35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 26 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2020

Het coronavirus heeft de wereld en Nederland in zijn greep. De eerste prioriteit van het kabinet ligt uiteraard bij de gezondheid van de bevolking, en een goed functionerende gezondheidszorg. De impact van het virus is enorm – en heeft ingrijpende gevolgen voor de economie. Delen van het werk zijn stilgevallen, hele sectoren moeten tijdelijk hun deuren sluiten, zelfstandigen zien opdrachten wegvallen en werknemers zitten in onzekerheid thuis.

Met de brieven van 12 en 17 maart (Kamerstuk 35 420, nrs. 1 en 2) heeft het kabinet het noodpakket banen en economie aangekondigd. Het noodpakket bestaat uit diverse maatregelen. Daarbij staat het zo snel mogelijk hulp bieden aan de ondernemers voorop. Deze maatregelen zorgen ervoor dat bedrijven hun personeel kunnen doorbetalen, bieden zelfstandigen een overbrugging en zorgen waar mogelijk voor behoud van liquiditeit voor ondernemers. Ik heb u in mijn brieven van 19 maart en 2 april geïnformeerd over de nadere uitwerking van de fiscale maatregelen in het noodpakket (Kamerstuk 35 420, nrs. 7 en 13).

In de afgelopen weken heeft uw Kamer aandacht gevraagd voor een aantal zaken en ook diverse moties aangenomen die het kabinet oproepen om bepaalde vraagstukken nader te onderzoeken of te regelen. Ook het kabinet heeft in gesprek met ondernemers, belangenorganisaties en burgers signalen gekregen over problemen waar zij tegenaan lopen door het coronavirus en welke oplossingen hen daarbij kunnen helpen. Naar aanleiding van deze moties en deze dialoog kondig ik de volgende additionele tijdelijke fiscale maatregelen aan:

  • 1. Een verlaging van het gebruikelijk loon bij omzetdaling

  • 2. Een versoepeling van het urencriterium

  • 3. Een verhoging van de vrije ruimte in de werkkostenregeling

  • 4. De mogelijkheid tot het vormen van een fiscale coronareserve

  • 5. Uitstel van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap

  • 6. Het mogelijk maken van tijdelijk uitstel van hypotheekbetalingen zonder verlies van het recht op hypotheekrenteaftrek voor de eigen woning (hypotheekbetaalpauze).

Ik ben voornemens de maatregelen die nadere wettelijke verankering vragen zoveel mogelijk in het pakket Belastingplan 2021 op te nemen als een apart wetsvoorstel binnen het pakket. Waar nodig zal ik deze maatregelen zo snel mogelijk vooruitlopend op wetgeving in een goedkeurend beleidsbesluit nader uitwerken. De maatregelen die geen wettelijke verankering vragen zal ik eveneens zo spoedig mogelijk nader uitwerken in een beleidsbesluit. Zodra de uitwerking gereed is, zal de informatie hierover ook worden gepubliceerd op de aparte coronawebsite van de Belastingdienst.

In reactie op de motie van de leden Asscher en Van Weyenberg over het privaat fonds van waaruit aan zorgmedewerkers een tegemoetkoming kan worden verstrekt en waarin de regering wordt gevraagd te onderzoeken hoe uitkeringen uit een dergelijk fonds fiscaal gunstig kunnen worden behandeld,1 kan ik u mededelen dat daarover overleg met de initiatiefnemers is gestart. De fiscale duiding van een uitkering uit dat fonds is namelijk mede afhankelijk van de vormgeving van het fonds. Doel van het overleg is te komen tot een vormgeving die de gevraagde fiscale behandeling niet in de weg staat.

1. Gebruikelijk loon

Aanmerkelijkbelanghouders (ab-houders) ondernemen via een vennootschap (bijvoorbeeld een bv) waar zij zelf vaak ook arbeid voor verrichten. Zij dienen in dat geval ten minste belasting te betalen over een wettelijk vastgelegde passende arbeidsbeloning, het zogenoemde gebruikelijk loon. Ook als de onderneming minder of geen omzet behaalt, moet de ab-houder daarover belasting betalen. Dit knelt, gelet op het grote verlies aan omzet in sommige sectoren vanwege de coronacrisis. Ik zal daarom tijdelijk, in het jaar 2020, toestaan dat ab-houders die te maken krijgen met een omzetdaling van een lager gebruikelijk loon mogen uitgaan, evenredig met de omzetdaling. Daarbij wordt hetzelfde deel van het jaar in 2020 dan vergeleken met dezelfde periode in 2019. Naar verwachting zullen rond de 135.000 ondernemers hiervan gebruik maken. De uitwerking van deze maatregel volgt zo spoedig mogelijk. De vormgeving van deze maatregel en de voorwaarden zullen vergelijkbaar zijn met eenzelfde regeling en voorwaarden die tijdens de kredietcrisis in 2009 zijn getroffen.2

