Eerste wijziging Omgevingsverordening Flevoland Geitenhouderijen, provincie Flevoland

Gedeputeerde Staten van Flevoland maken overeenkomstig artikel 3:42, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 136 van de Provinciewet bekend dat Provinciale Staten van Flevoland op 10 juli 2019 onder nummer 2425417 hebben besloten de Eerste wijziging Omgevingsverordening Flevoland Geitenhouderijen (Plan-ID: NL.IMRO.9924.OVGeitenstop-VA01) vast te stellen.

 

Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 2019 en is bijgevoegd.

 

  • B.

    Eerste wijziging Omgevingsverordening Flevoland Geitenhouderijen

 

Provinciale Staten van Flevoland,

 

Overwegende dat uit onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) uit 2017 blijkt dat er volksgezondheidseffecten kunnen optreden vanwege geitenhouderijen. Het RIVM heeft destijds aangegeven dat vervolgonderzoek noodzakelijk is. De uitkomsten van dit onderzoek komen naar verwachting in 2021/2022 beschikbaar.

 

Dat het met de huidige kennis van zaken over de gezondheidseffecten van geitenhouderijen op de kwaliteit van de leefomgeving noodzakelijk wordt geacht om, in afwachting van de uitkomsten van het lopende RIVM-onderzoek, alle mogelijkheden tot nieuwvestiging van geitenhouderijen, alsmede uitbreiding van bestaande geitenhouderijen voor zover gelegen binnen een straal van twee kilometer van een woonkern, tijdelijk te verbieden (lees: geitenstop);

 

Dat het vanwege de betekenis van het voorzorgbeginsel, in samenhang met de provinciale zorg voor een goede ruimtelijke ordening en de daarmee verbonden bevordering van de kwaliteit van de leefomgeving, waaronder de volksgezondheid, noodzakelijk wordt geacht om een geitenstop te verwezenlijken door het stellen van instructie- en beschermingsregels als bedoeld in artikel 4.1, eerste en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening;

 

Dat vooruitlopend op de totstandkoming van deze regels op 30 januari 2019 een verklaring als bedoeld in artikel 4.1, vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (voorbereidingsbesluit met plan-ID NL.IMRO.9924.VBGeitenstop-VA01) is genomen om met onmiddellijke ingang een geitenstop te verwezenlijken;

 

Dat in verband hiermee het noodzakelijk is de Omgevingsverordening Flevoland aan te vullen met instructie- en beschermingsregels als bedoeld in artikel 4.1, eerste en derde, lid van de Wet ruimtelijke ordening inzake geitenhouderijen;

 

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Flevoland van 4 juni 2019, nummer 2425417;

 

Gelet op het bepaalde in Wet ruimtelijke ordening, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer en de Omgevingswet;

 

Besluiten:

 

Vast te stellen de volgende wijziging van de Omgevingsverordening Flevoland:

 

Eerste wijziging Omgevingsverordening Flevoland Geitenhouderijen

 

Artikel I Wijziging verordening

De Omgevingsverordening Flevoland wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

    Hernummeren onderdelen

    Hoofdstuk 16 tot en met 18 worden als volgt gewijzigd:

    • a.

      De hoofdstukken worden vernummerd tot I tot en met III;

    • b.

      Van de in de hoofdstukken opgenomen titels, afdelingen, paragrafen en artikelen worden de hoofdstuknummers vernummerd tot I tot en met III.

 

  • B.

    Invoegen hoofdstuk Geitenhouderijen

    Na hoofdstuk 15 wordt een nieuw hoofdstuk 16 ingevoegd luidende:

     

    Hoofdstuk 16 Geitenhouderijen

     

    Paragraaf 16.1 Algemeen

     

    Artikel 16.1 (Oogmerk)

    De regels in deze titel zijn gesteld met het oog op het verbieden van nieuwvestiging en uitbreiding van geitenhouderijen om daarmee gezondheidseffecten in de omgeving te voorkomen.

