blokkenmatten, damwanden en natuurvriendelijke oevers.
De aanwezige provinciale passantensteigers worden in stand gehouden als aanlegplaats voor de recreatievaart. De maximale ligduur is 3 x 24 uur. Vissen vanaf een passantensteiger is alleen toegestaan, als het gebruik door de recreatieve scheepvaart niet wordt gehinderd.
De provincie biedt geen voorzieningen aan op het gebied van bijv. drinkwater, elektriciteit of stortpunten voor een chemisch toilet en ziet dit primair als taak voor de jachthavens. Alleen op de sluizen zijn afvalcontainers geplaatst. Op de Friese Sluis, Urkersluis, Noordersluis, Vaartsluis en op de Zuidersluis is het mogelijk om een auto af te zetten door de beroepsvaart.
In de uitvoeringstrategie worden ten aanzien van het nautisch beheer de volgende taken genoemd:
Bij de bediening van de bruggen en sluizen wordt onderscheid gemaakt in beroepsvaart en recreatievaart.
Recreatievaartuigen zoals botters en andere zeilschepen, al dan niet verhuurd met bemanning worden niet tot de beroepsvaart gerekend.
5.3 Indeling vaarwegen in landelijke klassen (CEMT klasse)
De vaarwegen zijn voor de binnenvaart ingedeeld in zgn. CEMT klassen. Per klasse zijn de maximale afmetingen van het schip vastgelegd. De CEMT-klasse indeling van een vaarweg geeft inzicht of een bepaald schip geschikt is om op deze vaarweg te varen. Ook worden de voorzieningen op de CEMT-klasse afgestemd. Hiermee wordt duidelijk welke bruggen al dan niet onder vaarbaar zijn en kanalen en rivieren al dan niet bevaarbaar zijn vanwege diepgang en manoeuvreerbaarheid. Er zijn 7 klassen (0= klein en 7 = groot). Maatgevende schepen voor de klasse 1, 2 en 3 zijn:
Op basis van de afmetingen van de sluizen (doorgaans beperkende factor) kan voor iedere provinciale vaarweg een CEMT-klasse worden bepaald. De indeling naar klasse per provinciale vaart staat weergeven in tabel 5.2.
Tabel 5.2 Indeling provinciale vaarten in CEMT-klassen binnenvaart
5.4 Typering vaarwegen op basis van vaarwegprofiel conform Richtlijnen vaarwegen 2017 voor de binnenvaart
Op basis van de richtlijnen Vaarwegen 2017 kan worden bepaald welk inrichtingsprofiel de provinciale vaarten hebben. De breedte van de vaart en het daarbij horende profiel kunnen eisen aan de inrichting van de vaart generen. Daarnaast vormt het vaarwegprofiel een uitgangspunt bij de aanleg van nieuwe voorzieningen en dienen nieuwe ontwikkelingen hieraan getoetst te worden.
De richtlijnen vaarweg onderscheid een indeling in een normaal, een krap en een enkelstrooksprofiel. De richtlijn geeft aan dat bij minder dan 5.000 beroepsvaartuigen (situatie van de provinciale watergangen in Flevoland) over de volle lengte van een vaarweg een krap profiel mag worden toegepast. Voor een enkelstrooksprofiel dienen maatregelen getroffen te worden, omdat de maatgevende schepen elkaar niet kunnen passeren.
Voor het bepalen van het profiel is uitgegaan van het toegelaten schip. Daar zijn enkele kanttekeningen bij te plaatsen:
Door deze maten toe te passen op de specifieke vaarten kan het beschikbare profiel worden bepaald voor de beroepsvaart. In bijlage 8 staat een overzicht per vaart.
De richtlijnen Vaarwegen stelt dat bij een krap profiel met een maximale intensiteit van minder dan 5.000 schepen per jaar er geen aanvullende maatregelen nodig zijn. In de provincie Flevoland geldt dit voor alle krap profielen.