2. Urencriterium

Ondernemers die belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting kunnen onder voorwaarden aanspraak maken op verschillende ondernemersfaciliteiten. Op sommige van deze ondernemersfaciliteiten zoals de zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en de oudedagsreserve kan uitsluitend aanspraak worden gemaakt als aan het zogenoemde urencriterium wordt voldaan. Aan dit urencriterium wordt voldaan wanneer de ondernemer ten minste 1.225 uren per kalenderjaar besteedt aan werkzaamheden voor zijn onderneming. Ik verwacht dat door het coronavirus dit in 2020 door sommige ondernemers niet kan worden gehaald, met als gevolg dat zij het recht op bepaalde ondernemersfaciliteiten kunnen verliezen. Het lid Van Weyenberg (D66) heeft op 6 april 2020 schriftelijke vragen gesteld over de gevolgen van de coronacrisis voor het urencriterium, de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek. Het lid Stoffer (SGP) heeft tijdens het WGO van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 april 2020 over hetzelfde thema vragen gesteld (Kamerstuk 35 420, nr. 32). De beantwoording van deze vragen heb ik vandaag naar uw Kamer gestuurd (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2590).

Het feit dat ondernemers puur als gevolg van het coronavirus bepaalde ondernemersfaciliteiten verliezen, acht ik onwenselijk en onrechtvaardig. Ik zal daarom zo spoedig mogelijk regelen dat ondernemers in de periode van1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 geacht worden ten minste 24 uren per week aan hun onderneming te hebben besteed, ook als ze die gelet op de coronacrisis niet daadwerkelijk hebben besteed. Voor dit urenaantal is gekozen, omdat dit het wekelijkse gemiddelde is van 1.225 uur op kalenderjaarbasis, met een afronding in het voordeel van de belastingplichtige. In lijn met deze systematiek wordt het verlaagde urencriterium van 800 uren per kalenderjaar in de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid versoepeld, waardoor de betreffende ondernemers geacht worden ten minste 16 uren per week aan hun onderneming te hebben besteed. Met de versoepeling van het urencriterium zullen de ondernemers die normaliter voldoen aan het urencriterium, ook ondanks de coronacrisis aan het urencriterium kunnen voldoen. Voor seizoengebonden ondernemers is dit niet het geval als de piek van hun werkzaamheden in deze periode valt. Voor deze groep seizoengebonden ondernemers zal ik een aanvullende regeling treffen. Zij worden geacht het aantal uren te hebben besteed in deze periode zoals zij dat ook in andere jaren plegen te doen. De ondernemer kan dan met behulp van de administratie van vorig jaar inschatten hoeveel uren hij aan de onderneming heeft besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 31 mei 2019 en zo ook beoordelen of hij in 2020 aan het urencriterium voldoet. Zo zal ook voor seizoengebonden ondernemers een versoepeling van het urencriterium in 2020 gaan gelden.

3. Werkkostenregeling

Via de vrije ruimte van de werkkostenregeling kunnen werkgevers vergoedingen en verstrekkingen aan hun werknemers geven zonder dat deze belast worden. Werkgevers kunnen zelf bepalen waaraan en óf zij de vrije ruimte willen besteden, voor zover dit gebruikelijk is.3 Hoewel de vergoedingen en verstrekkingen vanuit de vrije ruimte onbelast zijn, moeten werkgevers uiteraard wel kosten maken om deze vergoedingen en verstrekkingen te bekostigen. Voorbeelden zijn kerstpakketten en bedrijfsuitjes. Per 1 januari 2020 is de vrije ruimte 1,7% voor de eerste € 400.000 van de loonsom per werkgever. Voor het bedrag boven € 400.000 geldt een percentage van 1,2. Uw Kamer heeft mij met een motie verzocht te onderzoeken of voor het jaar 2020 de vrije ruimte in de werkkostenregeling verhoogd kan worden.4

Ik zal de vrije ruimte voor de eerste € 400.000 van de loonsom per werkgever eenmalig en tijdelijk verhogen naar 3% voor het jaar 2020. Dat biedt mogelijkheden aan werkgevers die daar de ruimte voor hebben om hun werknemers in deze moeilijke tijd extra tegemoet te komen, bijvoorbeeld door het verstrekken van een bloemetje of een cadeaubon. Dit kan ook een boost geven aan sectoren die sterk getroffen zijn door de crisis.