     

    Artikel 16.2 (Begripsbepalingen)

    In deze titel wordt verstaan onder:

     

    bestaande geitenhouderij: een geitenhouderij die op 2 februari 2019 in gebruik is in overeenstemming met het bestemmingsplan èn beschikt over de benodigde omgevingsvergunning(en) op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dan wel daar een ontvankelijke en vergunbare aanvraag voor is ingediend, of een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer is ingediend.

     

    bestemmingsplan: bestemmingsplan, wijzigingsplan, uitwerkingsplan, inpassingsplan of beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening en een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

     

    geitenhouderij: het houden van 10 geiten of meer.

     

    woonkern: Een geïsoleerd rastervierkant of een aaneengesloten gebied van rastervierkanten van 500 x 500 meter waarvan ieder vierkant 25 woonadressen of meer bevat alsmede de (plan)gebieden waar de Intergemeentelijke structuurvisie Oosterwold en het bestemmingsplan Wellerwaard - partiële herziening betrekking op hebben.

     

    Paragraaf 16.2 Activiteiten

     

    Artikel 16.3 (Tijdelijke Geitenstop)

    • 1.

      Het is verboden om een nieuwe geitenhouderij te vestigen of op te richten en daarvoor onder andere:

      • a.

        een dierenverblijf voor het houden van geiten op te richten,

      • b.

        een bouwwerk, gebouw of gronden voor het houden van geiten in gebruik te nemen,

      • c.

        een bouwwerk, gebouw of gronden tijdelijk te gebruiken voor het houden van geiten.

    • 2.

      Het is verboden voor een bestaande geitenhouderij gelegen binnen twee kilometer van de rand van een woonkern om het aantal geiten uit te breiden.

    • 3.

      De verboden genoemd in het eerste en tweede lid gelden zolang en voor zover er nog geen onherroepelijk bestemmingsplan is dat in overeenstemming is met die verboden.

  •  

  • Paragraaf 16.3 Instructies bestemmingsplan

     

    Artikel 16.4 (Instructieregels bestemmingsplan)

    • 1.

      Een bestemmingsplan sluit de nieuwvestiging van geitenhouderijen uit.

    • 2.

      Een bestemmingsplan sluit de uitbreiding van bestaande geitenhouderijen gelegen binnen twee kilometer van een woonkern uit.

    • 3.

      De gemeenteraad stelt in afwijking van artikel 4.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening uiterlijk voor 1 januari 2024 een bestemmingsplan vast met inachtneming van de regels uit dit hoofdstuk.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 augustus 2019.

 

Artikel III Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Eerste wijziging Omgevingsverordening Flevoland Geitenhouderijen”.

 

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

de secretaris,

de voorzitter,

De secretaris van Gedeputeerde Staten van Flevoland

Toelichting

 

Artikel I Wijziging verordening

 

Onderdeel A Hernummeren onderdelen

De Omgevingsverordening Flevoland is inwerking getreden op 15 maart 2019. Deze omgevingsverordening bestaat uit 18 hoofdstukken, waarvan de eerste 15 hoofdstukken themagericht zijn ingevuld. De laatste 3 hoofdstukken betreffen bepalingen over procedures, handhaving en uitvoering en overgangs- en slotbepalingen.

 

Het heeft de voorkeur de themagerichte hoofdstukken van de omgevingsverordening bij elkaar te houden. Dit betekent dat een nieuw themagerichte hoofdstuk, zoals nu het hoofdstuk over geitenhouderijen, ingevoegd dient te worden na hoofdstuk 15. De nummering van een nieuwe hoofdstuk vindt in principe plaats door toevoeging van de letters a, b, enz. aan het betreffende hoofdstuknummer. Om ervoor te zorgen dat het mogelijk is om in te voegen hoofdstukken door te nummeren, worden vanuit praktische overwegingen de 3 laatste hoofdstukken en de hoofdstuknummers van de inhoud ervan hernummerd tot hoofdstuk I, II en III. Hierdoor wordt het in te voegen hoofdstuk over geitenhouderijen genummerd als 16.