De richtlijnen Vaarwegen stelt dat bij lage intensiteiten (minder dan 5.000 schepen per jaar) op een afstand van maximaal 2 kilometer een profiel kan worden toegepast, waarbij maatvoerende schepen elkaar niet kunnen passeren. Hierbij dient een vorm van verkeersregeling plaats te vinden.
In Flevoland komen de volgende enkelstrooksprofielen voor:
5.5 Indeling recreatievaart in landelijke klassen (BRTN klasse).
Voor de recreatievaart is een landelijke indeling opgesteld volgens de Beleidsvisie Recreatie Toervaart in Nederland (BRTN) om meer inzicht te geven in de toegankelijkheid van verschillende vaarwegen voor de recreatievaart. De provinciale vaarwegen vallen onder de zgn. ontsluitingswateren, welke de afzonderlijke grote vaargebieden (Markermeer, IJsselmeer, Randmeren, Friesland en Noordwest Overijssel ontsluiten. Er wordt onderscheid gemaakt in zeil- en motorbootroutes (ZM) en motorbootroutes (M). De provinciale wateren maken geen deel uit van de (landelijke) staande mast hoofdroutes. De indeling naar klasse per provinciale vaart staat weergeven in tabel 5.3.
(1 Voor de hoogte geldt dit als minimum, uitgangspunt van de BRTN is behouden wat je aan hoogte hebt. |
Tabel 5.3 Indeling vaarten in klassen recreatievaart
Langs de vaarwegen dient er bebording geplaatst te worden indien dit voor een goede regulering van de scheepvaart nodig is. In principe worden hiervoor de richtlijnen Scheepvaarttekens (RST 2008) gehanteerd. Vaste standaardconfiguraties staan aangegeven in tabel 5.4 en bijlage 8.
Vaste standaardconfiguraties bebording:
De afbeeldingen van de standaardconfiguraties staan weergegeven in bijlage 9. |
Tabel 5.4 Vaste configuratie bebording
In specifieke situaties kan het gewenst zijn dat het verloop van de vaarweg nader wordt geaccentueerd. Bij de provinciale vaarwegen is dit slechts op enkele specifieke locaties. Daar waar de oeverbeschoeiing zich onder water bevindt en achter deze oeverbeschoeiing open water aanwezig is, worden markeringspalen geplaatst om de 100 meter. In het Vollenhoverkanaal wordt de vaargeul (die alleen in beheer is bij de provincie) aangeduid, aangezien het buiten de vaargeul erg ondiep is.
De locaties staan in tabel 5.5 en bijlage 10.
Tabel 5.5 Locaties waar de ligging van de vaarweg of vaargeul nader is aangegeven.
Indien zich er een calamiteit voordoet op een vaarweg en/of sluizencomplex beschikt de provincie over het calamiteitenplan ‘Afhandelen calamiteiten Vaarwegen, bruggen en sluizen’. Daarnaast dient er bij (bijna) ongelukken een formulier ingevuld te worden (zie bijlage 7).
Een formulier scheepvaartongelukken dient, conform van de landelijke SOS richtlijn Scheepsongevallen te worden ingevuld bij scheepsongevallen met schade en/of gewonden.
De provincie biedt een beperkt aantal voorzieningen aan op de sluiscomplexen. De voorzieningen die de provincie aanbiedt zijn vermeld in tabel 5.6.
Overzicht aangeboden voorzieningen
6 TOEZICHT EN HANDHAVING NAUTISCH BEHEER
Het gebruik van de vaarwegen en objecten is bestemd voor beroeps- en recreatievaart. Daarnaast vindt medegebruik door vissers e.d. plaats. Om het gebruik van de vaarwegen te reguleren vindt er nautisch toezicht plaats door de provincie. Het toezicht op de vaarwegen gebeurt door provinciale toezichthouders en buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA).
Het toezicht van de provincie omvat:
Aldus besloten in de vergadering van Gedeputeerde Staten van 3 december 2019.