4. Fiscale coronareserve

Op basis van de huidige wetgeving mogen bedrijven die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting een verlies verrekenen met de winst van het voorafgaande jaar, bekend als de carry back.5Hierdoor kan een verlies dat in het jaar 2020 wordt geleden verrekend worden met winst die in het jaar 2019 behaald is. Het gevolg van deze verliesverrekening is dat bedrijven een deel van de vennootschapsbelasting die zij over het jaar 2019 reeds betaald hebben of nog moeten betalen, op een later moment terugkrijgen. Verliesverrekening kan dus zorgen voor een verbetering van de liquiditeitspositie van bedrijven. Echter, een dergelijke verrekening kan pas plaatsvinden bij het doen van de aangifte vennootschapsbelasting 2020. Dat kan niet eerder dan begin 2021. Bovendien is vereist dat een definitieve aanslag vennootschapsbelasting is opgelegd over 2019, die meestal nog niet zal zijn opgelegd.

Het kabinet acht het wenselijk dat deze bedrijven eerder over deze liquiditeiten kunnen beschikken. Daarom zal het kabinet het voor deze bedrijven mogelijk maken om het verwachte verlies voor het jaar 2020 dat verband houdt met de coronacrisis als fiscale coronareserve ten laste van de winst van het jaar 2019 te brengen. Dit is in lijn met de aangenomen motie van uw Kamer om deze mogelijkheid te onderzoeken.6De fiscale coronareserve bedraagt maximaal de fiscale winst over 2019 zonder rekening te houden met deze reserve. Daarnaast mag de fiscale coronareserve niet hoger zijn dan het te verwachten verlies in 2020 als gevolg van de coronacrisis. Door de mogelijkheid van het vormen van een fiscale coronareserve kan een teruggave van de eerder over 2019 betaalde en te betalen vennootschapsbelasting door middel van een nadere voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2019 worden gevraagd.

Het voordeel van de fiscale coronareserve is dat bedrijven niet hoeven te wachten totdat zij aangifte vennootschapsbelasting kunnen doen over het jaar 2020 (in 2021) en tevens een definitieve aanslag vennootschapsbelasting is opgelegd over 2019 om via verliesverrekening een liquiditeitsvoordeel te halen. Ten behoeve van deze maatregel wordt een wetswijziging voorbereid. Vooruitlopend op dit wetsvoorstel zal ik zo snel mogelijk een beleidsbesluit publiceren waarin ik duidelijk maak wat bedrijven moeten doen en welke voorwaarden gelden om aanspraak te maken op de fiscale coronareserve.

5. Uitstel inwerkingtreding wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap

In september 2018 heeft het kabinet het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap aangekondigd met een geplande inwerkingtreding per 2022. Dit wetsvoorstel beoogt fiscaal gedreven belastinguitstel te verminderen7, waar ab-houders/directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) nu gebruik van kunnen maken. Het wetsvoorstel maakt het belasten van schulden van de dga aan de eigen vennootschap die hoger zijn dan € 500.000 (exclusief eigenwoningschulden) mogelijk. Dit kan betekenen dat dga’s met een hogere schuld deze in de aanloop naar de inwerkingtreding van de wet willen aflossen tot in ieder geval de vastgestelde € 500.000. Vanwege de crisis kan dat op dit moment mogelijk lastiger voor hen zijn. Om dga’s hierin tegemoet te komen wil het kabinet de inwerkingtreding van de wet met één jaar uitstellen. Door de inwerkingtreding met één jaar uit te stellen tot 1 januari 2023 hebben dga’s tot 31 december 2023 (eerste peildatum) om te anticiperen op het wetsvoorstel. Deze wijziging wordt, samen met de andere aanpassingen naar aanleiding van de internetconsultatie en het advies van de Raad van State, meegenomen in het wetsvoorstel dat binnenkort aan de Kamer wordt gezonden.