 

Onderdeel B Invoegen hoofdstuk Geitenhouderijen

 

Artikel 16.1 (Oogmerk)

Uit voorzorg voor de gezondheid van omwonenden in samenhang met de provinciale zorg voor een goede ruimtelijke ordening en de daarmee verbonden bevordering van de kwaliteit van de leefomgeving, waaronder de volksgezondheid, hebben Provinciale Staten van Flevoland d.d.

30 januari 2019, nr. 2368315 en plan-ID NL.IMRO.9924.VBGeitenstop-VA01, met een voorbereidingsbesluit de verdere ontwikkeling van geitenhouderijen tijdelijk verboden op het grondgebied van de provincie (geitenstop). Dit voorbereidingsbesluit is inwerking getreden op 2 februari 2019.

 

Aanleiding is een aantal recente onderzoeken en adviezen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en GGD’s, waaronder het in augustus 2016 verschenen RIVM-rapport Veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO-1)) en het in juni 2017 verschenen RIVM-rapport Veehouderij en gezondheid omwonenden (aanvullende studies): Analyse van gezondheidseffecten, risicofactoren en uitstoot van bio-aerosolen (VOG-2). Die onderzoeken tonen aan dat er een mogelijke samenhang is tussen geitenhouderijen en longontsteking bij omwonenden binnen een straal van 2 kilometer rondom een geitenhouderij. Zodra de precieze oorzaken van de gezondheidseffecten duidelijk zijn, wordt ook duidelijk of, en zo ja welke, (bedrijfs-)maatregelen genomen kunnen worden. Zolang er onduidelijkheid bestaat over de precieze oorzaken, is het vanuit het voorzorgprincipe nodig dat er een stop komt op de ontwikkelingsmogelijkheden voor geitenhouderijen.

 

Dit hoofdstuk in de omgevingsverordening bouwt voort op dit voorgenoemd voorbereidingsbesluit. Met de inwerkingtreding van dit hoofdstuk vervalt het voorbereidingsbesluit van rechtswege (artikel 4.1, vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening).

 

Artikel 16.2 (begripsbepalingen)

 

bestaande geitenhouderij

Om duidelijk te maken hoever de geitenstop reikt, is een definitie van bestaande geitenhouderij opgenomen. Deze definitie beschrijft de legaal geldende situatie per 2 februari 2019. Hiermee wordt gedoeld op geitenhouderijen die enerzijds in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan of met een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan èn anderzijds voor alle onderdelen beschikken over de benodigde omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (bouwen, milieu, beperkte milieutoets) dan wel in werking zijn conform een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Deze legale bestaande geitenhouderijen mogen uitbreiden, uiteraard mits de uitbreiding voldoet aan een goede ruimtelijke ordening (en daarmee juridisch planologisch inpasbaar) en voor de uitbreiding een omgevingsvergunning kan worden verleend.

De legaal geldende situatie kan echter afwijken van de feitelijke situatie. De situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen dat er sprake is van een geitenhouderij waarvoor een omgevingsvergunning onderdeel milieu (artikel 2.1, eerste lid onder e en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) is afgegeven, die niet voldoet aan de planologische situatie. Anderzijds is het mogelijk dat voor een situatie die past binnen het bestemmingsplan mogelijk geen omgevingsvergunning onderdeel milieu is verleend of een melding Activiteitenbesluit milieubeheer is gedaan. Tenslotte kan er ook sprake zijn van strijdigheid ten aanzien van het bestemmingsplan in combinatie met het ontbreken van de benodigde omgevingsvergunning(en). Het moge duidelijk zijn dat deze geitenhouderijen niet vallen onder de definitie van bestaande geitenhouderijen.