Gedeputeerde Staten van Flevoland
de secretaris,
de voorzitter
De secretaris van Gedeputeerde Staten van Flevoland
Bijlage 1: Overzicht vaarwegen waarop vaarwegbeheer en of nautisch beheer door de provincie van toepassing is
Bijlage 3: Procedure ontheffingsaanvraag
A Ontheffingen Provinciale Vaarwegen
A1 Ontheffing voor het afwijken van de maximaal toelaatbare afmetingen (par. 2.2.2.1)
De aanvraag voor de ontheffing omvat:
A2 Ontheffing voor het afwijken van de maximaal toelaatbare snelheid (par 2.2.3.1)
De aanvraag voor de ontheffing omvat:
A3 Ontheffing voor het uitvoeren van tijdelijke werkzaamheden (par 2.2.4.3)
De aanvraag voor de ontheffing omvat:
Er kunnen door de vaarwegbeheerder nadere voorwaarden worden gesteld aan de uitvoering van de werkzaamheden en bij complexe werkzaamheden kan de vaarwegbeheerder besluiten dat er toch een ontheffing moet worden aangevraagd.
A4 Stremmingen bij evenementen (par 2.2.4.4)
De aanvraag voor de ontheffing omvat:
A5 Ontheffing voor af te mogen wijken van het ankerverbod (par 2.2.5.1.2)
De aanvraag voor de ontheffing omvat:
B Ontheffingen provinciale bruggen en Sluizen
B1 Ontheffingen voor afwijken van de maximaal toelaatbare afmetingen (par 3.2.2.1)
De aanvraag voor de ontheffing omvat:
B2 Ontheffing voor het eenmalig afwijken van de reguliere bedieningstijden (par 3.2.3.2.1).
De aanvraag voor de ontheffing omvat:
B3 Ontheffing voor het schutten met extra capaciteit( 3.2.3.2.2)
De aanvraag voor de ontheffing omvat:
B4 Stremmingen bij evenementen (par 3.2.4.4)
De aanvraag voor de ontheffing omvat:
Bijlage 5: IJsprotocol Vaarwegen (voor intern gebruik)
Voor het bepalen van de ijsdikte en het afkondigen van een vaarverbod door ijsvorming wordt volgens het IJsberichtgevingsprotocol van Rijkswaterstaat gewerkt. 1. Voorbereiding voor 1 november
|
Bijlage 5: IJsprotocol Vaarwegen (vervolg)
Bijlage 7: Formulier scheepvaartongvallen
Incidentenformulier Vaarwegen Provincie Flevoland
Dit formulier is bestemd voor incidenten op de provinciale objecten en vaarwegen. Het formulier dient te worden ongevuld bij onderstaande incidenten door een bedienaar van de bediencentrale of in geval van een incident op de vaarweg door een toezichthouder of de OVD-er. Het formulier moet worden opgestuurd naar de Vaarwegbeheerder ( Steven.Koning@flevoland.nl ) en is digitaal beschikbaar in edocs onder nummer 2373961. |
Bijlage 8: Bepaling vaarkarakteristiek vaarwegen provincie
(1 De maximale toegang is gebaseerd op de afmeting van de grootste sluis in het vaargebied.
Bijlage 9: Bepaling standaardconfiguratie bebording
De bebording langs de vaarwegen wordt in principe geplaatst conform de RWS-richtlijn Scheepvaarttekens (RST 2008) Daarnaast zijn er lokale borden of configuraties voor:
|
Naam vaart en hm bijv. Hoge Vaart 20.0 of Hoge Vaart 20.5
B. Informatieborden op bruggen en sluizen (huidig)
Borden per locatie nader te specificeren
C. Passantensteigers (3 keer 24 uursregime)
D. Wachtsteigers (alleen wachten)
Voorstersluis 85 Ketelsluis 26
Noordersluis 84 Zuidersluis 85
Blauwe Dromer 86 Elburgerbrug 85
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2019-8050.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.