6. Betaalpauze voor hypotheekverplichtingen

Een consument kan bij zorgen over de betaalbaarheid van zijn hypotheek met zijn kredietverstrekker verkennen welke oplossing het beste past bij de specifieke situatie. Eerder heeft het kabinet al gesproken met kredietverstrekkers over de mogelijkheden die zij zien om klanten tegemoet te komen die als gevolg van de coronacrisis worden geconfronteerd met een terugval in het inkomen en waar nodig te bekijken of en hoe kredietverstrekkers kunnen worden geholpen om dit te vergemakkelijken.8 Hierna informeer ik u over een op korte termijn vast te stellen en te publiceren beleidsbesluit waarin wordt voorzien in enkele goedkeuringen die ertoe strekken dat – onder voorwaarden – een tijdelijk uitstel van het betalen van de aflossing en rente voor de hypotheeklening voor de eigenwoningschuld (een betaalpauze) niet tot ongewenste fiscale gevolgen leidt.

Kredietverstrekkers vinden het gewenst hun klanten die als gevolg van de coronacrisis tijdelijk niet in staat zijn aan hun betalingsverplichtingen te voldoen de mogelijkheid te kunnen bieden tot een betaalpauze. Hierbij wordt uitgegaan van een pauze van maximaal zes maanden. In die periode hoeven deze klanten geen (of minder) rente en aflossing te betalen ter zake van hun hypotheek. Deze «achterstallige» annuïteiten dienen op enig moment wel alsnog te worden voldaan. Voor het behoud van het recht op fiscale aftrek van rente en kosten voor eigenwoningschulden is onder meer de wijze van inhalen van de uitgestelde aflossingen van belang. Voor hypotheken die op of na 1 januari 2013 zijn afgesloten en onder de fiscale aflossingseis vallen kan namelijk alleen aftrek van rente en kosten worden verleend indien de hypotheek in maximaal 360 maanden volgens een ten minste annuïtair schema wordt afgelost. Indien op enig moment een achterstand in de aflossing wordt opgelopen, is in de fiscale wetgeving vastgelegd op welke wijze en binnen welke termijnen die achterstand moet worden ingelopen. Als niet aan die eisen wordt voldaan, loopt de consument het risico dat het recht op aftrek van rente en kosten vervalt. Om het in bepaalde gevallen mogelijk te maken ook op een andere dan in de fiscale wetgeving vastgelegde wijze de aflossingsachterstand in te halen, zullen in het beleidsbesluit hiertoe twee goedkeuringen worden opgenomen.

Goedkeuringen in het beleidsbesluit

De eerste goedkeuring ziet op het zo snel mogelijk na afloop van de uitstelperiode van maximaal zes maanden vaststellen van een nieuw annuïtair schema op basis waarvan het inhalen van de aflossingsachterstand wordt uitgesmeerd over de resterende looptijd van de maximale termijn van 360 maanden van de lening. De huidige wettelijke regeling vereist dat een in 2020 opgelopen achterstand in de aflossing uiterlijk 31 december 2021 moet zijn ingehaald. Als dat niet lukt kan op basis van de wettelijke regeling een nieuw annuïtair schema pas per 1 januari 2022 worden vastgesteld.

De tweede goedkeuring die met de eerste samenhangt, is dat wordt toegestaan de resterende lening te splitsen waarbij voor de resterende hoofdsom zonder rekening te houden met de aflossingsachterstand het bestaande annuïtaire schema van toepassing blijft en voor het deel van de aflossingsachterstand een afzonderlijke (hypothecaire) lening met een eigen annuïtair schema wordt afgesloten waarbij de looptijd maximaal gelijk is aan de resterende looptijd van de oorspronkelijke hoofdsom. Afhankelijk van de draagkracht van de klant kan voor deze lening ook een kortere looptijd gelden. De huidige wettelijke regeling vereist dat voor de totale resterende hoofdsom een nieuw annuïtair schema wordt vastgesteld. Op basis van voornoemde wijze van inhalen hoeft het deel van de aflossingsachterstand (de maximaal zes maanden achterstand) niet per definitie te worden uitgesmeerd over de resterende looptijd, maar kan ook binnen bijvoorbeeld vijf jaar worden afbetaald. De overheid biedt hiermee meer mogelijkheden tot maatwerk.