 

geitenhouderij

De term ‘geitenhouderij’ lijkt op zichzelf voldoende duidelijk en wordt in de verordening niet anders bedoeld dan in het gangbare spraakgebruik. Het toevoegen van een begripsbepaling voor ‘geitenhouderij’ is nodig om de toepassing van het verbod tot nieuwvestiging (artikel 16.3, eerste lid) en uitbreiding (artikel 16.3, tweede lid) toe te snijden op geitenhouderijen van een bepaalde omvang. Voor het bepalen van de ondergrens van deze omvang heeft Flevoland aansluiting gezocht bij regelgeving en jurisprudentie. Voor het aantal geiten dat gehouden kan worden, bieden de artikelen 1.18 en 3.111 van het Activiteitenbesluit milieubeheer een duidelijke aanwijzing. In die artikelen wordt als ondergrens het houden van 10 geiten genoemd. De ondergrens van 10 geiten wordt bovendien door meerdere provincies gehanteerd bij de geitenstop. Bij deze ondergrens heeft de provincie aansluiting gezocht.

 

Het op kleine schaal houden van geiten, zoals kinderboerderijen met minder dan 10 geiten, valt niet onder deze begripsbepaling en daarmee dus ook niet onder het verbod tot nieuwvestiging en uitbreiding.

 

Onder de definitie van geitenhouderij vallen eveneens gemengde veehouderijbedrijven en agrarische bedrijven, waarbinnen het houden van geiten niet de hoofdzaak van de bedrijfsvoering inhoudt. De regeling geldt voor de geitenhouderij als geheel, ongeacht de verschijning in de vorm van grondgebonden, intensief en biologisch.

 

Voor alle duidelijk wordt nog opgemerkt dat met ‘geiten’ de soortnaam wordt bedoeld. Onder de term ‘geitenhouderij’ valt dus ook de ‘bokkenhouderij’.

 

woonkern

In onderzoeken en adviezen van het RIVM en GGD’s zijn mogelijke gezondheidsrisico’s aangetoond voor omwonenden rondom geitenhouderijen. Deze risico’s zijn met name aanwezig in een straal van twee kilometer van een woonkern. Voor de definitie van het begrip woonkern is aangesloten bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Onder deze definitie kunnen in de Flevolandse situatie ook ontwikkelingen vallen woonmilieus zoals landgoederen en de objecten waar permanente bewoning is toegestaan. Aanvullend daarop zijn bekende toekomstige ontwikkelingen bij Almere en Zeewolde (Oosterwold) en in Noordoostpolder (Wellerwaard) beschermd door in de definitie te verwijzen naar de Intergemeentelijke structuurvisie Oosterwold (NL.IMRO.0034.SV5ADEHVZ01-vg01 / NL.IMRO.0050.ISVOosterwold-VS01) en het bestemmingsplan Wellerwaard – partiële herziening (NL.IMRO.0171.BP00560-VS01).

 

Artikel 16.3 (Tijdelijke Geitenstop)

 

Eerste en tweede lid.

Deze artikelleden bevatten rechtstreeks voor de geitenhouderij geldende verboden als bedoeld in artikel 4.1, derde lid Wet ruimtelijke ordening. Deze verboden continueren het al in het voorbereidingsbesluit opgenomen verbod, dat voor alle duidelijkheid wat meer is uitgewerkt dan de in het voorbereidingsbesluit gebruikte algemene formulering. Beoogd is een bevriezing van de op de dag van inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit legaal bestaande situatie. De peildatum is daarmee 2 februari 2019.

 

De verboden betreffen de nieuwvestiging van geitenhouderijen (eerste lid) en de uitbreiding van bestaande geitenhouderijen gelegen in een straal van twee kilometer van een woonkern (tweede lid). Verboden is eveneens het (geheel of gedeeltelijk) wijzigen van (gemengde) veehouderijbedrijven en/of agrarische bedrijven met de ontwikkeling van een nieuwe (neven-)tak voor het houden van 10 geiten of meer. Een dergelijke ontwikkeling is gelet op de definitie van geitenhouderij op te vatten als nieuwvestiging.