Zoals hiervoor al is aangegeven zal naast de gemiste aflossingen ook de uitgestelde rente alsnog aan de kredietverstrekker moeten worden betaald. Deze uitgestelde rente is, indien deze uiteindelijk ook wordt voldaan, aftrekbaar volgens de reguliere fiscale regels. Afhankelijk van de vormgeving van het contract dat tussen de klant en de kredietverstrekker is gesloten op het punt van het inhalen van de uitgestelde rentebetalingen, kan het zijn dat deze rente aftrekbaar is op het moment van rentedragend schuldig worden (2020) of op het moment van feitelijke betaling (veelal in 2021, maar mogelijk deels ook in 2020 of latere jaren).

Geldigheid beleidsbesluit

Het beleidsbesluit zal gelden voor belastingplichtigen die zich tussen 12 maart en 30 juni 2020 melden of hebben gemeld bij hun kredietverstrekker en met hun kredietverstrekker een betaalpauze overeenkomen van maximaal zes maanden. Deze betaalpauze moet uiterlijk op 1 juli 2020 ingaan.

Onder nader te stellen voorwaarden kan ook voor betaalpauzes die sinds 12 maart al zijn overeengekomen en mogelijk deels al ten uitvoering zijn gebracht in de periode voorafgaande aan publicatie van het besluit gebruik worden gemaakt van de regeling zoals opgenomen in het beleidsbesluit.

Bezien zal worden op welke wijze en onder welke voorwaarden de regeling in het beleidsbesluit ook van toepassing kan worden verklaard op leningen waarvoor de fiscale aflossingseis geldt en die zijn aangegaan bij een ander dan een aangewezen administratieplichtige zoals een lening bij de eigen bv of een familielid.

Ten algemene merk ik nog op dat het voor de consument verstandig is om bij een situatie als deze na te gaan of een opgelegde voorlopige aanslag over 2020 en/of de voorschotbeschikking(en) toeslag(en) op basis van het eerder geschatte inkomen over 2020 moet(en) worden aangepast. Hiermee kan voorkomen worden dat in 2021 terugbetalingen moeten plaatsvinden.

Met voornoemd beleidsbesluit voorkom ik mogelijke nadelige fiscale gevolgen van een betaalpauze voor de hypotheek. Tegelijkertijd is het van belang dat de klant zich ervan bewust is dat een uitstel van betaling van de hypotheeklasten geen afstel is, en gevolgen heeft voor de maandlasten voor een langere tijd. Hier ligt vooral een voorlichtende rol voor de kredietverstrekker om te borgen dat de klant weet wat de consequenties zijn van de geboden maatwerkoplossing. In de gesprekken die de Minister van Financiën hierover met de kredietverstrekkers heeft gevoerd hebben kredietverstrekkers aangegeven hier een verantwoordelijkheid voor hun klant te voelen en in deze bijzondere situatie hun klant waar mogelijk met maatwerk te willen helpen. Daarnaast heeft ook de klant een eigen verantwoordelijkheid om goed geïnformeerd een besluit te nemen over een maatwerkoplossing. De Autoriteit Financiële Markten zal monitoren hoe de situatie zich ontwikkelt en of in de praktijk op gepaste wijze invulling gegeven wordt aan de belangen van de klant.

7. Budgettaire gevolgen

De in deze brief beschreven maatregelen hebben een effect van -4,0 miljard euro op het EMU-saldo van 2020. In de tabel zijn de budgettaire effecten van de maatregelen op het EMU-saldo weergegeven voor de jaren 2020 tot en met 2023. Bij de aanpassing van het gebruikelijk loon is sprake van een miljard lagere inkomsten in 2020. Door extra inkomsten in latere jaren resteert uiteindelijk een (incidentele) cumulatieve derving van 300 mln. euro. Bij de versoepeling van het urencriterium in 2020 is er geen derving van inkomsten t.o.v. de situatie voor de coronacrisis. Dit omdat deze tijdelijke steunmaatregel ervoor zorgt dat mensen die voor de coronacrisis recht zouden hebben op de zelfstandigenaftrek dat nu ook houden. Gezien de tijdelijke aard van de maatregel wordt het meergebruik van de zelfstandigenaftrek door deze maatregel ook op nihil geraamd. Door deze maatregel wordt voorkomen dat als gevolg van de coronacrisis tijdelijk extra belasting wordt geheven bij zelfstandigen waarvoor het niet mogelijk is om hun normale uren te maken. Het verhogen van de vrije ruimte van de werkkostenregeling in 2020 is een incidentele maatregel met alleen een derving in dit jaar.

De fiscale coronareserve zorgt voor een verschuiving van inkomsten tussen 2020 en 2021. Na 3 miljard lagere inkomsten in 2020 is volgend jaar juist sprake van 3 miljard euro hogere inkomsten. Het uitstel van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap zorgt voor een verschuiving van inkomsten tussen 2022 en 2023. Hogere belastingontvangsten in anticipatie op het wetsvoorstel zullen zich een jaar later voordoen. Ook het fiscaal mogelijk maken van de hypotheekbetaalpauze in 2020 zorgt voor een verschuiving van inkomsten, maar dan van 2021 naar 2020.

Het structurele effect van het pakket maatregelen op het EMU-saldo is nihil omdat het zonder uitzondering gaat om tijdelijke maatregelen. Voor alle maatregelen geldt dat het budgettaire effect van de maatregel opnieuw geraamd wordt als de maatregel bij de Tweede Kamer ingediend wordt via een wetsvoorstel. In dat geval wordt de raming ook gecertificeerd door het CPB.

Maatregel

Budgettair effect op het EMU-saldo (standen, in € mln.)

2020

2021

2022

2023

1. Gebruikelijk loon 2020 omlaag bij omzetdaling

– 1.000

100

100

100

2. Urencriterium versoepelen 2020

0

0

0

0

3. Incidenteel verhogen vrije ruimte werkkostenregeling naar 3% voor loonsom tot € 400.000 in 2020

– 50

0

0

0

4. Fiscale coronareserve vennootschapsbelasting

– 3.000

3.000

0

0

5. Uitstel inwerkingtreding wetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap

0

0

– 500

500

6. Hypotheekbetaalpauze fiscaal mogelijk maken in 2020

50

– 50

0

0

TOTAAL

– 4.000

3.050

– 400

600

8. Uitvoeringsgevolgen

De coronacrisis noodzaakt ertoe dat maatregelen onder hoge tijdsdruk worden uitgewerkt. De Belastingdienst heeft het pakket op uitvoeringsconsequenties beoordeeld, leidend tot de inschatting dat de maatregelen uitvoerbaar zijn. De Belastingdienst gaat de maatregelen daarom implementeren en uitvoeren. Zouden bij de uitvoering onvoorziene aspecten aan het licht komen die nadere besluitvorming behoeven, dan zal ik uw Kamer daarover uiteraard informeren. Op de precieze uitvoeringskosten is nog geen zicht maar de dekking zal worden gevonden op hoofdstuk IX van de Rijksbegroting in lijn met de begrotingsregels. De maatregelen die bij het pakket Belastingplan 2021 wettelijk uitgewerkt aan u worden voorgelegd gaan uiteraard vergezeld van uitvoeringstoetsen waarin de uitvoeringsconsequenties en uitvoeringskosten volledig in kaart zijn gebracht.

De gevolgen van de coronacrisis voor ondernemers en burgers zijn ingrijpend. Het kabinet probeert zodra er knelpunten gesignaleerd worden tot een oplossing te komen. Ik zal uw Kamer als dat aan de orde is, uiteraard infomeren over nadere maatregelen en over relevante ontwikkelingen in de uitvoering door de Belastingdienst.

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief


X Noot
1

Kamerstuk 25 295, nr. 257.

X Noot
2

Besluit van 15 september 2009, CPP2009/1799M.

X Noot
3

Om vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen als eindheffingsloon te kunnen aanwijzen mogen die vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen niet meer dan 30% afwijken van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is.

X Noot
4

Kamerstuk 25 295, nr. 239.

X Noot
5

Voor ondernemers in de inkomstenbelasting geldt dat de achterwaartse verliesverrekeningstermijn langer is. Een eventueel verlies kan namelijk worden verrekend met de winst van de drie voorafgaande jaren. Zij hebben dus meer mogelijkheden om in een eerder stadium een verlies uit 2020 te kunnen verrekenen.

X Noot
6

Kamerstuk 35 430, nrs. 25 en 26.

X Noot
7

Door geld te lenen kan een dga beschikken over de (liquide) middelen van de vennootschap zonder hierover belasting te betalen, in tegenstelling tot het uitkeren van dividend of toekennen van loon.

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen 2019/20, nr. 2243.

Naar boven