 

Bestaande geitenhouderijen gelegen buiten de straal van twee kilometer van een woonkern mogen uitbreiden, uiteraard mits de uitbreiding voldoet aan een goede ruimtelijke ordening (en daarmee juridisch planologisch inpasbaar) en voor de uitbreiding een omgevingsvergunning kan worden verleend.

 

Artikel 16.3 staat geen afwijking van het bestemmingsplan toe en dus kan ook geen omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan worden verleend (artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).

 

Derde lid

Totdat een onherroepelijk bestemmingsplan in overeenstemming is met de verboden van artikel 16.3, eerste en tweede lid, geldt artikel 16.3, derde lid, als rechtstreeks werkende regel als bedoeld in artikel 4.1, derde lid Wet ruimtelijke ordening. Hiermee wordt er voor gezorgd dat –als onverhoopt de onderzoeken geen duidelijkheid bieden over de precieze oorzaak van de verhoogde kans op longontsteking– de tijdelijke verbodsbepaling in de omgevingsverordening en de implementatie daarvan in de bestemmingsplannen naadloos (in de tijd) op elkaar aansluiten.

 

Artikel 16.4 (Instructieregels bestemmingsplan)

Het Rijk heeft opdracht gegeven voor vervolgonderzoek door de RIVM en het Institute for Risk Assessment Sciences van de Universiteit van Utrecht (IRAS). De verwachting is dat de onderzoeksresultaten over de oorzaken over ongeveer drie jaar (2022) beschikbaar zijn. Mogelijk leidt dit vervolgonderzoek naar het verband tussen geitenhouderijen en een groter aantal longontstekingen voor omwonenden tot nieuwe inzichten. Indien uit dit landelijk onderzoek oorzaken van de ziektelast door geitenhouderijen blijken en er zicht is op oplossingsgerichte maatregelen, kan besloten worden in hoeverre en op welke wijze dit hoofdstuk van de omgevingsverordening wordt aangepast.

 

Binnen de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening moet het verbod dat is opgenomen in de provinciale omgevingsverordening binnen één jaar worden geïmplementeerd in de bestemmingsplannen. De wet maakt daarbij geen uitzondering voor een tijdelijk verbod.

 

Omdat de verwachting is dat het verbod slechts tijdelijk van aard is, wil de provincie onnodige administratieve lasten bij gemeenten voorkomen. Daarom is in het derde lid van artikel 16.4 de wettelijk verplichte termijn van één jaar om bestemmingsplannen aan het verbod aan te passen, verlengd tot 1 januari 2024. Deze datum is gekozen door twee jaar op te tellen bij de verwachte datum van publicatie van het rapport van het RIVM/IRAS per januari 2022. Dit in verband met de benodigde tijd voor het opstellen, vaststellen en onherroepelijk worden van een bestemmingsplan voor het landelijk gebied.

 

In de tussentijd geldt artikel 16.3 als rechtstreeks werkende regel als bedoeld in artikel 4.1, derde lid Wet ruimtelijke ordening. Hiermee wordt er voor gezorgd dat –als onverhoopt de onderzoeken geen duidelijkheid bieden over de precieze oorzaak van de verhoogde kans op longontsteking– de tijdelijke verbodsbepaling in de omgevingsverordening en de implementatie daarvan in de bestemmingsplannen naadloos (in de tijd) op elkaar aansluiten.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening met ingang van 1 augustus 2019.

 

Op 30 januari 2019 hebben Provinciale Staten een voorbereidingsbesluit voor een geitenstop vastgesteld. Dit voorbereidingsbesluit is inwerking getreden op 2 februari 2019. Gelet op de Wet ruimtelijke ordening geldt het voorbereidingsbesluit maximaal een half jaar. Binnen die periode dient provinciaal beleid en regelgeving, zoals opgenomen in de Omgevingsverordening Flevoland hierop te zijn aangepast. De inwerkingtreding van deze verordening zorgt hiervoor.

 

Artikel III Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel van de verordening opgenomen.

 

Naar boven